DE CIGARETTE. feen Moeder. FEUILLETON. bbhoobende bij aahlem'S dagblad (VAN laan dag 16 Maart 1891. et kind had zijn eetlust verloren fspeelde niet meer en bleef urenlang Hoes op het tnrksche tapijt van de IjLry uitgestrekt liggsn. Haar klein [leek gezichtje, met het hooge voorhoofd, BMP grotendeels onder de lange bruine glee verborgen van tijd tot tijd hui- ge zy haar voeten, in goudlederen Hentjes gestoken, bewogen zith zenuw- ktig cp es neer, als gaven zij de maat n van een muziek, die zij alleen hoerde. tplde jaar, dnoh wrr nit voor haar leeftijd. In e nkele dagen was zij, het vroolijke, Aanvallige kind, stil en lusteloos ge- Boden. vergeefs trachtte haar engeleche Brace, een gezette weduwemet een jjerlyken glimia h om de lippen, haar pacht te winnen voor een van die lelooze lotto- of crocketspelendie sra de vreugde uitmaken van de vol- i engelsche gewoonten opgevoede ices:. Tevergeefs ook las zij haar nit 5 van die onvergelijkelijke pren ten boe- waarvan het Vereenigde Koninkrijk !a kinderen der twee haltrondec voor liet, een sprookje of het verhaal van het of andere ridderlijk avontuur vaor. Het scheen haar zelfs te vervelen, want dö kleine schudde verdrietig feet hoofd, terwijl haar halfgesloten oogen als met mits de zware wimpers schenen te ■gen. I Niets kon meer haar aandacht trekken. hond, een praohtige patrijshond, lekte haar handhaar ponny stond ge zadeld en opgetuigd in dec tuin te hin niken, maar hoe hartstochtelijk zij andera p hield van al de genoegens, die een idzakelijk deel uilmaken van een zorg- .digo opvoeding, thans waa zij voor allee onverschillig en liep doelloos en met loótoe schreden in het rond. «Zij had eene ziekto onder de leden doch niemand vermoedde het, omdat zij [tot dusverre gezond en sterk was gc- rees ËNoch mistress Dicksor., noch haar dans meester met zijn kleine schrille viool en den eeuwigdurenden glimlach op de lip pen, noch haar moeder, die eiken mor gen en eiken avond gedurende mineteDS vijf of tien minuten haar kwam liefkozen, hadden de stille bedreigingen opgemerkt, die zich in dat jeugdige gestel deden hooroc. jSZij was schoon, die jonge, levenslus tige moederzij was verleidelijk schoon met haar geestigen, schalkschcr blik en j haar levendige, bevallige gebaren. Zij was een der meest onbetwistbare schoon heden van een weelderig, luidruchtig hof, een getrouwe bozoekster van alle hoffeesten, eeu hartstochtelijke liefhebster 4er sledevaarten op de Newa, in éen ord, een //lionne", zooals men toen- als zeide. Niemand vermoedde de vurige liefde en do greezenlooze bewondering, dio bet kind voor die moeder, welke zij zoo einig kende, in het meest verborger. ekje van haar hart koesterde. Voor haar ■was ciie moeder de verwezenlijkte droom van haar rustelooze gedachten, de onver gelijkelijke volmaaktheid, het zoo vurig gewen8chte vizioen, een verschijning, die zich, dagelijks aan haar openbaarde. Wanneer de gravin, in een van haar schitterende toiletten, haar fluweelachtige, met kostbare ringen overladen hand door de kleine, liet kussen, zag deze vol aan bidding tot haar op, terwijl zij nauwelijks Oen moed had haar vochtige lippen ep de doorschijnend blanke vingers te drukken. Nog langen tijd daarna was het haar, alsof een deel van haar eigen wezen in de zachte plooien van haar geliefkoosde japon was heengevloden. Zij zou dan nog lahgen tijd ep dezelfde plaats hebben willen blijven, waar het haar zoo dier baar visioen haar verlaten had en het scheen haar toe, dat zij hetiichhet helderst voor den geest kon roepen in het boudoir, waar elk voorwerp aan haar smaak en haar bevalligheid herinnerde, de geur van de met Irispoeder be strooide overtrekken de? meubelen haar bedwelmd© doch de bonne, onverbidde lijk als een Parke, sneed den draad van haar geestvervoering af, door haar naar bed to Dit was elke.ï avond het groote ver driet van haar bestaan. Wel is waar had do bonne, toen zy zag, dat Irene haar boterham onaange roerd liet staan en het kleine hoofdje in haar beide handen liet rusten, gezegd wDat kind heeft iets; dokter Schott moet haar eens zien...7' Maar do dokter was niet geroepen, omdat zij eigenlijk geen koorts had en slechts lusteloos en droevig gestemd was. Nadat deze abnormale toestand zes dager, geduurd had, was Irene bedlegerig geworden: zij gevoelde zich inderdaad te zwak otn te gaan. Een hoogroode kleur bedekte haar wan gen, haar lippen waren gezwollen zy haalde gejaagd adem eu sprak met nog meer gejaagdheid. De woorden vloeiden haar mot koortsige drilt van de lippen. Toen eerst ging mistross Dickson de gravin waarschuwen ess liet ze dokter Schott roepen. Deze kwam reeds voordat de moeder, die laat in dea naeht thuisgekomen ea door de uiterst voorzichtige mededaeling van do Engalsehe slechts weinig veront rust was, opgestaan was. Niettemin zeide de geneesheer, nadat hij de tong gezien en de pois van Irene gevoeld had «Ik zou de gravin zelf wel oens willen spreken". Mistress Dickson zette groote oogen op en verzocht hem in het aangrenzende vertrek te gaan. By wei gerde echter beslist en zette zich bij het rose satijnen bedje, met de met zilver bestikte pluche sprei, neder, waarin het kind, dat eenigszins tot kalmto geko men was door de tegenwoordigheid van iemand, dien zij liefhad, een oiik vol vertrouwen op hem vestigde en van tijd tot tijd eon zenuwachtig lachje deed hooren. Eindelijk versoheen de gravin, buiten adem, doch glimlachend, in haar sleepend, tijk met kant versierd morgenkleed. De dokter stond op. Zij boog zich over het kind heen en bedekte het klamme voorhoofd met duizenden kussen, terwijl zij het allerlei liefkoozende en zachtbe- rispende woordjes toevoegde. #Weas voorzichtig, gravin," zeide de geneesheer op ernstïgen toon, wik geloof, dat zich hier roodvonk openbaart." Angstig richtte zij zich op. «O, tot dusverre zijn er geen ver schijnselen", hernam doktor Schott; «maar u moet voorzorgsmaatregelen nemeD, dat moet ik u in elk geval aanraden." //Roodvonkriep de gravin ontsteld uit. //Groote God, dokter, u doot mij schrikken I Maar neen, ik zou haast ver geten, dat u de zaken altijd van de don kerste zijde beschouwt. Het zal niets van beteekenis zijn, een koortsje, niet waar lieveling P niet waar mijn engel?.... Roodvonk I En in de volgende week is het bal van prinses Orkacheff, dat bal waar ik mij moet vertooneD, dood of lavend, anders u weet, prinses OrkachoS is een groote kwaadspreekster P.... Dok ter 1" en met een allerbevallïgste amce- kende beweging vatte zij zijn arm, //zeg mij toch, dat hot niet dat afschuwelijke roodvonk is!.... Maar, al zou het de een of andere goedaardige koorts zijn, dan belooft u mij toch het aan niemand te zullen vertellen. Bedenk eens, ik zou in geen zes weken kunnen uitgaan I Maar het is zoo niet Eenvoudig wat hoofd pijn. Want ik weet het en ik zie, dat het niets beteekent. Mijn hart, weet u, zou my waarschuwen, als ik iets te vreezen had. Zeg eeas, liefste, is het niet waar? Je wordt al beter, geloof ik Het is niets dan vermoeidheidZeg eens, lieveling Zie maar, dokter, welk een mooi blosje zij heeft! Het kind had zich inderdaad toot .'schit terende oogen uit. haar kussens opgericht, zich gestreeld voelende door dien stroom van zoete woordjes, die zij zoo gretig opving. //Zeker, mama," zeido zij met een tril lende stem ,/ik voel mij al veel beter ik zou aelfe gaarne opstaan".... Zij richtte zich op en schudde het hoofd meS de lange, zware krullen, doch viel plotseling bleek in haar kussens terug.... De gravin wierp een vragen den blik op den dokter zonder dien te beantwoordöD, boog deze zich over het kind heen richtte haar hoofd op en liet haar vlug zout ruiken.,.. De ziekte bleef niet uitlangzaam doch aeker volgde zy haai' loop. Dagen en nachten verliepen. In een sluimering, die haar het bewustzijn van haar lijden bespaarde, hoorde Irons slechts verwarde geluiden en zag zij mets dan esn nevel achtig licht door den diahien sluier, die haar geest omhulde on «aar onttrok asn de werkelijkheid, dia haar omgaf. Den negenden dag werd zij tegen den avqnd wakker en opende zy de oogen. Het zilveren naoktlampje met zijn groene kap, wierp een zacht schijnsel in haar kamer, dio, voor haar alroomerige oogen, in een wegviiagenden nevel zich heen en weer scheen tn bewegen. Achter het kamerschut, waar op een zaefatblauw satijnen achtergrond raadsol&ehtige vogels vlogen, hoorde zij fluisteren. Zonder aanvankelijk iets te beselion, hoorde zij na eenigen tijd, gedurende welken h, t gedempte geluid der stemmen in «en gedroisch als dat van een woesten waterval was overgegaan, den dokter z«ggen, terwijl hij elk woord met nadruk uitsprak z/Als zij een goeden nacht heelt;'' ge loof ik voor haar behoud te kunnen in staan. Maar zy mojt slapen." z/Let wel op, mistress Dickson," zeide de gravin op vermanenden toon, ffdat men geen leven maakt. Sluit de deur van de leeskamer, ga in een lagen stoel zitten en, vóór alles lees niet. Er is niets wat den slaap zoozeer veront rust als het geruiach, veroorzaakt door Je bladen, die men omslaat, Wat mij betreft, het is dat vervelende bal vaa prinses Orkaöheff, waarop ik mij min stens vyf minuten moet vertoonen en omdat onze goede doktor my ver zekert z/Ik verzeker niets, mevrouw do gra vin," antwoordde da dokter; //ik zeg wij mogen hoop blijven koesteren." Juist, en daarom ga ik mij, een, twe®, drie aankleeden, vlieg ik even naar het hotel, dat hier dichtbij is en ik ben weer heel spoedig terug; want ik ken u, beste dokter, als u zegt, dat wij hoop mogen bigven koesteren, ben ik volkomen gerust gesteld." z/Ik herhaal, mevrouw de gravin, dat, wanneer een normale slaap dezen nacht de koorts mocht stuiten, ik meen te kunnen verzekeren, dat het buitenge woon sterke gestel van uw dochtertje haar zal behouden". //O, dokter, gy gief balsem in mijn hartNu ga ik weg. Mistress Dickson, ik vertrouw haar aau uw goede zorgen toe. Tot straks Toen het kind hoorde, dat haar moe der zich met haastige sohreden verwijderde riep zij plotseling met bevende stem z/Mama Mama Mistress Dickson ging naar het bedje en de kussens wat opschuddende, zeide aij aarzelend z/Je mama gaat wat rusten, kindlief, Zij is vermoeid en wil wat slapen... Doe dat ook... ik ben bij je..." tfDat is niet waar," antwoordde het kind toornig. //Zij gaat naar het bal. Ik heb het wel gehoord. O, Dickson, ga baar roepen I Ik zou haar zoo gaarne by me hebben I" z/Mijn en gal. wees toch kali» en dek ja Osier toe. Ik beloof je, ik zal haar gaan roepan." Mistress Dickson verliet de kamer haastig kwam zij terug. //Mama is bezig zich te kleeden, kind lief. Maar voordat zij uitgaat, zal zij bij je komen om je goeden nacht te zeggen, dat belooit zy j«." Irene ging woer liggen, het hoofd naar do deur gewend, terwijl haar schitte rende oogen door de spaaning, waarin aij verkeerde, nog grooter schenen. Een half uur verlieper heerschte zulk een ademlooze stilte in het vertrek, dat men de pendule hoorde tikken en het kind gejaagd kon hooren ademen. Eindelyk deed zieh een geruisch als van een geritsel van zijde bij de deur hooren, waarop Irene zoo aag3tvallïg den blik gericht hield; zij glimlachte zacht jes haar moeder trad binnen, schooner daai ooit in haar purperluweelen, met diamanten bezaaid kleed. In beur haren fonkelde een halve maan van robijnen, terwijl bij hei zachte schijnsel van het nachtlampje haar gelaat-met een schier bovenmenscaelijke bleekheid overtogen was. Het kind richte zich met een luiden kreet op en viel in hetzelfde negen blik met een zwaren zucht in haar kussens terug. Voor de eerste maal kon zij de aangebeden verschijning niet te gemoet snellen. Haar krachten schoten, helaas, te kort. De gravin trad met haastige sohreden Daderby en, bij het bed gekomen, kuste zij de baide wijd geopende oogon, die haar met zooveel liefde aanzagen, toen •y zachtkens haar adem er over liet gaan. /jSliJUp, mijn lieveling, slaap, mijn kiüG, Doe die mooie oogen diehfc en na ver loop van hoogstens een uur ben ik weer by jo terug. Daa zal ik daar, ia dien stoei by je komea zitten en zu't ge je hoofd tegen mij» sohouder aan vleien, je weet wel, op jou plaatsjemaar dan moet jo ook zoet a^ju en Intusscheu gaan slapen, dadelijk gaan slapen".... //O, mama, ik bid u, ik smeok u, laat mij van avond niet alleen hield Irene aan, haar snikken onderdrukkende, terwyl zij trachtte haar stem in bedwang te heuden, omdat zy wist dat luid spre ken kaar verboden was. „Ik weet niet waarom, maar ik ben bang, ziet u O, ik ben zoo bang! Ik begryp niet wat het is, maar ifa meen talkens vlak by of boven mij een groote owarte gedaante te 9ien, met een mantel, waarmede zij my bedekken wilals zij my dan aanraakt, is haar hand zoo zwaar als lood. O, het is zulk eea vreeselyk gezichtAch, blijf teoh voor dezen eenen keer moet u bij I my bly van. Wanneer a by mij ie, heb I ik het heerlijk warm; dan is de kamer vroolyk en licht en zou ik gerust kun- nen gaan slapen I" i //Mijn engel, ik ben immers bij je," antwoordde de gravin. Owees toch kalm, je weet toch wel, dat ik, je moe dertje, hier bij je bed zit //Ja, maar strakjes zult u weggaan." //O, dat is maar voor een oogenblik, je weet, dat moet gebeuren. Ik ben nu eenmaal gekleed. Luister eons, wij zullen zoo doen jij doet de oogen tee, en jc zult nauwelijks don tyd hebben om tot tweehonderd te tollen of ik ben weer terug. Mijn lief klein meisje zal verstan dig wezen, niet waar Zij weet, dat het zoo moet zijn." Hot kind antwoordde niet; haar hand drukte die van de gravin hartatochelyk. Na verloop van een oogenblik zeide zy fluisterend z/Als het dan moetMaar kom heal spoedig terag, mama I Zult u hot doen, heusoh, lieve mama?" Zij hield de hand niofc moer zoo vast omklemd als e^n oogenblik te voren. Haastig TT.f>,!ï.k«e d-i gravin haar vingers los en, haar z*areu sleep opi.omsiiae, verdween zij, na langen tijd haar lippen op de vochtige haren van het kind gedrukt te hebben. Eon, twee, drie, vier uur verliepen. In de stilte van den winternacht hoorde men reeds de bewoging op straat herle ven het bleeke schynsel van den Deoember-morgen drong door de blinden. Het kind was, sinds het vertrek dor gravin onbewegelijk, met de oogea naar de deur gericht, blijven liggen slechts ean eentonig gefluister, het nauwelijks hoor bare herhalen van den gelieiden naam, weerklonk als de laatste poiélag van een zieltogende, in de stilte V3n het vertrek Mama, mama, mama! En altijd op den zelfden toon deed zich die zachte roepstem, zoo vol begeerigen angst hooren,... Mama, mama, mama Slechts haar bevende vingers plukten zenuwachtig aan de dekens. Mistress Dickson had al set mogelijke gedaan oca haar tGt bedaren te brengen en dien hartverscheurenden kreet, welke zulk eea bevig zedelijk lijden verried, te atillen. Zij had getracht haar gedachte om te leiden, had haar omhelsd, haar te drinken gegeven. Te vergeefs 1 De kleine had al haar neigingen hardnekkig weerstreefd. De bonne, dio uitgeput was van ver moeienis en door het eentonige geluid en die eindelooze klacht in slaap was gewiegd, sluimerde Eindelyk kondigde een verwyderd ge- druisch een snel naderend rijtuig aan. Hat hield plotseling vc-or de koetspoort stileen doffe slag verried het neer vallen van den zwarer. yscree bout. Een oogenblik later deed zich een andermaal dezelfde ruischende stroom aan den kant der deur hooren, waarop het kind al die bange uren getuurd had. Aarzelende voetstappen, als waren zij op het punt voorbij te gaan, weerklonken doch plet- soling deed zich een doordringende kreet, vol lang bedwongen smart hoeren. //Mama... kom toch, ik wacht op u 1" De gravin oponde gejaagd de deur, verschrikt door den oeheilspellenden klank van die kinderlijke roepstem. Bevend en verward snelde zy naar het bedje, liet er zich op haar knieën voor nedervallen en, haar arm onder Irene's hoofd leggende, richtte zij het op en vleide het tegen haar gehouder aan. Na eea lange stilte 38ide het kir.d met een gelukkigen glimlach, de oogen slui tende //Daar heb ik nu weer mijn gelief koosd plaatsje, myn eigen plaatsje Wat is u lang weggebleven, Mama Mama, ik Nouvellenaar het fransch JULES CLARET IE. -2) z/Maar enfin," zeide op zekeren dag Araqnil tot vader Chegaraj..... //Pepa bemint mij, ze heeft het me gezegd." //Zij heeft het mij ook gezegd," zeide de vader, //Ik aanbid haar. Ik ben dol op haar. Ik zal mij dooden als gij mij haar niet wilt geven. Wat moet ik doen om haar tot vrouw te krijgen //Wat ik zelf gedaan heb," antwoordde de pachter. Werken en genoeg thuis kunnen brengen om het gezin te onderhouden. Ik heb niet mijn geheelo leven lang gesloofd om mijn geld en mijn 'dochter weg te smyten aan een bezoeker van romeria*. WanDeor ge my kunt zeggen, dat ge een klein fortuintje bijeen hebt en gy uw deel brood en zout bij kunt brengen, zult go Pepa hebben, omdat zy u bemint." «En wat ik meet aanbrengen, dat iehoeveel?" vroeg JuaD. «Twee duizend duros." 1wee duizend duros!" zeide Araquil, bleek wordend. //Waar ik die vandaan halen //Ik heb ze in den grond gevonden," antwoordde de pachter. En Tibureio behoorde niet tot degenen, die eenmaal gesproken hebbende, op hun woord terugkomen, neenAraqeil behoefde zich slechts te dooden, waarmede hy den oude had bedreigd of te graven om de som te verzamelen. Pèpa, als eene brave dochter, zou haar vader niet ongehoorzaam zijn maar, zeer ver liefd op den «looien knaap, z^g zi'j cr echter van af om to wachten totdat Juan den v^rt ischten buwt-lijótssehal had verzameld. In hunnu korte samenkomsten of ia bun samenzijn met den oude, verborg zij voor Araquil niet, dat zy hem een dier gevoelens toedroeg, welke tweo weaens tot aan den dood toe vereenigeo. En zy had hem zelfs gezworen by de nagedachtenis van hare mooder dat zy nooit een ander zou toebehooren. Een dergelijke eed, ge daan daar een wezen zoo schoon als een ster des hemels, is wel in staat om esn stoutmoedige aan te vuren. Juan zeide Mi zichzelven. //Welnu ja, ik zal ze hebben, de twee duizend daros Ik weet wel niet hoe ik ze zal krijgen, maar ik zal ze hebben Wat een plannen gingen er doer zijn heofd, hoe hard werkte hij l Bijna liep hij zijn hoofd te pletter tegen een muur, toen hij met éen punt verschil een partij bal verloor tegen die van Tolosa. Er waren groote sommen uitgeloofd. Een beginsel van een for tuin. En om één punt om één punt was Araquil versla gen, en die van Hetnani met hem Hij rukte zich de haren uit, hij sleeg zich tegen het voorhoofd, hij was razend van woede.... Eu hij moest ze hebben, die twee duizend duros on hij her haalde bij zichzelf wat Pepa had gezegd //Of het leven met u, of het leven met niemand, Araquil. Maar ik zal aan mijn levenden vader gehoorzamen en ik zal altyd den wil van mijn dooden vader eerbiedigen." Eindelijk was de arme Juan zoover gekomen, dat hy op een vorre reis zon. Men had hem ergens verteld dat sommige men- echen in La Plata, in Amerika, dikwijls Basken, door het land uit lo gaan, fortuin maakten. Men vertelde zelfs dat de balspelers van zijn land te Buenos Ayres de peeetas by handen vol konden oprapen. Het lieve huisje, dat men rechts ontmoet, wanneer men naar San Sebastian terugkeert, behoort aan een jougen van Hernam, die op dez3 wijze een fortuin verworven heeft in het zuiden van de Nieuwe Wereld. Wanneer de gedachte, Pepa te verlaten, haar niet meer te zien. zelfs niet in do verte, bij de mis of op de vespers, bij de stierengevechten, zelfs san haar venBler, wanneer hij langs de boerderij ging, niet in het hoofd van Araquil was opgekomen, dan zou hij zeker gegaan zijn. Ja heengegaan. Wat hij ook zou hebben moeten uitvoeren, hg zou het hebben gedaan, omdat de oude tegen hem had gezegd: //Zoek I" Hij zou beter gedaan hebben dan te blijven. Daar komt de oorlog, de laatste oorlog, zet alles in vuur en vlam, en Bilbao geeft het tooneel te aanschouwen, dat hiervoren beschreven is. De wanhopige generaal Garrido ziet daar plotse ling voor zich dien grooten, avontuurlijken jongen, die hem in een paar woorden zya geschiedenis mededeelt; en, terwijl de onde soldaat van Marokko, hier verslagen door de Carlistea, de wenk brauwen frorBt, gaat Juan Araquil voort: //Wanneer het leven van Zucarraga een fortuin waard is, zoo als ge zegt, generaal, zal ik het hebben!" Het leven van Zucarraga is meer waard dan een fortuin," antwoordde Garrido. ,/Het staat gelijk met het bestaan van dui zenden mijner arme kindoren. Zucarraga is de weerstand, de sleutnl van Bilbao, dat is een voortdurende slachting, dat is alles. Ik kan u geen bevelen geven, gij zijt geen soldaat. Maar als ge doet wat go aanduidt, herinner mij dan wat ik heb gezegd!" z/Goed," zeide Juaa. //Tot spoedig generaal 1" De oud© Garrido trok de schouders op en «en oogenblik later vroeg hy zieh af of die man geen spion was geweest. Araquil echter dacht slechts aan éen zaak: Het leven vaa Zucarraga was een fortuin waard I En dat fortuin waarmede bij spotte alsof het niets was, wenschte hy sleehts omdat het hem Pepa in levenden lijve zon geven. Hy vertrok van Hernani on verdween. Men hoorde dagenlang

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1891 | | pagina 5