den geheelen tij! voorgezegd wat ze zeggen moest en hoewel ze half sliep, zei ze toch nog;/<lag lieve papa, hoe gaat het met u?" Abram kwam niet uitgeke ken aan haar en toen ze later al sliep, was hij nog gedurig bij haar. Ik was doodmoe en had zwaren hoofdpijn en ik zag er erg tegen op, den velgenden morgen 4 uur weer rast de eoack te moeten gaan tot 's middags 6. Maar het hoefde niet, want Abram was met een rijtuig met 4 paarden van Pretoria gekomen, dus konden we net zoo vraag en zoo laat gaan als we wilden. We zijn 's middags om 2 uur eerst wegge gaan en hebben gereden tot 's avonds 6 uur. Toen waren we in Paardenkop vandaar 's morgens weg om 8 uur tot we 's middags half 6 kwamen in Wit- poort. Woensdag tot Saoderton, Don derdag tot Heidelberg, Vrijdag tot Boks- burg en Zatarmicklag 5 uur waren we eindelijk in Pretoria. Op reis was ik nog 2 dagen ziek, u kunt denken, hoe naar dat was. Ik kou ook onmogelijk iets eten, want 'c was ellendige kost overal, eens kregen we witte boenen te •ten die er zoo uitzagen, dat toen de schaal open ging ik dacht, dat het gar nalen waren, wat natuurlijk veel stof tot lachen gaf. Er was een vriend van Abram meegegaanwat erg plezierig was. Het ging met zoo'n rijtuig wel langzaam, want met de coach, waar Carl direct mee doorgegaan was, waren we Dinsdag of Woensdag al thuis ge weest, maar 't was veel gemakkelijk* en erg gezellig. De weg was andore o©k niet mooi, niets dan rotsen ea nog eens rotsen en bar veel stof. In Heidelberg zagen we voer 't eerst weer eens boo- men, want onder weg was alles dorre hei. 't Gaf me steeds het idéé, of ik in den Zandvoortschen trein zat, want in de verte kan men Diet zies, dat het steen is ea ziet het, net ala de duinen, wit. We za;gen ook nog zoo'n kafferkraal en gingen eens in die hutten. Die worden geheel gemaakt van koemest en klei, dat kneden ze zoo maken ze vloeren, muren enz. De daken waven van riet. Mea meest bukken om er in te komen en er was niets ia, dan wat zakken meel ea turk- seh© tarwe, iets wat eok eigenlijk hun hoofd voedsel is. 't Was een gek gezicht al die zwarte, naakte kinderen en vrou wen te zien zitten en liggen. Ik deelde het lekkers, wat ik neg bij me had uit, wat eene erge traetatie voor hen was, want ze zijs dol op zoet en krijgen het natuurlijk nooit,. Alles wat we gezien en ondervonden hebben te schrijven is bepaald onmoge lijk. Jelui moesten allemaal maar eens overkomen, dan kon jelui dat allemaal ook eens zien. Op zekeren dag kwamen we onder weg aan eene «store", zooal3 ze dat hier noemen, en moesten we natuurlijk uit spannen, want de paarden moesten, ala ze 1% uur geloopen haddeD, natuurlijk weer eens rusten. Nu wilde heb toeval, dat de bewoner van de store een jood was en net op dien dag feest had, dus niet verkocht. Ze waren echter zoo goed, vuur voor me aan te laten maken en tafel te dekken en nu ging ik in hun keuke» zelf wat eten klaar maken, 't Was aardappelen met öavooie kool en gehakt en 't, smaakte lekker. Ook hadden we gekookte eieren bij ons en bier en brood, dus we konden ons wel schikken, 'c Water is hier slecht overal. Abram had vara alles meegebracht, lekkers, wijn, bier, limonade, kortom men kan niet bodeaken wat op reis lekker en nuttig is of hij bad het borden, kopjes, lepels, vorken en messen, alles en alles hij had prachtig gezorgd. De vol«erde w^ek schrijf ik wel alles over mijn huis on het leven hier. 't Is me nu zelf nog te vreemd om een oordeel te kunnen vellen en ik weet zelf nog Diet, wat alles kost en hoe alles gaat. Mijn huis is lief en mooi gemeubeld. Carl heeft eene kamer ervan genomen, wat me da eerste dagen erge drukte gaf, wast alles moest toen veranderd worden. Ik begin nu zoo'n beetje te wennen, dech plezierig vind ik het hier niet. De eerste dagen was ik nog bepaald oatroostbaar, doch au gaat het al beter. We eten om halftwee, dat geeft 's middags ten minste rust. 't Is hior over 't geheel erg smerig en stof fig, allemaal van dat roode zand, dat overal aan kleeft. Neen hoor, daar heeft men ia Holland toch maar geen begrip van en «Uarfey moet al het water zoo wat 10 miauten ver gehaald worden, er is gees drop in huis. 's Avoads ben ik altijd erg moe, want zoo doa geheelen dag loopen ben ik niet meer geweüd. We hebben een Kaffer voor het werk, maar die doet alles zoo vies, dat. ik 't meestal maar zelf doe. Ook nam Abram tog eene zwarte meid voor de kinderen, doch Corri wil er niets van weten, en ze is dan ook zoo hespottelijk dom, als men niet alles ol' 3 aaaal zegt, doet ze niets en begrijpt niets. Enfin, 't zal wel wennen, koop ik. De volgende week schryf ik wel wat meer, want ik heb nu geen tijd meer. Hart«l|jk dank voor al de brieven. We hebben 3 houden, 2 katten, 1 aap, 1 paard ca eirca 35 kippen. Wat eene menagerie, hé OORSPRONKELIJKE NOVELLE DOOlt W. F. Yan Termaeten. HOOFDSTUK II. Het Bal Masqué rusten van den dans. Hooge kamerschut ten namen alle tocht volkomen weg. Het bestuur heeft zich dezen keer eens goed gehouden, dikkertje," zei oen lang masker in een turksch kostuum tot een klein, eorpulent masker in een boe- reupakje. z, Jawel, lange pier/' kreeg hij ten ant woord, «maar dat is nog geen reden voor jeu om zoo op je teenen te gaan staan." «Blieft u vroeg de lange en boog zich zoo dreigend over den korte heen, dat doze de vlucht nam naar de zaal. Daar krioelde de bonte menigte reeds door elkander, in een mengelmoes van felle, schelle kleuren. Hier wandelde een Japanees met eene edelvrouw en maakte nu en dan een dartelen danspas, als om te laten zien, dat hij een jolige zoon was van het Rijk dier gele Aziatenachter hem aan kwam eei» boertje, met een masker als de kop van een bot en een pijpje in den schijnbaar tandeloozen mond die zwygend, in eenzaamheid, voort- kuierde, nu ea dan een troepje dat stond to praten of elkaar te plagen, opschrik kende met een schel geroep van: «bot, bot, IJ bot!" om daarna zijne pacifieke wanéeliog weer voort to zetten. Ginds ging eene heidensche priesteres, in een wit gewaad cg met groote gouden arm banden, aan den arm van een officier van het oostearyksche leger; dadr gaf een edelman zich af met eene waarzeg ster, maar wier kleeding waarschijnlijk fijner was dan de gewone dos van da vrouwen, wier bjdryf zij nabootste. Hon garen, Polera, Russen, dames uit den tijd van het Directoire en van h9t eerste keizerrijk, naast allerlei uniformen, fan tastische kostuums en dwaze vermom mingen, dat alles woelde opgewekt en jolig door ea laBgs elkaar. «Hei boertje," zei een roode domino, den vischmaa aanhoudende en hem fami liaar op den schouder kloppend, «ik heb een zooi bakvischjes voor je te koop," en meteen wees hij op een gezelschap dames, die druk pratend in z|jae nabij heid stonden. Dezen zeiden niets, maar door de openingen van het masker heen zag de roode domino menig paar toornige oogen fonkelen. «Dank je," zei de botboer, «'t zou zonde wezen. Bakvischjes moeten groot worden," en h|j wilde voorbijgaan, toen een der dames hem bij de mouw greep en met eene veranderde stem zei: «Och toe, boertje, kun jo ods van die roode domino niet verlossen «Neen, ik koop geen sprot," zei de boer met een hoofdbeweging naar den rooden demise, die een tamelijk klein mannetje was. De dames schaterden het uit en het boertje met zijn onveranderlijk viescheog«zicht verwijderde zich, ep kor ten afstaed gevolgd door den rooden domino, dio blijkbaar de gelegenheid af wachtte om zich te wreken. «Je vous cormais, belle masque," zei eon sierlijk uitgedoste Pool tot eene jonk vrouw in wit satijn, met een stem die veel te laag was om natuurlijk te kun nen zijn. Zij stak hem hare hand toe en hy beschreef op den handschoen de letters A. L. «Misgeraden," zei ze met En zijn wij niet allen ge maskerd In de Lange Begijnestraat stond op den avond van den loon November eeno haast eindelooze reeks van rijtuigen, waarvan sommigen met neergelaten gor dijntjes, opdat men niet van buiten af de costumes van degenon die er in zaten, zou kunnen zien. In weerwil van het vroege tijdstip, beloofde hot bal masqaé van de Vereeniging" geanimeerder te zijn dan ooit. Telkens achoyeo de rij tuigen een plaatsje op, om ten slotte op hunne beurt voor de dubbele deur van do sociëteit te komen, die voor deze ge legenheid geheel was geopend. Eene woe lige bende van opgeschoten jongens ver drong zich bij den ingang, met moeite in bedwang gehouden door de politie, om vooral goed het oog te hebben op do fantastische of bevallige, maar altijd ongewone kleeding der balbezoekers. Zoodra er een buitengewoon prachtig of kostbaar kostuum viel op te merken, ging j er onderdo gretige kijkers een «hè" van j een niet miader gemaakte stem, entoen bewondering op. zijne haüd even aanvattende, trok zij sqgI Men had, zorgvuldiger dan anders, en bevallig een W en een V. Daarop de geheele vestibule en de zaal keurig lachte zij helder en luid, nam den arm gedecoreerdde vestibule was als eene van haren eavalier en liet den verbluf ten serre gewordengesierd met tal van Pool alleen staan. planten en bloemen, waar tusschea uit! Het was werkelijk Willem Vervliet, hier en daar een marmeren beeld zieht «Wat is dat nu!" bromde Willem in baar werd. Hier waren de voetstappen ziehzelven, «is dat Anna Lagerweer onhoorbaar op het zachte tapyt, dat men i niet? ik zou er op gezworen hebben, voor deze gelegenheid had gespreid, en i dat ze het was. Maar neon, ze lachte gemakkelijke stoeltjes, sierlijke bankenzoo geheel anders, ze is het niet. Maar noodden in dezen frisschen atmosfeer totwie is het dan?" en zijn blik dwaalde door de zaal, om haar weer op te sporen. Maar in het gewoel kon hij haar niet meer terugvinden en bij wilde verder gaan, toen hjj op z|jn schouder werd getikt en, omziende, een ridder voor zich zag in een prachtig kostuum, dat e«ae keurige imitatie was van eene volledige wapenrusting. «Bonjour, Hugo," zei Willem zachtjes en de twee vrienden drukten elkaar de hand. «Zeg, heb jo haar al gezien?" vroeg Hugo haastig, hem medetrekkend in een hoek, waar z|j ongestoord konden praten. «Wie, haaro, je meent Adelheid ja neem me niet kwalyk, maar ik dacht aau een jonkvrouw, die het me verschrik kelijk intrigeert te weten wie ze is. Neen, ik heb Adelheid neg niet gezien, maar hoe kan dat ook? jZe heeft, ik ben er bijna zeker van, een heel ander kostuum aan dan ze eerst wou aantrekken. Ik heb expres mijn zuster haar nog eess laten polsen, maar ze heeft niets gezegd dan dat ze b|j haar plan bleef. Maar toch als ik Adelheid goed ken, dao komt ze vanavond niet als herderin «Eb waarom niet „M|jn waarde, omdat ze weet, dat w|j haar kostuam kennen." «Maar misschien vindt ze het niet eens onaangenaam, dat ze rekenen kan op twee bekenden als cavalier, warneer ze zich als herderin kostumeert I" «Ocb, vrindje, wat heb jij weinig be grip vaa meisjee-ideën, ik kan wel zien, dat je geen zusiers hebt. Vrouwe» hou den er niet van dat men hare geheimen doorgrondtwél willen zij die soatyds vertellen." We zullen zien. Laten we eve» door de zaal wandelea." «Ja, dat is goed." Langzaam gingen ze door de bonte menigte. Voortdurend sprak men hen aan, of plaagde hen, maar Hugo gaf geen of nagenoeg geen antwoord hij keek voortdurend om zich heen, ©f hy in een dier dames, die allen hetzelfde strakke, zwarte gezicht hadden onder het masker, Adelheid ook erkennen kon. «Hoe gaat het in Polen?" vroeg een matreos aan Willem. «Scheef,* zei deze. «De landrotten gaan varen en de matrozeo spitten den akker om." Daar is geen woord van waar bromde een hardlooper, en liet ayn bel letje aan Willems oor klinken. «Loop er dan maar oven heen, jij met je lange wandelsteltun," hernam Willem. Een eind verderop heette het«Zeg eensriddertjewas kijk jy benepen rond «Zyn vrouw is geschaakt," antwoordde Willem, want Hugo nam er geen notitie van. «Als jo haar svms gezien hebtze had groene oogen en blauw haar." «Naar zulke monsters kijk ik niet «Bah, wat flauwe praat," bremde Hugo wrevelig. «Kom, kom, wee3 nu niet zoo licht geraaktomdat je nu Adelheid zoo gauw niet kunt vinden, is dat nog geea reden om zoo stekelvarkeaachtig te wezen. Al lens wees wat joliger Hugo wilde antwoorden, maar plotse ling bleef hij staan on greep Willem by den arm. «K|jk, kijk, daar in den hoek Willem keek in de aangeduide richting en zag daar eene herderin, ia een aller liefst blauw ko8tumetjo een groote, roode strik prijkte op haren schouder. «Ja wezenlijk, het is haar figuur, en toch.,.. Hugo pas op ik vrees voor eene mys tificatie." «Maar ongeloovigo die jo bent, zie je dan haar armband niet dien smallen, gou den armband, dien ze Zondag ook droeg?" fluisterde Hugo, verrukt. «Wat! draagt ze den armband? Ik weet het Diet, maar heft komt nij erf verdaebt voor, Hugo. Pas op!" «Och komJij mei je bezwaren Daar bogi»t> de polonaise, ik ga haar vragen," en ouder de eerste tonen van de muziek schooft h$, zoo vlug hy kon door do menigte en naderde de groep, waarbij de herderin zich bevond. Bij haar stonden een zwarte domino en een bloemen verkoopstertje. "Mag een arme ridder de eer hebben met de sehoone herderin t« dansen zei Hugo met eene beleefde buigiug, maar zyn vreugde was zé» groot, dac hij or niet aan dacht zijn stem te ver anderen. Zij beog oven het hoofd, reikte hem de bouquet die zij in do hand droeg on legdode keurig gehanssckoeude vingers even in zijn arm, zonder een woerd te zeggen. Hage poogde vluchtig tiassehen haar masker te zien, maar dat gelukte hom niet, heft slooft te vast tegen het gezicht. Do eerste oogenblikbea wandelde zy zwijgend voert en sloten zieh aan bij do paren, die gereed waren om den dans te beginnen. «Zou z© nog beoa op my zyn dacht de arme jongen en, be- geerig om baar stem to hooren, zei hij «Vindft u de zaal van avond nieft keurig versierd?" «Zeker," zei ze kortaf, maar met een gemaakte stem. «Het moet lastig zijn om zijn stem to vorandereD," giDg Hugo ondeugend voort. «Mag ik uw naamletters tchrij- ven Zwygend reikte zy hem hare hand en hij teekeBde met den voorvinger even do letters A. V. Toen wachtte hij wat zy zou zeggen en hoorde met blijdschap, hoe zij achter baar masker lachte. «Hoe waet u dat?" vroeg ze, nog steeds met eene veranderdo stem. «De bracelet aan uw arm verraadt u I" Met een gebaar vaai sehrik maakte zij don armband los en stak dien in haar zak. «Hee dom van mijhoorde hij baar halfluid zeggen. «Maar wie is u dan?" zei ze. «Noem mij zooals u wilt, ridder Kur.o of Adelbert...." «Of Hugo, niet waar?" viel zy hem de rede en weer hoordo hij haar laohen. öe kous staat u vrij Maar waarom blijft gij uw stem veranderen, nu ik u toch al herkend heb «Voor de menachen om ons heen," kreeg hij tan antwoord. Inmiddels was de polonaise geëindigd en eindigde in eeno korte polka. Hugo was overgelukkigterwijl hij met de herderin door de zaal danste. Klaarblij kelijk was z|j niet boos meer over zijne onbescheidenheid in den Hout; niemand andera dan zij kon het wezen en ter sluiks nam by haar nog eens op. Ja, zij moest hot zijn: heft blonde haar, het kostuum en vooral de armband, dien zij bij vergissing had aangedaan,, bewezen het duidelijk genoeg. De muziek zweeg, de dans was geëin digd. Tot Hugo's leedwezen zag hij den zwarten domino en het bloemenmeisje vlak bij aan een tafeltje zitten hij had zeo graag de zaal nog eens met haar willen rondwandelen. Maar zij nam reeds hare hand van zyn arm en töoo hij vroeg: «Zullen we de zaal niet eens rondwandelen toen antwoordde ze al leen, nog altijd met veranderde stem: «Dank u, ik ben wat vermoeid." Zoo kon bij wel met anders, dan haar naar haar gezelschap brengen en met eene buiging afscheid nemen. AfscheidMaar tevens au revcirwant hij was niet voornemens later d&a tot den derden dans te wachten, om haar weer te vragen. Intussehen zocht hij naar Luitenant Yan Kuadort leek haar vervelend, met al zijn ge vatheid. Hoe benijdde zij Stine, die hij nu schilderde, in een nationaal kostuum, zooals niemand droeg, naar eene oude ets. Aeh, die Stine een totaal onbeschaafd kind, maar mooi 'a Nachts, als mama sliep, schreide Ottiliazij schreidde voor het eerst om haar profiel. Vandaag was er een grocte croquet-party op de weide achter het «Hotel du Nord." Sprottendorp had sedert het vorige jaar zijn «Grand Hótel" met ijverige kellners, hooge prijz©^ taaie biefstuk en oudbakken brood. De generaalsvrouw vond dit spel in da open lacht wel wat vrij, ea Ottilia geneerde aich in het b8gin om te springen en te loopen, maar slechts in 't begin. Halbert leidde hat spel de schoon© Stine was er niet bij, en Ottilia vermaakte zich kostelijk, hoewel zy nog wat onhandig was. Maar het stond haar zeker Diet slecht, want Halbert wierp haar bewonderende blikken toe. En toen zy elkander eens in volle vaart ontmoetten, riep bij haar op zijn bijna al te vrijposti- gen toon toe «Gij ziet er bekoorlyk uit, juffrouw Ottiliabij mijn eer, ik moet u schilderen Reeds waren zij elkaar weer voorbij. Ottilia had wel een jubel kreet willen geven, hoewel hij eigenlijk onbeschaamd was. Maar ohij vond haar bekoorlijk, niettegenstaande haar leelijk profiel 1 «Gij wilt tochNu, natuurlijkDaartegen verzetten jong© meisjes zieh nooit." Zoo sprak hij den volgenden morgen over de zaak. «Als mama het goedvindt." Die zal misschien tegenspartelen, maar toestaan zal zij het toch." Wat sprak hij met. weinig respect van mama! Zij «spartelde tegen," maar hij had gelyk mama stond het ten slotte toch toe. Natuurlijk kwam zij altijd mee naar het geïmproviseerde atelier, waar het beeld der sehoone Stine byna gereed op den ezel stond niet zeer gelijkend doer het geïde aliseerde nationale kestuum. «Friesch Yisschersmeisje" luidde thans de titol voor den kunsthandel. Ottilia zou in nieuwerwetseh zomer-costuum geschilderd wor den, met een grooten strookoed en eeno groote, roode parasol «plein air." Van het atelier was niet veel te maken, men kon er slechts teekenera. De zaak vorderde langzaam, misschien omdat Ottilia te ver legen was. Eens op een dag het was snikwarm onder het dak van het «Hótel du Nord" wischte en veegde hij telkens aan de lijneD, die reeds op het doek stonden. Ottilia werd bang en benauwd met Stiue's portret was aij zoo gauw klaar geweest! Maar Slice was ook mooi Daar wierp hij opeens het houtskool neer en stormde op Ottilia aan «Ik kan niet meer Ottilia ik kan u Diet schilderen gy hebt geen profiel maar dat doet er niet toe ik heb u lief en ik weet, dat gij mij ook liefhebt ik weet het!" En tot do verschrikte mama riep hij «Verontrust u niet, mama; wij gaan trouwen met elkaar; alles is in orde!" Alles lostte zich naar ieders genoegen op. Weliswaar waren de generaal en zijne vrouw een weinig ongerust over de keus van hunne dochter een kunstenaar met zulke vrije maniereB. Maar hij verzekerde, dat Ottilia zijn hart had veroverd door hare natuurlijke lieftalligheid, hare bescheidenheid en echte vrouwelijk heid. Zy was grootgebracht in een kring van strengere levensop vatting, maar dat was een geluk voor hem. Hij had ook een ruim inkomen, en zoo viel er geen enkele wanklank in het geluk van het jonge paar. Met een bezwaard hart stond Ottilia voor het schilderij, waatoe zij haren man tot model had gezeten. Nu had hij haar toch ge schilderd, gewoonweg als «studie", en wel als studie naar een voorbeeld van een beroemd portret van Herkower, geheel in 't wit, op een lichten achtergrond, geen spoor van kleur, behalve het haar en het gezicht. Halbert meende, dat de bloeiende teint, het rosachtige haar en de schitterende oogen van Otillia voor deze proef bizonder geschikt waren. Het schilderij was zesr schoon uitge vallen, maar het was Otillia nietzij had een vreemdeD, juist gevormden mond gekregen, een phantasiemond. En zoo kon zij de vreugde van haren man ever bet goed ge slaagde portret niet recht deelen. Hij bemerkte het en werd ernstig. «Gij zijt toch niet boos, Ottilia Gij moet toch uw verstand gebruikenik schilder immers niet voor pleizier, maar ona er mee te verdienen". Zy hield zich in en verzekerde, dat zij rle zaak in orde vond. Goedmoedig en onschuldig als hij was, vervolgde hij «Ik weet toch eene studie, waarvoor gij zoo, juist zooals gij zijt, geschikt zoudt zyn als Bacchante, wijnranken in de losse haren, een tijgervel om de naakte schouders, de lippen uitstekende naar een antieken beker". «Neen, neen!" riep zij heftig en verschrikt. Nauwgezet en streng opgevoed, ontstelde zij over deze voor stelling. Boveedien zou immers haar leelijke groote mond dan eerst recht uitkomen. «Gij zijt kinderachtig", z8ide hij glimlachend, «voor de kunst heeft eene Bacchante evenveel waarde als elk beeld. Ik bad overigens nog een ander idee, maar dan z®udt ge misschien wer kelijk boos wordea". «Nu, als ge het toch al hebt, spreek or dan ook maar over". «Neen, liever niet." Maar 't was duidelyk, dat hij reeds in de voorstelling opging en hij kon ze niet verzwygen. «Een zoo getrouw mogelijk portret van u, met die goede, trouwe, ronde, schitterende, dicht bij elkaar staande oogen die zijn n. 1„ het karakteristieke in uw gezicht en naast u een aardig mopsje, dat ook zulke oogen heeft*. Otillia kromp ineen. (Slot volgt,)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1891 | | pagina 6