VLIEGEN OP DE SHEER. DU ook in öiïr.r.c' eigen co gen aioesten maken. Toen zij do volgende dag*n d«a mid dags ging wandelen in den Hout, Earn ze zich voor, om wanneer Hugo haar ontmoette, zijn groet zeer beleefd te be antwoorden, om bem daardoor te laten bemerken, dat zij thans alle schuld ver effen achtte. Had do naou haar echter gevraatrd, of zij bij dia ontmoeting baar gezicht niet iu eene ietwat Kchenue plooi zou hebben getrokken, dan zou zij daavop niet niet een volmondig „neen" hebben kanoën voordon vooral »i|*r, om dat hare asr-MBienle in het komploc, juf frouw vod Gialko, haar gewone gezellin was op die wandelingen. Maar zij kwam niet ia de verzoeking oai hoas uit te lachen, want hij was nergens te zien. Eerst vei wonderde Adel heid zich daarover, toen gi';g z® erover na enken, "«at daarvan wel de oorzaak weze.1 kon, en eindelijk werd ze boos op zichzelve, oraetet ze er over dacht. Wat kon die preteatieuse jongen haar eigenlyk schei ér:! iemand, die niets bo- toekenele in do maatschap pij! Maar toch, iu weerwil daarvan, ging er eene vage gewaarwording in haar om, dat zij hem toch wel wat al te streng had gestraft voor zijae klein? indiscretie. Een week na het bal zou zij hem ai niet meer door een lachje aan het bal hebb«w herinnerd. Maar óg verleende hij zich niet. Willem, die anders altyd geregeld eeoa per week kwam bleef nu ook weg, zoodat zij geheel aan haar eigen gedachten werd overgelaten. Eb toen hij eindelijk, veertien dagen na het bal, even bij baar jpspa aaa Lub kwam, vroeg hij niets anders dan of ze zich geamuseerd had. „O ja, uitstekend," zei ze, msar volstrekt niet op een verrukten toon. Verder bleef dat onderwerp ruston. Over Hugo sprak geen van beiden, Adel- heid omdat zij niet duifdo ea Willem omdat hij niet wilde. E'geféjljk begon zo liet gebeurde uit een ander oogpunt te bezien Had zij wel het recht gehad, om Hugo (ze dacht al niet meer aan ham als Wintersiein, maar j ais Hugo) had zy wel het r«*ht gehad, hem zulk een dwaas figuur ie laten am- j ken. Hsm natuurlijke zachtaardigheid i begon haar ie verwyte», dat zij opzette lijk zijs genoegen op dien s vonci vergald had. Ëo waarom? omdat hij gezegd bad, dat hij wist welk kostuum zij dragen zou. Neen m«ar, was het niet egoïstisch van haai', dat eij ham daarom -zóódanig teleurgesteld en gefopt ban? Nog een ander gevolg had het bal masqué voor Adelheid. Verscheidene ba rer keoniaaeG had der. er op aangedron gen, dat zij lid van de zangvereeniging van i/Toonkunst" zou worden. Adelheid die vaak zong en eene goede sopraan- stom bezat, had daar wol lust in en vroeg het aan haar vader, die ofschoon hij een lastige, jichtige knorrepot was, vee' van haar hield en dus, zij het ook na een weinig pruttelen?, permissie ge geven bad. brie weken na het bal woonde' zij voor het eerst de repetitie bij. Toen Willem dut hoorde, schreef hij een brief naar Baarn, den tweeden trou wens. De eerste was van dozen inhoud geweest: Amice, ik heb Adelheid ge- Het sloeg drie uur op de klok van het Baleis op den Dam. Do derde slag klong nog na, toen reeda ©enige beurs bezoekers du sceenen trappen afdaalden, welhaast door de anderen gevolgd. Bij twi'cë-j t?f drieën gÏDgen ze doorde wir- w-.r va'j Ivl - tr&ins en r» mutt lot cU huurrijtuig- n. ovneiig pr*ten<lo, met ge zichten die I j den zaken-j,dooi waren gezet. Vele;,, vooral tie oudoren, gingen de Groote Club binnen, anderen slen terden de Kul verstraat iu, met een nu en dan rechtuit kijken, als om te zien of ze al bij het koffiehuis waren, waar ze hun glas port zouden drinken. Enkele jongeren schoten voorby.met lange passen, doorzwikkend op ds heupun, naar hunne kantoren, om nog gauw wat te wei-ken voor den etenstijd. Twsa oude hoeren gingen langzaam de Kalveratraat in. Ze hadden fijne kleeren van een goeden snit aan, glan zende staande boorden en even over de handen vallende manchetten, die witwit afstaken by de donkergrijze glacé hand schoenen. Rechtuit keken ze, onverschillig voor al de meosehen, die naast en voorbij hen liepen,als rykee, die niemand eerst- be hoeven te groeten eu afwachten totdat zij gegroet worden. Telkens ook zwaai den roehts en links hoedon voor hen af, eerbiedige groeten, door hen beantwoord met den statieueen weergroet van men- schen, die, zichzolvoa hooger stellende dan al die anderen, aan zich verplicht achten, beleefd te wezen. ^Zuilen we hier even een glas port drinken vroeg de een aan den ander, toen ze bij Cafd Neuf kwamen. De ander keek naar binten en toen, plaatsen voor de ramen leeg ziende, zei hy //Goed." Ze gingen binnen. Hunne stoelen scheef zettende, zoodat hunne gezichten naar de straat waren gekeerd, tuurden ze naar buiten, starend zonder te onderscheiden. Achter hen kronkelden de dikke rookwolken om de pilaren, opstijgend uit de luidruchtig f-prpken in haar gevraagd, of ze zich op het bal geamuseerd had. j //Ze zei //uitsteken d," maar keek daar „zoo weinig vroolijk bij, dat ik haast „zeker ben, dat ze er spyt van heeft, j „ons en jeu vooral, zoo te hebben, beet- „genomen. Dat is goed nieuws, hé? „maar blijf nog wat weg, dat is voors- i „hands boter! enz. De tweede brief luidde aldus: Amice, „Nog betere tijding. Adelheii is lid van „Toonkunst- geworden. Esee heerlijke „gelegenheid, om haar te ontmoeten. Je '„wordt óok lid; tenoren kan men ep „Toonkunst" altijd gebruiken. Verder „moet- je het overige zelf doen. Kom nu „maar weer terug, je ballingschap heeft laag genoog geduurd Drie dagen later was Hugo roet zijne massa weer in Haarlem terug. Onver wijld meldde hij zich aes bij don direc teur van Toonkunst, den heer W. Ro bert, en stond reeds by de eerstvolgende repetitie in de rijen der tenoren. Adel hei l kreeg hein dadelijk in het oog en ze was blij, dat zij haar geziekt achter hare muziek kon verbergen, opdat hij niet zou zien. dat eij eene kleur kreeg. Anna von Glafke stootte haar aan. „Adel, Adel, zie jo wel... daar staat hij 1" //Wie döD P vroeg Adel- fcsid onschuldig „Wel, Hugo!" O, die l" antwoordde Adelheid en ze begos» met zooveel ijver te zingen, dat de directeur do sopranen langs keek en i„Er staat piano, dames!" „Ga je mee naar de bovenzaal v'rveg oen kermis van Hugo, toen het pause was. „Blijf jelui hier dan niet?" vroeg Hugo verwonderd. „Bij de dames och nesc, dat is geen gewoonte. De moeste heeren zouden het wel willen, en ik denk, de meeste dames ook wel, maar het ia nu eenmaal geen gewoonte." „Maar het is toch voer iedereen veel aangenamer zeide Hugo weer, teleur gesteld. „Js, ik zou ook wel willen, dat het gewoonte was oin met de dames een praatje te gaan maken ik zou er mij a sigaar voor over hebben. Maar het is nu evfissa&l geen gewoonte en wie zal do kat de bel aanbinden „Een kan dat niet doen," zei Hugo, terwijl ze de trap opgingen naar de koffiekamer, maar met ons twintigen te gelijk gaat- het wel." „Heb jij soms een goede kennis onder de dames? Nu, krijg usaar geen hoofd, 't is geen misdaad. „Och neen, maar 't is veel gezelliger." „Ala jij het durft vragen, ik beu je man. We zullen eens zien of er meer zijn, die deze revolutie teweeg willen hel pen brengen." Dien avond werden op de kolfiekamer de hoofden bij elkaar gestoken. Niet die van de ouderen, want men begreep te recht, dat zij van dezen weinig steun zonden hebben. Ook de groote rookers werden overgeslagen, tnaar in weerwil van deze beperking hadden Hugo en zijn vriend, toen de pauze voorby was, een vijf en twintigtal kennissen bijeenverza meld, die alle zusters of nichtjes of keu- nissen onder de dames hadden en op de veigende repetitie zouden trachten de pratende groepjes jongelui. „Meneeren zei csg toonloozo stem van den kellner naast hem. „Twee wiste port," zei een der heeren, recht vooruit sprekende tegen het glas, en toen do man de glazen bracht, strekten ze elk een ar ra en na men een glaa, zonder hem zelfs aan te zien, en dronken een teug. Toen zetten zo do glazen neer en keken weer door «le ruiten, emotieloos. „Ga je aanstonds mee whisten in de socjcfreit vroeg eindelijk de een. „Ucu ja wei." „Vind je hot ook vervelend?" „Bizonder jij ouk „Geducht." Weer hokte het gesprek. Achter hen werden stoelen aan een taftslije gescho ven. „Blij, dat ik je weer eens zie," zei een stem. Wat mag ik je offieeren „Een bittertje, graag ja, 't is lang geleden. Hoe gaan de zaken „Goed, maar jo hebt zoo ongelukkig veel geld noodig, tegenwoordig I" „Och, vroeger ook, geloof je niet „Misschien wel, maar tegenwoordig is het al heel kras. De groote kapitalen doen alles en do kleine kunnen bijna niets, als ze niet willen speculecren. De oude heeren dronkeD hunne glazen uit. „Gaan we nog naar de club „Och God, zoo vervelend!" „Wat moet je anders doen pas haffvier „Ik weet niet," en toen, alsof dat eenig verband met het voorgaande hield „Ik doe mijn paarden weg I" Waarom P" „'t Verveelt me. De vos is kreupel geworden. Altijd last, weinig plezier van paarden. „Heb je dien zwarten hengst nog?" „Doodgereden, verleden jaar, te Clin- gendaal. „Als je eens een mooi dier weet ik wil inyn zoon er een koopen." „Och, ik let er niet meer op." Weer eene pauze. De jongelieden achter hen hadden een luid gesprek over de werkstaking in de kolenmijnenze waren het niet met elkaar eens over de beteekenis van de strike. „Heeft de jonge Heesemans gisteren- voorgcnosien,vreedzame en zoogewenschto omwenteling totstand te brengen. Toen de repetitie was afgeloopen, bleef Hugo nog eveu dralen by den uitgang, waar tal van vaders, broeders, echtge- nooten en dienstboden gereed stonden om do dames naar huis te bresgeu. Adel heid wc-rd gehaald door de meid. Zy ging Hugo rakelings voorbij, maar scheen hem niet te zien. Den volhouden Maandag was da heer Robert niet over zijne tenoren en bassen tevreden. De tenoren konden geen kooge a bereiken en zongen beverig, alsof ze Let koud hadden, terwijl de oasBen er maar zoowat mee omsprongen en even flauwtjes zongen. De directeur wist niet dat zulk eene omwenteling aanstaande was. „We zullen een half uurtje paaseeren," zei eindelijk de heer Robert. De heeren legden hunne partijen op hunne atoolan neer, de meeaten gingen de deur uit, maar een twintigtal bleven talmen naar het scheen. Maar opeens, wat is dat zette een moedige tenor koors naar eene der dames en knoopte, ul was het mot eeiee hoogroode kleur, een gesprek aan. De dames in de nabijheid keken ver wonderd en lachten onder elkanderde jonge dame die aangesproken word, koek zeer verlogen; ruaar opeens volgüsa do andore heeren het voorbeeld van hunnen auavoerder. Ieder zocht zijne kennissen uit. Alras hadden er voorstellingen plaats. De heeren gingen van de eene dame naar de andere; het gesprek werd weldra algemeen, ea toeu een van de oudere kesren die naar boven was ge gaan kwam kijken waar toch al de j^uge lui bicven, was de omwenteling een voldongen feit. Hugo had zich wei gewacht, om naar Adelheid toe te gaan; dat zou, daar men bem kende ais een der opzetters van het plan te zeer do aandacht getrokken heb ben. Hij had zich, hoe wel het hem moeite kostte, vergenoegd, mst uit de verte e*ne buiging te maken voor Adel heid, die zij met een kleinen knik had beantwoord en was toen een praatje gaac maken met eene oude nicht zij oer mama, groot liefhebster vao muziek, die hein een halfuur lang bezighield met eene vergelijking tustchen de muziek van Schumann en die van Beethoven. Toen de pauze om was, werd er *ra- tuurlijk door twee partijen onder de hoe ren hartelyk gelachen. Maar de hervor mers lieten zich niet van hun stuk brengen. „Lacht zooveel je wilt," zoide ze, „de volgende iraal doen wy het weer Op de volgende repetitie eerst sprak Hugo Adelheid aan. Beiden waren aan- vaukolijk karig met waarden en gere serveerd, maar toen bet ble«k dat zij beiden dweepten mot Beethoven» mu ziek, vlotte het gesprek beter. Adelheid kon het zich »iet verklaren, maar toen zij thuiskwamen, deed het haar plezier, to bedenken, dat er dan toeh iets was, waarmede hy kon dwepen. Zoo ging het eenige raaien. Hugo was verstandig genoeg, oen eiet uitsluitend met Adelheid to gaan praten, maar voerde ook dikwerf een gesprek iset andere jonge dames en dat schijnbaar met avond in de club verloren vroeg een der oude heeren aan zijn metgezel. „Ja, vijfhonderd gulden. Hij had gis teren een slag geslagen met de rijzing van de Peruanen." „Speculeert die „Fameus, Maar vandaag is 't hem tegengeloopen „Hoe zoo?" „'n Klap in de koffie gekregen. We hebben hem met ons drieën aan den tand f-evoc-ld. Een zaakjo vao tien taille zuiver voor ons." „Wie dritën?" „rirtidevsma ea een makelaar en ik." De ander lachte eens even. „Een make laar dat wil zeggen, Haidersrna, jij en ik." „O, was die makelaar voor jou „Ja." „Dus we hebben allebei dat winstje gemaakt?" „Ja. 't Is wel heilzaam voor Heese mans. Hij is nog te jong, moest niet speculeeren." „Dat vind ik ook. Ik heb zijn vader goed gekend, die was secuur." „Hij heeft in den laatsten tijd heel wat klappen gehad l" „Schijnt zoo," zei de ander onver schillig. „Zeg, zullen we om dat winstje spelen „Om die drie mille? Goed. In de club met piket „PiketNee, wat anders." „Wel, in een partijtje whist dan... niet Haldersma." „En Heesemans als de vierde man," zei de ander, even grijnzend. Met eene langzame beweging sloeg de een Daar een vlieg, die op een paar kor reltjes suiker aasde. Juist bijtijds vleog hei diertje weg. „Alles is even oud. Er wordt niets nieaws meer uitgevonden, niet eens een nieuw kaartspel meer. Ik verveel meal, als ik de kaarten in de hand neem." „Ik ook." De vlieg kwam weer neerstrijken op het tafeltje. Beiden keken er naar, toen zei de eon: „Laat die vlieg kei uitmaken." „Wat „Ons spel om die drie mille." evenveel opgewektheid. Toeh atemd* het hem Giift&ngeiifsttin, ciat hij die reserve zoo in acht moest nemen en kloagdecp een Zondag aan Wtllem zijn nood. „Wat baat het ru nog, dat ik lid van Tooakunst ben! Ik kan haar eea kwar tier iedere week «preken, maar omringd door een dauiesachaRr, die ooren beeft. Zoo kom ik nooit verder 1" „Daar verwachtte ik je!" zei Willem met een glimlach. „Verliefden wachten nooit de gebeurtenissen af, ze willen die zelf in het leven roepen. Hoor eens, ik wil je wel helpen, nraar ik moet je eerst een vraag doen. Beo je, ernstig en waar achtig voornemens om aan het werk te gaan en een positie in te nemen „Op mijn woord van eer, j», dat ben ik. Ik heb juist gisteren geschreven aan een kennis van mama, die burgemeester is te L,... of ik daar als volontair op de secretarie kan komen." „Goed. Dan zal ik je helpen. Ik heb een mooi plannetje. Luister!" on er wijl hy zich aan zij» oor boog, fluisterde hij Hugo iets in. Toeu hij zwoeg, greep Hugo zijn hand en zei: „Kerel, je bent eea vriend uit duizenden. Ik datik je." Dan volgeeden Maandag, toon de re petitie wes geëindigdklopto Hugo's hart onstuimiger dan ooit te voren iu zijn leven. Dezen avond dus zou hij een belangrijke stap, de belangrijkste in zijn leven, doen. Hij ging in den gang staan en wachtte; weldra zag hij Adelheid uit de zasl ko men met hwrew hoed op en haar mantel om. Zij keek rond, of zij de weid ook zag, die haar anders kwam halen, eiaar er was niemand. „Zoekt u iets juffrouw Vervliet?" vroeg Hugo nader by komende. „Ik keek naar Grietje, onze meid," zeide Adelheid, „maar za is er nog niet. Ik zal maar even wachten, ze is zeker te laat van huis gegaan „Wil u niet zoolang in de zaalwach ten 't Is hier zoo koud I" „Och neen, dank u, ik kan hier wel even blijven, het zal zoo laDg wel niet duren." Zij bleef dus staan en wachtte, Hugo hield haar, schijnbaar uit beleefdheid, gezelschap. Hare vriondinnen gingen langs haar heen, met broêra of vaders or een paar vroegen: „Is de meid nog niet gekomen? wil je niet ons mee?" maar Adelheid antwoordde„dank je, ze komt stellig wel l" Maar de minuien gingen voorbij, al- ieags warens allen heengegaan en tóg was de meid niet gekomen. Adelheid keek voortdurend t»p haar horloge. Ein delijk trok Hugo de etouto schoenen aan. „Juffreuw Vervliet, ik vrevs, dat de meid u vergeten heeft. Mag ik u naar huis brengen Adelheid aarzelde, zo keek nog eens naar de deur, ale in hoop dat de ge dienstige nog zou kom8s. „Ik vind het zeer beleefd," zei ze, „maar als de meid dau nog komtze wist ai«t recht, hoe den zin te eindigen eu eweog op eens stil." „Alt; do maid komt watiueer wij al weg zijn, dan b««ft ze niets anders daw haar verdiende loon, omdat ze zoo laat „O ja, ik was het alweer vergeten." „Laten we elk r-en hoopje suiker voor ons nemon. Degene op wiens hoopje de vlieg het eerst neerstrijkt, wint „Dat is ten minste was nieuws," zei de ander, geeuwende achter zijn hand. „De drie mille in eens „Natuurlijk." „Goed „Kellner, breng eeDs twee porties suiker." F,o terwijl de oeide oude heeren, zich van Uw birnat aiweziUenü, ieder bun noupje suiker voor zich uitstortten, piaat ten de twee die achter hen zalen, druk voort. „Hij had veel geld," zei de een, „héél veel geld." „Hoe kwam hij daaraan „Nagelaten door zijn vader. De oude man had er hard voor gewerkt, zijn leven lang." Do twee oude heeren staarden naar hunne hoopjes suiker. De vlieg was weer weggevlogen, maar gonsde om hunne hootden heen en nu en dan keken zö op, of het diertje ook neerstrijken zou. Hunne buren spraken door. „En hoe ging het hem „Zoo zoo Hij was het werken niet gewoon en de aard was wel goed, maar hy bad virel vrienden, aio groote ver teringen konden maken. In het begin wtt3 hij voorzichtig: als ze in de sociëteit grof speeldeD, keek bij toe, maar hij keek er met veel plezier naar." De vlieg vloog in korter en korter cirkels tusschen de beide oude heeren. „Je kunt wel begrijpen hoe het ging. Eerst stond bij achter den stoel van den speler, toen ernaast en eindelijk zat bij erin!" De vlieg was met een plotselingen val op de tafel gekomen en liep daarop nu rond, tusschen de hoopjes suiker in. De twee oude heeren keken strak naar het insect, zich niet verroerende, bijna den adem inhoudende om het niet te doen schrikken. „In den beginne was het nog zoo erg niet. Hij verloor wat en won war, maar iiefc eind was toch, dat hij er niet rijker, maar wel armer op werd. Toen ging hij komt „Nu tlsn, gaarne," zei Adelheid, ten besluit nemende eu ze ging hem voor, de straat op. Hy durfde haar zijn arm niet aan te bieden, en ging in het eerst awygend aan hare linkerhaisd. Eindelijk raapte hij al zijn mood bijeois. „Ik moet n vanavond tot mijn spijt vaarwel zeggen," begon hij. „Gaat u weg?" vroeg Adelheid en hij meende eeoigen schrik in de loon vaa de vroag waar ie nemen. „J«, ik ga ais volontair naar de secre tarie to L....; ik wil ara Lien aar worden." Eu daarop, veel zachter, voegde hy er bij: „U heelt zich iuo'eriijd erover ver baasd, dat ik gee«e bezigheden had." Adelheid antwoordde niet, maar toch versnelde zij haar stap niet en Hugo seheen zich to beijveren, om langzamer te gaan. „Adelheid," zei hij eindelijk, „ik wil niet heengaan voordat ik je iats gezegd heb, dat ik al lang op d® lippen had. Ik houd zooveel van je, zou je mijn vrouw willsra worden?" Angstig wucatto hij haar in;twoord af. Zij keek ttiwi naar heia, maar hy voelde dat zy beeidt:. „Adelkoid! zei hij soieekeod, en vatte zacht hare bund. Ze trok die niet terug en keerde ein- delyk haar lief gt-zicht naar hem toe, hare eegen werden door tranen verduis terd. „Hugol" zei ze alleen, halfluid. Toen trok hy haren ara* in den zijne en drukte dien styi tegen zich aau.En hij sprak, enthousiast als hij nog siimiaer gespro ken had, van zijne innige liefde voor haar on van zyu vasts voornemen, om te werken eu eea maa te worden in de maatschappij. Toen ze veor hare wonisg waren ge komen, spraken ze aekielyk af, dat hij morgen met hasr vader zou sproken. „Wees maar niet bang," zei ze blozend, „hij ia wel wat kort aangebonden, maar houdt te veel vau nay, om mij niet ge lukkig to maken." En toen rondziende, of ben niemand bespiedde, trok hy haar naar zieh toe en gaf haar den eersten kus. „Heb ja het my vergeven, dat ik je op h*rt bal zoo misleid heb i Hij begon te laehen. „Van ganseher harte, mits je nay eok vergeeft, dat ik je vanavond zoo keb beetgenomen." „Vanavond?" zci Adelheid verbaasd. „Ja, vanavond. Ik wist niet, hoe ik je ce spreken zou krijgen. Willem heeft tegea de meid gezegd, dat ze jo moest gaaa afhalen aan de Vereeniging" en ni*>t aan „de Kroon". Hoe was ik zoo dom om dat niot te doorzien ii«p Adelheid. „Maar ik moet zeggen: ik beklaag mij er niet over. We zyu quitte. Maar nu snoet ik naar huis 1 felaap wel, Hugo!" „Tot morgen, lieveliDg eik de. aan het specuieeren, nu hierin, dan daar in, maar ieder bedroog hem, zijne eigen kennissen niet het minst." De vlieg trippelde uog steeds tusschen de twee soikorhoopjes rond, zender aan een van beide te beginnen. „Een kind kon zien, hoe dat icoest afloopen. Hij raakte er meer en meer onder en hoe racer het hem vandaag tegenliep, des te meer malheur haa hij morgen." Do twee eud«- heeren hielden n« ticheel óeu aautn iu. Do vlieg stond stil, vlak bij bet rechter suikerhoopje en ieuer oogenbiik meenden beiden, dat het diertje er op zou gaan. Maar op eens draaide het zich ora en vloog weder op het linker hoopje. De eigenaar daarvan uitte, iu weerwil van zy no onverschillig heid, eon kleinen juichkreet, maar de verliezer de hard opheffende, sloeg zoo onverwachts en heftig naar het vliegje, dat het niet meer kon wegvliegen en dood bleef liggen. „Eindelijk kwam de beslissende slag," ging de verteller aan het naastfeijzijude tafeltje voort. „Met een laatste, dolle speculatie raakte hij zijn laatste geld kwijt." „Dat plezier heb ik er tenminste van," zoi de verliezer tot zijn partner. „Dat ia een dure, doode vlieg. Morgen zal ik je het geld sturen 1" „Dat is goed." De twee oude heeren stonden op, om heen te gaan. Hunne buren bleven nog zitten en praatten door. „En zoo komt bet, dat die arme Hessemans nu failliet iszei de een tot den ander. De oude heeren keken elkaar even aat). Toen zei de een: „Heesemans failliet Ja, dat moest ervan komen on de aDder zei „Dat speculeeren van joDgelui is ook een mitère Terwijl ze heengiugen, keurig, onbe- riBpelyk, diep gegroet door eeDige be zoekers, die hen in do deur passeerden, lag het arme vliegje tusschen de twee hoopjes suiker, dood. L. M.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1891 | | pagina 7