NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
8e Jaargang.
Zaterdag' 22 November 1890.
No. 2268.
ABONNEMENTSPRIJS
ADVERTENTIËN:
j. c.
Nabetrachting-
STADSNIEUWS.
Een Ambachtsschool te Haarlem.
BI VBOÏÏW VAI 111 311111.
N - £«r:
Voor Haarlem per 3 maandenf 1,20.
Franco door liet geheele Rijk, per 3 maanden 1,65.
Afzonderlijke nummers. 0,05.
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Bureau Kleiue Houtstraat No. 9, Haarlem. Telefoonnummer 122.
van 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 Cents.
Groote letters naar plaatsruimte.
Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
AbODnementen en Advertentiën worden aangenomen door
onze agenten en door alle boekbandelaren en courantiers.
Directeuren-Uitgevers J. C. PEEREBOOM en J. B. AVIS.
Hoofdagenten voor liet BuitenlandCompagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. BA IJ BE f CoJ OHN F. J ONES, SuccParijs 31 bis Faubourg Montmartre.
BttSHWaMSeSiH
Wij herinneren er beleefd,
doch nadrukkelijk, aan dat
wij Adver tenti n voor het Num
mer dat Zaterdag;avoiMls verschijnt,
na 12 uur des middags van dien dag-,
niet meer kunnen opnemen.
Met het oog op den drukken tijd,
zal men ons zeer verplichten door
zijne Advertentiën voor bovenbedoeld
Xuinmcr zoo spoedig- in o g e 1 ij k
in te leveren.
Directeuren- Uitgevers
van den
Gemeenteraad.
XVI.
Men weet uit ons raadsverslag, dat de
heer Macaré Woensdag alléén stond in
zijne beschouwingen over de Bank van
Leoning. De Commissarissen van die in
richting waren zoodanig overtuigd vau
do noodzakelykheid van haar bestaan,
dat zij zelfs niet ia overweging wilden
nemen de vraag: of de Baak van Lee-
niDg wellieht zou kunnen worden afge
schaft. Aan rente-verlaging kon niet
wordeD gedacht, omdat dan verlies zou
worden geleden en alleen toen de heer
Macaré voorstelde, dat voortaan de ge-
meontekas niet meer zou profiteeren, dan
een vaste rente van haar geld (3 k 3£
percent) en het overige van den winst,
onder een of anderen vorm, zou komen
ten goede van die categorie der ingeze
tenen die er voornamelijk gebruik van
maakt, alleen toen werd hij door drie
der Raadsleden gesteund. Toch was dit
natuurlijk niet voldoende, om zijn denk
beeld ingang te doen vinden.
De uitvoerigheid der beraadslagingen
snydt den Nabetrachter vrywel de pas
af tot het verkondigen van andere be-
Hchouwingen: daartoe heeft men de zaak
Woensdag te zeer van alle kanten be
keken. Ik zal mij dus moeten bepalen
tot het nabetrachten van iets, dat niet
in den Raad is behandeld.
Dit klinkt zonderling, maar is het in
werkelijkheid niet. Toen de Voorzitter
het lystje der ingekomen stukken las,
verwachtte ik daaronder te hooren aan
gekondigd een stuk van het raadslid
mr. R. H. J. Gallandat Huet.
Zooals men zich herinneren zal, hebben
wij den I7den Oct. j.l. aan den heer
Huet gevraagd, of hij aftrad als Raads
lid en daarop is ten antwoord gekomen,
dat de heer Huet zou afwachten da
vaststelling der notulen van de verga
dering, waarin zyn voorstel over de kom
der gemeente ia behandeld (en verwor
pen) en tevens te kennen gegeven, dat
hij nog iets te zeggen had. Die notulen
nu zijn goedgekeurd, maar wat de heer
Huet te zeggen had, is niet gebleken.
Dat stuk nu had ik gemeend, in de ver
gadering van Woensdag te zien inkomen.
Nu dat niet is geschied, wensch ik
wel eene opmerking te maken ten opzichte
van '8 heeren Huets houding tegenover
de kiezers en tegenover de gemeente.
Na de raadsvergadering van den 30sten
April, waarin de heer Huet zijn bekenden
aanval op 's Burgemeesters beleid deed,
is hij (de heer Huet) niet weer ter ver
gadering verschenen. Weliswaar heeft
hij in de eerst daaraanvolgende zitting
schriftelijk zijne meening te kennen ge
geven over de toen aanhangige zaken,
maar ook dat daarop gestaakt.
Sedert een half jaar dus neemt de
heer Huet aan de beraadslagingen van
het Raadscollege waartoe hij behoort,
niet meer deel. Sedert een half jaar is
derhalve door zyne schuld die Daad en-
Wat zeggen de kiezers hiervan? Is
het hun onverschillig, dat de man, dien
zij hebben afgevaardigd om hunne be
langen en dat van alle ingezetenen, te
behartigen, zich onttrekt aan de raads
vergaderingen ja, zelfs niet meewerkt
aan den zoo belangrijken arbeidde
vaststelling der begrooting Leggen zich
de kiezers hierbij néér Maar dat is
niet denkbaar. Dit is toch wel het
minste, wat de kiezers van een Raadslid
kunnen vorderen dat hij de vergade
ringen van den Raad bijwone tenzij
hy verhinderd mocht wezen door ziekte
of, desnoods, door gedwongen uitste-
digheid.
Geen dier twee motieven gelden hier.
De reden waarom de heer Huet niet
ter vergadering komt, is trouwens be
kend. Hijzelf heeft ons in het onder
houdt dat wij den 4den Sept. j.l met
den heer Huet hebben gehad, gezegd,
dat zyn positie als Raadslid onhoud
baar was.
JuistOnhoudbaar, dat is bet woord.
Maar waarom behoudt de heer Huet die
■positie dan Omdat hij nog iets te zeg
gen heeft Maar ieder ingezetene kan
aan den Raad, of aan wien ook, zeggen
wat hij te zeggen heeft. Daarvoor behoeft
men geen Raadslid te wezen
Ook tegenover de gemeente is 's heeren
Huets positie niet correct. Door zijn
voortdurend wegblijven toch is de Raad
niet voltallig, en nu moge men zeggen,
dat de 24 Raadsleden die wèl verschij
nen, het werk evengoed kunnen doen
en ook doen, maar men vergete toch
niet dat op den thans ledigen zetel van
den heer Huet, een ander zou kunnen
plaats nemen, die in het belang der ge
meente werkzaam zou zijn.
Men heeft mij herhaaldelijk gevraagd:
Voorziet de gemeentewet niet in het
geval van den heer Huet Ik heb
daarnaar onderzocht en van zeer bevoegde
zijde vernomen, dat nergens in de ge
meentewet het geval is voorzien, dat een
Raadslid zonder geldige reden, zich ont
trekt aan de beraadslagingen. Wil dus
de heer Huet niet aftreden, dan blijft
hij tot 1892 (het tijdstip zijner aftreding)
Raadslid.
Is dat gewenscht Is het de bedoeling
der kiezers, om op die manier te worden
vertegenwoordigd Dat kan niet zyn.
En zegt men mij, dat men moet af
wachten wat de heer Huet «nog te zeg
gen heeft", volgens het briefje van 17
October, dan antwoord ik„In Mei ver
klaarde de heer Huet, te zullen aftreden,
wanneer zijn rekest aan den Koning
eene ongunstige beschikking uitlokte.
De ongunstige beschikking kwam,
maar de aanzegging van ontslag van den
heer Huet kwam niet. In September kon
digde deze zijne demissie aan, in te dienen
na de behandeling van het voorstel der
kom. En in October verschuift de heer
Huet wederom zijn aangekondigd voor
nemen, omdat hij «nog iets te zeggen
heeft".
Is het wonder, dat velen met ons be-
twyfelen, of dit derde uitstel wel het
laatste zal wezen?
Door de vereeniging //Vooruitgang"
is ten vorigen jare de heer mr. R. H.
J. Gallandat Huet candidaat gesteld. Is
het nu niet de taak van deze vereeni
ging en ligt het niet op haren weg, om
uit te spreken eene motie, die aldus ge
steld zou kunnen zijn:
z/De kiesvereeniging //Vooruitgang",
//overwegende, dat het Raadslid mr. R.
z/H. J. Gallandat Huet zich reeds sedert
z/een halfjaar onttrekt aan de beraadsla
gingen van het Raadscollege, zonder door
z/ziekte of gedwongen afwezigheid daartoe
//genoodzaakt te zijn,
//noodigt hem uit zijn ontslag te nemen
ffal8 Lid van den Raad."
Haarlem 21 November 1890.
Naar ons uit goede bron wordt mede
gedeeld, zal de uitreiking door den Bur
gemeester, aan den majoor-commandant
der dd. schuttery van de medaille van
löjarigen dienst, aanstaanden Zondag
niet op de Groote Markt, maar op den
Stads-Doelen plaats hebben.
Teen wij meldden, dat deze plechtig
heid op de Greote Markt zou plaats
vinden, was dit officieel. Sedert is men
van plan veranderd.
De met Eere-diploma bekroonde in
zending van de Koepokinrichting alhier
ter Tentoonsteling tot bevordering
van veiligheid en gezondheid in fabrie
ken en werkplaatsen te Amsterdam, van
JuniSeptember 1890, onder hooge be
scherming van H. H. M. M. den Ko
ning en de Koningin, is ten geschenke
gegeven aan en geplaatst in hare inrich
ting, Ga8thuisve8t hoek Groot Heilig
land.
De inzending is voor een ieder ter
bezichtiging gedurende de maanden De
cember en Januari a.s., op Woensdag,
Donderdag en Vrijdag des namiddags
van 13 uur,mits men voorzien ia vaneen
bewijs van toegaDg, te verkrijgen hij den
directeur der inrichting, den heer P. S.
Frank, Jansweg 49 alhier.
De haarlemsehe zangvereeniging //Zang
genot" gat Donderdagavond in de groote
zaal dor scieteit wde Kroon" voor hare
talrijke kunstlievende leden, donateurs
en genoodigden een zeer welgeslaagd
concert met medewerking van mevrouw
Ophemert-Schwenke, eene hier ter stede
niet onbekende zangeres.
Met waardeering mag worden getuigd
van de koren, die blijkbaar ernstig onder
de bekwame leiding van hunnen direc
teur hadden gestudeerd.
Wat de soliste betreft, haar komt een
groot deel van het succes van den
avond toe.
De dank van de toehoorders voor het
genotene uitte zich herhaaldelijk in een
warm applaus.
Donderdagavond vergaderden in //We
ten en Werken" een aantal belangstel
lenden in zake de oprichting van een
Ambachtsschool hie» ter stede, eene
inrichting, waarvan doel en strekking
onzen lezers na het daarover reeds in
od8 blad geschrevene, voldoende bekend
zal zyn.
De heer D. de Clercq, president van
//Volksbelang", opende de vergadering
en deelde mede dat men hier over 't alge
meen belangstelde in de oprichting van
een ambachtsschool, o. a. had de wet
houder van onderwijs reeds zyn steun
beloofd. Spr. zou gaarne wenschen dat
de inrichting tot stand kwam. Vele
jongens, die nu op straat hun tijdverdrijf
zoeken, zullen dan nuttig en aangenaam
bezig gehouden kunnen worden, er zal
een grooten moreelen invloed op hen
uitgeoefend worden en als zij de inrich
ting verlaten en bij een baas op 't werk
komen, zijn zij nog op een leeftyd om zich
naar de oudere knechts te voegen. De
ambachtsschool moet zich bij 't lager
onderwijs aansluiten. Spreker stelt voor
om de voorloopige commissie thans te
ontbinden en een definitief' bestuur te
kiezen.
Een der aanwezigen verklaart zich als
werkman zeer goed met het denkbeeld
van een ambachtsschool te kunnen ver
eenigen. De kinderen genieten van hun
zesde tot hun twaalfde jaar het lager
onderwijs. Een ambachtsschool kan den
achterlijken tegemoet komen en zij, die
het onderwijs aan deze inrichting kunnen
volgen, zullen daarvan de resultaten
trekken bij het werk. Vooral het teekenen
achtte hij voor den werkman zeer nut
tig. Een werkman, die het teekenwerk
verstaat, werkt gemakkelijker dan hij,
die het niet verstaat. De arbeidswet is
oorzaak, dat vele patroons jongens bene
den zestienjarigen leeftijd weigeren aan
te nemen. Deze jongens leeren dus geen
handwerk en als zij later op het werk
komen, vervallen zy, nadat zij nog nau
welijks hamer en beitel ter hand geno*
meu hebben, in de nationale militie.
Velen worden dus geen werkman en
zyn dan later voor geregelden arbeid
ongeschikt. Ten einde raad, teekenen zij
dan maar voor den Oost. In dezen ver
keerden toestand kan een ambachtsschool
veel verbeteren, want daar leeren zij
alvast tot hun 16e jaar een beroep.
Daarom moet een ambachtschool door
Staat, gemeente en industrieelen worden
gesteund.
De heer de Clercq zegt, dat wat het on
derwijs betreft, dit ook zal bevatten teekon-
onderwijs, herhalings- en voortgezet lager
onderwijs. Hier kan zij op de Burger
avondschool volgen. Hy zou van de onver-
mogenden geen, maar van hen die het be
talen kunneD,eene kleine tegemoetkoming
willen vorderen. Bijv. op de amb. school
te Breda gaan velenwier ouders iets
moeten betalen, dat zou ook hier kunnen.
De voordracht van den heer de Groot
heeft do richting van het onderwijs en
het nut van een ambachtsschool voldoende
bekend gemaakt.
Den heer Von Saker gaat het am-
bachtsonderwijs zeer ter harte, maar bij
de oprichting kunnen eenige wenken
worden gegeven, om de zaak tot een
goed einde te brengen. Het onderwijs
moet zich bepalen tot wat strikt noodig
is, het moet grondig en noodzake
lijk zijn. Een ambaehtssohool zal nooit
Met de praktijk kunnen concurreeren.
Was het ambachtsonderwys hier ter
stede krachtig genoeg, dan zou men
den steun van een ambaehtssohool kunnen
ontberen. Hij zou den stichters echter
op 't hart willen drukken, de stichting
zoo eenvoudig mogelyk to houden, daar
by sommige dier inrichtingen de lief
hebberijen der directeuren wel eens een
rel spelen. Het oaderwijs moet grondig
zijn, er moeten geen fotfi^-smeden en
beeldhouwers maar smeden, timmerlieden
en meubelmakers worden gevormd. Er
FEUILLETON.
Naar het engelsch
van
JAMES WYTTON.
59
HOOFDSTUK XXXIII.
//Ja," zeide ik, //beiden liggen nog op dezelfde plek, waar zij
^•vallen zijn."
Hare vingers klemden zich nog vaster om mijn arm haar
hoofd liet zij vallen myn arm moest haar nu tot steun die
ren hare knieën knikten en konden haar niet meer dragen.
Geheel naar lichaam en geest uitgeput door de heftige tooneelen,
welke zij in de laatste dagen had moeten bijwonen, was zij niet meer
staat om het langer vol ^e houden.
Teeder sloeg ik mijn arm om haar heen en half dragende,
bracht ik haar naar de canapé, waarop ik haar voor de tweede
maal neerlegde.
Krampachtige zenuwschokken volgden elkaar met angstverwek
kende snelheid op en bewezen maar al te duidelijk, hoe zeer haar
zenuwgestel in de war was, en het berouwde mij, dat ik zooeven
gemeend had, dat zij sterk genoeg zou zyn, om het verhaal van
de vreeselijke gebeurtenissen van dien nacht aan te hooren.
Met teedere bezorgdheid boog ik mij over haar heen, hield haar
hand vast ea zeide, dat er geen reden was om baDg te zijn. Ik
zou bij haar blijven en over haar waken.
Mijne woorden en de drukking van mijn hand schenen haar
te troosten, want zij mompelde zachtjes voor zich heeD, alsof zij
in haar slaap sprak //Ja, ik ben niet bang, wanneer gij by my
zi'jt gij zult mij toch niet verlaten Hare oogen waren half
gesloten en bijna onmerkbaar beantwoordde zy de drukking van
mijn hand.
«Ik zal u nooit verlaten," fluisterde ik haar in het oor; whet
gevaar is voorbij; u zal geen leed meer geschieden," en eerbiedig
kuste ik haar op het voorhoofd.
//Geen leed zal mij nu geschieden, want H ij zegt het. H y is
tot mij gekomen ik dank God, dat H ij gekomen is."
Toen zij deze woorden gesproken had, sloot zij hare oogen en
viel in een rustigen slaap, mijn hand nog steeds in de hare
vasthoudend.
In de ure van zwakheid en vrees, had haar hart zich tot mij
gewend. In deze halve duisternis hadden wij onze liefde aan
elkear geopenbaard. Zij, de uitverkorene myns harten, zeide in de
donkerste ure van haar leven //H ij is tot mij gekomen, ik dank
u, o Goden deze woorden klonken mij als hemelsche muziek
in de ooren.
HOOFDSTUK XXXIV.
Terwijl ik de sluimerende gestalte gadesloeg, dacht ik er over
na, wat mij verder te doen stond.
Ik besloot om haar tot vier uur te laten slapen en haar dan
in den eenzamen, donkeren nacht, of liever morgen, wanneer de
maan reeds onder was, weg te voeren uit deze ellendige woning,
waar zij zooveel geleden had en haar dan te brengen naar mijn
eigen, gezellig ingericht huisje, dat ik ter harer beschikking zou
stellen, opdat zy daar niet meer mishandeld en zonder gebrek te
lijden, hare gezondheid zou kunnen herkrygen en van haar rust
en veiligheid zou kunnen genieten.
Zij sliep nog rustig, toen ik mij over haar heenboog hare
lange, zwarte, glanzende wimpers staken zeer af by de marmer
bleekheid van haar gelaat.
Zij ontwaakte niet door den kus, dien ik haar met teederheid
op het voorhoofd drukte; een glimlach verspreidde zich evenwel
over haar gelaat dat was alles.
Ik nam de kaars en begaf mij zonder gerucht naar buiten door
de achterdeur; ik vond weldra wat ik noodig had een emmer
water. Aan een spijker hing een stuk flanel, waarmee ik het bloed
van mijn gelaat en mijn jas afveegde. Ik kon natuurlyk de bloed
vlekken op mijn halfhemd niet doen verdwijnen, maar deze moeie-
lijkheid kwam ik te boven, door mijn zakdoek als een soort van
halfhemd te gebruiken, door dezen tusschen mijn vest te steken.
Vervolgens knoopte ik mijn jas tot aan mijn hals toe dicht en mijn
toilet was gemaakt, zoo goed en kwaad als ik dit tenminste ia