HET MOPSJE. tweede bead, Gebrek aas Smaak. De Dochter van den Kapitein. FEUILLETON. - 4 BEHOORENDE RIJ HAARLEM'S DAGBLAD VAN Maandag 12 Jan, 1891. III. Ia de laatste weken mochten we wer kelijk onzen landgeneoten niet hot var wijt maken, gebrek aan smaak te hebben. Wie maar een epen oog had voor <ae sierlijke oe losse bewegingen onzer schaatsenrij ders, moest wel bekennen dat een volk, dat in dit edel vermaak- zijn behagen schept, een waar enthousiasme toont, ook wei tot andero goade neigingen te krij gen is. Het is al'IeS maar een kwestio van tijd ea gewoonte, alles immers wat ongewoon, nieuw of vreemd sebij/.c, wordt aanvankelijk" met een zekeren achter docht beschouwd, osi alras, waauoer het goede e'ma gebleken is, het volle bur gerrecht te verkrijgen. Nu, wij Hollan ders zijn voor aile nieuwigheden altijd een weinig huiverig, en we gaan nimmer zooals het heet „over één nacht ijs", be halve misschien ia da eigenlijke betee- kenis van het gezegde. Is dio dagen van ijsvermaak, wansoer ik het geheele huisgezin, vrienden en kennissen, naar de ijsbanen sag trekken en zij mij moederziel alleen met u hoop werk te huis lieten, hield ik hot ook niet lang uit, maakte aae diets dat 'i werk wel liggon kon bleven, riat niet elk jaar zulke prachtige ijsbawen opleverde, kort om, voordat ik het zelve wist, had mjjn „tweede ik" het reeds goed gevonden en mo vrijaf gegeven. Geprefitecrd hebben we allen, het werk heeft er wel onder geleden, maar nimmer hadden we onder houdender tafelgesprekken, wanneer on der het middagmaal ieder zijne tochten en wederwaardigheden vertelde, allen natuarlyk met /kleuren als boeien" en met een eetl&st, waar de beste bereke ningen van onze keukenmeid bij faalden. Maar ook van het goede kaa men wel eens to veel krijgen en ik verlang er naar, mijne wandelingen weer te hervat tan, hetgeen zeer zeker de wenseh van alle //ware" wandelaars zal zijn. Als ik me goed herinner, dateert mijn laatste wandeltocht van eenige dagen vóór St. Nikolaas. Ik maakte toen een stadswandeling, bekeek de winkels, deed hier en daar eens inkoopen on maakte zoo ongemerkt eea geheelen middag zoek. Er waren nogal zoo eenige cadeautjes te koopen behalve myne naaste bloed verwanten en eenige vrienden, has ik nog een paar lieve nichtjes, die in de eerste plaats bedacht moesten worden. De eerste voor wien ik een winkel bin nen ging, was mijn vriend B., die, pas getrouwd, mij zyn aood klaagde, over nu niemand zal 't raden, over de slechte keus en de weinig praktische dingen, die men hem bij gelegenheid van zijn huwe lijk had gestuurd. ,/Ja, zie je," zeide mijn vriend, ,/wat heb ik nu b. v. aan die meesto geschen ken, het zijn alle eadeaux in zilver en .kristal geweest, mijne vrouw heeft er maar werk mee om ze glimmend te hou den in haar glazenkast. Daar kregen we zooeven vier, zegge vier taartenlepels cadeau, behalve wat we dubbel kregen in wijnkarafien, messenleggers, dessert mesjes en hoe 't al heet. Er was niemand, die er aan dacht om ons iets nuttigs te geven, laat staan iets practisch, het moest alles pronk zijn. Nu vraag ik je eens, vervolgde mijn vriend in één adem door, wat donken de meosehen wel van my, om iemand met een inkomen van J 1800, vier taartenlepels te zenden?" Ik kon tegen zyne bewering niet veel inbrengen en maakte my er van af, door te zeggen, dat mea met zulk een gelegenheid toch slseht iets alle daagsch kon geven, hos practisch hot ook mocht zijn. Daar mijn oude kaas- raad aiij vertelde, dat hij nog eei? pen dule, een parapluie-standaard en wat al meer hougnoodige zaken miste, besloot ik hem eens een fraai uurwerk bij ge legenheid van het St. Nikolaasfeest te zenden. Zoo gezegd zoo gedaan, en de ©ndergeteekende stapte een horloge winkel binnen om daar een inkoop ts dosis. In een ommezien stond de toonbank vel klokken en pendules, maar nu kwam juist de grootste moeilijkheid san mij werd meer speelgoed dsn pesdules ver toond, en v&u vorm- of eenig saaaak- begrip scheen ds fabrikant hoe-genaamd geen idéé gehad te hebben. Zoo toonde men mij eea klok waarvan het bovenstuk bestond uitten schommel, waarop een zwarte jufier door eeis dito particuliere zoowel als onzsr rijksver zamelingen, en er is werkelijk niet veel moeite voor noodig om van hem een verklaard voorstander van die kunst vormen to maken. Laten daarom alle kunsiindustrieeien zieh weer op die oude «doKulijke vormen toeleggen, laten zij alle uithooaï8ohe vormen verbannen, daar wij onzen eigen stijl, ome Rollandscke renais sance, bezitten, die in eere gehouden moot worden I Laten verder onze meu belfabrikanten niet mser ih duitscho meu- belpatroonbookon grasduinen, doch zijn zij onmachtig eene goede teekening te leveren, zij roepen de hulp in van een degelyken are&itect, en het succes zal niet uitblijven. Het volgende jaar zag ik op de expo sitie van „Kunst zij ons Doel" een schrijl- lensonaar, welke naar bet ontwerp van een bouwkundige hier ter stede ge maakt was; het was een lust dit meu beltje te zien, hoe uitstekend was het gomodolieei J, welk een keurige verdee- heer maar hees es weer werd geschem- ÜDg van de bovenkastroaar het was maar altijd door, zonder *phouden, j ook. gemaakt ooor een bekwaam ontwer- zoodat 't me op het laatst groen en geal i per en dit missen we bij <le meeste meu- voor de oogen werd, en ir: dit genre j bolatukkeii, die we ztv dagelijks ie zien ging het altijd raaar verder, hondjes ji,etkrygéu. H.k meubelfabrikant moeji zich beweeglijke staart en kop, molens mee kunnen associceren met een architect, steeds draaiende wieken, kinderen, die i zijn werk zou elke mededinging vao het maar altijd doorwiptea locomotieven I buitenland met glans üoorataao, diezelfde in vollen gan,~ 1 -:"u alles om iemand zse- aiek to maken. //Eu worden die dinges nog al verkocht?" waagde ik te vragen. i/Omeneer, dat soart pendules gaat zeer gGed, we verkoopea er 7eei vaR," kreeg ik ten antwoord. z/Maar ik heb nog iets dat u nog meer zal bevallen," en iegelijk kwam de win keljuffrouw met een groot wapenschild aandragen, waarin een rond gat was aan gebracht, dat een wijzerplaat bevatte. z/Hoe vindt u dit wel o, meneer, het is zoo'n fraai stuk, aileen deze week verkochten we er wel zeven van, ea freule Y. dweepte er zoo mede, dat ze het terstond wenechte mede te neme». Nu, dwepen kon ik er lang niet mede, daar de vorm van dit schild niet in zijne lijnen harmonieerde met dien van de wijzerplaat. Het trok dan ook zoo de aandacht hoe goed onze Delftsche porceleiiafa- briek dit begrepen heeft door eea uur werk in een pul te fee vestigen, waar van geen der lijnen in strijd was met den cirkelvorm der wijzerplaat. Niet alleen was het geheel fraai, Kaar het wat harde blauw werd door den rijk gemonteerden koperen rand der plaat goed getemperd. Evenzoo het bevestigen van een paar candelafeers in eec paar delftsche vazen maakte een verrassend effect. Dit was zuiver hollandsck werk en kon met de beste fransche luxe artikelen in stijl en vooral in prijs wed ijveren. Ik zal u maar het verhaal van wat ik in de overige winkels zag, besparen, ik zal maar zwijgen van die couranten (in porcelein) tot asnhbakjes of bloemtuiltjos vervormd met ezelsooren oris, eu waar we een studie in gebroken schrift voor ons hebben. Op een der aschbakjes staat et Nieuw van de ag, tien- uizend plaren per Dag, op een ander staat ari-var-i wat charrivarri beteekent. Gebakken rozen, dozen in den vorm van een menagerie of tramwagen met luxe papier. Met dit eene voorbeeld der Delft sche faïence fabriek, dat succes had, met een ander, de tentoonstellingen van meu belen in het Paleis van Velksrlijfc, waarbij sommige fabrikanten het ingezondens viermaal verkocht zagen, is wel aange toond, dat wij Hollanders lang niet wars zijn van goed en degelijk werk. Wat een uitgebreid arbeidsveld staat er neg voor onze kunstindustrie opeD, wanneer men maar gelieft dezen goedea weg verder te betreden, welk een schat van oude kunstvormen kunnen dan op onze nieuwe luxe-voorwerpen worden toege past. Geen Hollander of hij is nog niet zóo verbasterd dat hij zich niet voelt aangetrokken door die voorwerpen uit vorige eeuwen, die kunstjuwcoleD onzer architect moest zich met het plaatsen dor meubelen en de stofieering belasten, en onze woaingen zouden met dezelfde onkosten or heel wat beter uitziöD. Ik noem kier slechts de meubelmakers, doch bijna elk vakman zou een architect kun nen raadplegen om ons werkelijk iets gestyleerds te vertoosen. En ook deze architecten zou do fa- brikast niot noodig hebben, onze gegoede klassen zou mes van smakeloosheid sist belichte», dö stroom v>.u prullen zou ge heel ophouden, de een- ea twee-guldens- bazars zouden kunne keper-vergulde s a ui story en «iet meer kwijt rakeu als.... <fe grondslag van hot schoonheidsgevoel, 23.m. goed on degolijk teekenonderricht, bij ona volk niet to veel entbrab. Reeds op de lagere school, de plaats waar het geheele volk zij se eerste opvoeding bekomt, moeten de indrukken zóo zijn, dat ae blijven, daar moeten de eerste beginselen vaa het schoonheidsgevoel gekweekt worden eu, met takt, in het kiad ongemerkt een zuiveren blik voor het scboo3e en goede gebraeht. Do lagere schoei moet eenmaal Uet lichtpuat worde® ia den duisteren nacht van smakeloosheid on onkunde op kunstgebied, in deze leerscbool zullen weer eenmaal do kracht en de geest ontwik keld worden waarmede Nederland een tweede eeuw van kunst en roem tege moet zal gaa». Een gouden eeuw, als eenmaal die van F/.ecW/K. Hendrik, met haar breede schaar van kunstenaars en geleerden, zullen we dan weer beleven eu de nieuweron zullen onze eer even goed ophouden als hunne voorzaten dit zoo schitterend dedea. Daarom niet ge wanhoopt; zal eenmaal het toekenonder- wija niet een bijvak maar een hoofdvak zijn, dan zal het toekomstig geslacht de vruchten plukken van ons streven naar het ware en sehoone. Een Wandelaar. Twee jaar was ik stuurman geweest aan boord van den schoener Jessieka pitein Martin, die geregeld vaarde tus- schen Sydney, Nieuw Zuid Wales en Hobarttown, van Diemena land. Onze bemanning bestond gewoonlijk uit zes koppen. Er was geen tweede stuurman. Een jaar, voor ik mij had laten aanmon steren, was zy overrompeld geworden door vluchtelingen uit de strafkolonie, en to@D zij twee of drie dagen later weer herno men werd, had men haar behoorlijk van wapenen voorzien. Op de reis, die aanleiding gaf tot de gebeurtenis die ik u ga vertellen, kwam des kapiteins dochter voor het eorst aan boord, nadat zij eenige jaren op een kostschool had doorgebracht. Do schoener werd naar haar gedoopt en wanneer een schip op iets irotsch kou zijn, dan kon de Jessié zich beroemen J op het goeue uiterlijk van het meisje wier naam bij droeg. Miss Martin was een typisch engelsch meisje en even schoon als de scUooüste harer zusters op het land. Zij was toen negentien jaar oud, gezond en vroolijk, en het was een waar geneesmiddel voor een ziek meyjsch oin haar te hooren zingen en lachen. Daar onze reizen kort waren, hadden wy me98tal dezelfde bemanning gedurende geruimen tijd kunnen behouden; maar op deze reis was dat anders. Twee van de oudsten waren ziek geworden, terwyl wij aan laden wareD, een derde was op geheimzinnige wijze verdwenen, en op den dag dat wij in aee zouden steken, ging de kok met een boot naar land. Dat was echter nog zoo erg niet, de vier vacante plaatsen waren weder eren spoe dig bezet. Als kok kregen wij eeu ando- ro.'j neger met ecnu goedé aan beveling, terwijl do drie matrozen engelsch spra ken en van engelsche afkomst waren. Wanneer men een bemanning ontvangt van een aanmonsteriagakantoor, mort de kapitein het met haar uiterlijk zoo nauw niet nemen. Wanneer zij zijn, wat zij beweren te zyn, moet hem dat genoog wezen, onverschillig of het geheels zoodje krombeenig, scheeioogig, kaalhoofdig of gebocheld is. Het i3 hetzelfde als wan neer de stuurman mannen aan den wal aanwerft. Wanneer hy maar ziet dat hot zeelui zijn, moot hij verder niet meer verlangen. Do drie zeelui, die ik aan wierf veor deze reis, zagen er heel on gunstig uit, en ik zou niet op mijn ge mak geweest zyu, wanneer ik alleen in hun gezelschap was geweest, maar ik nam ze zooals ze waren. Op zoo zouden zij hun post en kunne bevelen hebben, eu de tucht van een koopvaardijschip drukt alia uitingen van weerspannigheid tegen officieren den kop ia. Oaze bemanning bestond nu uit zes matrozen, kapitein, stuurman en kok, eu juffrouw Jess bracht het getal op tien. Hot is een afstand van 500 mijlen van Sydüey tot Hobarttownmaar zoo- dra wij Kaap Howe gepasseerd waren, hadden wij de kust in 't zicht en wisten waar wij schuilen konden als er storm ophanden was. Onze bemanning was ijverig aan 't werk, het weder begun stigde ons en drie dagen long ging alles zoo glad als 't maar zijn kon. Ik had twee vau de oudere en een van de Dieuwe mannen onder mijne bevelen en don vierden n-icfet toen wij recht voo den boeg liepen, boog de asan aan het rad, die Needham heette, en die verscheidene reizen had gemaakt, naar mij over en zeide z, Mijn heer Loring, ik wilde u wel eens ergens over spreken." „Goed, wat is er „Ik vertrouw die nieuwe mannen niet, mijnheer." „Waarom?" „Zy steken hunne hoofden te dikwijls by elkaar, mijnheer, en ze hebben met Bill en Tom gesproken, mijn oude maats, tot zy hen geheel hebben overgehaald. „Waartoe?" „Wel, mijnheer, over zeeroovers en eilanden en schatten en al zulke dingen meer. Ik sprak niet met hen en zy spra ken niet met mij en daarom vertrouwen zo me niet, maar ik kan 't niet helpen en geloof', dat er iets niet in den haak is." Ik was noch verwonderd noch veront rust. Zeelieden bespreken altijd zulken onzin onder elkander en aan boord is er altijd een, die op de gelegenheid loert om een wit voetje te krijgen. Needham was afgetrokken en zonderling, zooals ik de mannen had hooren zeggen en daarom had het trio niet tegen hem gesproken. Ik daoht eens over de zaak na, be dankte toen de man voor zij De inlichting en vroeg hem zijne oogen open te hoü den. Wij hadden den geheelen nacht een lichte bries en de volgende dag was het fraai weer. Van middag tot middernacht hadden wij een stijve koelte en op den morgen van den zesden dag waren wy onder de kaap. Toes ging de wind vlak ligges-; en den geheelen dag zou geen veertje hebben bewogen. Ik had de nieuwe mannen nauwkeu rig bewaakt, sedert Needham zijne ver denking opperde; maar er was niets te bemerken, dat zijne vermoedens had kun nen bovestigon. Zij waren gewillig, stipt en onderworpen ea ik liet alle gedach ten aan eenige samenzwering varen on van Needham hoorde ik ook niets meer. De wacht van den kapitein was van achten tot twaalven. Om negen uur lag ik in mijn hangmat, de kapitein zat een pijp te rooken en Jess was in de kajuit bezig met een handwerkje. Er was thans geen wind, terwijl de nacht helder en do hemel met sterren was bezaaid. Er stoed een man aan 's stuurrad, maar 't was meer voor dcu vorm, want hij had niets te doen. Pio t seli ng, r-j rv: ij 1 de kapi t e in o ver het halfdek wandelde, riep er iemand op da voorplecht „moordEr volgde een worsteling en een plons en een wanho pige stam riep uit het water: „Muiterij aan boord, kapitein kijk uit Het was de stem van Needham, die doorstoken was en overboord geworpen. Het volgende oogenblik zag de kapi tein alle mannen voor den mast met handspaken en ander tuig gewapend. De tiegerkok was bij hen en de oude man begreop spoedig, dat, or volslagen mui terij was uitgebroken. Zonder een woord te spreken sprong hij omlaag in de ka juit en grendelde de zware deuren achter zich. Ik had het rumoer gehoord en was nu gekleed on zoo waren wij, de kapi tein, Jess en ik, tegelijk gevangen. „Muiterij, Loring I" riep de kapitein, toen ik de dokkajuit binnentrad. „Wa pen u, en we zullen den schurken een lesje geven, dat hen zal heugen." Nauwelijks had hij gesproken of hij werd in den rechter schouder door een kogel getrofien en een kogel op mij af gevuurd, ging rakelings langs mijn hoofd. Een der muiters had door bet open zol dergat gevuurd. De kapitein wankelde naar de sofa en in ee?i ommezien had ik het licht uit en het zware bovenluik dichtgetrokken, zoodat we nu veilig waren. Wat er ge beurd was behoeft geen uitlegging. De bemanning had zich van deu schoener meester gemaakt en Needham was ver moord geworden omdat hy niet aan het complot had medegedaan. Iki had een revolver en ik wïlda naar het dek gaan, raaar do kapitein hield mij terug. „Blijf hier, Loring. Het is vergeefsche moeite, zy zouden u doodeu veor ge op 't dek waart „Maar wij moeten den schoener terug hebben I" zeide ik. „Zeker, maar wij kunnen het niet deen, zonder ons leven er bij in te schie ten. Voor 't oogenblik zijn wij veilig. Help mij mijn jas uittrekken en kijk eens naar mijn wond. Jess, neem mijn revolver en ga in de campagne-gang staan en bewaak de deuren. Ik onderzocht de wondo zoo zorgvul dig mogelyk en zag tot mijne vreugde dat de kogel het been geraakt en afge kaatst was. ÏDderdaad hij viel uit het vleesch en ik waschte het bloed af. Het was dus een pijnlijko, maar geen gevaar lijke wond. Spoedig had ik haar verbon den en de kapitein dacht, dat hij niet verhinderd zou zijn een revolver te han- teeren. Juist had ik hem overeind ge holpen, toen iemand aan de deur klopte en een stem zei: „Hó daari Ik moet e@n woord met je spreken „Wat is er?" vroeg de kapitein. „De schoener is ons, zooals je wel zult weten. Wij willen je leven niet. Je Naar het duit s ch van F. VON KAPFF ESSENTHER. (Slot.) „Ik wist niet, dat ik in uwe oogen zoo leelijk was waarlijk nietMaar als het toch zoo is dan moogt ge mij zoo schil deren, iDgeval het u voor „de verdienste" noodig schijnt. „Dus rechtaf beledigd," zeide hij „gij vrouwen zijt allen ge lijk, ge vat alles persoonlijk op I Dat schilderijtje zweefde me nu voor den geest, en gij kwaamt daarbij in een bekoorlyk licht uwe gelijkenis met het mopsje was ideaal. Gij bevalt mij nu een maal zoo als gij zijt, mijn mopsje!" Zijn hartelyke toon ontwapende haarhet mopaschilderij werd ook niet uitgevoerd daarentegen was het een gewoonte bij hem geworden oia haar „mopsje" te noemen. Dat woord beleedigde haar, ofschoon zy het natuurlijk niet liet merk d. „Mopsje" dat herinnerde onophoudelijk aan haar ongelukkig profiel, en hce weinig smaak verried het orerigens om zijn vrouw zulk een bij naam te geven lederen keer dat hy haar zoo noemde, kreeg zij een koud, pynlyk gevoel van ergernis en misnoegen, en telkens moest zij tot zieh zelve zeggon hij ziet maar altijd mijn profiel, en hoezeer moeten hem daD andoren met onberispelyke gelaats- snede bevallen Dia anderen de modellen Natuurlijk was zij jaloersch van hen. Hij zeide lachend, dat het nooit anders geweest was, sinds er gehuwde schilders bestonden, die vrouwelijke mo dellen noodig hebber. Ook had hy haar een plaats achter een groote draperie gewezen, waarheen zij, door eene deur zacht te openen, ongemerkt komen kon. Zoo kon zy hem uit de schuil plaats gadeslaan. In het begin beloofde zij zich zelve, nooit den post van luistervink in te neme® maar eens, toen haar de zit ting al te lang scheen te duren, sloop zij toch met eon kloppend hart naar den schuilhoek. Halbert schilderde eene „jonge Anaalusische," Het was een aardige, jonge brunette uit Groot-Liehterveld. Hy riep haar juist toe „Knoei toch niet zoo aan den sluier. Alleen zooals ik hem gelegd heb geeft hy u een goed veorkomen anders ziet ge er uit als een dom, onbeduidend ding Ottilia kwam juist lachend te voorschijn. „Beknor toch het arme kind niet zoo, zij heeft immers den sluier slechts vastge- stoken." „Nu, ge kunt wel gelijk hebben, mopsje." Het model vertrok den mond tot een grijnslach, en Ottilia voelde weer dien steek in haar hart de bijnaam was toch al te kwetsend voor haar. Rafael had zyne Fornarina geschilder! Rubens zijne vrouw, de sehoone Hélène Fourment, en zoo hadden talrijke schilders zieh vermeid in de schoonheid hunner vrouwen of beminden. Eu zij zij was voor haar man het „mopsje Het was toch al te hard 's Avonds van denzelfden dag nam Halbert haar mee naar een café, waar kunstenaars samenkwamen. Zij ging daar niet graag heen. Er werd vreeselijk gedampt en de heeren drakten zich wel wat heol plat uit. Maar het was de avond, waarop de getrouwde hoeren hunne vrouwen meebrachten, en zoo moest Ottilia ook mee. Halbert dronk het welzijn van zyne „Andalusisehe„, die bijna gereed was; hy Uronk een beetje te veel en werd overmoedig tot in het dolle. Ottilia voelde zich daarbij Diet op haar gemak. In haar oudera huis ging alles altijd zoo waardig en defsig; haar vader was generaal geweest en de jonge luitenants waren natuur- lyk zeer beleefd tegen haar. De collega's van haar man waren ook wel vriendelyk. maar toch op een ongegonesrde manier. En toen nu haar man onder algemeen gelach eenige oude akademie- lui bespottelijk maakte, amuseerde zij zich \olstrekt niet, ja zy was ten hoogste misnoegd. Do vrouw van een oude collega be duidde haar, dat haar man zich wat moest kaltneoren de grap werd wat al te dol. Maar daar riep Halbert de oude dame op luiden toon toe: „Geef u go®ne moeite, mijne vrouw tot opposi tie te brengenmijn „mopsje" is goed." Ottilia had wel in tranen willen uitbarsten. Nu noemde hij haar „mopsje" voor het geheele overmoedige gezelschap, en zij zou nog zyn gedrag goed moeten noemen. Hij bemerkte ook in 't gehetl Diet, hoe onbehagelijk zij zioh gevoelde. En zij b'eef „mopsje," Halberts collega's noemden haar achter haar rug ook zoo, dat wist zy. Onwillekeurig moest zy boos zijn op haar man, die haar

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1891 | | pagina 5