B 1 ft ft E ft L A ft S). 1! bier-berichten. voordeed, te verlichten. De regen nam thans een weinig meer too, maar onder het dichte bladerdak was ik vrijwel beschut. Intusachen stak de wind op en de duisternis nam toe. Ik had nog on geveer ©en goed uur te loopen en ik verhaastte mijn tred. Het on weder kwam snel opzetten en weldra kondigden een felle bliksemflits en een ratelende don derslag aan, dat het th&as in al zijn woede was losgebroken. De regen viel bij Rtroomen neder en droop met dichte Stralen door do bladeren. Ik bevond mij op den hoofdweg en stapte vlug voort. Ik herinnerde my, dat ik eens gehoord had, dat wij dezen weg, evenals zoovele andere in ons land, aan Napo leon I verschuldigd zijn. Onwillekeurig kwamen mij de grootscho daden van dezen wereld veroveraar voor den geest en zoo gedacht ik ook de veldslagen, die ik had medegemaakt in dea pool- schen opstand. Nog herinnerde ik mij levendig, dat ik eens op fourageereti zynde, met een a'fdeeling soldaten aan een groot heerenhuis aanklopte en v©e> der voor de paarden en voedsel voor de soldaten eisehte. Eene oude eerwaardige dame met zilverwitte haren, vergezeld van een livrei-knecht, kwam op ons t09. O os ziende schrok zij hevig; wij zagen er dan ook met onze bestoven en bebloede unifor men alles behalve uit om haar gerust te stellen, maar weldra vatte ik het woord en meldde haar het doel van onze komst. Zij sprak in den zuiver poolschen tong val en gaf haar bediende oogenblikkelijk last het gevraagde te verstrekken. Met edele gratie noodigde zij mij en d9 andere uit binnen te komen en daar deed zij alles wat zij kon om ons zoo aangenaam mogelyk te aijn. Zij liet mij den fijnsten wijn brengen en het beste wat zij in huis had. Zij gaf haar doeh- ter, waarschijnlijk haar eenig kind, last een stuk voor mij op de piano te spelen, waaraan zij gewillig vol deed en het schoone poolsche volks lied uitvoerde. Ik vergaf haar gaarne die uiting van nationaal gevoel wij die onze spijs ontvingen uit de hand onaes vijands..,.. Zoo mijmerde ik voort, en verhaastte mijn tred, de donder rolde thans onaf gebroken en flits op flits doorkliefde het luchtruim, het boseh met een akeligen, spookachtigen gloed verlichtend. Plotse ling bemerkte ik dat ik van den h®ofd= weg was afgewekon en een zijweg was ingeslagen, die mij zeker niet tot mijn doel voerde. Ik keerde onmiddellijk terug, maar als men zich eenmaal in dien doolhof van boschpaden bevindt, schijnt het wel oa-saogelijk het rechte pad weder te kunnen vinden. Ik strompelde thans voort over de geweldige boomwortels, die het pad versperdon; plotseling voelde ik den grend ouder mijne voeten ver dwijnen, ik viel in een opening en bleef daarin tot mijn middel steken, ik uitte ver schrikt een rauwen kreet en gevoelde op 't zelfde oogenblik dat ik aan de voeten omlaag werd getrokken; een oogen- blik later bevond ik mij in een seort vaa lage hut onder den grond en in gezel schap vaa vijf' zeer verdacht uitziende personen, zijnde drie vrouwen en twee manneB. Wol herrejennig," riep een der vrou wen uit, „hastoe wool béter hier ein- kommen kunnen, dan door 't lo«h in 't dak Ik begreep door dien uitroep, dat ik door de opening, die voor deze holbe woners tot lucht- ea misschien lichtgat diende, gevalleD en door een hunner naar omlaag getrokken was. Ik herstelde mij echter spoedig, zette mij in postuur en verklaarde, dat ik oogenblikkelijk verder moest naar 't Loo. A.9, mienher efkes wacht, dan ken met us meegoan," bromde een der terwyl hy uit eea grooten zilveren koffiekan een kop dampende mokka inschonk, terwyl de anderen bezig waren een paar flesschen wijn te ledigen. Een der beide mannon trad thaas op my toe en vroeg op doffen toon of ik ook geld bij mij kad. Ik antwoordde terstond van neen, ofschoon ik drie duizead gul den aan bankpapier in mijn portefeuille had, die in mijn borstzak was gebor gen, maar tevens zeide ik, dat ik slechts een revolver bij mij had en ieder zou neerschieten, die mij aanraakte. Dit zeggende maakte ik mijn jas los en wees hem op een zwart kokertje, dat een monster quano bevatte, en waarvan een der uiteinden even boven mijn jaszak uitkwam ea er als de loop van een pistool uitzag. Dit denkbeeldige wapen, mijn vastberaden houding en stevige gestalte schenen het //unheimische" gezelschap toch eenig onteag in te boezemen. Onwillekeurig kwam mij thaas de waarschuwing van juffrouw Hermeen te binnen en ik begreep uit de velerlei zaken van waarde, die ik in dit verblijf bijeenzag, dat ik op onverwachte wyze met de beruchte rooverbende had kennis avond te hebben gewenscht. De torenklok sloeg juist middernacht. Ik bevond mij nu alleen in ie dorpsstraat en ging zoo spoedig mogelijk naar het eenige kleine logement, dat zich daar bevond en waar ik gelukkig terstond werd binnengelaten Toen men ray naar mijn kamer had gebracht, die gelijkvloerscia was, had ik weldra myne natte kleerea uitgetrokken iel ik op het wel wat harde bed, ondanks het zonderlinge avontuur, dat my wa8 overkomen, spoedig in ee.n diepen slaap. Ik zal ongeveer een uur geslapen hebbes, toen ik door eenige slagen tegen do dour mijner kamer werd gewekt en een zware stem zeide doe ope», in naam des keaings zijt ge onze arrestant." Ik sprong terstond uit myn bed kleedde mij zoo goed mogelijk aan ea opende de deur. Onmiddellijk werd ik de gestalten van twee maréchaussées gewaar en ondanks mijn protest was »k genood zaakt hea te volgen. Weldra was ik met beide mannen op 't dorpsraadhuis, waar mij zonder plichtplegingen te ken nen werd gegeven, dat ik daar moest blijven en mij den volgenden morgen voor dea burgemeester had te verant woorden. Ik begreep dat ik het slachtoffer was van een misverataud ea dat 't het beste was mij in myn lot te schikken. De kamer, waarin men mij had gebracht, had overi gen weinig afschrikwekkends; weldra was ik op een paar stoelen gaan liggen een aandachtig luisterend gehoor te vin den, maar bovendien dio van een vijftal gevaarlyke misdadigers in handen van 't gerecht te hebben gebracht. Toch naoet ik u gulweg bekennen, dat ik nog liever een episode uit den Poolschen Opstand zou doorleven, dan weder de verschrik kingen doorstaan van dien nacht in 't Soerensche Bosch. Bij de verhoorenderEnquêt commissie te Rotterdam is gebleken, dat Piet Sas eu v. d. Kolk, de aanvoerders der warkstakende bootwerkers aldaar, zijn weggejaagd als bestuurders van de Union, omdat zy zich de kas hadden toegeëigend en het geld opgemaakt. Do Vereeaiging staat thans niet meer met hut buitenland in betrekking. Aldus heeft de tegen woordige secretaris voor de Commissie verklaard. gemaakt. Tevens ook begreep ik, dat, nu hun verblijfplaats ontdekt was, ik en trachtte zoo goed mogelijk den slaap alle gevaar liep voor eeuwig het zwijgen te zullen wordea opgelegd. Tot mijne verwondering echter gebeurde er niets. Ik had destijds met mijne kameradon veel aan gymnastiek gedaan en was hen in 't worstelen allen de baas, rayne vuisten waren gelijk hamers en wee dengene die daarmede kennis maakte. Ik vertrouwde dus op deze natuurlijke wapenen. Het vyftal was thaas druk aan ?t beraadslagen en het einde daarvan was, dat de vrouwen een paar oude zakken aamen en daarin alles pakten wat i» het verblyf aanwezig was. Flesschen wyn, zilveren lepels en vorken, een dito kof fiekan en nog tal vaa andere zaken van waarde. Daarop werd met een ouden schop eenige aarde uitgegraven en zag ik tot mijne verwondering dat h«t hol aan die zijde een uitgang had, die op het boschpad uitkwam. Met «oeite kropen zij door die nauwe openiag en ik was nolens volens gedwongen denzelf den weg te volgen, nog vreezende dat zo mij zouden inmetselen en ik daar voor altijd onder het zand zou worden begra ven. Allengs bespeurde ik dat deze lieden jegens mij geen kwaad in den zin hadden, hoezeer mij ban gezelschap ook hun velgen voor mij het eenig© middel om uit het donkere boseh te geraken en den weg naar 't L®o terug te vinden. Het onweder was voorby, maar de regen viel uog bij stroomen neder. Nauwelyks hadden wij een vijftig schreden geloopen of achter ons hoorde ik duidelijk een def hoefgetrappel en omziende zag ik op een vijf en twintig pas afstands achter ons twee gestalten te paard, waarsehyolyk marechaussees. Ik had grooten lust gehad om hun tegemoet te gaan om mij op deze wijze van het onaaa- genams gezelschap te ontdoe», maar reeds waren wy in 'tLoo aaogekomen,en het was een steen van mijn hart toen het vyftal een zyweg insloeg na mij eea goed» a te vatten. Ik zal u maar niet beschrij ven welke verwarde droomen mij door 't hoofd woelden, maar enfin ik rustte uit en hoopte my den volgenden morgen zender moeite wel te zullen legitimeeren. Het zal ongeveer acht uur in den morgen zijn geweest toen ik door een der beide maréchaussees weru gewekt hij my gelastte hem te volgen. Ik kwam in een groote wachtkamer en zag daar een vyftal lieden,wier uiterlijk mij be kend voorkwam en spoedig herkende ik in hen de personen van den vorigen avond. Tol my a groote verbazing waren het echter nu vier mannen en één vrouw 1 Blijk baar hadden twee der mannen zich ver moaad door zioh in vrouwenkleederen te steken. Omstreeks 9 uur kwam de burge meester, die mij terstond in verhoor aam. „U is gisterenavond in gezelschap van dez® lieden aangetroffen, ge wordt ver dacht tot deze bende te behooren, die onlangs de villa van den heer W. 's nachts geplunderd heeft en thans gelukkig in de val is geloopen. Hoe is uw naast Ik antwoordde onmiddellijk op deze laatste vraag, eraan toevoegende, dat ik, om myne onschuld te bewijzen, terstond naar Rotterdam zou seinen. Aanvankelijk' sléeg men aan mijne beweringen eiet veel geloof, maar toen ik myn wedervaren had verteld en moD mij toestond naar Rotterdam te telegra- feertra, waarop geluakig spoedig ant woord kwam, was ik uit mijn benarden toestand gered en stelde de burgemeester my onder het aanbieden van tal van verontschuldigingen in vrijhoid. Ik was natuurlijk niet weinig blijde, dat de zaak voor my zoo'n gunstige weudiog had genomen en met een ver ruimd hart verrichtte ik mijne commis sie id 't dorp. In Apeldoorn, waar ik 's middags te rugkwam, heeft men mij als een held beschouwd en moest ik de historie van a cot z verhalen. Ik had de voldoening Men meldt uit Amsterdam van 30 Jan: De nieuwe burgemeester van Nieuwer- Amstel is heden geïnstalleerd. Vaa de 15 raadsleden waren slechts vijf tegen woordig. De seorctaris was wegens zware hoofdpijn verhinderd de plechtigheid bij te wonen. Basluiten konden er natuurlijk niet genojaion worden. De 'installatie geschiedde door den eenigon aanwezigen wethouder, den heer Schreudor. De kleine tribune was overvol met toeschouwers. De recto r-m agnificus der Leidsche Universiteit oatving dezer dagen den volgenden brief z/Aan den WelEdele Beer den heer Provezor der studentenschool Leiden. u Zeer WeWdele dektb. 3eer z/Daar ik zoo vrij ben UEd. eeu paar lettere toeschry ven, aangezien ik gistere een. Heer. gesprookon. te Mebbe, daar. ik Zou. een Groote Praohtiege Ulmor doch. Hond. heb. gepanterfc nog geen Jaar. oud. reu. Zindelijk en zeldzaam mak. voor Kindere en bekroond, te Sehe- veninge, reeds over de tachtig contie» meeter Hoog, en in ver wachting hij Noch Hooger word die. Men Heer heeft mij het adres opgegeefen. van een der. Heere, studente en. ben ik kweit ge raakt dus ben ik zou. vrij. van een. der. Heere per omgaande, iets tevreete en blijve met, Hooge. achting UEd. dw. dn. Phs. WillebraDd. Korte Pankoek straat. 20 Rotterdam, de Hond is uit Berlijk af komstig uit de toeterij". De brief is door een der sludenten, die den provezor" zijne hulp beloofde om den bedoelden persoon uit te vinden, in h«C studentenweekblad Minerva ge plaatst. Eene misdaad, lang geled en gepleegd, is eindelijk aan den dag ge komen. Achttien jaar geloden kwam een goeseh jongeling, A. Snoep geheeten, die te Zierikzee in betrekking was, aldaar op noodlottige wijze aan zijn einde. Men vond hem verdronken of gestikt in eene moddersloot, ea algemeen was men van meening, dan zijn dood het gevolg was vaD eene misdaad. Naar luid van een dezer dagen te Goes ontvangen schrij ven, waar bij geïnformeerd werd ot er nog betrekkin gen van A. S. aanwezig zijn, blijkt nu, naar de dr. Ot. meldt, dat werkelijk ©ene mis daad in het spel is geweest en dat hij door 3 andere jongelieden in de bewuste sloot geduwd en gesmoord is. Een der daders, die ernstig ongesteld was en siods gestorven is, beeft de misdaad bekend. Van de beide andere misdadigers is er een reeds vroeger ovorleden en bevindt de tweede zich in Amerika. Mes rekent, dat gedurende dezen winter in Friesland meer dan 200 hardrijderijen op schaatsen ©f andere dergelijke wedstrijden zijn gehouden, en dat d« g®wonne« prijzen gezam-enlyk ruim f 15,000 hebben bedragen. Er zijn perso nen geweest, die achtereenvolgens ver scheidene honderden guldens bij die wed strijden hebben gewonnen, éen wuinig minder dan f 1000. Nee-ï't mea hierbij in aanmerking, hoeveel duizenden guldens die hardrijderijen buitendien aen uitga ven van allerlei aard hebben gekost hoeveel geld vooral ook door de bezoe kers uit andere plaatsen .werd verteerd, dan komt men tot het besluit, dat hoe veel koude en gebrek tijdens den winter ook is geleden, er echter ook een aan zienlijk bedrag in geld in omloop ia ge bracht. Men schrijf ons uit de Lekstreek: De rivier de Lek, die bij Wijk bij Duurstede dien saam begint te dragen en hem verliest ter plaatste waar die rivier samenvloeit met de Noord, wordt aan beide zijden door dijken in bedwang gehouden. Aan de Noordzyden door den Lekdijk bovendams, den Useldam, den Lekdijk benedendams en den dijk van de Krimpenerwaard. Aan de zuidzijde door die van de Betuwe, het land van Culemborg, van de Vijf Heerenlanden en vaa d© Alblasserwaard. Daar die dijken ter wederzijden kost bare bouw- en weilanden beschermen, ligt 't in den aard der zaak dat d® be woners der aangrenzende landen, vooral dio aan de zuidzijde, den tegenwoordi- gen toestand der rivier met' meer of inder bezorgdheid gadeslaan en dat,, niettegenstaande de waterkoeringoa in zeer voldoenden staat verkeeren. Na de hooge waterstanden van 1882/83 toch zijn bovengenoemde dykon aanzienlijk ver hoogd en verzwaard. Bij het losgaan der rivier kannen zioh evenwel ijsdammen vormen, waar door de waterstand daarboven sterk gaat rijzen en mea in eens voor het feit kan staan dat een groot dijkvak moet opge- ki9t worden, opdat het water niet over den dijk naar binnen loope. Met het oog op die en andere even tualiteiten, zijn de verschillende bestu ren op hun post, is de riviercorrespon dentie ingesteld en worden, zooveel mo- gelyk, voorbereidende maatregelen ge nomen, om terstond met kracht te kun nen optreden. Wanneer het water niet sneller wast dan in de laatste dagen het geval is en het ys nog zooveel kracht en dikte be houdt, kan bet losgaan vooreerst nog niet worden tegemoet gezien. Uit Werkendam wordt van 29 Jan. gemeld Hedenmiddag half drie kwam het ijs op de Merwede in beweging. Na zich. over eene lengte van 100 meter verzet te hebben, geraakt9 het weder vast. Het zit thans onbewegelijk. Het veerhoofd der firma Fop Smit Co. is totaal ver nield. Ter hoogte van ruim 5 meter @a zijne kleindochter den terugweg aan. Er was een jaar verloopen. Op den jaardag van Carlo's vertrek hadden de grijsaard en het kind den pelgrimstocht gemaakt van den weg, langs welken hy vertrokken was. In stilzwijgen verzonken keerden zij langs het Steile pad terug, en dikke tranen rolden langs de wangen van de eorsicaansche maagd. Cecco had zich nedergezet in de schaduw van een kastanjeboom, en daar verzachtte hij zijn ruwe stem, om het kind te troosten. Zija liefkozende hand drukte teeder het hoofd van Detta tegen zijn schouder, het bruine haar van het meisje vermengde zich met de grijze haren van zijn vollen baard en haar welgevormde en buigzame gestalte steunde legen zijn krachtig, zwaargebouwd lichaam, de bleeke tint van haar gevulde wangen stak scherp af tegen het rimpelige donkerbruine gelaat van den ouden man, die als een beschermende genius over het jonge meisje waakte. Een jong man, gekleed in het gemakkelijke kostuum van een reizend artist, sloeg de groep gaande, verborgen achter een dikken met uitwassen begroeiden boomstam. Hij opende een schetsboek en begon een snelle en vluchtige schets. De scherpe blik van Mazzoli had hem bamerktde onbekende naderde en groette den gryaaard. //Vergeef my, mynheer," zeide hij, „ik ben Pary zenaar en schil der, ik bezoek en bestudeer uw schoon land. Ik heb den lust niet kunnen weerstaan, een prachtig tooneel te teekenen, dat zich in zulk een heerlyke omlijsting aan mij voordeed. Mijn naam is Marcel Reynold en ik zou mij gelukkig achten, wanneer ik voor enkele dagen een onderkomen vond in dit land, dat my zoo heeft aangelokt." Ceeco stond op en reikte den vreemdeling op plechtige wyze de hand. „Gij spreekt tot my als vriendgij zyt myn gast." Reynold verontschuldigde zich hy wilde zich zoo niet opdrin gen, by wilde een onderkomen huren, maar de gryaaard viel hem in de rede. „De plaats van den verloofde van myn kleindochter is steeds aan myn tafel open dat is ook die van den gast, dien God my zendt dat is kortom de wet der gastvrijheid in de eorsicaansche bergenik keu myn© plichten." Gedurende een maand vertoefd© Marcel onder het dak van Mazzoli. Verrukt over de wilde bekoorlijkheid van die oorspron- kelyke natuur, door de hartelijke ontvangst, verlengde hij zijn verblyf in het land, misschien weerhouden door de schitterende oogen van Detta, waarvan de glass zijn hart verwarmde, dat gewonde hart, dat hij op zyn reis had medegenomen om zyn lijden te verzachten en dat thans een nieuw leven inging. Want R-^y old had Parijs verlaten onder den srnurtelijken slag van een verbroken liefde; het woeste Corsica scheen hem een waardige verblijfplaats voor zijn wanhopige ziel en die ziel was der genezing naby. Vol vertrouwen in zyn gast, dat vertrouwen puttende uit zijn eigen oprecht gevoel, liet Cecco zijn kleindochter met den kun stenaar rondzwerven, die onbewust een innige liefde voor dit vrye plantje opvatte, voor dit natuurkind, dat, opgegroeid in de zon, éen gratie, éen onschuld was. Wanneer hij wat ver van de wo ning arbeidde, bracht zij hem zijn ontbyt en bleef dan bij hem, om hem te zien schilderen, verrast op het doek de lijnen en kleuren te zien van de haar zoo bekende plekjes. Hij schiep be hagen in haar vroolyk gebabbel, haar kinderlijke vrijmoedigheid en eenvoudige inborst. Eens kwamen zy te zamen thuis, naast elkander gaande, toen by 't overspringen van eea ravijn, Detta uitgleed, en Marcel, met éen sprong, haar in ziyn armen opving en ophief... toen zy weder on gedeerd op hare voeten stond en hij haar weder losliet beving hem een pynlijk gevoel, waaruit hy begreep dat hij haar be minde. Hy beminde haar! Hij ver wy derde zich van het meisje, onthutst door deze ontdek king. Hy beminde haar en zy was de verloofde van een ander! Maar beminde zy dien soldaat?... Met langzame schreden keerden zy fereg, hy geheel in vervoering, zij van niets bewust. Den volgenden morgen kwam zij in 't bosch weder bij hem. Terwyl zij zich voorover boog, naar zyn schets, raakte haar wang die van den schilder even aan. Marcel, zich niet langer kunnende bedwingen, omarmde het meisje en drukte haar een vurigea kus op de lippen. Met een krachtigen ruk maakte zij zich los, hare oogen tintel den van een woeste verontwaardiging... maar reeds was Cecco, die toevallig getuige was geweest, op Reynold toegetreden: „Schaamtelooze I ik moest u doodon maar, ofschoon gij de eer van de dochter uws gastheers bezoedelt, zijt gij mijn gast. Ver trek en pas op, want met het aanbreken van den dag, heb ik tl mijn vendetta verklaard." Marcel boog het hoofd, vervolgens richtte hij zich op en zeide vastberaden „Ik heb verkeerd gehandeld, FraTiceaeomaar ik bemin uw dochter en ik wil herstellen wat ik misdaan heb uw Detta zal mijn vrouw zijn." Ondanks de tranen van het jonge meisje, ondanks hare betui gingen van onschuld, bleef de stamvader onvermurwbaar: Hij heeft haar verrast in de armen van een man, zij zal dien man huwen. Zij roept den naam van Ignazzio aan, haar liefdezij smeekt om hem te schrijven, hem te roepen, zijn uitspraak af te wachten. „Gelooft ge dan," antwoordt de oude man trotsoh, „dat een Taddera, onze neef, een Corsicaan, zal aanvaarden wat eenpimute (kladder) heeft aangeraakt En daar in een familie de wil van het hoofd altijd alles heeft gebogen, onderwerpt Detta zich. Reynold weet niet welk een strijd er gestreden wordt. De grysaard heeft hem verbannen tot aan den huwelyksdag; hij mag slechts terugkomen om zijne aanstaande echtgeaoote aaar 't ahaar te geleiden. De dagen zyn voorby, een tijd van verlangen voor den schilder, van smart voor het meisje. Morgec, morgen zal Detta het huwe lijk sluiten, dat haar tot waahoop brengt. Zij bemint Carl' Ig nazzio, zij weet dat Ignazzio haar bemint (Slot volgt). Corsicaansohe bloedwraak.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1891 | | pagina 6