DE CIGARETTE.
tweede bead
De raw van Ton Miiletoc.
BINAIËNLA fi 0.
FEUILLETON.
BBHOORENÖE Blf
haablbm'8 dagblad
TAN
Maandag 23 Maart 1881.
II.
(Slot.)
Ofschoon hare overige zintuigen haar
begaven, was het alsoé haar gehoor
eene bovennatuurlijke sonerpte had ge
kregen. Het scheeu alsof zy het ratelen
van den naderenden trein twaalf mijlen
'er kon hóorec. Het bus... hus... bus
an de machine hield gelijken tred niet
haar kloppend hart. Zy scheen nog den
machinist te zien, terwijl hij zijn hand
aan de stoomkraan hield, gereed om het
Ijzeren monster zijn stem to laten hooren,
als het de kleine stad in 't gebergte na
derde, daarna het doordringende geluid
van den ontsnappenden stoom, het gelui
van den bel, het puf... puf... als de trein
;ijn snelheid minderde, bet knarsen van
le remmen en van de koppelingen. Zou
lij nooit het kleine roode stationsgebouw
lereiken, dat nu in 'c volle gezicht was
ian 't einde van den vlakken grintweg
lij ging het postkantoor voorbij, waar
de menschen haar verwonderd nastaar-
len. Wat kon 't haar schelen? Wanneer
ir maar een paard en rigtuig in 't zicht
eren geweest, ora haar sneller vooruit
[e brengen.
Op het stationsperrnn stonden vele
ien8chen, waaronder Jim, die rusti;
|jn p|jp rookte en over het weer praatte
en de vooruitzichten van don aanstaan
oogst. Zij allen hielden haar voor
krankzinnige, toen zij hen voorby
jlcog.
De stationschef was in zijn bureau on
rak met een heer, die van de bergen
as gekomen, en nu den trein voor de
;ad wachtte.
„Het heeft de geheele week geregend,''
leida hij. „Ge denkt dat bet bier in de
rallei regent, maar, goede hemel, gij
locst eens op de bergen zijn in een
igenstorm I Daar by hagelbuien zoo fel
als bliksemstralen en de wind blaast als
een orkaan. Wij braken gisteren ons
kamp op, en ib ging rechtstreek* naar
hier. De overigen staken de heuvelen
over naar het hooger gelegen station.
Zij zullen bier zyn met den trein van
^•wieren."
Stem en spreker kwamen de vrouw
bekead voor, die in de deuropening stond,
ijeide handen op haar zwoegende borat
gedrukt. De woorden kwamen slechts
onduidelijk tot hare verdoofde zinnen.
Dno hare onderstelling was juist, en
Tom Tom was in den verloren trein.
Nogmaals ging een rilling door haar
lichaammaar hare vastberadenheid reddo
haar.
„Step den trein De brug is weg
riep zij uit.
Beide mannen keken verschrikt op by
deze woorden. Met de vlugge beweging
van iemand, die gewend is bevelen uit
te voeren, sprong de stationschef naar
z|jn instrument; de andere man,minder
vlug van bevatting, kwam voorwaarts,
do uitdrukking van verbazing op z$n
galaat, toen hij de zonderlinge verschij
ning in da deux aag, maakte plaats voor
Mn meewarige vroolykheid, toen ky da
spreekster zag. Wat aan zonderling, on
stuimig meisje was Kate Mitchell toch
altijd, en wat een leven moest zy Tom
Middleton bezorgen, dacht hij.
„Dat is we»-r eens een envorwaoht
genoegen, mevrouw Middleton," zeide
hij glimlachend.
Zy wenkte hem met een enkele hand
beweging, terug te troden.
Er heerschte een korte stilte. De tele
grafist luisterde opmerkzaam, met zijn
hoofd rustende in de hand. Kate Mid
dleton bleef in de deur staan, met ge
vouwen handen, haar gelaat bleek van
angst en haar geheele ziel opgaande in
luisteron.
Jack Spencer, die allengs begreep, wat
dit tooneel bateekende, wachtte, en zyne
belangstelling groeide met ieder oogen-
blik.
Ten laatste kwam het eentonig getik,
dat zyne gewichtige boodschap over
bracht in de taal, die onbekend was by
twee van de drie luisterenden. De tele-
afist stond van zijn stoel op.
Juist by tyds. De trein vertrok vao
het station, maar men heeft bom doen
stoppeu."
Kate Middleton klemde zich aan den
deurpost vast. Voor de eerste maal haars
leven» verloor &|j haar denkvermogen.
Nogmaals was zij op de waggelende
sycamore en de tak kraakte, brak en
zonk weg.
Zij gevoelde het water op haar gelaat
en opende hare oogen om ziohaelve in
een stool geplaatst to zier/, terwijl Jack
ser haar hoofd ondersteunde, en de
stationschef yskoud water over haar uit-
oot.
„Binnen een minuut is aij weer klaar";
zeide Jack, op zorgzamen toon. „Nu,
mevrouw Middleton, aangenaam zal het
mjj zijn, u thuis te bezoeken."
Zy leende een hoed en mantel van des
stationschefs vrouw. Jim bracht de
paarden. Jack Spencer hielp haar in 't
rijtuig met ernstige hatelijkheid, en zy
reden huiswaarts. Zij sprak weinig on
derweg, ofschoon Jaek Spencer opmerk
zaam en spraakzaam was en poogde zoo
veel als een man in staat was, zijne be
wondering voor 'hare dappere daad uit
te drukken. Zy noodigde hem zelfs niet uit
binnen te komen, toen zy de deur van
haar huis bereikte.
Noch eer noch roem wachtte Kate in
haar eigen woning. Bridge», de meid,
schold op haar, kracht haar naar bed
en verklaarde, „dat zij bepaald een doo-
delijke verkoudheid had opgedaan en zjj
dat wel verdiende."
Toeh kreeg zy hare belooning. Laat
in den nacht, toen de kinderen sliepen,
en Bridget niet meer op haar post was,
stond Kate nit haar had op, en zich in een
doek wikkelend ging zsy op de sofa voor
het vuur liggen om het genot te hebben
de courant van 't begin tot het einde
na te pluisen. Zy verschrok, toen zy
een voetstap buiten de deur hoorde en
een velgend oogenblik stond Tom voor
haar, met een ernstig gelaat als een
geestverschijning.
Tomriep zy uit op scherpen toon,
en toen scheen zij voor hem te beven
niet voor hem beefde zy, maar vcor de
verschrikkingen van den namiddag. Tom,
haar echtgenoot, had een van die vreese-
lyk verminkte en doode lichamen kun
nen zyn, die zy zich bad voorgesteld en
die haar geest hadden gemarteld.
„O, gy moogt, oy zoudt nooit zoo iets
hebben gedaan," zeide zy. Maar zy bezat
zenuwen en dia waren dien dag wel op
de proef gesteld.
„Wat bedoelt gij?" vroeg Tom ern
stig. Het was inderdaad een vreemde
begroeting.
„Kato," aeide hij op de sofa zitten
gaande en haar tot zich trekkende, „jjij
zoudt andera spreken, als gij wist hoe
weinig het scheelde of ik was nooit thuis
gekomen ik heb twaalf mylen te paard
afgelegd overeen ruwen bergwerg om hier
vannacht nog aan te komen.
Juist vertrokken wij van Prescita,
toen wij vernamen dat de brug, drie
mijlen daar beneden zes mijlen hior
boven, Kate was weggespoeld."
En hoe kwam men daar achter
Kate was haarzeive weer. Zy knipte
even met haar oog, maar haar Jip trilde.
„Wat dat betreft," antwoordde Tom,
„zijn do berichten een weinig onnuirie-
lijk. Maar alle stemman overeen dat
het eene vrouw was. Eu zij deed won
dervolle dingen. De vrouw van den
brugwachter, gelooi ik. Op eou boomstam
droef zij da mier af en toen, zeggen
sommigen, sneloo zij druipr-at naar hot
station ea kwam daar in zeer korten
tijd aan. Er was geen minuut te ver
liezen. Als zij er niot was geweest
het waa een bewonderenswaardige
daad, iedereen zegt het."
„Maar hoe erg onvrouwelijk I"
zeide Kate, met hikkende stem, bukkende
als o«ü iets van den grond op te rapen.
„Onvrouwelijk!" riep Toss uit. „Ik
zeg u, Kate, dat was een «laad van be
lang. Geheel iets anders dan uw lawn-
tennis. Als een vrouw haar kracht tot
zooiets aanwendthet moet eest bo
ven menscnolyke inspanning geweest zyn.
Wel, Kate, ik twijfel of ge wel in staat
zoudt zijn van hier naar stad te loopen
en terug. Maar wanneer een vrouw twee-
si driehonderd menaohenlevens tegelijk
redt 1 Groote goedheid, Kate I wat
heb je aan je voet gedaan
Mevrouw Middleton had onwillekeurig
haar gewonden voet te voorschyn ge
bracht en het zware verband dat er om
gewikkeld was, deed hem die bet zag
erschrikken.
„Ik ik deed een waedelingcije van
daag. Maar laat ons daar niet over spre
ken, Tom. Ik gevoelde my niet al te
wel, toen gy binnen kwaamt en gy zaagt
er zoe vreornd uit. Het deed my rillen."
lies was nutteloos, Tom van zijn ge
dachte af te brengen. Reeds lag hij op
zijne knieën naast haar, draden door
knippende en linnen afwikkelende, on
danks haren tegenstand, totdat by een
kleiuen voet had ontbloot, paars en
opgezwollen en- myt eea -eiykc gapzedö
wond op zijde.
„Geen wonder dat ge u niet wel ge
voelt van avond. Eene kleine wandeling I
Men zou zeggen 1 Kate, waar zy t ge
andaag geweest
„Ik was op pantoffels," bekende de
schuldige," en ik had geen tijd om ze te
verwisselen. Laat nu maar zitten, Tom
morgen zal 't wel beter zyn."
„Een kleine wandeling 1" hield Tom
aan. „Hemel, Kate, ge kunt evenmin
alleen gelaten worden als een tweejarig
kindhet sou niet b|j my opkomen om
je alleen te laten."
„Als ik m|jn kleine wandeling niet
had gedaan, dan zoudt gy gy gij
zoidt den dans niet ontsprongen zyn!"
riep de armo Kate ten slotte in '6 nauw
gebracht nit.
„Maar," riep Tom oit, by wie* een
lieht opsiog„dan waart gy het 1"
Ik geloof dat hij dan kleinen voet kuste,
en dat hij op alle mogelijke en ocmo-
gelyke wijzen zyne lieide voor zijne dap
pere jonge vrouw uitte, zoomede zyn
trots op haar en geheohtheid.
Er werd eea iuzameliog bij de reizi
gers van den noodlottigen trein van dien
dag gehouden, om de kranige vrouw te
beloonen, die hen voor znlk een vreese-
lybe ramp had behoed maar men heeft
haar nooit kunnen vinden. De stations
chef en Jack Spenoer bewaarden hun
geheim goed. De eenigo belooning, die
ooit hare bestemming bereikte, was
die van Tom Middleton. Somtijds draagt
zijn vrouw een zeer fraaien armband.
Wanneer ds mensehen er naar vragen,
dan antwoordt zij altijd dat het een
prys is, diöu zij by een wedstrijd vac
Tom heeft gewonnen.
H. M. do Koningin-Regentes
is voornemens, met H. M. de Koningin
een der eerste dagen van April zich te
begeven naar Geroan, aan het Vier-
waldstkttermeer.
H.H. M.M. zullen de reis nemen over
Arolrisen en aldaar een ot enkele dagen
verblijven.
In het hotel „Muller", te Geroan,
heeft H. M. apartementen afgehuurd.
Het verblijf aldaar zal omstreeks 4 k
6 weken duren.
De dag van vertrek is nog niet vast
gesteld.
Uit 's-Hage wordt van 20
Maart gemeld Aan het diner gisteren
te 6 uur door H. M. de Koningin-re
gentes gegeven, waren uitgenoodigd al
de vice-admiraals, sehouten-bij-nacht,
kapiteins ter zee of daarmede in rang
gelykstaandon in aetieven dienst in de
residentie aanwezig voorts de luitenant-
generaals, de generaals-majoor, de kolo
nels en luitenant-kolonels, de laatsten
voor zoover korps- of detachements-
oommandanten.
Hot diner had plaats in de galerij
zaal.
Naast H. M. waren aan weerzijden
gezeten de leden der hofhouding, terwyl
aan de overzyde van H. M. de eere-
plaatson waren ingenomen door den
vice-admiraal Do Josaelin de Jong, de
luitenants-generaal ridder Alewyn, chef
van Uen generalen staf en Schneider,
inspecteur der artillerie.
Men meld uit 's-Hage: Naar
verneemt, is ér sprake van om met
1 Mei de bureaulisten aan de plaats-
kaartjesbureau's van het station van den
Holl. Spoorweg alhier te vervangen
door vrouwelyke beambten. De tegen
woordige beambten zullen met dien
datum naar elders worden overgeplaatst.
Wegens het groote kolen-
vervoer heeft de Holland9the Spoorweg
maatschappij besloten tot het vervoer
van kolen en andere goederen een
nachttrein te laten loopen van Winters
wijk langs Deutichen Daar Amsterdam,
Rofterdam enz. Deze dienst zal 1 April
in werking treden.
Men meldt nit Amsterdam
van 20 Maart
Door de amsterdamsche aideelÏDg van
het Nederl. Gymnastiek-verbond is,
zooals men wet, in het afgeloopen jaar
een volkscursus opgericht, en werden
onder leiding van eenige gymnastiek
onderwijzers op het Museum terrein des
Zondognamiddags oefeningen gehouden,
die zoozeer in den smaak violen, dat zy
op het einde van 1S91 door pl. m, 400
leden werden bezocht. Als van zelve
ontstond hieruit eene V6reeniging van
jongelieden van 13 tot 24 jaren, die zich
noemde „Trou moet Blycken".
Deze Vereenigiog betrok gisterenavond
haar nieuw en ruim vergaderlokaal. Ten
ure aan de Korenbeurs aaogetreden,
ging het „en corps" met muziek voorop
en onder fakkellicht, deor de stad, werd
eene ovatie aan den burgemeester ge
bracht, eo kwam men ten 9 ure in
„JTelia Meritis" aan, waar de leden voort
aan tweemaal 's weeks, tegen eene con
tributie van 10 cent per week, gezellig
bijeen kunnen zijn en zich met allerlei
spelen kuiiuen vermaken. Een opge
ruimde prettige geest heerschte onder de
schare.
Beschermers dezer vereeuiging zijn de
heeren G. Vas Visser, nar. J. A. Sillem,
jhr. J. J. tleo Test en W. G. F. van
Marcelis Hartainck, eere-voorzitter.
Dezer dagen is teAmster-
dam'iu 83 jarigen ouderdom overleden
de heer J. Galman, die indertijd naam
bezat als waterbouwkundige eo aanne
mer van openbare werken en een der
mede-oprichters is geweest van de Maat
schappij voor den Werkenden Stand.
Hij ontwierp o. a. een plan tot over
brugging van het IJ voor Arasterdam,
en wel op zoodanige wijze, dal de toen
malige groote oorlogsschepen de de
Prins van Oraty'e enz., onder deze brug
door zouden kunnen zeilen. Vooral had
Ly zich daarby groote moeite gegeven
om eene juiste voorstelling te verkrijgen
van den wispelturLen en drassigen
IJ-bodem. Het plan is, gelijk men weet,
niet tot werkelijkheid geworden maar
de ontwerper zelf is tot op het laatst
van zyn leven blyven vasthouden aan
zyn ideaaleen Amsterdam met de
rivier en de dokken in het midden
der stad. {HM.)
De machinist II. C. do Wilde
geraakte Donderdag morgen ten half 7
ure, terwijl hij bezig was eene maohiue
te smeren inde loods aan het terrein van
den Staats spoorweg te Utrecht, tusschen
de dryfriemen bekneld, waardoor hij
ernstig, vooral aan het hoofd werd ver
wond, zoodot z|jne opname in het ste
delijk ziekenhuis noodig washij ia
Donderdag avond reeds overleden.
Vrydagnaoht is de meelmo-
len van Muldora tu Bgujond a/d. Hoef
afgebrand.
Te Renkum vervoegde zich
dezer dagen in het logement van mej.
de wed. C. een net gekleed heer en be
sprak voor onbepaalden tyd eene kamer,
die hij ODmiddellyk betrok. Volgens zijn
zeggen was bij belast met het toezicht
bij de verpakking en verzending van
machines bij een persoon daar ter
plaatse. Nadat hij negen dagen in het
logement verblijf had gehouden, is hij
heimelyk vertrokken, eene onbetaalde
reken ng achterlatende. Bij een winke
lier heeft h|j voor eene aanzienlijke som
versehillende voorwerpen aangekocht, en
Nouvell».naar let franrnh
van
JULES CLARET IE.
{8lo4.)
„Zyt gij geen soldaat?" vroeg de officier.
„NeeD."
„Waarom zijt gij hier?"
„Omdat men er m$ gebracht heeft. Ik vscht niet. ik wilde
naar Bilbao gaan om m|jn familie te bezoeken. De slag heeft het
®|j belet. Dat is alles."
„Eu ge weet iets van de geneeskunst af?"
„Neen, maar ik kan wonden verbinden. Dat heb ik geleerd in
tt|jn vak van torero."
De oflioier, die wantrouwig was, liet Araquil tot Zttearraga na
deren, die zijn groote zwarte oogen op den sehoonen jongeling
vestigde. Het Carlistenhoofd ondervroeg bem nader. Araquil ver-
ïond een roman. Hij verlangde er naar z$ne ouders te bezoeken,
die in Bilbao waren epgesloten. Het was zyn sehuld niet, wanneer
de burgeroorlog op deze wy'ze de familieleden scheidde. Dwars
dsor den kogelregen had hy zijn taoht willen voortzetten.
„Zijt ge uit het baskisehe land Waarom volgt ge dan niet
den wettigen pretendent vroeg Zucarraga op zijne beurt.
„Omdat ik niemand volg."
De earlistische officieren bestudeerden dien grooten knaap
«enigszins wantrouwig. Het antwoord verwekte eenig morren oa-
der hen, maar Zucarraga gebood hen te zwygen.
„Ieder is vrij," zeide hij op zaehten toon, en daarna me» hel
deren blik ia de oegen van Juan ziende, zeide hy
„Ge beweert dat ge genezen kunt. Kunt ge me eenige verlieh-
Wng verschaffen. Ik lijd veel."
Hij toonde zijn ontbloot been, dat met bloed was bevlekt, onder
ayn omgeslagen broek, die daarvan doorweekt was.
Araquil trok zyn buis uit, rukte de linkermouw van zyn hemd
si en op dit geïmproviseerde verbandlinnen goot hy langzaam,
sonder dat men het zag, steeds het stuk doek verder gereedma
kende, eenige druppels van een vleeistof die hy in een glazen
ring aan zyn vinger had en vervolgens deed h|j met bleek
gelaat twee passen naar Zuearraga, die hem geen oogenblik uit
het oog had verloren.
De hand, waarin Araquil het linnen hield, waarop zioh een
gele vlek vertoonde, beefde niet. Toea h|j voor Zuoarraga neder-
knielde om hem te verbinden, zeide een der officieren tot het
Garlisienhoofd
„W|j kunnen dien man niet 1"
Maar de gewonde antwoordde glimlaehend„Dat is waar, maar
men kent immers zelden den geneesheer, wiens hulp op 't onver
wachte oogenblik wordt ingeroepen."
En hy strekte met inspanning zyn gewond beee naar Juan
Araquil uit.
„Maar die gele vlek vroeg een kapitein.
„Dat is een geneesmiddel, dat alleen m|j bekend is, tegen ver
wondingen by bet stierengevecht," zeide Juan.
„Welnu, het zy zool"
Het groote zwarte oog van Zuoarraga bleef gedurende de ge-
heeie operatie steeds op dat van Juan gevestigd, en nauwelijks
was het linnen op de wond gelegd, of de partijganger zeide„Ik
gevoel me al beter
Vervolgens sprak h|j tot Juan: „Thans zyt ge vry."
„Maar, generaal...." zeide een officier, Zucarraga hief het
hoofd op
„Het is billyk, mijnheer, dat ik dien braven jongen zyn ^dienst
terugbewijs."
En zioh tot Araquil wendend, vroeg hij.
„Wat wilt ge nog?"
„Niets," antwoordde de ander.
Zucarraga haalde uit eyn mantelaak een kleinen cigarettenkoker
van Manilla-stroo te vooxschyn en reikte dien aan Juan, zeggende:
„Een aandenken van my
„NeeD," aeide Juan.
„Wel, well" zeide Zucarraga glimiaohend „ik vrees dat
go niet bizonder gesteld zyt op de dienaren van Den Carlos. Wilt
ge niets van my hebben
„Ja, een cigarette."
Araquil nam een papeliU uit het kokertje en bezag éeieu werk
tuigelijk, terwijl hy hem tusschen de vingers ronddraaide, alvorena
kern in den zak te steken, toen Zucarraga vroeg:
„Uw naam?"
„Juan Araquil!"
„Welnu, Araquil, ga met God! En wacht om de uwen te
zien, totdat wij Bilbao binnenrukken. Dat aal «iet lang meer
durenGeef my de hand."
Araquil, die zeer bleek was, drukte de hand, die de gewonde
hem reikte, trok ayn buis weder aan en flink de officieren en
daarna de gevangenen groetend, verwijderde hy zich langzaam,
zonder haast, steeds gevolgd door den helderen blik van deD
oarlis£!8ohen held...
Denzelfden avond zag de oude Garrido in de kleine herberg-
zaal te Hernani, die hem tot kwartier diende, den grooten knaapt
begeleid door soldaten aankomen, die hem zes dagen geleden op
de vlakte van Ayuctamiento had aangesproken.
De generaal was woedend, verkouden, ziek en sprak er na
de Dachtelyhe nederlaag slechts van, om zioh voor het hoofd te
schieten.
Hy ontving Araquil als een hond.
„Wat moot je Wie zeg» me dat jij die ellendelingen niet
hebt gewaarschuwd
„Wat ik wil, generaal? Ik wil u spreken... allden! Ja alléén!"
En de jongen zeide dit op zoo beslisten toon, dat by den ouden
Garrido belangstelling inboezemde en deze zijn officieren een
teeken gaf ca ben alleen te laten.
„Welnu, wat?" vroeg hy vervolgens, teen zy ep verzeek van
Juan alleen waren."
Araquil wachtte een oogenblik met spreken, alsof zyn toDg
droog was geworden, en zeide vervolgens pletseiiug
„Ge hebt gezegd, generaal, dat hof loven van Zucarraga een
fortuin waard was..."
Garrido antwoordde niet.
„Welnu, dat fortuin kom ik nu opeischen, ik heb het ver
diend 1"
De generaal staarde hem aan, fronste de wenkbrauwen, vroeg
zioh af of hy wel geed verstond, en Axaqoil bleef waar by was,
maar erg bleek.