D1TTA,
tweede hl am,
UIT INSULINDE.
Een kleine vergissing
FEUILLETON.
BEHOORENDE BIJ
HAARLEM'8 DAGBLAD
VAN
Maandag 9 Feb» 1891.
(Historiseh.)t
De tropische zón dook in hefc verre
vesten onder en liefelijk, met nog blce-
sen glans, schitterde de raaanaehyf aan
len met milliarden sterren bezaaiden
lelderen hernol. De god des winds was
mtwaakt to bliea zijn verkaelenden adem
>ver de warme aarde, waar alles nog
;uehtte en hijgde naar verfrissching en
erkceling.
Voor een der ramen van een groot
mitenverblyf te Saraarang het is al
aren geleden Zfci een jooge, schoon©
dame van hollandsehe origine, een vol-
Eloed töiók, eenig haakwerk te verrichten
het was een lust om te zien, hoe de
ijne vingers zich repten en haastten.
De blozende kleur, die men bij de bewo-
sers der tropische gewesten tevergeefs
(bekt, lag de „minnende joffer* nog op
le wangen en verried haar nog kort verblijf
ii de warme landen. Het echoone, lange,
joudgele haar was eenvoudig gekapt,
erwrjl een sierlijk bewerkte kabaai en
lito sarong van makaesaarsch fabrikaat,
ie kleedij uitmaakten van het wachtende
neiske, dat op zeer lieflijken, sympa-
kieken toon een lied zong, waarvan het
refrein was
„En zie ik nu deez' ring eens aan,
Dan denk ik aan mijn Christiaan!"
Het was een traaio neg, dien zij van
haar Christiaan" had ontvangen en
uist, omdat het verlovingsgt?sehenk eeno
[roote waarde vertegenwoordigde, was
lij er zeer zuinig op. Slechts bij extra-
genheden sierde het kleinood de
elieblanke vingers, en nu had zy het
ymbool vau eeuwige liefde en trouw tot
n den dood aangedaan, omdat over eenige
aren haar „Christiaan* wij zullen
aem voortaan Adolf noemen, want zoo
leette hy eigenlijk zou verschijnen
Wat een goddelijk idéé, aanstonds te
osten aan den raannelijken boezem van
Dolf, welk een zalig genot, als bij zijne
irmen om haar slanken, lelieblanken hals
slaaD, als zijne donkerbruine oogen
laar hemelsblauwe ontmoetten, als zyne
ippen
Do pendule liet zes slagen 'hooien.
Alida Verhagen, zoo heet de heldin
ran ons verhaal, verliet haar zitplaats
stond op het punt. haar kamer te ver
aten, toen een zeer zacht en zoet gefluit
ïaar aandacht trok. Was dat niet het
lignaal van den jongeling, wiens komst
:ij nu met ongeduld verbeidde F Maar
by had toch afgesproken om acht uur
ïaar aan het raam te spreken! Welke
•eden had hy, om zoo vroeg te komen F
Zou er wat bizonders aan de hand zijn
loe het zy, Alida durfde nu haar ka
mer niet verlaten, dan zou hij wellicht
ievergeefs by haar raam komen. Daarom
;ing zij weder op haar vorig plekje
sitten, geduldigd afwachtende de dingen,
die komen zouden, maar wie er kwam
en wie er verscheen, Adolf niet, hij
bleef geheimzinnig weg en zyn fluiten
herhaalde zich niet. De juffer wist niet,
wat zy er van moest denken Was hij
het geweest of iemand anders Zij be
sloot tot half zeven te wachten en
weldra klonk haar zang weder even vroolijk
en opgewekt als te voren. Als Adolf
zich werkelijk in hare nabijheid bevond,
zou hij op het geluid van haar stem wel
komen opdagen. Van tijd tot tijd zwoeg
zij even, als om de uitwerking van haar
zang af te wachten, dooh helaa^ alle
pogingen, om hem te beduiden, dat zij
op hare plaats was, leden jammerlyk
schipbreuk, en toen het half zeven sloeg,
werd zij een weinig kregelig en korzelig!
Zij mompelde iets binnensmonds, stond
op en sloot het raam. Alida borg den
ring iii een keurig étui weg, want myn
heer en mevrouw wiste» er «iets van,
dat zij geëngageerd was, en ging nu naar
binnen, cm deel te nemen aan den heer
lij kon rijstmaaltijd, die te 7 ure zou be
ginnen.
De tafel was reeds gedokt en hier en
daar stonden een paar schotels, wier in
houd een sterk prikkelenden geur ver
spreidde. De kinderen dartelden en trip
pelden in de eetzaal met eene ongekende
vroolijkheid en toen de juffer binnen
trad, vlogen zy op haar aan eB bestorm
den haar met allerlei vragen. Maar zij
was ditmaal niet erg in haar humeur;
met een stroeven blik verwijderde zy
de kleinen van zich en hielp Sidin, des
huisjongen, in 't rangeeren der lepels en
vorken. Deze scheen ook opgemerkt te
hebben, dat de „djeproo" (verbastering
van juffrouw) niet al te best geluimd
was, althans zoo spraakzaam als hij tegen
haar was bij andere gelegenheden, zoo
stil bleef hij nu in hare nabijheidHij
deed bedaard zijn arbeid en gaf op al
hare vragen een kort en beleefd ant
woord.
Daar klonk hot geratel van een rijtuig.
Mijnheer kwam thuis van zyn kantoor.
Op dit oogenblik trad mevrouw de eet
zaal binnen.
„Kom, Sidin," zeide zij, „is het eten
klaar F daar is mijnheer al I"
„Wel, wel, juffrouw Verhagen, wat
scheelt er aan, dat je zoo ontstemd kykt?
Heb je onaangenaamaeden met de dienst
boden gehad
Alida Verhagen glimlachte en terwijl
zij haar gelaat in een aangonamen plooi
trachtte to brengen, gaf zij half luid ten
antwoord
„Mij scheelt hoegenaamd niets dan
een weinig hoofdpijn, wellicht van de
warmte
„Of heeft u soms heimwee naar Hol
land, juffrouw F"
Er kwam eene kleine flikkering in
de hemelsblauwe kijkers van juffrouw
Verhagen en op beslisten toon sprak zij j
„O neen, volstrekt niet, mevrouw, ik
amuseer mij hier best, het bevalt mij
hier uitstekend goedMyn hoofd is
slechts een weinig zwaar, maar 't zal
wel overgaan
„Wil u een weinig kajoe poetih
hebben
„Dat helpt my niet, mevrouw, ik dank
u vriendelijk
„Nu dan kan ik er niets aan doen",
gaf mevrouw ten antwoord, terwyl zij
met een fijn glimlachje het vertrek ver
liet, om haar man tegemoet te gaan.
Kort daarop trad deze binnen, en ter
wijl hij den klpinen een kus op de wangen
drukte, nam hij plaats aan de geurige
rijsttafel. Nu viel zijn oog op de goever
nante en nadat by, evenals mevrouw,
tevergeefs de oorzaak had opgespoord
van de onaangename stemming, waarin
zy verkeerde, zeide hij met eenige ver
heffing van stem
„Zeg eens, vrouw, heb jij soms ook
bezoek gehad F"
„Ik gaf Mevrouw verbaasd ten ant
woord „I don 't know!"
„U soms, juffrouw
Alida verbleekte en terwijl haar
stem een weinig jtrilde, gaf zij ten ant-
woerd:
„Pardon mijnheer, ik weet nergens
van!"
„Nu dan begrijp ik er niets van,"
vervolgde mijnheer; „zooeven, toen ik den
tuin binnenreed, meende ik een mannen-
gestalte te ontdekken, die zich bij mijne
aankomst heimelijk achter een boom
verborg. Wie kan dat dan geweest
zijn?"
Het begon du erg rumoerig te worden
in het kloppend hartje van juffrouw
Verhageo. Hoe gaarne had zij van tafel
willen wi-gsucilcu, om haar aausUianUo
in de armen te vliegen! Ja, hij was het
geweest, die gefloten had, maar waarom
haar raam niet genaderd. Misschien was
hij bevreesd van ontdekt te worden.
Ja, dat had hem zeker weerhouden, zich
in hare nabijheid te begeven! Zou hij
zich nog in dsn tuin bevinden? Misschien
stond hij nu aan haar raam te wachten.
Terwijl deze zielkwellende gedachten
het brein van juffrouw Verhagen ver
vulden en haar pijnigden, weerklonk
buiten het gesehreeuw der kinderen, die
wellicht met elkaar iu twisi waren ge
raakt. Dat was een goede gelegenheid,
om zich te verwijderen. Haastig werd
de vork nedergelegd, en in een wip was
juffrouw VerhageD van de tafel verdwe
nen, tot groote verbazing van mevreuw,
die de gouvernante nog nooit zoo vlug
had gezien. In de gang zag Alida eene
zwarte gedaante naderen. Het was Sidin,
de huisjongen, die niet wist wat er
gebeurde, dat de „djeproo" zoo haastig
liep.
„Stil fluisterde juffrouw Verhagen
op half gejaagden toon, terwijl zij den
Javaan bij den arm vasthield, „wil je
een kwartje verdienen
„Ja zeker, djeproo," was het kalme
antwoord.
„Welnu ga dan in den tuin, daar
loopt mijn broêr cp mij ts wachten.
Ga hem zoeken en vraag hem, of hij
zoolang in mijn kamer wil komen,
totdat wij gedaan hebben met eten
„Moet ik dien mijnheer in uw kamer
laten F" vroeg Sindin op een thO" vol
verbazing als het soms uw broer niet is F
„Kom leuter niet," hernam de goe-
vernante, „doe maar, wat ik u gezegd
heb. Ik weet, dat het mijn broer is,
want ik heb hem gezien. Ik zal toch
geen dieven of ander slecht volk in mijn
kamer la'en
„Neen, dat is zoo," mompelde de
JavaaB en terwijl hij een paar borden
aan de goevernante overgaf, ging hij
regelrecht den tuin in.
De maan scheen zeer helder aan den
hemel, en stellig had de Javaan het
hieraan te danken, dat by, na vijf mi
nuten rondgescharreld te hebben, in de
verte tusschen de boomen eene lange
schaduw zag voortbewegen.
„Dat zal 'm wezen", mompelde de
Javaan, terwijl hij zijne schreden ver
haastte.
Heel behoedzaam liep bij over do
grasperken heen en toen hij zeer dicht
genaderd was, plaatste hij zich geheel
onverwachts vlak voor den persoon, dien
hij nu gevonden had en vroeg
„Dag, mijnheer, is u soms de broer
van juffrouw Verhagen F"
De aangesprokene ging een paar stap
pen achteruit en toen hij van zijnö ver
bazing een weinig was bekomes, gaf bij
ten antwoord
„Zoo, zijt gij door juffrouw Verhagen
tot mjj gezonden, dat komt goed van
pas, want ik wilde haar juist spreken
„U is dan haar broer", vervolgde Si
din zeer lakonisch.
„Neon, die ben ik niet," was het ant
woord.
„Dat is wel waar", sprak Sidin glim
lachend, maar u wil het niet weten, om
dat u bevreesd is, dat ik u zal verklap
pen, Dat zal niet gebeuren. Daarvoor
sta ik u borg
En of de vreemde toe wan al de plech
tige verzekering gaf, dat do juffrouw
Zjot'i vergiste, Snliti, 'Ie iiuisjoagen, vol
hardde in zijn bewering, dat de vreem
deling een broer was van do goever
nante, er bijvoegende, dat de juffrouw
hem bevolen had, den vreemdeling in
hare kamer te laten, welke mededeeling
de toewan roet groote verbazing aan
hoorde. Daarom maakte hij eenige ernstige
tegenwerpingen, deeh het einde was, dat
Sidin den toewsn toch wist mede te
troonen naar de kamer van juffrouw
Verhagen.
„Ik zal de lamp maar niet opsteken,"
sprak Sidin, terwijl hij den toewan het
vertrek binnenliet, „anders wordt uwe
tegenwoordigheid verraden."
Daarna trok Sidin de kamerdeur dicht
en ging de eetzaal binneD, waar het des
sert zou worden opgediend. Juffrouw
Vorhagen, die met brandend ongeduld
den terugkeer van den bediende had af
gewacht, zag dezen met een veelbeteeke-
nenden blik aan, alsof zij wilde vragen:
„Hebt ge hem gevonden?"
De Javaan knikte glimlachend. De
„djeproo" kon zieh haast niet meer be-
heerschen, om een vreugdekreet te uiten I
Zij nam een fliaken teug wijn en ging
toen zoo snel aan het eten, dat mijnheer
zich de opmerking veroorloofde, dat juf
frouw Verhagen niet zoo schielijk moest
eten, omdat dan het voedsel slecht zou
verteren!
Eindelijk en ten laatste was de maal-
tyd geëindigd.
Afwykeade van haar oude gewoonte,
om nog te blyven zitten praten, liep de
gouvernante rechtstreeks naar haar ka
mer. Half trippelend en huppelend schoof
zij de gang door. Zonder te bedenken
ging zij nu naar de plaats, waar „hij"
zich bevond, fluks draaide zij den deur
knop om en met een:
„Wat heb ik naar je verlangd, Dolf
trad zij bin Ben.
De gestalte, die by het raam zich had
nedergezet, gaf geen antwoord, waarop
de gouvernante op hare teenen heel stil
letjes achter hem kwam en met den
uitroep„Niet schrikken!" haar ver
meenden aanstaanden echtgenoot om
helsde en haar gelaat tegen het zyne
aandrukte! Doch, o wee! op hetzelfde
oogenblik slaakte zij een doordringenden
gil, want hare vingers grepen een sterk
behaard, ruig gelaat! Zoo 3r "1 als zij
maar loopon kun, ging zij do kauier uit
met een half misvormd kapselSchreeu
wend en gillend kwam zy de eetzaal
binnen, waar mevrouw, mijnheer en de
baboe zieh nog bevonden. Zij viel op
een stoel neder en kreeg het zoodanig
op hare zenuweD, dat mijnheer heuseh
niet begreep, wat er aan scheelde. Snel
schonk hy een glas frisch water in en
bracht het aan de lippen der haast in zwijm
gevallen juffrouw. Langzaam, zeer lang
zaam kwam zij weer by, en toen zij
mijnheer hare vreeselyke ontmoeting
had verteld, verbleekte deze van woede,
dat er een vreemdeling, misschien een
dief of moordenaar, zijn huis was bin
nen gedron ge ;j. Sidin werd geroepeD, de
stalknecht kwam er bij, de tuinman moest
oogenblikkclyk verschynen en zoo ging
men met stokken gewapend naar de be
wuste kamer. Sidin bleef met de juffrouw
achter, ea half fluisterend sprak hij
tot haar:
„Maar, djeproo! uhadmy;toGh gezegd
om hem in uw kamer te laten!"
De juf zweeg en volgde den stoet.
Toen men de kamer binnentrad,stond
het raam open," do vreesadeliog. .••iet ge
charmeerd op onaangename ontmoetin
gen, had het hazenpad gekozen.
„De schurk is verdwenen," sprak
mijnheer, terwijl hij het licht in de
hoogte hield, „doch ziet, daar ligt een
brieije op tafel En voordat de goe
vernante het verhinderen konhad
mijnheer den brief ter hand genomen
en, daar er geen adres op stond, on-
middellyk geopend. Nauwelijks had hij
dien ingezien, of hy barstte in een schater
lach uit, en terwijl hij het document
toevouwde, de bedienden wegzond en
het de juffrouw overhandigde, sprak hij
„Het is een minnebrief, juffrouw Ver
hagen Is u geëngageerd
De goevernante kreeg een kleur en
moest natuurlijk toestemmend ant
woorden.
„Nu, lees dan het kattebelletje eens,"
vervolgde mijnheer, „missehieu kunt gij
dan te weten komen, wie de vreemde
snuiter was
De goevernante gaf aan den wensch
van mijnheer gehoor en toen zy den
brief had gelezen, sprak zij
„De man, die hier gezeten heeft, was
een boodschapper van Adolf, cn daar ik
er op stond ons engagement geheim te
houden, had hy den last my den brief
heimelijk te overhandigen. Daar ik echter
Adolf hedenavond verwachtte, verkeerde
ik in de vaste veronderstelling, toen u
sprak van een heer, dien u in den tuin
had gezien, dat hy het was en niemand
anders. Daarom verzocht ik Sidin hem
in mijne kamer te lateD, doch ik kon
niet vermoedendat ik den rechten
Jozef niet voor had
Mynheer en mevrouw konden niet
nalaten over 4e vergissing eens hartelijk
te lachen, er bijvoegende, dat de juf
een andermaal beter uit haar oogen
moest zien.
TJAMPAKA.
Haarlem, Febr. '91.
CORSIC AANSCHE ZEDEN.
(Slot).
Verheugd een verlof te hebben gekregen, waarvan hij de ver
rassing aa*i de zynen en zijne beminde voorbehield, had Taddera
de diligence van Corte verlaten ter hoogte van de Barchetta en
besteeg vroolijk de steile kust waarop zich de torenspits van Cam-
ile verheft als een vinger die ten hemel wijst. Over de voetpa
den lange den bergkam gaande, die hij sinds zyn jeugd kende,
kwam hy te Pastoriecia. Uit een kroeg werd hij door Caccino,
een zijner vrienden, aangeroepen,
Hij trad binnen, drukte hem do handen, ledigde een glas corsi-
©aansehen brandewyn, zonder te gaan zitten en wilde ijlings zijn
weg vervolgen.
„Wie spoort u zoo aan F" vroeg Caccino. „Ge zijt wel gehaast,
om den bruiloft bij te wonen van uwe Beoedetta met een pinsuto."
„Wat zeg je
„Ik zeg dat de Mazzoli een Parijzenaar geherbergd hebben, een
kladder en dat hij vandaag met uwe Detta zal trouwen."
Sangue di Bacco brulde Carl' Ignazzio„zij zullen mijn
bruidsgeschenk hebben, een mooi, dat beloof ik je."
En met één sprong was hij op den straatweg.
Hij liep rechtstreeks naar huis, trad binnen zonder zelfs tot de
zynen te spreken, ging naar den muur en haakte een geweer af.
Zijn moeder zag hem ontsteld aan als in een visioen. De
vader be,reep het. Hij hield zyn vrouw tegen en zeide:
„Ge hebt gelijk bloed moet er zijn. Ge zijt een echte Cor-
8isaan."
Maar reeds hoorde zijn zoon hem niet meer, hij ging de plaats
over en bleef onder de poort staan.
De stoet kwam uit de kerk. Detta bleek, aan den arm van
Marcel. Een sehot knaldede schilder wankelde en stortte voor
over, door een kogel in 't voorhoofd getroffen.
Met het nog rookende geweer iu de hand, trad Taddera vooruit
en aeide op kalmen toon
„Dat ben ik
By zijn aanblik, vergat Detta den moordenaar, om slechts in
hem den bevrijder te zien, de uitiDg van zyn liefde te vernemen.
Zy snelde met epen armen op hem toe.
„Carl' Ignazzio!"
Maar hij stiet haar van zich af en wendde zich tot den ouden
Ceeco
„Neef, ik wist niet, dat een Mazzoli twee woorden had. Gij
hebt u aan meineed jegens mij schuldig gemaakt. Er zal bloed
tusschen ons zyn. Past op, gij en de uwen."
En zonder de verklaringen van den grijsaard te willen aas hoe
ren, verwyderde Taddera zieh, ging thuis zijn vader waarschuwen,
trok zijne kleederen van borgbewoner aan en richtte zich naar
het gebergte.
Verre van Detta afschuw in te boezemen, had de moord door
haar verloofde gepleegd, in haar de liefde vergroot, die zij hem
toedroeg. Zij was trotsch, haar hart te hebben geschonken aan een
man, die zoo stontmoedtg zijn recht verdedigde en die haar ter
zelfder tyd verloste van een gedwongen en gehate verbintenis.
Haar eenige smart was, dat hij haar verkeerd beoordeelde, dat
hij haat' als medeplichtige beschouwde van zyn stamvaderzij
maakte zich ook ongerust over de vendetta, die hij den haren had
verklaard, vooral over zijne vogelvrijverklaring, waartoe Carl' Ig
nazzio zich veroordeeld had in de verblinding zijner liefde.
Maar in Detta stroomde het oude corsicaansche bloednoch de
wil, noch de moed ontbrak haar. Zij zou tot haren beminÖ8 gaan
en hem haar hart openen. Hy zou alles weten, zou aan haar
woord gelooven. Zij twijfelde er niet aanzou een meisje van
haar ras liegen F Do vijandschap der beide familiën zou beter ge
stild worden op het hooren van haar stem dan door eene beraad
slaging der parolantiMaar helaasd© wreker bleef onder de
Afgevaardigde woordvoerders.
bedreiging van 't burgerlijk gereoht wegens manslag en onder die
van den krijgsraad wegens desertie. Welnuwanneer hij het be
staan van een bandiet moest gaan leiden, zouden zij het deele»!
Intussehen naderde het uur waarop zij zou moete^ verschijnen
by de begrafenis van den doode, openbare droefheid tooneD, door
hare kleedersn te verseheuren, haar vleesch met hare nagels open
te rijten en het graflied te zingen, zynde zy tegelykertijd de weduwe
van den overledene en de voeerairiee van het land.
Niets kon haar aan deze verplichting onttrekkende stamvader
zou haar met geweld naar de begrafenis hebben gebracht, en de
openbare afkeuring zou over haar zijn uitgesproken. Zy begaf zieh
dus naar het lyk, dat voor den drempel was tentoongesteld; maar
inplaats van de verstijfde hand te grijpen, hief zij haren vinger
met een tragische beweging ten hemel.
Zij sprak
„De nachtegaal klaagt in de kastanjeboomen de bedriegelijke
koekoek heeft zyn nest bezoedeld met bastaardeieren het broed
sel komt uit, haar echtgenoot heeft de zynen niet herkend. Hy
heeft haar verlaten, zij is alleen en zuGht om haar verwelkte
liefde. Velen hebben geklaagd, gelyk de nachtegaal door het
bedrog van den snooden koekoek maar eenmaal heeft de ver
rader zich gewaagd in het gebied van den valk en de valk
heeft den laaghartige verscheurd met zyn vreeselijke klauwen.
„Het wyfje van den valk beklaagt zich op haar beurt haar
beminde waant haar schuldig maar haar smart uit zich in een
wilden kreet in klanken die de waarheid verkonden zij
beklaagt zich over de verlatiDg van haar mannetje zy dankt
hem omdat hij haar gewroken heeft.
„De schurkachtige koekoek heeft mijn nest willen ontwijden
maar de valk heeft hem in snelle vlucht achterhaald de schul
dige is onder zijn rechtvaardigen toorn gestorven. Ife beween
mijn verloren beminde ik heb hem lief omdat hij mij gewroken
heeft."
De omstanders luisterden in stomme ontzetting. Cecco, bleek
van de woede, die op zijn voorhoofd de paarse aderen tot berstens
deed zwellen, wilde haar in de rede vallen:
„Krankzinnigezwijg
Maar als in geestvervoering ging het meisje voort met haar
„Het bloed heeft rechtvaardig gevloeid voor mijne beleediging;
o. gij, wreker, keer niet tegen de mijnen het goddeloos staal