DERPS blad
BEHOORENDB BIJ
najjilem's dagblad
VAN
Maandag 13 Ootobor 1890.
iiaarlehmbr halletjes,
Sen Zaterdagavondpraatje.
xc.
Waarover zullen wij het ditmaal eens
hebben? Wel, over dat wat den men-
schen op dit oogenblik de meeste belang
stelling inboezemt Goed. Orer de
najaarsmodes? Neen, daar is het nog
te veel nazomer voor. Over den na
zomer dan? Neen, daarvoor is het
al te veel herfst. Maar waarover dan
Over de kom. Goed, we zullen
het hebben over de kom.
Over de kom van de gemeente, meen
ik. Laat mij probeeren, eens eene defi
nitie te geven van wat zoo'n kom eigen-
lyk is.
De kom van eene gemeente dat is
eigenlijk maar een denkbeeldig ding, net
zoo iets als de meridiaan van Green
wich. Het bestaat eigenlijk niet want
niemand heeft het ooit gezien, noch er
eene teekening van gemaakt, noch het
op muziek gezet; en het bestaat toch
eigenlijk wel, want men is het er lang
niet over eens. De kom van eene ge
meente is in het oog van sommigen
groot en in het oog van anderen klein,
en dat is wel merkwaardig over
het algemeen is dis kom in het oog van
grooten klein en in het oog van kleinen
groot. Wat ik daarmee bedoel, zal voor
den lezer die het nfi nog niet begrijpt,
zoo aanstonds wel duidelyk worden.
Bij Lei noemen van het woord kom
denkt de gewone mensoli allereerst
aan het voorwerp, dat men in hetdage-
lijksch leven een kom pleegt te noemen;
d. w. z. aan iets ronds, iets cirkelvor
migs. Als nu een vlieg op den rand van
zeo'n kom rondloopt, staat hij, na eene
voer een vlieg tamelijke vermoeiende
wandeling, weer op dezelfde plek, waar
hij zijne promenade begon. Zoo gaat het
ook dengene, die discussieert en debat
teert over de kom van de gemeente. Als
hy er esn uur over gepraat heeft, is hij
nog precies even ver.
Ik heb dan ook niet de pretentie, in
deze vijf kolommetjes de //kernkwestie"
te gaan uitmakenals ik dat kon zou ik
zeker al lang 's Woensdagsmiddags om de
twee of drie weken geregeld, te vinden
zijn op een van de groote, gemakkelijke
stoelen, achter een van de groene tafel
tjes op het Stadhuis.
Die beschrijving van de gemeentekom
die ik hierboven gaf, voldoet mijzelven toch
niet. Ik zal er dus eene andere deftaitio
voor geven en wel die van den Minister
van Financiën zelf. Deze ambtenaar
heeft in 1843 gezegd:
door de kom der gemeente moét teer
den verstaan de samenhangendegebouwde
agglomeratie eener gemeentezonder
daarbij te voegen de bevolking der huizen
die in de uitgestrektheid der gemeente
verspreid liggenenz.
Dat woord //agglomeratie" is treffend,
maar men kan het in officieele neder»
landsche staatsstukken nu eenmaal niet
zonder fransche woorden doen. Verbeel
je, alleen hollandsch! 't zou lijken, of
het geen staatsstuk was.
Wat is er nu aan de hand met die
kom-geschiedeois? Sedert jaren wordt de
kom van de gemeente Haarlem gerekend
hoogstens 36000 inwoners te bevatten.
Ku komt de heer Mr. R. H. J. Gallan-
dat Huet, raadslid op nonactief en be
weert: die berekening is mal, want ia
den laatsten tijd is Haarlem een aaneen
gesloten geheel en het aantal inwoners ia
de kom (en daardoor natuurlijk ook de
kom zelve) veel grooter geworden. De
heer Roelof Luyten had met 157 na
deren, datzelfde een jaar geleden al be
weerd, in een aan den Raad gericht adres.
Al deze 159 adressanten spraken den
wensch uit, dat de Raad zal verklaren,
dat de kom der gemeente uit minstens
48.000 zielen bestaat.
Waarom wenschen zij dat? Om deze
reden. De perioneele belasting, die, zoo
als men weet door het Ryk wordt ge
heven, wordt berekend naar zes ver
schillende grondslagen. Toor de geluk
kigen die ze niet droeve ervaring kennen,
volgen ze hier; het zijn: haardsteden,
dienstboden, paarden, huurwaarde, deuren
en vensters, meubilair. Nu betaalt iemand
dia in Amsterdam woont en twee dienst
boden heeft, voor dezen evenveel helas-
ting, als een ingezetene van Haarlem
voor 2 gedienstigen moet offeren. Ook
haardsteden en paarden worden den be
lastingschuldige in Amsterdam even hoog
aangerekend, als zijn lotgenoot in Haar
lem.
Maar anders is het gesteld met de
grondslagen//huurwaardedeuren en
vensters, en meubilair." In Amsterdam
behoeft geene personeele belasting te
worden betaald voor een huis dat 67
gulden en minder huur doet, terwijl in
Haarlem eene woning die 45 gulden
jaarlijksche huurwaarde vertegenwoordigt,
al belaBt wordt. Daar staat evenwel tegen
over, dat men te Amsterdam voor elke
deur en voor ieder venster 77 cents betaalt
en in Haarlem 62 cents. Terwijl in Am
sterdam het meubilair, aanwezig in per-
ceelen van minder dan ƒ100.huur
waarde, vrij is, betaalt men in Haarlem
reeds voor zijn meubilair, wanneer het
huis dat men bewoont, 55 huur doet.
Nu maakt de wet negen klassen voor
de verschillende gemeenten, wat hun
kom betreft. Haarlem is in de derde
klasse (kom van 24000 tot 36000 zie
len) Amsterdam is ia de eerste klasse
(kom van 48000 zielen an daarboven).
Het verzoek van de heeren Huet en
Luijten en 157 anderen is dus //Brengt
Haarlem in de eerste klasse der perso
neele belasting."
Wat geschiedt nu, wanneer dit ver
zoek door den Raad mocht worden toe
gestaan Eenvoudig dit^huizen van
weinig huurwaarde worden vrijgesteld
van belasting, evenals het meubilair in
die soort van huizen. Iemand wieDS wo
ning geschat wordt op b.v./66 huurwaarde,
zal geene belasting meer te betalen heb
ben, terwijl hij dat nu wèl doet.
De bedoeling van de adressanten is
zeer duidelijk zy willen den werkman
vrijgesteld zien van eene belasting, die
hem by zijne betrekkelijk geringe ver
diensten, zwaar valt. Dat streven is
zeer lofwaardig maar, de rest der
burgerij vaart er slecht bij. De kleine
winkelier b.v. wiens huurwaarde ƒ150
bedraagt, is niet gebaat integendeel, hij
moet méér betalen, omdat in de le
klasse een deur en een venster worden
berekend tegen 77 cent, dat is vijftien
cents meer dan hij thans betaalt. Rekent
men nu, dat zoo iemand in het geheel
tien deuren en vensters heeft, (ea dat
is weinig) dan betaalt hij wanneer de
gemeente in de eerste klasse wordt ge
plaatst, eén gulden vijftig meer. De men-
schen met groote huizen krijgen er nog
erger van langs. //Dat hindert hun niet,"
zullan de heeren Huet, Ruyten c. s. zeg- i
gen, „wie in een groot huis kan wonen,
kan ook wel veel belasting betalen."
Zeker als het allemaal renteniers
waren, maar winkeliers meete» een groot
huis hebben en dien gaat het toch in
dezen tijd niet zoo schitterend, dat men
•hun maar zoo ^mir nichts, dir nichts,"
meer belasting kan opleggen.
Ook de patenten worden duurder, hoe
hooger eene gemeente in de klassen der
personeele belasting komt. Wat is dus
het resultaat, dat voortspruiten zou uit
eene promotie van Haarlem tot do
hoogste klasse Dat sommigen zouden
worden ontheven van belasting, maar
daartegenover vele anderen beduidend
meer zouden moeten betalen en onder
die anderen zouden er velen zijn, dien
die verhooging even zwaar zou vallen,
als het belastingbetalen thans moeilijk
valt aan de laagste categorie dergenen,
die bijdragen in het personeel.
Nu is het niet te loochenen, dat waar
iets gedaan kan worden, om den min
derbedeelde te steunen en te helpen,
ieder weldenkende daartoe het zijne
moet bijdragen. Maar wat helpt het,
zoo men, den eenen arme ontlastende,
daardoor den andoren arme bezwaart
Immers niets.
En nu waar blijft dat meerdere,
dat zou moeten worden betaald, wan
neer de gemeente in de hoogste klasse
kwam
In de gemeentekas? Neen, naar den
Haag, in de Ryks-schatkist. Alleen de
zeventig epeeDten, die de gemeente op
de personeele belasting heft, komen ten
haren voordeele, de hoofdsom gaat naar
den Haag en wordt misschien gebruikt
om een kanaal te graven in Drente of
eon stadhuis te bouwen in Limburg.
*Maar," zullen de 159 adressanten
'wellichtj zeggen, waar bljjftj) dan de
billijkheid Men mag het jammer vin
den dat het lieve geldje grootendeels
naar den Haag gaat, maar als de kom
nu toch moer dan 48000 zielen telt, dan
moet naar recht en billijkheid de gemeente
Haarlem tooh in de eerste klasse wor
den geplaatst?"
Zeker als hot vaststaat, dat in
Haarlems kom meer dan 48000 zielen
wonen. Maar wie stelt dat vast De
wet wijst nergens dengene aan, die nu
eigenlijk met dis taak belast is. De mi
nister van Financiën schijnt daaraan hot
meeste te kunnen doen althans in 1887
ontving het Gemeentebestuur van Haar
lem door don Commissaris des Konings
de opmerking van Zyne Excellentie dat
sommige gemeenten te laag stonden in
de klassen der personeele belasting en
dat de Minister gaarne wilde we tea, of
do indertijd door het gemeentebestuur
gedane opgaven, volgens welke Haarlem
in de 3a klasse behoort, wellicht thans
verbetering behoefden.
Hot Gemeentebestuur antwoordde daar
op ontkennend, meende dat Haarlem
goed zat in de derde klasse en dat over
gaan niet gewsoscht en niet billijk was.
Dit schrijven, voorzien van motieven,
bleef onbeantwoord. Klaarblijkelijk had
zich de Regeering na onderzoek, met de
opvatting van Haarlem's gemeentebestuur
vereenigd.
Burgemeester en Wethouders stellen
dan nu ook aan den Raad voor, op deze
adressen afwijzend te beschikken, op grond
vooral, dat het voldoen aan den wensch
vaa adressanten ligt buiten de bevoegd
heid van den Gemeenteraad.
Men ziet dus, dat deze zaak maar
niet zoo in een ommezien te beoordeelen
en te beslissen is. Het spreekt vanzelf,
dat ieder zoo weinig belasting mogelijk
betaalt, en daarom zeiae ik: /degrooten
willen een kleine, de kleinen willen een
groote kom." Dat is evenwel de reden
niet, waarom B. en W. tegen de inwil
liging van het verzoek zijn gekant.
De 159 adressanten zyn wat //plus
royaliste que le roi" geweest. Zij willen
het Rijk bsvoordeelen, op eene wijze,
die, de correspondentie in 1887 gevoerd,
bewyst dat, door het Rijk zelf niet
wordt verlangd.
FIDELIO.