VLIEGEN OP DE SHEER.
DU ook in öiïr.r.c' eigen co gen aioesten
maken.
Toen zij do volgende dag*n d«a mid
dags ging wandelen in den Hout, Earn
ze zich voor, om wanneer Hugo haar
ontmoette, zijn groet zeer beleefd te be
antwoorden, om bem daardoor te laten
bemerken, dat zij thans alle schuld ver
effen achtte. Had do naou haar echter
gevraatrd, of zij bij dia ontmoeting baar
gezicht niet iu eene ietwat Kchenue plooi
zou hebben getrokken, dan zou zij daavop
niet niet een volmondig „neen" hebben
kanoën voordon vooral »i|*r, om
dat hare asr-MBienle in het komploc, juf
frouw vod Gialko, haar gewone gezellin
was op die wandelingen.
Maar zij kwam niet ia de verzoeking
oai hoas uit te lachen, want hij was
nergens te zien. Eerst vei wonderde Adel
heid zich daarover, toen gi';g z® erover
na enken, "«at daarvan wel de oorzaak
weze.1 kon, en eindelijk werd ze boos
op zichzelve, oraetet ze er over dacht.
Wat kon die preteatieuse jongen haar
eigenlyk schei ér:! iemand, die niets bo-
toekenele in do maatschap pij! Maar toch,
iu weerwil daarvan, ging er eene vage
gewaarwording in haar om, dat zij hem
toch wel wat al te streng had gestraft
voor zijae klein? indiscretie.
Een week na het bal zou zij hem ai
niet meer door een lachje aan het bal
hebb«w herinnerd. Maar óg verleende
hij zich niet. Willem, die anders altyd
geregeld eeoa per week kwam bleef nu
ook weg, zoodat zij geheel aan haar
eigen gedachten werd overgelaten. Eb
toen hij eindelijk, veertien dagen na het
bal, even bij baar jpspa aaa Lub kwam,
vroeg hij niets anders dan of ze zich
geamuseerd had. „O ja, uitstekend," zei
ze, msar volstrekt niet op een verrukten
toon. Verder bleef dat onderwerp ruston.
Over Hugo sprak geen van beiden, Adel-
heid omdat zij niet duifdo ea Willem
omdat hij niet wilde.
E'geféjljk begon zo liet gebeurde uit
een ander oogpunt te bezien Had zij wel
het recht gehad, om Hugo (ze dacht al
niet meer aan ham als Wintersiein, maar j
ais Hugo) had zy wel het r«*ht gehad,
hem zulk een dwaas figuur ie laten am- j
ken. Hsm natuurlijke zachtaardigheid i
begon haar ie verwyte», dat zij opzette
lijk zijs genoegen op dien s vonci vergald
had. Ëo waarom? omdat hij gezegd bad,
dat hij wist welk kostuum zij dragen
zou. Neen m«ar, was het niet egoïstisch
van haai', dat eij ham daarom -zóódanig
teleurgesteld en gefopt ban?
Nog een ander gevolg had het bal
masqué voor Adelheid. Verscheidene ba
rer keoniaaeG had der. er op aangedron
gen, dat zij lid van de zangvereeniging
van i/Toonkunst" zou worden. Adelheid
die vaak zong en eene goede sopraan-
stom bezat, had daar wol lust in en
vroeg het aan haar vader, die ofschoon
hij een lastige, jichtige knorrepot was,
vee' van haar hield en dus, zij het ook
na een weinig pruttelen?, permissie ge
geven bad. brie weken na het bal woonde'
zij voor het eerst de repetitie bij.
Toen Willem dut hoorde, schreef hij
een brief naar Baarn, den tweeden trou
wens. De eerste was van dozen inhoud
geweest: Amice, ik heb Adelheid ge-
Het sloeg drie uur op de klok van
het Baleis op den Dam. Do derde slag
klong nog na, toen reeda ©enige beurs
bezoekers du sceenen trappen afdaalden,
welhaast door de anderen gevolgd. Bij
twi'cë-j t?f drieën gÏDgen ze doorde wir-
w-.r va'j Ivl - tr&ins en r» mutt lot cU
huurrijtuig- n. ovneiig pr*ten<lo, met ge
zichten die I j den zaken-j,dooi waren
gezet. Vele;,, vooral tie oudoren, gingen
de Groote Club binnen, anderen slen
terden de Kul verstraat iu, met een nu
en dan rechtuit kijken, als om te zien
of ze al bij het koffiehuis waren, waar
ze hun glas port zouden drinken. Enkele
jongeren schoten voorby.met lange passen,
doorzwikkend op ds heupun, naar hunne
kantoren, om nog gauw wat te wei-ken
voor den etenstijd.
Twsa oude hoeren gingen langzaam
de Kalveratraat in. Ze hadden fijne
kleeren van een goeden snit aan, glan
zende staande boorden en even over de
handen vallende manchetten, die witwit
afstaken by de donkergrijze glacé hand
schoenen. Rechtuit keken ze, onverschillig
voor al de meosehen, die naast en voorbij
hen liepen,als rykee, die niemand eerst- be
hoeven te groeten eu afwachten totdat
zij gegroet worden. Telkens ook zwaai
den roehts en links hoedon voor hen af,
eerbiedige groeten, door hen beantwoord
met den statieueen weergroet van men-
schen, die, zichzolvoa hooger stellende
dan al die anderen, aan zich verplicht
achten, beleefd te wezen.
^Zuilen we hier even een glas port
drinken vroeg de een aan den ander,
toen ze bij Cafd Neuf kwamen.
De ander keek naar binten en toen,
plaatsen voor de ramen leeg ziende, zei
hy //Goed." Ze gingen binnen.
Hunne stoelen scheef zettende, zoodat
hunne gezichten naar de straat waren
gekeerd, tuurden ze naar buiten, starend
zonder te onderscheiden. Achter hen
kronkelden de dikke rookwolken om de
pilaren, opstijgend uit de luidruchtig
f-prpken in haar gevraagd, of ze zich
op het bal geamuseerd had.
j //Ze zei //uitsteken d," maar keek daar
„zoo weinig vroolijk bij, dat ik haast
„zeker ben, dat ze er spyt van heeft,
j „ons en jeu vooral, zoo te hebben, beet-
„genomen. Dat is goed nieuws, hé?
„maar blijf nog wat weg, dat is voors-
i „hands boter! enz.
De tweede brief luidde aldus: Amice,
„Nog betere tijding. Adelheii is lid van
„Toonkunst- geworden. Esee heerlijke
„gelegenheid, om haar te ontmoeten. Je
'„wordt óok lid; tenoren kan men ep
„Toonkunst" altijd gebruiken. Verder
„moet- je het overige zelf doen. Kom nu
„maar weer terug, je ballingschap heeft
laag genoog geduurd
Drie dagen later was Hugo roet zijne
massa weer in Haarlem terug. Onver
wijld meldde hij zich aes bij don direc
teur van Toonkunst, den heer W. Ro
bert, en stond reeds by de eerstvolgende
repetitie in de rijen der tenoren.
Adel hei l kreeg hein dadelijk in het
oog en ze was blij, dat zij haar geziekt
achter hare muziek kon verbergen, opdat
hij niet zou zien. dat eij eene kleur
kreeg. Anna von Glafke stootte haar
aan. „Adel, Adel, zie jo wel... daar
staat hij 1" //Wie döD P vroeg Adel-
fcsid onschuldig „Wel, Hugo!"
O, die l" antwoordde Adelheid en ze
begos» met zooveel ijver te zingen,
dat de directeur do sopranen langs keek
en i„Er staat piano, dames!"
„Ga je mee naar de bovenzaal v'rveg
oen kermis van Hugo, toen het pause was.
„Blijf jelui hier dan niet?" vroeg
Hugo verwonderd.
„Bij de dames och nesc, dat is geen
gewoonte. De moeste heeren zouden het
wel willen, en ik denk, de meeste dames
ook wel, maar het ia nu eenmaal geen
gewoonte."
„Maar het is toch voer iedereen veel
aangenamer zeide Hugo weer, teleur
gesteld.
„Js, ik zou ook wel willen, dat het
gewoonte was oin met de dames een
praatje te gaan maken ik zou er mij a
sigaar voor over hebben. Maar het is nu
evfissa&l geen gewoonte en wie zal do
kat de bel aanbinden
„Een kan dat niet doen," zei Hugo,
terwijl ze de trap opgingen naar de
koffiekamer, maar met ons twintigen
te gelijk gaat- het wel."
„Heb jij soms een goede kennis onder
de dames? Nu, krijg usaar geen hoofd,
't is geen misdaad.
„Och neen, maar 't is veel gezelliger."
„Ala jij het durft vragen, ik beu je
man. We zullen eens zien of er meer
zijn, die deze revolutie teweeg willen hel
pen brengen."
Dien avond werden op de kolfiekamer
de hoofden bij elkaar gestoken. Niet die
van de ouderen, want men begreep te
recht, dat zij van dezen weinig steun
zonden hebben. Ook de groote rookers
werden overgeslagen, tnaar in weerwil
van deze beperking hadden Hugo en zijn
vriend, toen de pauze voorby was, een
vijf en twintigtal kennissen bijeenverza
meld, die alle zusters of nichtjes of keu-
nissen onder de dames hadden en op de
veigende repetitie zouden trachten de
pratende groepjes jongelui. „Meneeren
zei csg toonloozo stem van den kellner
naast hem. „Twee wiste port," zei een
der heeren, recht vooruit sprekende tegen
het glas, en toen do man de glazen
bracht, strekten ze elk een ar ra en na
men een glaa, zonder hem zelfs aan te
zien, en dronken een teug. Toen zetten
zo do glazen neer en keken weer door
«le ruiten, emotieloos.
„Ga je aanstonds mee whisten in de
socjcfreit vroeg eindelijk de een.
„Ucu ja wei."
„Vind je hot ook vervelend?"
„Bizonder jij ouk
„Geducht."
Weer hokte het gesprek. Achter hen
werden stoelen aan een taftslije gescho
ven. „Blij, dat ik je weer eens zie,"
zei een stem. Wat mag ik je offieeren
„Een bittertje, graag ja, 't is lang
geleden. Hoe gaan de zaken
„Goed, maar jo hebt zoo ongelukkig
veel geld noodig, tegenwoordig I"
„Och, vroeger ook, geloof je niet
„Misschien wel, maar tegenwoordig is
het al heel kras. De groote kapitalen
doen alles en do kleine kunnen bijna
niets, als ze niet willen speculecren.
De oude heeren dronkeD hunne glazen
uit. „Gaan we nog naar de club
„Och God, zoo vervelend!"
„Wat moet je anders doen pas
haffvier
„Ik weet niet," en toen, alsof dat
eenig verband met het voorgaande hield
„Ik doe mijn paarden weg I"
Waarom P"
„'t Verveelt me. De vos is kreupel
geworden. Altijd last, weinig plezier van
paarden.
„Heb je dien zwarten hengst nog?"
„Doodgereden, verleden jaar, te Clin-
gendaal.
„Als je eens een mooi dier weet
ik wil inyn zoon er een koopen."
„Och, ik let er niet meer op."
Weer eene pauze. De jongelieden achter
hen hadden een luid gesprek over
de werkstaking in de kolenmijnenze
waren het niet met elkaar eens over de
beteekenis van de strike.
„Heeft de jonge Heesemans gisteren-
voorgcnosien,vreedzame en zoogewenschto
omwenteling totstand te brengen.
Toen de repetitie was afgeloopen, bleef
Hugo nog eveu dralen by den uitgang,
waar tal van vaders, broeders, echtge-
nooten en dienstboden gereed stonden
om do dames naar huis te bresgeu. Adel
heid wc-rd gehaald door de meid. Zy
ging Hugo rakelings voorbij, maar scheen
hem niet te zien.
Den volhouden Maandag was da heer
Robert niet over zijne tenoren en bassen
tevreden. De tenoren konden geen kooge
a bereiken en zongen beverig, alsof ze
Let koud hadden, terwijl de oasBen er
maar zoowat mee omsprongen en even
flauwtjes zongen. De directeur wist niet
dat zulk eene omwenteling aanstaande
was.
„We zullen een half uurtje paaseeren,"
zei eindelijk de heer Robert. De heeren
legden hunne partijen op hunne atoolan
neer, de meeaten gingen de deur uit,
maar een twintigtal bleven talmen naar
het scheen. Maar opeens, wat is dat
zette een moedige tenor koors naar eene
der dames en knoopte, ul was het mot
eeiee hoogroode kleur, een gesprek aan.
De dames in de nabijheid keken ver
wonderd en lachten onder elkanderde
jonge dame die aangesproken word, koek
zeer verlogen; ruaar opeens volgüsa do
andore heeren het voorbeeld van hunnen
auavoerder. Ieder zocht zijne kennissen
uit. Alras hadden er voorstellingen
plaats. De heeren gingen van de eene
dame naar de andere; het gesprek werd
weldra algemeen, ea toeu een van de
oudere kesren die naar boven was ge
gaan kwam kijken waar toch al de j^uge
lui bicven, was de omwenteling een
voldongen feit.
Hugo had zich wei gewacht, om naar
Adelheid toe te gaan; dat zou, daar men
bem kende ais een der opzetters van het
plan te zeer do aandacht getrokken heb
ben. Hij had zich, hoe wel het hem
moeite kostte, vergenoegd, mst uit de
verte e*ne buiging te maken voor Adel
heid, die zij met een kleinen knik had
beantwoord en was toen een praatje gaac
maken met eene oude nicht zij oer mama,
groot liefhebster vao muziek, die hein
een halfuur lang bezighield met eene
vergelijking tustchen de muziek van
Schumann en die van Beethoven.
Toen de pauze om was, werd er *ra-
tuurlijk door twee partijen onder de hoe
ren hartelyk gelachen. Maar de hervor
mers lieten zich niet van hun stuk
brengen. „Lacht zooveel je wilt," zoide
ze, „de volgende iraal doen wy het
weer
Op de volgende repetitie eerst sprak
Hugo Adelheid aan. Beiden waren aan-
vaukolijk karig met waarden en gere
serveerd, maar toen bet ble«k dat zij
beiden dweepten mot Beethoven» mu
ziek, vlotte het gesprek beter. Adelheid
kon het zich »iet verklaren, maar toen
zij thuiskwamen, deed het haar plezier,
to bedenken, dat er dan toeh iets was,
waarmede hy kon dwepen.
Zoo ging het eenige raaien. Hugo was
verstandig genoeg, oen eiet uitsluitend
met Adelheid to gaan praten, maar
voerde ook dikwerf een gesprek iset
andere jonge dames en dat schijnbaar met
avond in de club verloren vroeg een
der oude heeren aan zijn metgezel.
„Ja, vijfhonderd gulden. Hij had gis
teren een slag geslagen met de rijzing
van de Peruanen."
„Speculeert die
„Fameus, Maar vandaag is 't hem
tegengeloopen
„Hoe zoo?"
„'n Klap in de koffie gekregen. We
hebben hem met ons drieën aan den
tand f-evoc-ld. Een zaakjo vao tien taille
zuiver voor ons."
„Wie dritën?"
„rirtidevsma ea een makelaar en ik."
De ander lachte eens even. „Een make
laar dat wil zeggen, Haidersrna, jij
en ik."
„O, was die makelaar voor jou
„Ja."
„Dus we hebben allebei dat winstje
gemaakt?"
„Ja. 't Is wel heilzaam voor Heese
mans. Hij is nog te jong, moest niet
speculeeren."
„Dat vind ik ook. Ik heb zijn vader
goed gekend, die was secuur."
„Hij heeft in den laatsten tijd heel
wat klappen gehad l"
„Schijnt zoo," zei de ander onver
schillig.
„Zeg, zullen we om dat winstje spelen
„Om die drie mille? Goed. In de
club met piket
„PiketNee, wat anders."
„Wel, in een partijtje whist dan...
niet Haldersma."
„En Heesemans als de vierde man,"
zei de ander, even grijnzend.
Met eene langzame beweging sloeg de
een Daar een vlieg, die op een paar kor
reltjes suiker aasde. Juist bijtijds vleog
hei diertje weg.
„Alles is even oud. Er wordt niets
nieaws meer uitgevonden, niet eens een
nieuw kaartspel meer. Ik verveel meal,
als ik de kaarten in de hand neem."
„Ik ook."
De vlieg kwam weer neerstrijken op
het tafeltje. Beiden keken er naar, toen
zei de eon: „Laat die vlieg kei uitmaken."
„Wat
„Ons spel om die drie mille."
evenveel opgewektheid. Toeh atemd* het
hem Giift&ngeiifsttin, ciat hij die reserve
zoo in acht moest nemen en kloagdecp
een Zondag aan Wtllem zijn nood.
„Wat baat het ru nog, dat ik lid van
Tooakunst ben! Ik kan haar eea kwar
tier iedere week «preken, maar omringd
door een dauiesachaRr, die ooren beeft.
Zoo kom ik nooit verder 1"
„Daar verwachtte ik je!" zei Willem
met een glimlach. „Verliefden wachten
nooit de gebeurtenissen af, ze willen die
zelf in het leven roepen. Hoor eens, ik
wil je wel helpen, nraar ik moet je eerst
een vraag doen. Beo je, ernstig en waar
achtig voornemens om aan het werk te
gaan en een positie in te nemen
„Op mijn woord van eer, j», dat ben
ik. Ik heb juist gisteren geschreven aan
een kennis van mama, die burgemeester
is te L,... of ik daar als volontair op
de secretarie kan komen."
„Goed. Dan zal ik je helpen. Ik heb
een mooi plannetje. Luister!" on er wijl
hy zich aan zij» oor boog, fluisterde hij
Hugo iets in. Toeu hij zwoeg, greep
Hugo zijn hand en zei: „Kerel, je bent
eea vriend uit duizenden. Ik datik je."
Dan volgeeden Maandag, toon de re
petitie wes geëindigdklopto Hugo's
hart onstuimiger dan ooit te voren iu
zijn leven. Dezen avond dus zou hij een
belangrijke stap, de belangrijkste in zijn
leven, doen.
Hij ging in den gang staan en wachtte;
weldra zag hij Adelheid uit de zasl ko
men met hwrew hoed op en haar mantel
om. Zij keek rond, of zij de weid ook
zag, die haar anders kwam halen, eiaar
er was niemand.
„Zoekt u iets juffrouw Vervliet?"
vroeg Hugo nader by komende.
„Ik keek naar Grietje, onze meid,"
zeide Adelheid, „maar za is er nog niet.
Ik zal maar even wachten, ze is zeker
te laat van huis gegaan
„Wil u niet zoolang in de zaalwach
ten 't Is hier zoo koud I"
„Och neen, dank u, ik kan hier wel
even blijven, het zal zoo laDg wel niet
duren."
Zij bleef dus staan en wachtte, Hugo
hield haar, schijnbaar uit beleefdheid,
gezelschap. Hare vriondinnen gingen
langs haar heen, met broêra of vaders
or een paar vroegen: „Is de meid nog
niet gekomen? wil je niet ons mee?"
maar Adelheid antwoordde„dank je,
ze komt stellig wel l"
Maar de minuien gingen voorbij, al-
ieags warens allen heengegaan en tóg
was de meid niet gekomen. Adelheid
keek voortdurend t»p haar horloge. Ein
delijk trok Hugo de etouto schoenen aan.
„Juffreuw Vervliet, ik vrevs, dat de
meid u vergeten heeft. Mag ik u naar
huis brengen
Adelheid aarzelde, zo keek nog eens
naar de deur, ale in hoop dat de ge
dienstige nog zou kom8s. „Ik vind het
zeer beleefd," zei ze, „maar als de meid
dau nog komtze wist ai«t recht,
hoe den zin te eindigen eu eweog op
eens stil."
„Alt; do maid komt watiueer wij al
weg zijn, dan b««ft ze niets anders daw
haar verdiende loon, omdat ze zoo laat
„O ja, ik was het alweer vergeten."
„Laten we elk r-en hoopje suiker voor
ons nemon. Degene op wiens hoopje de
vlieg het eerst neerstrijkt, wint
„Dat is ten minste was nieuws," zei
de ander, geeuwende achter zijn hand.
„De drie mille in eens
„Natuurlijk."
„Goed
„Kellner, breng eeDs twee porties
suiker."
F,o terwijl de oeide oude heeren, zich
van Uw birnat aiweziUenü, ieder bun
noupje suiker voor zich uitstortten, piaat
ten de twee die achter hen zalen, druk
voort.
„Hij had veel geld," zei de een, „héél
veel geld."
„Hoe kwam hij daaraan
„Nagelaten door zijn vader. De oude
man had er hard voor gewerkt, zijn
leven lang."
Do twee oude heeren staarden naar
hunne hoopjes suiker. De vlieg was weer
weggevlogen, maar gonsde om hunne
hootden heen en nu en dan keken zö
op, of het diertje ook neerstrijken zou.
Hunne buren spraken door. „En hoe
ging het hem
„Zoo zoo Hij was het werken niet
gewoon en de aard was wel goed, maar
hy bad virel vrienden, aio groote ver
teringen konden maken. In het begin
wtt3 hij voorzichtig: als ze in de sociëteit
grof speeldeD, keek bij toe, maar hij
keek er met veel plezier naar."
De vlieg vloog in korter en korter
cirkels tusschen de beide oude heeren.
„Je kunt wel begrijpen hoe het ging.
Eerst stond bij achter den stoel van
den speler, toen ernaast en eindelijk zat
bij erin!"
De vlieg was met een plotselingen
val op de tafel gekomen en liep daarop
nu rond, tusschen de hoopjes suiker in.
De twee oude heeren keken strak naar
het insect, zich niet verroerende, bijna
den adem inhoudende om het niet te
doen schrikken.
„In den beginne was het nog zoo erg
niet. Hij verloor wat en won war, maar
iiefc eind was toch, dat hij er niet rijker,
maar wel armer op werd. Toen ging hij
komt
„Nu tlsn, gaarne," zei Adelheid, ten
besluit nemende eu ze ging hem voor,
de straat op.
Hy durfde haar zijn arm niet aan te
bieden, en ging in het eerst awygend
aan hare linkerhaisd. Eindelijk raapte
hij al zijn mood bijeois.
„Ik moet n vanavond tot mijn spijt
vaarwel zeggen," begon hij.
„Gaat u weg?" vroeg Adelheid en hij
meende eeoigen schrik in de loon vaa de
vroag waar ie nemen.
„J«, ik ga ais volontair naar de secre
tarie to L....; ik wil ara Lien aar worden."
Eu daarop, veel zachter, voegde hy er
bij: „U heelt zich iuo'eriijd erover ver
baasd, dat ik gee«e bezigheden had."
Adelheid antwoordde niet, maar toch
versnelde zij haar stap niet en Hugo
seheen zich to beijveren, om langzamer
te gaan.
„Adelheid," zei hij eindelijk, „ik wil
niet heengaan voordat ik je iats gezegd
heb, dat ik al lang op d® lippen had.
Ik houd zooveel van je, zou je mijn
vrouw willsra worden?"
Angstig wucatto hij haar in;twoord af.
Zij keek ttiwi naar heia, maar hy voelde
dat zy beeidt:.
„Adelkoid! zei hij soieekeod, en vatte
zacht hare bund.
Ze trok die niet terug en keerde ein-
delyk haar lief gt-zicht naar hem toe,
hare eegen werden door tranen verduis
terd. „Hugol" zei ze alleen, halfluid.
Toen trok hy haren ara* in den zijne en
drukte dien styi tegen zich aau.En hij sprak,
enthousiast als hij nog siimiaer gespro
ken had, van zijne innige liefde voor
haar on van zyu vasts voornemen, om
te werken eu eea maa te worden in de
maatschappij.
Toen ze veor hare wonisg waren ge
komen, spraken ze aekielyk af, dat hij
morgen met hasr vader zou sproken.
„Wees maar niet bang," zei ze blozend,
„hij ia wel wat kort aangebonden, maar
houdt te veel vau nay, om mij niet ge
lukkig to maken."
En toen rondziende, of ben niemand
bespiedde, trok hy haar naar zieh toe
en gaf haar den eersten kus.
„Heb ja het my vergeven, dat ik je
op h*rt bal zoo misleid heb
i Hij begon te laehen. „Van ganseher
harte, mits je nay eok vergeeft, dat ik
je vanavond zoo keb beetgenomen."
„Vanavond?" zci Adelheid verbaasd.
„Ja, vanavond. Ik wist niet, hoe ik
je ce spreken zou krijgen. Willem heeft
tegea de meid gezegd, dat ze jo moest
gaaa afhalen aan de Vereeniging" en
ni*>t aan „de Kroon".
Hoe was ik zoo dom om dat niot te
doorzien ii«p Adelheid. „Maar ik moet
zeggen: ik beklaag mij er niet over. We
zyu quitte. Maar nu snoet ik naar huis 1
felaap wel, Hugo!"
„Tot morgen, lieveliDg
eik de.
aan het specuieeren, nu hierin, dan daar
in, maar ieder bedroog hem, zijne eigen
kennissen niet het minst."
De vlieg trippelde uog steeds tusschen
de twee soikorhoopjes rond, zender aan
een van beide te beginnen.
„Een kind kon zien, hoe dat icoest
afloopen. Hij raakte er meer en meer
onder en hoe racer het hem vandaag
tegenliep, des te meer malheur haa hij
morgen."
Do twee eud«- heeren hielden n« ticheel
óeu aautn iu. Do vlieg stond stil, vlak
bij bet rechter suikerhoopje en ieuer
oogenbiik meenden beiden, dat het
diertje er op zou gaan. Maar op eens
draaide het zich ora en vloog weder op
het linker hoopje. De eigenaar daarvan
uitte, iu weerwil van zy no onverschillig
heid, eon kleinen juichkreet, maar de
verliezer de hard opheffende, sloeg zoo
onverwachts en heftig naar het vliegje,
dat het niet meer kon wegvliegen en
dood bleef liggen.
„Eindelijk kwam de beslissende slag,"
ging de verteller aan het naastfeijzijude
tafeltje voort. „Met een laatste, dolle
speculatie raakte hij zijn laatste geld
kwijt."
„Dat plezier heb ik er tenminste van,"
zoi de verliezer tot zijn partner. „Dat
ia een dure, doode vlieg. Morgen zal ik
je het geld sturen 1"
„Dat is goed."
De twee oude heeren stonden op, om
heen te gaan. Hunne buren bleven nog
zitten en praatten door. „En zoo komt
bet, dat die arme Hessemans nu failliet
iszei de een tot den ander.
De oude heeren keken elkaar even
aat). Toen zei de een: „Heesemans
failliet Ja, dat moest ervan komen
on de aDder zei „Dat speculeeren van
joDgelui is ook een mitère
Terwijl ze heengiugen, keurig, onbe-
riBpelyk, diep gegroet door eeDige be
zoekers, die hen in do deur passeerden,
lag het arme vliegje tusschen de twee
hoopjes suiker, dood.
L. M.