YARIA. don 3den Mei schriftelijk medegedeeld heeft, da t hij hem „met de levendigste voldoening, nit naam van alle Franschen te Londen, voor een moordenaar en laf aard uitmaakte, evenals zyn vader een bankroetier en een dief geweest was." Dit is inderdaad erg genoeg om, la barbe van alle mogelijke maréchaussées en gendarmen, desnoods op een zolder, elkaar te lijf te gaan. Wetgevende Maelit. TWEEDE KAMER. Zitting van Vrijdag 15 Mei 1891. De beraadslagingen over artt, 22 23en 26, betreffende het contingent en den duur van den dienstplicht werden heden voortgezeBehalve de gisteren reeds vermelde amendementen van de Commissie van voorbereiding, van den heer Haffmans e. s. en den heer Land, waB nog door den heer Van der Kaag een amendement ingediend, strekkende om art. 23 aldus te lezen „Jaarlijks worden van de op 1 Octo ber van het vorige jaar voor den dienst plicht ingeschrevenen bij het leger in gelijfd „lo. ten hoogste 29 ten honderd ter volledige oefening „2o. ten hoogste 4 ten honderd voor korte oefening, bestemd voor de depot troepen van de infanterie en van de vesting-artillerie." Het amendement werd door den voor steller kortelijk toegelicht. De strekking ervan is inzonderheid om het getal der jaarlijks ter volledige oefening bij het leger in te lijven dienstplichtigen voor- loopig op ongeveer hetzelfde cijfer te houden als tegenwoordig, en dat cijfer geleidelijk te doen toenemen, in verhou ding tot de vermeerdering der bevolking Het aantal ingeschrevenen voor den dienstplicht bedraagt tegenwoordig on geveer 50.000 man, waarvan 29 pet. 11.600 is. Daarvan vallen af voor af keuring na de inlijving ongeveer 8 pet. of 928 man, blijft dus over 10.672 man, terwijl de tegenwoordige jaarlijksche lichting voor de militie, na aftrek van de zeemilitie, 10400 bedrargt. Voor korte oeiening worden volgens het amendement ingelijf 1600 man, waarvan ook 8 pet. of 128 man afvallen. De heer Schimmelpennmck van der Oye betoogde, dat bij aanneming van het amendement-Haffmans, strekkende om het contingent voor de landmacht on veranderd te laten, het legejr te veel verzwakt zou worden, terwijl in het algemeen elke vermindering van het contingent de kans op eene goede dediging doet afnemen. De heer Van Vlijmen daarentegen betuigde zijne groote ingenomenheid met het amendement van den heer Haffmans evenals met dat van de Commissie van voorbereiding op art. 23. De heer Zijlma verklaarde zich anti militarist, in dien zien, dat hij is tegen alle opdrijving van oorlogslastenhy was daarom van ganscher harte voor de amendementen, strekkende om het con tingent laag te houden. De heer Van Löben Seis was tegen de amendementen, die verzwakking van ons leger ten gevolge zouden hebben, doch gevoelde veel voor dat van den heer Van der Kaay, omdat de historische lijn er in gevolgd is. Volgt de Regee ring den gedachtengang van den heer Van der Kaay, die zich plaatst op het in 1861 ingenomen standpunt, dan komt men tot een bevredigend resultaatbij aanneming toch van het percentage van 35.5 voor de geheele defensiemacht (marine en leger) zou men geen verhoo ging doch verlaging van persoonlijken druk krijgen. By aanneming van het amendement-Van der Kaay zou men 2000 man minder krijgen dan de Re geering wil. De heer Rooseboom bestreed do ver schillende amendementen en handhaafde de voorstellen der Regeerïng ten aan zien van contingeut en diensttijd. Het amendement- Van der Kaay, dat nog het minst onaannemelijk is, zou 450 man minder geven dan de voorsteller meent hy moet dus minstens 30 pet- nemen en dan is er Dog een incompleet van 50 manschappen. De heer Van Routen verdedigde na der de amendementen der Commissie van voorbereiding. Regeering die berichten geheel of ge-1 deeltelijk als juist erkent, wenschte hij te weten, welke maatregelen zij geno men heeft of zal nemen tot herstel der orde en tot bescherming van perso nen en eigendom. De minister van Koloniën antwoordde, dat hij gisteravond uit Paramaribo een zelfde telegram als het Vaderland ont vangen heeft. Na het eerste bericht in dat blad heeft hy naar Paramaribo om inlichtingen geseindhet heden morgen ontvangen telegram schijnt daarop geen antwoordt te zijn. Het luidt aldus Sedert eergisteren is een rustversto ring ontstaan by gelegenheid van het Statenfeest, tengevolge van het hande lend optreden van den Procureur-Gene raal tegen mijne bevelen en in verstand houding met de Staten. De rust werd toen hersteld door mijn persoonlyk op treden en zonder bloedvergieten, en ten 4 ure van dien dag was de orde geheel hersteld. De nacht ging rustig voorbij. Hedenmorgen echter heeft de politie ge heel tegen mijne bevelen in, rustige marktbezoekers verdreven. Toen heeft de politie-commissaris een neger doodge schoten. Thans is de toestand niet zonder zorg en is het herstel der orde opge dragen aan de zee- en landmacht in ver band met de politie. Ik sein nader. Lohman. Interpellaiie-Suriname. Naar aanleioing van de verontrus tende berichten in de bladen over den toestand in Suriname, vroeg en verkreeg ée heer Gleichman van de Kamer ver lof om den minister van Koloniën daar omtrent eenige inlichtingen te vragen. Deze interpellatie werd in den loop der zitting aan de orde gesteld. Herinnerende aan de berichten, voor komende in het Vaderland van heden, wees de interpellant er op, dat niemand had kunnen denken, dat de toestand zóó donker zou worden als nu wordt medegedeeld. Spr. vroeg thanswat is de Regeering bekend omtrent den ontrustbarenden toe stand, die, volgens bedoelde telegraphische berichten, in de kolonie Suriname op het oogenblik bestaat? Yoor zoover de Na ontvangst van het voorlaatste telegram heeft de Minister den Goever- neur en den Procureur-Generaal perti nent gelast samen te werken tot herstel der orde. Hij heeft echter van hieruit niet op zijne verantwoordelijkheid willen nemen de medewerking van zee- en land macht te gelasten. De Minister hoopt nu, dat de hooge ambtenaren hun plicht zullen doen. Andere bevelen kon hij op dit oogenblik niet geven. De heer Gleichman dankte den Minis ter voor zijne inlichtingen. Volgens het door den Minister voorgelezen telegram zou de oorzaak schuilen bij de Staten, doch voorshands geloofde hy, dat de aanleiding wel in wat anders gelegen is en wel op grond van de woorden, waarin de West-Indiër gesproken heeft over het ontslag van den heer Lohman, Hij meende dat de oorzaak is te vinden in de po gingen om den Goeverneur te behouden. De Minister verklaart thans, den Goe verneur en den Procureur-Generaal ge last te hebben in onderlinge verstand houding samen te werken. Spr. veron derstelt, dat de Regeering toch ook reeds vroeger in dien geest zal gescb hebben. Nu nog een vraag: De maatregelen door den Goeverneur genomen, komen hierop neer, dat land- en zeemacht in overleg met de politie handeleD. Staat nu de politie nog onder bevel van den Procureur-Generaal Spr. geloofde volkomen, dat de Mi nister zich bewust is van de groote ver antwoordelijkheid, die op de Regeering rust. Thans is het de tijd niet om in bizonderheden te tredenin hoever deze zaak eene kwestie is van politiek beleid, zal later blijken. Eene motie past hier niet, doch spr. wil alleen nog die zeggen, dat na de mededeeling des Ministers de voortdurende verdediging van den Goe verneur en diens handelingen in een eigenaardig licht treedt. De Minister verklaarde, dat het waar moge zijn, dat andere omstandigheden hebben medegewerkt de onlusten aan te wakkeren, doch dat de naaste aanleiding zeker is geweest het aangekondigde feest der^ Staten op 12 Mei. Overigens her haalde hij, dat de Regeering in de ge geven omstandigheden niet anders heeft kunnen handeleD, dan zij heeft gedaan. De heer Goeman Borgesiushet opti misme van den Minister veroordeelende, constateerde, dat hetgeen thans is ge beurd, reeds lang geleden is voorspeld en dus de Minister een groot deel van de verantwoordelijkheid van den tegen- woordigen onhoudbaren toestand draagt. Spr. meende, dat de Regeering reeds veel vroeger maatregelen had behooren te nemen, Z. i. ging het thans niet aan, twee menschen, wier oneenigheid do directe oorzaak is van den toestand, tot samenwerking aan te sporen. De heer Keuehenius protesteerde er tegen, dat de heer Borgesius de verant woordelijkheid op den Minister werpt, Spr. kende de feiten slechts uit de bladen, maar wat de pers ons tegen woordig omtrent Suriname mededeelt, is herhaaldelijk gelogenstraft geworden. Voorzichtigheid is derhalve noodig tegen over deze anonyme mededeelingen. Wij moeten ons ook niet laten medesleepen door het vuur en de hartstochtelijkheid van den heer Borgesius. Zooveel is echter gebleken, dat de rustverstoring niet ontstaan is uit het verzet van de bevolking tegen den Goeverneur. Aan dezen is onlangs zelfs eene ovatie gebracht, hetgeen bewijst, dat de bevolking ten volle zijn bestuur waardeert en dat de Min. gelijk had den Goeverneur te verdedigen, die de liefde, de achting en het vertrouwen der bevolking heeft verworven. Jammer dan ook, dat deze Goeverneur, die een zegen voor de bevolking is geweest, zijn ont slag heeft ingediend. {Schaterend gelach). De Kamer doet z. i. het best zich ver der buiten de zaak te houden en haar aan het beleid van den Goeverneur over te laten. Bij meende, dat deze, als hoogste autoriteit in de Kolonie, in het onderhavige geval van de artt. 31 en van het Regeeringsreglement had kunnen gebruik maken, nL den staat van beleg had kunnen afkondigen en alle ambtenaren tijdelijk schorsen. Spr. gaf den Min. 'in overweging, den Goeverneur telegraphisch op die bevoegdheid te wijzen. De heer Smidt kwam op togen de be wering van den vorigen spr., als zou de goeverneur Lohman een zegen voor de kolonie zijn geweest en bestreed ook verder de beweringen van dien afgevaar digde. Hoe kon deze den Min. een zoo exceptioneel middel aan de hand doen, terwijl hy begint met te zeggen, dat wij niet in staat zyn over den toestand te oordeelen Do hoofdzaak is of de Kamer het recht heeft te oordeelen, en wat heeft men nu, na het telegram van den Goe verneur te verwachten van het bevel om met den Procureur-Generaal samen te werken Intusschen ligt het niet op den weg der Kamer, den Min. van advies te dienen de Regeering draagt de volle verantwoordelijkheid. De heer LieftincJc was het met dat laatste volkomen eens, maar geloofde, dat de Kamer den Min. toch wel een raad mocht geven. Hij gaf Z.Exc. in overweging den Goeverneur en den Procureur-Generaal beiden af te zetten en het bevel over de kolonie tijdelijk op te dragen aan den commandant van Hr. Ms. 8s. Sommelsdijkdat thans ter reede van Paramaribo ligt. De commandant van dien bodem staat algemeen bekend als een kundig en bezadigd man. De heer Heemskerk verdedigde de hou ding der Regeering in deze zaak en die j van den Goeverneur der Kolonie. Het denkbeeld van den heer Lieftinck keurde hij af met het oog op het prestige van het gezag. Nadat de heer Keuehenius had gerepli ceerd, constateerde de minister van Ko loniën, dat geenszins was aangetoonddat de Regeering verkeerd heeft gehandeld. Men heeft gesproken van een dadelijk ontslag van den Goeverneur, maar men vergete niet, dat tegenover hen, die hem willen zien vertrekken, velen zijn, die' den Goeverneur liever willen behouden. De Minister heeft er bezwaar tegen, last te geven den staat van beleg af te kon digen dat zou. voorbarig zijn. Maar de Regeering kan natuurlyk slechts spreken over den toestand van het oogenblik zij zal afwachten wat haar verder te doen staat en dan ook het denkbeeld van den heer Lieftinck ernstig in overweging nemen. De heer Van Kerkwijk gaf in over weging de interpellatie niet te sluiten, doch haar te verdagen totdat de Re geering nadere inlichtingen heeft ge kregen. Spr. wilde wel zeggendat hij van de discussie geen aangenamen indruk had ontvangenmoest hij echter zijn indruk nu reeds samenvatten, dan zou hij eene motie van afkeuring voor stellen. Nadat de Minister zich bereid ver klaard had om bij ontvangst van nadere inlichtingen dezen aan de Kamer mede te deelen en de beer Gleichman zieh tegen verdaging der interpellatie had verklaard, kwam de heer Van Kerkwijk op zyn denkbeeld terug, De interpellatie werd daarop gesloten, onder dankbetuiging aan de Regee ring voor de verstrekte inlichtingen. De Voorzitter gaf in overweging de beraadslagingen over de legerwet te her vatten a. s. Dinsdag te half twee. De heer Reekers daarentegen stelde, met het oog op „Pinkster drie", voor om de dis cussies te verdagen tot Woensdag te 11 uur. De Kamer vereenigde zich daarmede, door het voorstel van den President met 51 tegen 45 st. te hongersnood, met het op 21 April van Amsterdam vertrekkend stoomschip van den W.-I. Maildienst 500.000 kilogram, zijnde pl. m. 5000 balen rijst en even veel tarwemeel, uit te zenden. Den 25n Maart werden door den Minister gevraagde, nadere inlichtingen ontvangen. Waar dus slechts 7 dagen overbleven om aan het verzoek te vol- doeo, kon van openbare insehrijving geen sprake zijn. Dat de kwaliteit van het uitgezondene te wenschen overliet en dat te hooge prys werd betaald, moet beslist worden tegengesproken. Wel, Herman wat zie je er vroo- lijk uit? Heb je eindelijk een betrekking gevonden. Ja zeker, ik ben „in de rede-valler geworden." Wat is dat voor beroep? Kijk, ik zit in de Tweede Kamei op de publieke tribune en schreeuw een vraag, als de een of andere spreker aan 't woord is. Dat heb ik dan met hem esproken zie je, en hij heeft al een gevat antwoord klaar en dan denkt de heele Kamer„wat een knappe kop is dat 1" Ik word er heel goed voor be taald. Kleine Rob tot bezoekerMag ik uwe viool eens zien als 't u blieft Bezoeker, Mijn viool, Rob? wel, ik heb er geen. Rob. Ja zeker. Papa zegt, dat u in huis altyd de tweede viool speelt. De bekende Romieu werd eens des middags te zes uur in Parys door een stortbui overvallen, zoodat bij onder een winkelpui moest schuilen. Daar de regen aanhield en hij te 6 uur een afspraak had, snakte hij er naar om weg te ko men. Daar kwam een heer met een groote paraplu voorbij en Romieu, een ingeving krijgende, liep naar hem toe, nam den vreemdeling bij den arm en ging naast hem onder de parapluie voort. „Ik ben bly, dat ik je zie," begon hij dadelijk. „Ai twee weken heb ik naar je uitgezien, ik heb je wat te vertellen over Clementine." Zonder den vreemdeling tijd te gunnen om iets te zeggen, ratelde Romieu door, verkocht allerlei aardigheden en toen hij voor het café was gekomen waar hij ge wacht werd, keek hij met goedgeveinsde verbazing naar den vreemdeling. „Pardon, meneer," riep hij uit, „ik heb den verkeerde voor." „Dat geloof ik ook," zei de vreem deling. „Hoe is 't mogelijkWees zoo goed, niet verder te vertellen wat ik n gezegd heb „Dat beloof ik u." Met een „duizendmaal pardon", ver dween Romieu in het koffiehuis en vertelde de historie aan zyn vrienden, die er harte lijk om lachten. Plotseling zei er een: „Je das is verfrommeld." Romieu greep naar zijn hals en ver= bleekte. Zyn dasspeld, een kostbare steen, was verdwenen, en bij nader on derzoek, zijn beurs en horloge ©ok. De man met de paraplu was een zakken rolier geweest. In de toelichting bij het ingekomen wetsontwerp tot goedkeuring der be kende met de Billiton-Mpy. gesloten overeenkomst tot vernieuwing harer tin concessie, zegt de Reg.Door de voor- deelen, die thans zijn bedongen, schijnt 's lands belang voldoende behartigd. De cynsdie gedurende de werking van het gewijzigde contract van 1852 f 144,977 bedroeg, zou volgens de overeenkomst van 1882 f 217,466 be dragen hebben, doch volgens de nu ge sloten overeenkomst gestegen zyn tot f 1,288,620 per jaar. Terwijl de Mi nister genoegen heeft moeten nemen met een aandeel in de bruto-opbrengst van 5£ pet., waar hij aanvankelijk gemeend had te moeten trachten 10 pet. te be dingen, is daartegenover het prélévement van de Maatschappij op de winst der onderneming teruggebracht van f 500,000 op 350,000. Van de winst boven dit bedrag ontvaDgt het goevernement de helft. Suriname, De minister van Koloniën heeft eene nota ingezonden aan de Tweede Kamer, betreffende het adres van Van Tubergen en Doom c. 8., houdende klacht over het bestellen van rijst en meel ten be hoeve van de kolonie Suriname, zonder voorafgegane openbare inschrijving. Den 21n Maart entviag de Minister een telegram van den goeverneur waarin verzocht werd om, ter voorkoming van De zestien volslagen, die het lot der hebben beslist, warenMarathon, 490 C., Syracuse 413 v. C., Arbela 331 C., Metaurus 207 v. C. Hermann's overwinning op Varus in het jaar na Christus; Chalons in 451, Tours 732, Hastings 1065, Orleans 1429, nederlaag van de Armada in 1588, Blenheim in 1704, Pultowa 1709, Saratoga 1777, Valmy 1792, Waterloo 1815, Sedan 1871. Een joDge dokter solliciteerde naar de betrekking van geneesheer bij een ^hospitaal en legde bezoeken af bij de regenten daarvan. Een hunner, eene rijke bakker, wandelde toen de sollicitant binnentrad, verwaand zijn winkel op en neer en zei tot den arts, wiens doel hij wel kende„Wel, mijn vriend, wat is er van je dienst?" De bezoeker wachtte even, keek hem daarna strak aan en zei„Ik wou een krentebroodje hebben De bakker, totaal verslagen, gaf het hem en de arts ging heen, zonder ver der iets te zeggen, Hy kreeg de posi toch, want het ge val lekte uit en de mede-regenten van den bakker waren te goed bekend met 8 mans opgeblazenheid. Een jonge moeder hoorde, hoe haar kindermeisje tot het driejarig kind zeide dat niet wou gaan slapen „Als je niet gauw slaaptdan zal er onder je bedje een groote, zwarte beer vandaan komen, met oogen als vurige kolen en groote witte scherpe tanden om je op te eten." Het arme kind kroop, rillende van angst, diep onder de dekens en viel ein delijk in slaap. Het dienstmeisje ging eveneens naar bed en lag er juist in, toen er op de denr werd getikt en hare meesteres riep „Kaatje, sta zoo spoedig mogelijk op. Er is een inbreker onder je bed en zoodra je slaapt, zal hij je komen vermoorden!" Het meisje sprong met een gil haar bed uit, rukte de deur open en viel in den gang in zwym. Dit had de mees teres niet gewild, maar toen het dienst meisje weer wat bedaard was, zeide de dame„Je hebt mijn klein kind een akelig verhaal gedaan van een beer onder zyn bed. Hoe angstig moet dat kindje niet zyn, wanneer een volwassen meisje als jij, zich byna dood schrikt, nu ik je een dergelijk sprookje vertel Een onzer hollandsche zeekapiteins zoo vaak den Atlantisehen Oceaan overgestoken, dat hij al de golven bij uifcerlyk kent. kooper. Deze sigaren zijn klei ner dan gewoonlijk. WinkelierOch, ziet u, de fabrikant heeft gemerkt, dat men toch het laatste eind van de sigaar wegwerpt en maakt daarom nu maar wat korter! Die vervelende Smit praat altijd over zijn familieboom. ïk geloof niet eens, dat hij er een heeft. Jawel, maar.... zelf geplant Een beroemd italiaansch acteur trad voor de eerste maal op in een knechts rolletje, waarin hij alleen deze woorden had te zeggen „Mijnheer, een hesr van zoowat vijftig jaar heeft lang in de voor kamer gewacht. Mag ik hem binnen laten Dit was niet moeilijk te onthouden, zou men zeggen, en de acteur dacht ook dat hy goed deed, toen hy in zijn lampenkoorts zei„Mijnheer een lang heer heeft al vyftig jaar in de voorka mer gewacht. Mag ik hem binnen laten Hoofd op, nummer drie! Rekruut (droevig). Ik kan niet, s Soldaat Klaassen moet een rijksdaalder van me hebben en ik kan hem niet be talen. Een bekende democraat te Woenen, professor Benedikt, had in het vorig jaar een goed betaalde betrekking als medewerker aan een tijdschrift gekre gen, zoodat zijn iokomeu was verdub beld. Als eerlijk man ging hij naar het belastingkantoor en verzocht, dat men om bovengenoemde reden zyn aaDslagin de belasting zou verdubbelen, en dus van 150 op 300 gulden zou brengeD. De ambtenaar die hem te woord stond, begreep hem aanvankelijk niet, en eerst toen de geleerde zijn wensch herhaalde, noteerde de man het en keek met een wezenloos gezicht den professor na, toen die heenging. Maar zijne verbazing was niet groo- ter, dan die van den professor, toen hij zijn aanslagbiljet thuis kreeg ea be merkte, dat men hem voor.... 350 gul den had aangeslagen. Verwondert men zich nog, dat geen sterveling uit eigen beweging zyne be lasting laat verhoogen? Vyf minsten oponthoud aan station D. Een haastige reiziger vliegt de restau ratie binnen en zegt tot een heer die naast een tafeltje staat„Jan, geef me gauw een halven biefstuk met gebakken aardappelen." De aangesprokene licht het hoofd op en zegt koeltjes „U moet nog leeren, een heer van een kellner te onderscheiden „Ho," zegt de ander en daarop, zich tot den echten kellner wendend, die juist 'Jangs komt, zegt hij „Ik moet je om verschooning vrageD, Janik zag dezen man voor jou aan, neem het me niet kwalijk, hoor. Mag ik een halven biefstuk met gebakken aardappelen Er is een tweede editie Siameesehe tweelingen te Berlyn. Het zyn twee duitscho jongens van 13 jaar, die elk een romp en een hoofd, maar samen slechts éen onderlijf bezit ten. Zij kunnen niet loopen, daar hunne beenen te dun zyn om de zwaarte van hun lichaam te dragen. Do een is vrien delijk, de ander nietzij hebben zeer verschillende smaak en zyn het somtyds oneens. Op dit oogenblik laat men hen te Berlyn kijken. Op zekeren dag kwam de vrouw van Lafontaine in zijne studeerkamer en vond den teergevoeligen romanschrijver met tranen in de oogen. Toon zij vroeg wat eraan scheelde, vertelde hij haar, dat de verliefde held in zulke nare omstandig heden was. „Laat hen dan elkaar krygen," zei mevrouw Lafontaine, diep getroffen. „Dat kan niet," antwoordde Lafon taine, wanhopig, „ik ben nog maar aan het eerste deel." A iet ter navolging. Een timmerman vertelde, dat toen hij voor het eerst een vloerkleed legde en zyn mond vol spij kers had, hij er bij ongeluk een door slikte. Hij sprong op, en riep in be- nanwdheid dat hij sterven zou, maar zijne kameraden lachten hem uit en zei den, dat hij daaraan wel zou gewennen. „Inderdaad heb ik sedert dien tijd, af en toe zooveel spijkers doorgeslikt," zei hij, „dat ik bepaald minstens drie pond yzer in myn maag heb." 1

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1891 | | pagina 6