den geheelen tij! voorgezegd wat ze
zeggen moest en hoewel ze half sliep,
zei ze toch nog;/<lag lieve papa, hoe gaat
het met u?" Abram kwam niet uitgeke
ken aan haar en toen ze later al sliep,
was hij nog gedurig bij haar. Ik was
doodmoe en had zwaren hoofdpijn en
ik zag er erg tegen op, den velgenden
morgen 4 uur weer rast de eoack te
moeten gaan tot 's middags 6. Maar
het hoefde niet, want Abram was met
een rijtuig met 4 paarden van Pretoria
gekomen, dus konden we net zoo vraag
en zoo laat gaan als we wilden. We
zijn 's middags om 2 uur eerst wegge
gaan en hebben gereden tot 's avonds 6
uur. Toen waren we in Paardenkop
vandaar 's morgens weg om 8 uur tot
we 's middags half 6 kwamen in Wit-
poort. Woensdag tot Saoderton, Don
derdag tot Heidelberg, Vrijdag tot Boks-
burg en Zatarmicklag 5 uur waren we
eindelijk in Pretoria. Op reis was ik
nog 2 dagen ziek, u kunt denken, hoe
naar dat was. Ik kou ook onmogelijk
iets eten, want 'c was ellendige kost
overal, eens kregen we witte boenen te
•ten die er zoo uitzagen, dat toen de
schaal open ging ik dacht, dat het gar
nalen waren, wat natuurlijk veel stof
tot lachen gaf. Er was een vriend van
Abram meegegaanwat erg plezierig
was. Het ging met zoo'n rijtuig wel
langzaam, want met de coach, waar
Carl direct mee doorgegaan was, waren
we Dinsdag of Woensdag al thuis ge
weest, maar 't was veel gemakkelijk*
en erg gezellig. De weg was andore o©k
niet mooi, niets dan rotsen ea nog eens
rotsen en bar veel stof. In Heidelberg
zagen we voer 't eerst weer eens boo-
men, want onder weg was alles dorre
hei. 't Gaf me steeds het idéé, of ik in
den Zandvoortschen trein zat, want in
de verte kan men Diet zies, dat het
steen is ea ziet het, net ala de duinen,
wit. We za;gen ook nog zoo'n kafferkraal
en gingen eens in die hutten. Die worden
geheel gemaakt van koemest en klei, dat
kneden ze zoo maken ze vloeren, muren
enz. De daken waven van riet. Mea meest
bukken om er in te komen en er was
niets ia, dan wat zakken meel ea turk-
seh© tarwe, iets wat eok eigenlijk hun
hoofd voedsel is. 't Was een gek gezicht
al die zwarte, naakte kinderen en vrou
wen te zien zitten en liggen. Ik deelde
het lekkers, wat ik neg bij me had uit,
wat eene erge traetatie voor hen was,
want ze zijs dol op zoet en krijgen het
natuurlijk nooit,.
Alles wat we gezien en ondervonden
hebben te schrijven is bepaald onmoge
lijk. Jelui moesten allemaal maar eens
overkomen, dan kon jelui dat allemaal
ook eens zien.
Op zekeren dag kwamen we onder
weg aan eene «store", zooal3 ze dat hier
noemen, en moesten we natuurlijk uit
spannen, want de paarden moesten, ala
ze 1% uur geloopen haddeD, natuurlijk
weer eens rusten. Nu wilde heb toeval,
dat de bewoner van de store een jood
was en net op dien dag feest had, dus
niet verkocht. Ze waren echter zoo goed,
vuur voor me aan te laten maken en
tafel te dekken en nu ging ik in hun
keuke» zelf wat eten klaar maken,
't Was aardappelen met öavooie kool en
gehakt en 't, smaakte lekker. Ook hadden
we gekookte eieren bij ons en bier en
brood, dus we konden ons wel schikken,
'c Water is hier slecht overal.
Abram had vara alles meegebracht,
lekkers, wijn, bier, limonade, kortom
men kan niet bodeaken wat op reis
lekker en nuttig is of hij bad het
borden, kopjes, lepels, vorken en messen,
alles en alles hij had prachtig gezorgd.
De vol«erde w^ek schrijf ik wel alles
over mijn huis on het leven hier. 't Is
me nu zelf nog te vreemd om een oordeel
te kunnen vellen en ik weet zelf nog
Diet, wat alles kost en hoe alles gaat.
Mijn huis is lief en mooi gemeubeld.
Carl heeft eene kamer ervan genomen,
wat me da eerste dagen erge drukte
gaf, wast alles moest toen veranderd
worden. Ik begin nu zoo'n beetje te
wennen, dech plezierig vind ik het hier
niet. De eerste dagen was ik
nog
bepaald oatroostbaar, doch au gaat het
al beter. We eten om halftwee, dat
geeft 's middags ten minste rust. 't Is
hior over 't geheel erg smerig en stof
fig, allemaal van dat roode zand, dat
overal aan kleeft. Neen hoor, daar heeft
men ia Holland toch maar geen begrip
van en «Uarfey moet al het water zoo
wat 10 miauten ver gehaald worden, er
is gees drop in huis.
's Avoads ben ik altijd erg moe, want
zoo doa geheelen dag loopen ben ik niet
meer geweüd. We hebben een Kaffer
voor het werk, maar die doet alles zoo
vies, dat. ik 't meestal maar zelf doe.
Ook nam Abram tog eene zwarte meid
voor de kinderen, doch Corri wil er
niets van weten, en ze is dan ook zoo
hespottelijk dom, als men niet alles
ol' 3 aaaal zegt, doet ze niets en begrijpt
niets. Enfin, 't zal wel wennen, koop
ik. De volgende week schryf ik wel wat
meer, want ik heb nu geen tijd meer.
Hart«l|jk dank voor al de brieven.
We hebben 3 houden, 2 katten, 1 aap,
1 paard ca eirca 35 kippen. Wat eene
menagerie, hé
OORSPRONKELIJKE NOVELLE
DOOlt
W. F. Yan Termaeten.
HOOFDSTUK II.
Het Bal Masqué
rusten van den dans. Hooge kamerschut
ten namen alle tocht volkomen weg.
Het bestuur heeft zich dezen keer
eens goed gehouden, dikkertje," zei oen
lang masker in een turksch kostuum tot
een klein, eorpulent masker in een boe-
reupakje.
z, Jawel, lange pier/' kreeg hij ten ant
woord, «maar dat is nog geen reden
voor jeu om zoo op je teenen te gaan
staan."
«Blieft u vroeg de lange en boog
zich zoo dreigend over den korte heen,
dat doze de vlucht nam naar de zaal.
Daar krioelde de bonte menigte reeds
door elkander, in een mengelmoes van
felle, schelle kleuren. Hier wandelde een
Japanees met eene edelvrouw en maakte
nu en dan een dartelen danspas, als om
te laten zien, dat hij een jolige zoon was
van het Rijk dier gele Aziatenachter
hem aan kwam eei» boertje, met een
masker als de kop van een bot en een
pijpje in den schijnbaar tandeloozen mond
die zwygend, in eenzaamheid, voort-
kuierde, nu ea dan een troepje dat stond
to praten of elkaar te plagen, opschrik
kende met een schel geroep van: «bot,
bot, IJ bot!" om daarna zijne pacifieke
wanéeliog weer voort to zetten. Ginds
ging eene heidensche priesteres, in een
wit gewaad cg met groote gouden arm
banden, aan den arm van een officier
van het oostearyksche leger; dadr gaf
een edelman zich af met eene waarzeg
ster, maar wier kleeding waarschijnlijk
fijner was dan de gewone dos van da
vrouwen, wier bjdryf zij nabootste. Hon
garen, Polera, Russen, dames uit den tijd
van het Directoire en van h9t eerste
keizerrijk, naast allerlei uniformen, fan
tastische kostuums en dwaze vermom
mingen, dat alles woelde opgewekt en
jolig door ea laBgs elkaar.
«Hei boertje," zei een roode domino,
den vischmaa aanhoudende en hem fami
liaar op den schouder kloppend, «ik heb
een zooi bakvischjes voor je te koop,"
en meteen wees hij op een gezelschap
dames, die druk pratend in z|jae nabij
heid stonden. Dezen zeiden niets, maar
door de openingen van het masker heen
zag de roode domino menig paar toornige
oogen fonkelen.
«Dank je," zei de botboer, «'t zou
zonde wezen. Bakvischjes moeten groot
worden," en h|j wilde voorbijgaan, toen
een der dames hem bij de mouw greep
en met eene veranderde stem zei: «Och
toe, boertje, kun jo ods van die roode
domino niet verlossen
«Neen, ik koop geen sprot," zei de
boer met een hoofdbeweging naar den
rooden demise, die een tamelijk klein
mannetje was. De dames schaterden het
uit en het boertje met zijn onveranderlijk
viescheog«zicht verwijderde zich, ep kor
ten afstaed gevolgd door den rooden
domino, dio blijkbaar de gelegenheid af
wachtte om zich te wreken.
«Je vous cormais, belle masque," zei
eon sierlijk uitgedoste Pool tot eene jonk
vrouw in wit satijn, met een stem die
veel te laag was om natuurlijk te kun
nen zijn. Zij stak hem hare hand toe
en hy beschreef op den handschoen de
letters A. L. «Misgeraden," zei ze met
En zijn wij niet allen ge
maskerd
In de Lange Begijnestraat stond op
den avond van den loon November eeno
haast eindelooze reeks van rijtuigen,
waarvan sommigen met neergelaten gor
dijntjes, opdat men niet van buiten af
de costumes van degenon die er in zaten,
zou kunnen zien. In weerwil van het
vroege tijdstip, beloofde hot bal masqaé
van de Vereeniging" geanimeerder te
zijn dan ooit. Telkens achoyeo de rij
tuigen een plaatsje op, om ten slotte op
hunne beurt voor de dubbele deur van
do sociëteit te komen, die voor deze ge
legenheid geheel was geopend. Eene woe
lige bende van opgeschoten jongens ver
drong zich bij den ingang, met moeite
in bedwang gehouden door de politie,
om vooral goed het oog te hebben op
do fantastische of bevallige, maar altijd
ongewone kleeding der balbezoekers.
Zoodra er een buitengewoon prachtig of
kostbaar kostuum viel op te merken, ging j
er onderdo gretige kijkers een «hè" van j een niet miader gemaakte stem, entoen
bewondering op. zijne haüd even aanvattende, trok zij sqgI
Men had, zorgvuldiger dan anders, en bevallig een W en een V. Daarop
de geheele vestibule en de zaal keurig lachte zij helder en luid, nam den arm
gedecoreerdde vestibule was als eene van haren eavalier en liet den verbluf ten
serre gewordengesierd met tal van Pool alleen staan.
planten en bloemen, waar tusschea uit! Het was werkelijk Willem Vervliet,
hier en daar een marmeren beeld zieht «Wat is dat nu!" bromde Willem in
baar werd. Hier waren de voetstappen ziehzelven, «is dat Anna Lagerweer
onhoorbaar op het zachte tapyt, dat men i niet? ik zou er op gezworen hebben,
voor deze gelegenheid had gespreid, en i dat ze het was. Maar neon, ze lachte
gemakkelijke stoeltjes, sierlijke bankenzoo geheel anders, ze is het niet. Maar
noodden in dezen frisschen atmosfeer totwie is het dan?" en zijn blik dwaalde
door de zaal, om haar weer op te sporen.
Maar in het gewoel kon hij haar niet
meer terugvinden en bij wilde verder
gaan, toen hjj op z|jn schouder werd
getikt en, omziende, een ridder voor zich
zag in een prachtig kostuum, dat e«ae
keurige imitatie was van eene volledige
wapenrusting. «Bonjour, Hugo," zei
Willem zachtjes en de twee vrienden
drukten elkaar de hand.
«Zeg, heb jo haar al gezien?" vroeg
Hugo haastig, hem medetrekkend in een
hoek, waar z|j ongestoord konden praten.
«Wie, haaro, je meent Adelheid
ja neem me niet kwalyk, maar ik dacht
aau een jonkvrouw, die het me verschrik
kelijk intrigeert te weten wie ze is. Neen,
ik heb Adelheid neg niet gezien, maar
hoe kan dat ook? jZe heeft, ik ben er
bijna zeker van, een heel ander kostuum
aan dan ze eerst wou aantrekken. Ik
heb expres mijn zuster haar nog eess
laten polsen, maar ze heeft niets gezegd
dan dat ze b|j haar plan bleef. Maar
toch als ik Adelheid goed ken, dao
komt ze vanavond niet als herderin
«Eb waarom niet
„M|jn waarde, omdat ze weet, dat w|j
haar kostuam kennen."
«Maar misschien vindt ze het niet eens
onaangenaam, dat ze rekenen kan op
twee bekenden als cavalier, warneer ze
zich als herderin kostumeert I"
«Ocb, vrindje, wat heb jij weinig be
grip vaa meisjee-ideën, ik kan wel zien,
dat je geen zusiers hebt. Vrouwe» hou
den er niet van dat men hare geheimen
doorgrondtwél willen zij die soatyds
vertellen."
We zullen zien. Laten we eve» door
de zaal wandelea."
«Ja, dat is goed."
Langzaam gingen ze door de bonte
menigte. Voortdurend sprak men hen
aan, of plaagde hen, maar Hugo gaf geen
of nagenoeg geen antwoord hij keek
voortdurend om zich heen, ©f hy in een
dier dames, die allen hetzelfde strakke,
zwarte gezicht hadden onder het masker,
Adelheid ook erkennen kon.
«Hoe gaat het in Polen?" vroeg een
matreos aan Willem.
«Scheef,* zei deze. «De landrotten
gaan varen en de matrozeo spitten den
akker om."
Daar is geen woord van waar
bromde een hardlooper, en liet ayn bel
letje aan Willems oor klinken.
«Loop er dan maar oven heen, jij met
je lange wandelsteltun," hernam Willem.
Een eind verderop heette het«Zeg
eensriddertjewas kijk jy benepen
rond
«Zyn vrouw is geschaakt," antwoordde
Willem, want Hugo nam er geen notitie
van. «Als jo haar svms gezien hebtze
had groene oogen en blauw haar."
«Naar zulke monsters kijk ik niet
«Bah, wat flauwe praat," bremde Hugo
wrevelig.
«Kom, kom, wee3 nu niet zoo licht
geraaktomdat je nu Adelheid zoo gauw
niet kunt vinden, is dat nog geea reden
om zoo stekelvarkeaachtig te wezen. Al
lens wees wat joliger
Hugo wilde antwoorden, maar plotse
ling bleef hij staan on greep Willem by
den arm. «K|jk, kijk, daar in den hoek
Willem keek in de aangeduide richting
en zag daar eene herderin, ia een aller
liefst blauw ko8tumetjo een groote, roode
strik prijkte op haren schouder. «Ja
wezenlijk, het is haar figuur, en toch.,..
Hugo pas op ik vrees voor eene mys
tificatie."
«Maar ongeloovigo die jo bent, zie je
dan haar armband niet dien smallen, gou
den armband, dien ze Zondag ook droeg?"
fluisterde Hugo, verrukt.
«Wat! draagt ze den armband? Ik
weet het Diet, maar heft komt nij erf
verdaebt voor, Hugo. Pas op!"
«Och komJij mei je bezwaren
Daar bogi»t> de polonaise, ik ga haar
vragen," en ouder de eerste tonen van
de muziek schooft h$, zoo vlug hy kon
door do menigte en naderde de groep,
waarbij de herderin zich bevond. Bij
haar stonden een zwarte domino en
een bloemen verkoopstertje.
"Mag een arme ridder de eer hebben
met de sehoone herderin t« dansen
zei Hugo met eene beleefde buigiug,
maar zyn vreugde was zé» groot, dac
hij or niet aan dacht zijn stem te ver
anderen. Zij beog oven het hoofd, reikte
hem de bouquet die zij in do hand droeg
on legdode keurig gehanssckoeude vingers
even in zijn arm, zonder een woerd te
zeggen.
Hage poogde vluchtig tiassehen haar
masker te zien, maar dat gelukte hom
niet, heft slooft te vast tegen het gezicht.
Do eerste oogenblikbea wandelde zy
zwijgend voert en sloten zieh aan bij
do paren, die gereed waren om den dans
te beginnen. «Zou z© nog beoa op my
zyn dacht de arme jongen en, be-
geerig om baar stem to hooren, zei hij
«Vindft u de zaal van avond nieft keurig
versierd?"
«Zeker," zei ze kortaf, maar met een
gemaakte stem.
«Het moet lastig zijn om zijn stem
to vorandereD," giDg Hugo ondeugend
voort. «Mag ik uw naamletters tchrij-
ven
Zwygend reikte zy hem hare hand en
hij teekeBde met den voorvinger even
do letters A. V. Toen wachtte hij wat
zy zou zeggen en hoorde met blijdschap,
hoe zij achter baar masker lachte.
«Hoe waet u dat?" vroeg ze, nog steeds
met eene veranderdo stem.
«De bracelet aan uw arm verraadt u I"
Met een gebaar vaai sehrik maakte zij
don armband los en stak dien in haar
zak. «Hee dom van mijhoorde hij
baar halfluid zeggen.
«Maar wie is u dan?" zei ze.
«Noem mij zooals u wilt, ridder Kur.o
of Adelbert...."
«Of Hugo, niet waar?" viel zy hem
de rede en weer hoordo hij haar
laohen.
öe kous staat u vrij Maar waarom
blijft gij uw stem veranderen, nu ik u
toch al herkend heb
«Voor de menachen om ons heen,"
kreeg hij tan antwoord.
Inmiddels was de polonaise geëindigd
en eindigde in eeno korte polka. Hugo
was overgelukkigterwijl hij met de
herderin door de zaal danste. Klaarblij
kelijk was z|j niet boos meer over zijne
onbescheidenheid in den Hout; niemand
andera dan zij kon het wezen en ter
sluiks nam by haar nog eens op. Ja, zij
moest hot zijn: heft blonde haar, het
kostuum en vooral de armband, dien zij
bij vergissing had aangedaan,, bewezen
het duidelijk genoeg.
De muziek zweeg, de dans was geëin
digd. Tot Hugo's leedwezen zag hij den
zwarten domino en het bloemenmeisje
vlak bij aan een tafeltje zitten hij had
zeo graag de zaal nog eens met haar
willen rondwandelen. Maar zij nam reeds
hare hand van zyn arm en töoo hij
vroeg: «Zullen we de zaal niet eens
rondwandelen toen antwoordde ze al
leen, nog altijd met veranderde stem:
«Dank u, ik ben wat vermoeid." Zoo
kon bij wel met anders, dan haar naar
haar gezelschap brengen en met eene
buiging afscheid nemen.
AfscheidMaar tevens au revcirwant
hij was niet voornemens later d&a tot
den derden dans te wachten, om haar
weer te vragen. Intussehen zocht hij naar
Luitenant Yan Kuadort leek haar vervelend, met al zijn ge
vatheid.
Hoe benijdde zij Stine, die hij nu schilderde, in een nationaal
kostuum, zooals niemand droeg, naar eene oude ets.
Aeh, die Stine een totaal onbeschaafd kind, maar mooi
'a Nachts, als mama sliep, schreide Ottiliazij schreidde voor
het eerst om haar profiel.
Vandaag was er een grocte croquet-party op de weide achter
het «Hotel du Nord." Sprottendorp had sedert het vorige jaar
zijn «Grand Hótel" met ijverige kellners, hooge prijz©^ taaie
biefstuk en oudbakken brood. De generaalsvrouw vond dit spel
in da open lacht wel wat vrij, ea Ottilia geneerde aich in het
b8gin om te springen en te loopen, maar slechts in 't begin.
Halbert leidde hat spel de schoon© Stine was er niet bij, en
Ottilia vermaakte zich kostelijk, hoewel zy nog wat onhandig
was. Maar het stond haar zeker Diet slecht, want Halbert wierp
haar bewonderende blikken toe. En toen zy elkander eens in
volle vaart ontmoetten, riep bij haar op zijn bijna al te vrijposti-
gen toon toe
«Gij ziet er bekoorlyk uit, juffrouw Ottiliabij mijn eer, ik
moet u schilderen
Reeds waren zij elkaar weer voorbij. Ottilia had wel een jubel
kreet willen geven, hoewel hij eigenlijk onbeschaamd was. Maar
ohij vond haar bekoorlijk, niettegenstaande haar leelijk
profiel 1
«Gij wilt tochNu, natuurlijkDaartegen verzetten jong©
meisjes zieh nooit." Zoo sprak hij den volgenden morgen over
de zaak.
«Als mama het goedvindt."
Die zal misschien tegenspartelen, maar toestaan zal zij het toch."
Wat sprak hij met. weinig respect van mama!
Zij «spartelde tegen," maar hij had gelyk mama stond het
ten slotte toch toe. Natuurlijk kwam zij altijd mee naar het
geïmproviseerde atelier, waar het beeld der sehoone Stine byna
gereed op den ezel stond niet zeer gelijkend doer het geïde
aliseerde nationale kestuum. «Friesch Yisschersmeisje" luidde
thans de titol voor den kunsthandel.
Ottilia zou in nieuwerwetseh zomer-costuum geschilderd wor
den, met een grooten strookoed en eeno groote, roode parasol
«plein air." Van het atelier was niet veel te maken, men kon er
slechts teekenera.
De zaak vorderde langzaam, misschien omdat Ottilia te ver
legen was.
Eens op een dag het was snikwarm onder het dak van het
«Hótel du Nord" wischte en veegde hij telkens aan de lijneD,
die reeds op het doek stonden. Ottilia werd bang en benauwd
met Stiue's portret was aij zoo gauw klaar geweest! Maar Slice
was ook mooi
Daar wierp hij opeens het houtskool neer en stormde op Ottilia
aan «Ik kan niet meer Ottilia ik kan u Diet schilderen
gy hebt geen profiel maar dat doet er niet toe ik heb
u lief en ik weet, dat gij mij ook liefhebt ik weet het!"
En tot do verschrikte mama riep hij «Verontrust u niet,
mama; wij gaan trouwen met elkaar; alles is in orde!"
Alles lostte zich naar ieders genoegen op. Weliswaar waren
de generaal en zijne vrouw een weinig ongerust over de keus
van hunne dochter een kunstenaar met zulke vrije maniereB.
Maar hij verzekerde, dat Ottilia zijn hart had veroverd door hare
natuurlijke lieftalligheid, hare bescheidenheid en echte vrouwelijk
heid. Zy was grootgebracht in een kring van strengere levensop
vatting, maar dat was een geluk voor hem. Hij had ook een
ruim inkomen, en zoo viel er geen enkele wanklank in het geluk
van het jonge paar.
Met een bezwaard hart stond Ottilia voor het schilderij, waatoe
zij haren man tot model had gezeten. Nu had hij haar toch ge
schilderd, gewoonweg als «studie", en wel als studie naar een
voorbeeld van een beroemd portret van Herkower, geheel in 't wit,
op een lichten achtergrond, geen spoor van kleur, behalve het
haar en het gezicht. Halbert meende, dat de bloeiende teint, het
rosachtige haar en de schitterende oogen van Otillia voor deze
proef bizonder geschikt waren. Het schilderij was zesr schoon uitge
vallen, maar het was Otillia nietzij had een vreemdeD, juist
gevormden mond gekregen, een phantasiemond.
En zoo kon zij de vreugde van haren man ever bet goed ge
slaagde portret niet recht deelen. Hij bemerkte het en werd
ernstig.
«Gij zijt toch niet boos, Ottilia Gij moet toch uw verstand
gebruikenik schilder immers niet voor pleizier, maar ona er mee
te verdienen".
Zy hield zich in en verzekerde, dat zij rle zaak in orde vond.
Goedmoedig en onschuldig als hij was, vervolgde hij
«Ik weet toch eene studie, waarvoor gij zoo, juist zooals gij zijt,
geschikt zoudt zyn als Bacchante, wijnranken in de losse haren,
een tijgervel om de naakte schouders, de lippen uitstekende naar
een antieken beker".
«Neen, neen!" riep zij heftig en verschrikt.
Nauwgezet en streng opgevoed, ontstelde zij over deze voor
stelling. Boveedien zou immers haar leelijke groote mond dan
eerst recht uitkomen.
«Gij zijt kinderachtig", z8ide hij glimlachend, «voor de kunst
heeft eene Bacchante evenveel waarde als elk beeld. Ik bad
overigens nog een ander idee, maar dan z®udt ge misschien wer
kelijk boos wordea".
«Nu, als ge het toch al hebt, spreek or dan ook maar over".
«Neen, liever niet."
Maar 't was duidelyk, dat hij reeds in de voorstelling opging
en hij kon ze niet verzwygen.
«Een zoo getrouw mogelijk portret van u, met die goede, trouwe,
ronde, schitterende, dicht bij elkaar staande oogen die zijn n. 1„
het karakteristieke in uw gezicht en naast u een aardig mopsje,
dat ook zulke oogen heeft*.
Otillia kromp ineen. (Slot volgt,)