DE CIGARETTE.
De partij "biljart.
TWEEDE DEAD,
stadsnieuws.
FEUILLET ON.
BBHOORENDE BIJ
IIAABLBM'S DAGBLAD
VAN
Maandag 9 Maart 1891.
Daar de soldaten reeds twee dagen
achtereen hadden gevoehten en den nacht
hebben doorgebracht met den ransel op
den rog, in een hevigen stortregen. zyn
zij uitgeput van vermoeie/uis. Toch laat
men ze drie uren in de koude staan
verkleumen, met het geweer bij den voet,
in de plassen der wegen en in het slyk
der doorweekte gronden.
Afgemat door vermoeidheid, opgedaan
in de onder de wapenen doorgebrachte
nachten, met doörr.atte uniformen dringen
zy tegen elkander aan om wat warmer te
worden en om staande te bly ven. Er zijn
er bij, die 6taande slapen, geleund tegen
den ransel van een buurman. Op ieders»
gezicht leest men lange ontbering. De
regen, de slijk, geen vuur, geen soep,
een donkere luebt, de vijand, die men
rondom zich heen weet, o het is vreese-
lijk.
Wat doen zij daar Wat gebeurt daar?
De kanonnen, met den mond naar
het bosch gekeerd, de mitrailleuses ge
reed om een regen van kogels op de
vyanden te doen neervallen, alles schijnt
gereed tot den aanval. Waarom valt men
dan niet aaa Waarop wacht men nog
Men waoht de bevelen en het hoofd
kwartier zendt er geeD.
Het hoofdkwartier is evenwel niet ver
weg. Het is gevestigd in dat mooie kas
teel, waarvan d6 rGode bakstéenen, door
den regen gewasschen, reeds van verre
zichtbaar zijn. Het is werkelijk eene vor
stelijke woning, wel waardig den stand
aard van een maarschalk van Frankrijk
te dragen. Achter een grooten sloot en
een steen en wal, die hen van den weg
scheidt, gaan de groene grasperken met
bloemen afgezet tofc aan de stoep. Aan
den anderen kant, naar de binnenzijde
van het huis, strekt de watervijver
waarin zwaneo zwemmen, zieh als een
spiegel uit en onder het in den vorm
eener pagode gebouwde dak van eene
onmetelijke volière, loopen pauwen
trotsch heen en weer, nu en dan een
scherpen toon uitstöotende en ziet men
de goudfaiaanten met hunne prachtige
vleugels slaan. Hoewel de. eigenaars zijn
vertrokken, gevoelt men daw niet de
ontreddering van den oorlogstijd. Het
hoofd van het fransche leger heeft alles
netjes in orde gehouden en het is iets
treffends, zoo kort bij het slagveld, die
ongestoorde pracht te zien.
De regen, die daar ginder het slik op
de wegen steeds vermeerdert en de wa
gensporen zoo diep maakt, is hier slechts
eene verfrisschende bui, die het rood der
8teenen en het groen der grasperken ver
levendigt en aan de bladeren van den
oranjeboom, evenals aan de vesren van de
zwaan nog meer glans by zet. Alles
schittert, alles ademt zoete vrede. En
werkelijk, zonder de vlag die van den
nok van het dak waait, zonder die twee
soldaten, die voor het hek op schild
wacht staan, zou men nooit op de ge
dachte komen, dat zich hier het hoofd
kwartier van het leger bevindt. De paar
den rusten in hunne stallen. Hier en
daar ontmoet men huzaren in werktenne,
die in dea omtrek der keukens ronddwa
len, of een of andere tuinman in een
roode broek, die op zyn gemak de pa
den van den tuin oprij ft.
In de eetzaal, waarvan de vensters
op de stoep uitaiec, staat een half ont
dekte rare}, leego glazen en karaffen,
kortom alles wat aan een maal, dat pas
is afgeloopen doet denkende gasten
zijn vertrokken.
In het aangrenzende vertrek hoort
men aohaterlachen, rollende ballen en
klinkende glazen. De maarschalk speelt
zijn partijtje biljart en daarom moet het
leger op orders wachten. Als de maar
schalk zijne partij heeft begonnen, kan
de hemel wel invallen, niets ter wereld
zou hem kunnen beletten er tot het
einde mee voort te gaan.
Het biljart 1
Dat is d® zwakheid van dezen grooten
oorlogsheld. Daar is hy even ernstig als
op het slagveld, in groot tenue, de
borst met ridderorden bedekt, met schit
terend oog. met eene verhoogde kleur
op de wangen, tengevolge van het maal,
het spel en de grog. Zijne adjudanten
omringen hem, beleefd, eerbiedig, bij elk
zijner stooien uitroepen van bewonde
ring latende hoorei». Als de maarschalk
een punt erbij maakt, haasten alien zich
naar höt telraampje, als de maarschalk
dorst heeft, willen allen zijn gro:..'je
klaar maken. Men hoort steeds, het
zachte gedruisch dor epauletten en der
vederbossen, een tegen eikaar klinken
van eerekruiseD en sterren en als mes
al deze vroolijke glimlachen ziet, al dat
borduursel op die prachtige uniformen,
r. deze houge zaai met eikenhout be
schot, denkt men onwillekeurig aan de
herfsten van Compiègne en vergeet men
daardoor voor een oogenblik do arme
soldaten daar beneden, die doornat ziju
en langs do wegen in den regen staan
te verkleumen.
De tegenpartij van den maarschalk is
een kleine kapitein van den generalen
staf, die een uitnemend biljartspeler is
en wel in staat de party te winnen van
alle maarschalken der wereld, maar hij
weet tegenover zijn meerdere den ver-
schuldigden eerbied le bewaren en legt
er zich op toe niet te winnen, doch
evenmin zich te gemakkelyk te laten
verslaan, wat voor den winner ook niet
pleizierig is.... Men voorspelt deaen
officier een goede toekomst, hij zal wel
bevordering maken.
Let op, laten wy ons goed houden.
De maarschalk heeft er vyftien en gy
tien. Het komt er nu op aan de party
zoo te leiden tot aan het eind en gij
zult meer voor uwe bevordering gedaan
hebben, dan als gij buiten bij de ande
ren geweest waart in dezen stroomen
den tegen, dio den horizon verduistert,
om uw schoone uniform vuil te doen
worden, uwe sterren te laten verkleuren
en om op orders te wachten, die niet
komen.
Het is werkelijk eene belangwekkende
partij. De ballen loopen tegen elkaar en
over het biljart. De banden zijn goed
veerkrachtig, het groene kleed wordt er
warm van.
Plotseling ziet men de vlam van een
kanon schitteren. Een dofie slag doet do
glazen rinkelen. Iedereen beeft men
kijkt elkander onrustig aan. Alleen de
maarschalk heeft niets geaien, niets ge
hoord over het biljart geleund, bere
kent hij een mooien stoot....
Maar daar ziet men weer eene flik
kering en nog een. De kanonsehotea
volgen elkander snel op. De adjudanten
loopen naar de vensters, zouden de Prui
sen aanvallen F
Welnu, laat zij aanvallenzegt de
maarschalk, terwijl hy den bal op het
aoquit zet. Het is aan u, kapitein.
De generale staf is stóm van bewon
dering. Turenne ingeslapen cp een
kanon is niets vergeleken bij dezen
maarschalk, die zoo bedaard is bij zijne
party biljart, op den oogenblik van den
aanval. Gedurende dien tyd verdubbelt
het geraas. De doffe schoten van het
kanon worden afgewisseld door het
8nijend geluid der mitrailleuses en het
gekletter van hot salvovuur. Een rood
achtige zwarte damp hangt over de
grasperken. De verschrikt® pauwen en
faïsanten loopen schreeuwend door de
volière de arabische paardjes, die hrt
krait ruiken, staan van ongeduld in
hunne stallen te trappelen. Er komt
leven in het hoofdkwartier. Dépêches op
dépêches. De reuboden komen met los
sen teugel aanrijden. Men vraagt Daar
den maarschalk.
De maarschalk is op het oogenblik
niet te spreken. Ik zei immers wel, dat
niets hem kon beletten zijne partij uit
te spelen.
trHeS is aan u, kapitein."
Maar de kapitein is verstrooid. Dat
komt er van als men jong is I Hij is
zichzelf niet meer, vergeet zijn spel en
maakt achter elkaar een serie van pun
ten, die hem de partij bijna in
doen winnen.
Nu wordt de maarschalk woedend. Op
zijn mannelijk gelaat leest men verras
sing eu verontwaardiging. Juist op dit
oogenblik staat een paard op de plaats
stil. Een adjudant, met slijk bedekt,
overtreedt het consigne, springt met een
sprong over de stoep en roept //Maar
schalk, maarschalk Gij moet eens
sieu, h.»-> hij wordt ontvangen.Bevende van
toorn en zoo rood ais een kaikoeneche
haaD, verschijnt de maarschalk aan zijn
venster, mot zijn biljartkeu in de hand.
Wat ia er toch?.... Wat moet
hebben Is er hier dan geen sohild-
wacht
Maar, maarschalk....
Het ia goed... Dadelijk... Men
wachte mijne bevelen En het venster
wordt met gewald dichtgesmeten.
Men wachtte zijne orders af!
Ondertuss&hen jaagt do wind don arme»
soldaten den regen en het sohroot in het
aangezicht. Geheele bataillons vallen,
terwyl de overigen er stil bij bly ven
staan, met het gewser in den arm zonder
zieh rekenschap van hunne werkeloosheid
te kunnen ^even. Er is niets le doen.
Men wacht de orders van den maarschalk!
Maar daar men geen order van den
maarschalk noodig heeft om to sterven,
vallen de mannen b$ honderden athter
de struiken, in de slooten tegenover het
kasteel, waar de maarschalk alleen aan
zijne partij denkt. Zelfs als ze gevallen
zijn, zijn ze niet beveiligd voor de kogels
uit de mitrailleuses en uit hunDe opene
wonden stroomt bloei... Daar boven in
de biljartzaal maakt de maarschalk zich
ook wamaj hij is weer vooruit gekomen,
maar de kapitein verdedigt zich hard
nekkig...
Zeventien, aehtien, negentien
Men heeft nauwelijks tijd om de punten
aan te teokenen. Het geraas van don slag
komt nader. Reeds valleo do kogels en
bonmeu tot in het park. Daar springt
er een boven den vijver, de witte vearen
van eenige zwanen kleuren zich rood door
hun blood. Het is hot laatste...
Nu volgt een groote stilt8. Men hoort
niets meer da» d- n regon, die op het
dak klettert, oen verward geknetter van
geweervuur onder aan den heuvel en over
de doorweekte wogen het geloop van een
troep infanterie... Het geheele leger is
in verwarring op de vlucht geslagen. Maar
de maarschalk heeft de party gewonnen.
A. H. H.
0,m. De hier bedoelde maarschalk was
Bazaine en de slag, die van Saint-Privat
(18 Augustus 1870j. Ziehier wat gene
raal de Rivière over deze zaak zegt
Bet leger bood heldhaftigen weder
stand het zou de overwinning behaald
hebben, als de garde en de artillerie
tydig tot zijner hulp waren toegesneld.
Blaar om van de gunstige gelegenheid
gebruik te kunnen maken, had de hoofd
aanvoerder in staat moeten zijnzich
nauwkeurig rekenschap te geven vaD den
toestand. Hoe zou dit eehter hebben kun
nen gebeureD, daar by niet dan tegen
drie uur zijn hoofdkwartier verliet en
den geheelen dag niet op het slagveld
verscheen
In het algemeen zou men er een gene
raal geen verwijt van kunnen maken,
als hij een slag verloren heeft. Maar als
men maarschalkBazaine goen enkelen order
ziet gaven tegésovev de herhaalde eu
steeds dringender aanvragen.,., waarom
zou men hem dan geen rekenschap vra
gen van zyne sohuldige daad, van het
nutteloos vergoten bloed, van de aan onze
wapenen toegebrachte nederlaag, een
voorspel van een naderend onheil
Vervolg van het le Blai.)
Haarlem 7 Maart 1891.
Donderdagavond te 88A uur trad de
heer F. Lieftinek, lid van de 2e Kamer
in de bovenzaal der vereeniging op voor
at Volksbelang". De zaal was geheel vol.
Het zal n niet onbekend zijn zeide spre
ker, dat in den laatsten tyd veel is gesproken,
geschreven, gedacht over de waarde van
het individu. Men denkt verschillend
over de gemeenschap, hare kracht eD
hareD invloed op den individu. De groote
strijdvraag is, hoe staat de individu ia
betrekking tot de gemeenschap en om
gekeerd. Hoever moet de gemeenschap
gaan, om den individu te brengen op dan
hoogsten trap van stoflelfke en zedelijke
volkomenheid.
Dat is in zekeren zin een nieuw be-
grif?, van deD modernen staat. Elk denk
beeld van slavernij en ondergeschiktheid
valt daarmee weg, daarmee is geprocla
meerd de vrijheid van het individu
daarmee is vooropgezet het recht van
ieder mensch om te komen tot de meest
mogelijke volkomenheid daarmee is aan
vaard do verantwoordelijkheid van den
een voor den ander.
Dat is eene groote sehrede gevorderd.
Het laissez faire is voorbij, heeft vol
slagen fiasco gemaakt. Het is gebleken
uit te loopen op onderdrukking van den
kleine. Men heeft lang gemeend, dat al#
een mosplant onder den grooteD eik
groeide, de plaats goed zoo was bozet, maar
de humane beginselen, voortgestuwd door
het christelijk bewustzijn heeft gemaakt,
dat men zich daarmee niet meer tevredea
kon stellen. Het valt niet te ontkennen,
dat in de laatste 15 jaren reuzenschreden
gezet zyn op don weg van die werkelijk
humane beschouwing, di8 alleen in den
staat eene toekomst heeft.
Als wij spreken van den individu eo
de gemeenschap, willen wij dat praktisch
bespreken ea ontwikkelen uit hetgeen
hoe hot worden moet.
Eendracht maakt macht is meer dan
een strijdleus, dan een devies, alles zoekt
naar samensmelting, de zwakheid van
het enkele zoekt kracht in het algemeoD.
Eenheid is de grootste macht.
De zucht tot vereeniging mag echter
nooit leiden tot opheffing zijner zelfstan
digheid. Wat was de waarde en de be-
ieekenis der persoonlijkheid in den ouden
joudscben staat F 't Was een magnifiek
organisme, maar de nekslag is er aan
toegebracht omdat de grondslag niet de
humaniteit was, zooals wy die thans op
vatten. De individu in den joodschen
staat was niets, alleen als clubgenoot
van een zeker geestelyk systeem had hy
verdienste, maar hij bad geen persoonlijk
God, mocht niet ofieren, niet bidden, dat
deden do priesters voor hem. Hij werd
weggedacht. Zyn leven hiernamaals waB
niet individueel, bij zou komen in Abra
hams schoot. De gemeenschappelijke W6t
was gegrift op steenen tafelen, ze was
koud en hard als deze. Het individu had
niets te zeggen, alleen do gemeenschap
was ontwikkeld.
Bij het Grieksche volk was het Diet
andere; deze zeer kunstige en ontwikkelde
natie minachtte ook het individu, was
in merg ®n been aristocraat. Als het volk
in Dood zat, riep het Lycurgus te bulp,
een man van staal en ijzer, een Bismarck
dubbel overgehaald. Men dacht niet aan
hervorming zonder wanorde, men zocht
naar geweld en vond het. Lyeurgua was
een man uit een stuk, al moge het stuk
u niet bevallen. Hij ontwiep zijn wetten
en strafien, hij wist wel wat hij deed
een volk ia de regeering waard, die het
bezit. Hij zei go redeneert en rcder.feert
ophouden daarmee! Gehoorzaam
luidde zijn toovermiddel. //Geestesbescha
ving heeft u ten val gesleept. Als gij uw
geest beschaaft begint ge te denken, te
overleggen, te schiften en dan ontvalt
a het geloof aan de wet en dan zyn
we in het geval w«arin we nu verboeren.
Men moet vroeg beginnen. Wat heeft
de Staat aan zwakke burgers? Do kin
deren die niet glad van liji zijn, doodt
hen I De Staat is alles, gy niets W$j
zullen wel bevelen, gehoorzaamt
De individu raakte eronder. Maar die
miskenning van de waarde van den en
keling zou het graf worden voor dien
Staat, die een autocraat had ingehaald.
Komt de persoonlijke waarde van den
mensch niet tot haar recht, dan is een
Staat den ondergang naby, zoowel in
Lacedemonië als in het land tusschen den
Dollart en de Schelde.
Het christendom is de sociale kwestie
van voor 18 eeuwen; daarop moeten we
onze wetgeving gronden, niet in me-
taphysischen maar in gezonden zin.
Jezus sprak steeds over eenheid in de
maatschappij.
Ia het huis mijns vaders zijn vele
woningen maar op j?ardu'zyu er niet
genoeg en se zijn slecht.
Geen wetgeleerde zal ingaan. Dat
zeggen wij ook, wapenwetten enzoovoort,
wat doen we or mee Icgrypen, waar
misstanden zyn in het leven dear staan
op den bedeca van het humanisme,
dat die groote figuur ons heeft nagelaten.
Wij hebben nu gezien ho® do individu
den loop der tijdon is opgeofferd aan
de gemeenschap.
Er rest ons, te beschouwen boe in
een modernen staat de eisch//elk
individu tot zijD recht," gesteund door
de kracht der gemeenschap, werkelijk
heid worden kan. Welke zyn de mid
delen, waardoor wij die persoonlijkheid
kunnen verhoogen. De natuur zegt ods,
hoe alle land dat slecht wordt bebouwd,
slechte vruchten geeft, maar door inten
sieve cultuur nog winst kan afwerpen.
Zoo ook bij den menschhij is nu een
maal een samengesteld wezen, geen 2
meD8chen zijn aan elkaar gelijk. Wordt
daar rekening mee gehouden, b. v. by
den onderwijzer van wie men zegtbij
kan 50 k 60 leerlingen op school heb
ben Ja, op school, maar niet in zijn
hoofd en hart. De kinderen hebben allen
verschillende gebreken en deugden.
De onderwijzer zal de kinderen moe
ten kennen, en dat is zeer moeilijk; maar
zoolang er geld is voor een masea zaken,
is het er ook wel voor volksopvoeding.
De intensieve cultuur moet worden ge
dreven. Men zegt dat het onderwijs in
ons land goed is; ik zal dat riet ont
kennen. Ik heb de overtuiging en de er
varing, dat de onderwijzers van de la
gere school hunne taak volkomen in hun
macht ..cb'bsa eo tal van kundigheden,
zoo zelfs dat zij die niet op de lagere
school kwijt kunnen worden. In door
snee hebben de meesten hart voor hun
vak en dat moet men eok wel hebben,
auder3 is het een taaie zaak. Er moet
wel wat liefde voor den mensch in zit
ten. Maar om die intensieve cultuur van
den mensch te krijgen, behoort meer.
Wat geeft bet, als het onderwijs ophoudt
met het twaalfde jaar en het schrikba
rend schoolverzuim te ooDstateeren
blijft
Vooral ten plattelande is het interme
diaire schoolverzuim verbazingwekkend.
Verbeeld u een onderwijzer in de ich-
thyologie. Hij begint met de leerlingen
de kop van eea visch uit te leggen,
als ky aan het midden is, zyn 60 per
eent zijner leerli gen weg, en als hij aan
den staart komt, zyn ze er weer. Het
is een eisch, dat de gemeenschap aorge
dat zotict-s niet kan ge hoort het woord
reeds noemenleerplicht, niet tot het
12de jaar, dat is niet genoeg. Als er
geen herhalingsondeswijs bijkomt, geen
vakonderwijs, geen ambachtsscholen, dan
helpt het niets. Wat hebben wij, die
gestudeerd hebben, niet veel vergeten,
en wat moet er groeien van een 12jarig
Nouvellenaar het franscht
JULES CLARET IE.
1)
Het is in den tijd van den oorlog van Don Carlos, en wel de
laatste, dien hij gevoerd heeft. Het geheele baskische land, da
omstreken van San Sebastian, de bergen van Guipozcoa, alles
rook naar bloed en kruiten dat gedurende maanden, lange
maanden. De muren der landhuizen zagen zwart en waren afge
brokkeld, vroeger lachende en tevreden woningen, thans puin-
hoopen en graven. Dat is de oorlog.
Wat werd er gevochten, men had het moeten zien! De Carl-
ï8ten aan de eene, de soldaten der regeering van Madrid aan de
andere zijde. Kinderen en vrouwen werden niet gespaard, men
vond hunne lijken vertrapt op de wegen, die arme kindereD, die
nog nauwelyks stameldonwaarom.... waaromMaar 't was
burgeroorlog, ja burgeroorlog, die vandaag eindigde om morgen
weder te beginnen men meest toch weten wie 't winnen zou 1
want... de menschen zijn zoo dom
Op een goeden morgen wordt gezegd, daar is de koning, daar
komt Don Carlos en wat is natuurlijker dan dat de jonge leeuw
onmiddellijk omringd is door onze baskische boeren, die den pre
tendent een leger bezorgen
Ja, zoo'n uniform is verleidelijk. De muts op oor, de trompet
voorop komt men in de dorpen en nadat de rotten zijn geplaatst,
danst en drinkt 6n zingt men met de boerinnetjes. De kogels
zullen fluiten, ja, onze Basken zijn dapper, hebbeD weinig behoeften
en verachten den dood. Maar.... weg zijn de oogsten, de boom
gaarden verwoest, alles verarmd Men voeht den gansehen dag
men vocht drie jaren aehtereen. Op een gegeven oogenblik, zoo
waar, trof men op de wegen slechts burgers aan van hetzelfde
land, die maar ééne gedachte haddenelkander te verworgen.
Men kent de geschiedenis van de blokkade van Bilbao, dat de
Carlisten als in hun klauwen omsloten hielden. De stad moest
worden bevryd, en tusschen San Sebastian en Bilbao hielden de
soldaten van Don Carlos de toegangen bezet, sloegen de aanvallen
af en versloegen de colonnes, die men met gevelde bajonet op hen
afzond. De Carlisten-aanvcerder die aan d9ze zijde het bevel
voerde heette Zucarraga. Een held wabliefEen oud-offleier van
het leger, die zijn degen naar de regeering te Madrid gezonden
had, zeggende: //Geef hem aan een ander,dat hij tegen my strijde;
dien, welken ik voortaan zal dragen, kreeg ik van myn koning."
Dertig jaar, schoon, groot, trotsch. By was op de bergen en
handhsafdü zich daar. Blen zond de beste troepen op hem af en
iederen dag versche. Wij zagen ze terugkomen, uitgeput, gedeci
meerd, met hunne officieren gedragen op bloedige draagbaren, die
het hoofd opheöendo zeiden „zie, het is voor Spanje, dat men
Spanje doodt
Die Zucarraga 1 Zyn roem werd met den dag grooter bij iedere
nederlaag van het nationale leger. Men zeide: //Het is Thomas
Zumalacarregui, die terugkomt I" Zumalacarregui, weet u, is de
paladijn van den anderen Carlistenkryg, in den ouden tyd zelfs
de naam, die aan den andsr herinnerde, maakte van Zucarraga
een romanheld, een generaal, wiens nagedachtenis werd betreurd
door het volk als de Cid.
De generaal, die te Hernani commandeerde ja, de kleine
stad, waar zooals de courant den volgenden dag verhaalde uw
schrijver Hugo als kind doortrok en waarvan hy den naam in
zijn geheugen beeft bewaard de generaaldie zyn arme
soldaten op de défilés, ofzond welke door Zucarraga werden ver
dedigd, was dol van woede. Hy had zich voorgesteld den door
tocht te foroeeren, die mutsendragers te verpletteren, hunne ge
lederen tot Bilbao te doorboren. Welzeker l Iedere aanval een
nederlaag, de uitgeputte troepen kwamen met loomen tred en met
gebogen hoofd terug, hunne dooden op de wegen tellende.
Op zekeren avond kwamen op de vlakte van Ayuntamiento de
soldaten terng. Langzaam en zwijgend, dof en moedeloos bereikten
zy hunDe legerplaats, terwyl in de verte van den kant der bergen
het kanon van Zucarraga Bfceeds bulderde en man den rook zag
opstijgen uit de diepte der valleien, langs de rossige berghellingen
en generaal Garrido met zyn witte haren onder de sohako,
die sohako, welke in den marokkijnscben krijg zoo vaak doorboord
was door de kogels zeide met gebalde vuisten eu bliksemde oogen