YARIA.
don 3den Mei schriftelijk medegedeeld
heeft, da t hij hem „met de levendigste
voldoening, nit naam van alle Franschen
te Londen, voor een moordenaar en laf
aard uitmaakte, evenals zyn vader een
bankroetier en een dief geweest was."
Dit is inderdaad erg genoeg om, la
barbe van alle mogelijke maréchaussées
en gendarmen, desnoods op een zolder,
elkaar te lijf te gaan.
Wetgevende Maelit.
TWEEDE KAMER.
Zitting van Vrijdag 15 Mei 1891.
De beraadslagingen over artt, 22
23en 26, betreffende het contingent
en den duur van den dienstplicht werden
heden voortgezeBehalve de gisteren
reeds vermelde amendementen van de
Commissie van voorbereiding, van den
heer Haffmans e. s. en den heer Land,
waB nog door den heer Van der Kaag
een amendement ingediend, strekkende
om art. 23 aldus te lezen
„Jaarlijks worden van de op 1 Octo
ber van het vorige jaar voor den dienst
plicht ingeschrevenen bij het leger in
gelijfd
„lo. ten hoogste 29 ten honderd ter
volledige oefening
„2o. ten hoogste 4 ten honderd voor
korte oefening, bestemd voor de depot
troepen van de infanterie en van de
vesting-artillerie."
Het amendement werd door den voor
steller kortelijk toegelicht. De strekking
ervan is inzonderheid om het getal der
jaarlijks ter volledige oefening bij het
leger in te lijven dienstplichtigen voor-
loopig op ongeveer hetzelfde cijfer te
houden als tegenwoordig, en dat cijfer
geleidelijk te doen toenemen, in verhou
ding tot de vermeerdering der bevolking
Het aantal ingeschrevenen voor den
dienstplicht bedraagt tegenwoordig on
geveer 50.000 man, waarvan 29 pet.
11.600 is. Daarvan vallen af voor af
keuring na de inlijving ongeveer 8 pet.
of 928 man, blijft dus over 10.672 man,
terwijl de tegenwoordige jaarlijksche
lichting voor de militie, na aftrek van
de zeemilitie, 10400 bedrargt. Voor
korte oeiening worden volgens het
amendement ingelijf 1600 man, waarvan
ook 8 pet. of 128 man afvallen.
De heer Schimmelpennmck van der Oye
betoogde, dat bij aanneming van het
amendement-Haffmans, strekkende om
het contingent voor de landmacht on
veranderd te laten, het legejr te veel
verzwakt zou worden, terwijl in het
algemeen elke vermindering van het
contingent de kans op eene goede
dediging doet afnemen.
De heer Van Vlijmen daarentegen
betuigde zijne groote ingenomenheid met
het amendement van den heer Haffmans
evenals met dat van de Commissie van
voorbereiding op art. 23.
De heer Zijlma verklaarde zich anti
militarist, in dien zien, dat hij is tegen
alle opdrijving van oorlogslastenhy
was daarom van ganscher harte voor de
amendementen, strekkende om het con
tingent laag te houden.
De heer Van Löben Seis was tegen
de amendementen, die verzwakking van
ons leger ten gevolge zouden hebben,
doch gevoelde veel voor dat van den
heer Van der Kaay, omdat de historische
lijn er in gevolgd is. Volgt de Regee
ring den gedachtengang van den heer
Van der Kaay, die zich plaatst op het
in 1861 ingenomen standpunt, dan komt
men tot een bevredigend resultaatbij
aanneming toch van het percentage van
35.5 voor de geheele defensiemacht
(marine en leger) zou men geen verhoo
ging doch verlaging van persoonlijken
druk krijgen. By aanneming van het
amendement-Van der Kaay zou men
2000 man minder krijgen dan de Re
geering wil.
De heer Rooseboom bestreed do ver
schillende amendementen en handhaafde
de voorstellen der Regeerïng ten aan
zien van contingeut en diensttijd. Het
amendement- Van der Kaay, dat nog
het minst onaannemelijk is, zou 450 man
minder geven dan de voorsteller meent
hy moet dus minstens 30 pet- nemen
en dan is er Dog een incompleet van
50 manschappen.
De heer Van Routen verdedigde na
der de amendementen der Commissie van
voorbereiding.
Regeering die berichten geheel of ge-1
deeltelijk als juist erkent, wenschte hij
te weten, welke maatregelen zij geno
men heeft of zal nemen tot herstel der
orde en tot bescherming van perso
nen en eigendom.
De minister van Koloniën antwoordde,
dat hij gisteravond uit Paramaribo een
zelfde telegram als het Vaderland ont
vangen heeft. Na het eerste bericht in
dat blad heeft hy naar Paramaribo om
inlichtingen geseindhet heden morgen
ontvangen telegram schijnt daarop geen
antwoordt te zijn.
Het luidt aldus
Sedert eergisteren is een rustversto
ring ontstaan by gelegenheid van het
Statenfeest, tengevolge van het hande
lend optreden van den Procureur-Gene
raal tegen mijne bevelen en in verstand
houding met de Staten. De rust werd
toen hersteld door mijn persoonlyk op
treden en zonder bloedvergieten, en ten
4 ure van dien dag was de orde geheel
hersteld. De nacht ging rustig voorbij.
Hedenmorgen echter heeft de politie ge
heel tegen mijne bevelen in, rustige
marktbezoekers verdreven. Toen heeft de
politie-commissaris een neger doodge
schoten. Thans is de toestand niet zonder
zorg en is het herstel der orde opge
dragen aan de zee- en landmacht in ver
band met de politie.
Ik sein nader.
Lohman.
Interpellaiie-Suriname.
Naar aanleioing van de verontrus
tende berichten in de bladen over den
toestand in Suriname, vroeg en verkreeg
ée heer Gleichman van de Kamer ver
lof om den minister van Koloniën daar
omtrent eenige inlichtingen te vragen.
Deze interpellatie werd in den loop
der zitting aan de orde gesteld.
Herinnerende aan de berichten, voor
komende in het Vaderland van heden,
wees de interpellant er op, dat niemand
had kunnen denken, dat de toestand
zóó donker zou worden als nu wordt
medegedeeld.
Spr. vroeg thanswat is de Regeering
bekend omtrent den ontrustbarenden toe
stand, die, volgens bedoelde telegraphische
berichten, in de kolonie Suriname op
het oogenblik bestaat? Yoor zoover de
Na ontvangst van het voorlaatste
telegram heeft de Minister den Goever-
neur en den Procureur-Generaal perti
nent gelast samen te werken tot herstel
der orde. Hij heeft echter van hieruit
niet op zijne verantwoordelijkheid willen
nemen de medewerking van zee- en land
macht te gelasten. De Minister hoopt nu,
dat de hooge ambtenaren hun plicht
zullen doen. Andere bevelen kon hij op
dit oogenblik niet geven.
De heer Gleichman dankte den Minis
ter voor zijne inlichtingen. Volgens het
door den Minister voorgelezen telegram
zou de oorzaak schuilen bij de Staten,
doch voorshands geloofde hy, dat de
aanleiding wel in wat anders gelegen is
en wel op grond van de woorden, waarin
de West-Indiër gesproken heeft over het
ontslag van den heer Lohman, Hij meende
dat de oorzaak is te vinden in de po
gingen om den Goeverneur te behouden.
De Minister verklaart thans, den Goe
verneur en den Procureur-Generaal ge
last te hebben in onderlinge verstand
houding samen te werken. Spr. veron
derstelt, dat de Regeering toch ook reeds
vroeger in dien geest zal gescb
hebben.
Nu nog een vraag: De maatregelen
door den Goeverneur genomen, komen
hierop neer, dat land- en zeemacht in
overleg met de politie handeleD. Staat
nu de politie nog onder bevel van den
Procureur-Generaal
Spr. geloofde volkomen, dat de Mi
nister zich bewust is van de groote ver
antwoordelijkheid, die op de Regeering
rust. Thans is het de tijd niet om in
bizonderheden te tredenin hoever deze
zaak eene kwestie is van politiek beleid,
zal later blijken. Eene motie past hier
niet, doch spr. wil alleen nog die zeggen,
dat na de mededeeling des Ministers de
voortdurende verdediging van den Goe
verneur en diens handelingen in een
eigenaardig licht treedt.
De Minister verklaarde, dat het waar
moge zijn, dat andere omstandigheden
hebben medegewerkt de onlusten aan te
wakkeren, doch dat de naaste aanleiding
zeker is geweest het aangekondigde feest
der^ Staten op 12 Mei. Overigens her
haalde hij, dat de Regeering in de ge
geven omstandigheden niet anders heeft
kunnen handeleD, dan zij heeft gedaan.
De heer Goeman Borgesiushet opti
misme van den Minister veroordeelende,
constateerde, dat hetgeen thans is ge
beurd, reeds lang geleden is voorspeld
en dus de Minister een groot deel van
de verantwoordelijkheid van den tegen-
woordigen onhoudbaren toestand draagt.
Spr. meende, dat de Regeering reeds
veel vroeger maatregelen had behooren
te nemen, Z. i. ging het thans niet aan,
twee menschen, wier oneenigheid do
directe oorzaak is van den toestand, tot
samenwerking aan te sporen.
De heer Keuehenius protesteerde er
tegen, dat de heer Borgesius de verant
woordelijkheid op den Minister werpt,
Spr. kende de feiten slechts uit de
bladen, maar wat de pers ons tegen
woordig omtrent Suriname mededeelt, is
herhaaldelijk gelogenstraft geworden.
Voorzichtigheid is derhalve noodig tegen
over deze anonyme mededeelingen. Wij
moeten ons ook niet laten medesleepen
door het vuur en de hartstochtelijkheid
van den heer Borgesius.
Zooveel is echter gebleken, dat de
rustverstoring niet ontstaan is uit het
verzet van de bevolking tegen den
Goeverneur. Aan dezen is onlangs zelfs
eene ovatie gebracht, hetgeen bewijst,
dat de bevolking ten volle zijn bestuur
waardeert en dat de Min. gelijk had
den Goeverneur te verdedigen, die de
liefde, de achting en het vertrouwen der
bevolking heeft verworven. Jammer dan
ook, dat deze Goeverneur, die een zegen
voor de bevolking is geweest, zijn ont
slag heeft ingediend. {Schaterend gelach).
De Kamer doet z. i. het best zich ver
der buiten de zaak te houden en haar
aan het beleid van den Goeverneur over
te laten. Bij meende, dat deze, als
hoogste autoriteit in de Kolonie, in het
onderhavige geval van de artt. 31 en
van het Regeeringsreglement had
kunnen gebruik maken, nL den staat
van beleg had kunnen afkondigen en alle
ambtenaren tijdelijk schorsen. Spr. gaf
den Min. 'in overweging, den Goeverneur
telegraphisch op die bevoegdheid te wijzen.
De heer Smidt kwam op togen de be
wering van den vorigen spr., als zou
de goeverneur Lohman een zegen voor
de kolonie zijn geweest en bestreed ook
verder de beweringen van dien afgevaar
digde. Hoe kon deze den Min. een zoo
exceptioneel middel aan de hand doen,
terwijl hy begint met te zeggen, dat wij
niet in staat zyn over den toestand te
oordeelen Do hoofdzaak is of de Kamer
het recht heeft te oordeelen, en wat heeft
men nu, na het telegram van den Goe
verneur te verwachten van het bevel om
met den Procureur-Generaal samen te
werken Intusschen ligt het niet op den
weg der Kamer, den Min. van advies
te dienen de Regeering draagt de volle
verantwoordelijkheid.
De heer LieftincJc was het met dat
laatste volkomen eens, maar geloofde,
dat de Kamer den Min. toch wel een
raad mocht geven. Hij gaf Z.Exc. in
overweging den Goeverneur en den
Procureur-Generaal beiden af te zetten
en het bevel over de kolonie tijdelijk op
te dragen aan den commandant van Hr.
Ms. 8s. Sommelsdijkdat thans ter reede
van Paramaribo ligt. De commandant
van dien bodem staat algemeen bekend
als een kundig en bezadigd man.
De heer Heemskerk verdedigde de hou
ding der Regeering in deze zaak en die j
van den Goeverneur der Kolonie. Het
denkbeeld van den heer Lieftinck keurde
hij af met het oog op het prestige van
het gezag.
Nadat de heer Keuehenius had gerepli
ceerd, constateerde de minister van Ko
loniën, dat geenszins was aangetoonddat
de Regeering verkeerd heeft gehandeld.
Men heeft gesproken van een dadelijk
ontslag van den Goeverneur, maar men
vergete niet, dat tegenover hen, die hem
willen zien vertrekken, velen zijn, die'
den Goeverneur liever willen behouden.
De Minister heeft er bezwaar tegen, last
te geven den staat van beleg af te kon
digen dat zou. voorbarig zijn. Maar de
Regeering kan natuurlyk slechts spreken
over den toestand van het oogenblik
zij zal afwachten wat haar verder te
doen staat en dan ook het denkbeeld van
den heer Lieftinck ernstig in overweging
nemen.
De heer Van Kerkwijk gaf in over
weging de interpellatie niet te sluiten,
doch haar te verdagen totdat de Re
geering nadere inlichtingen heeft ge
kregen. Spr. wilde wel zeggendat
hij van de discussie geen aangenamen
indruk had ontvangenmoest hij echter
zijn indruk nu reeds samenvatten, dan
zou hij eene motie van afkeuring voor
stellen.
Nadat de Minister zich bereid ver
klaard had om bij ontvangst van nadere
inlichtingen dezen aan de Kamer mede
te deelen en de beer Gleichman zieh
tegen verdaging der interpellatie had
verklaard, kwam de heer Van Kerkwijk
op zyn denkbeeld terug,
De interpellatie werd daarop gesloten,
onder dankbetuiging aan de Regee
ring voor de verstrekte inlichtingen.
De Voorzitter gaf in overweging de
beraadslagingen over de legerwet te her
vatten a. s. Dinsdag te half twee. De
heer Reekers daarentegen stelde, met het
oog op „Pinkster drie", voor om de dis
cussies te verdagen tot Woensdag te
11 uur.
De Kamer vereenigde zich daarmede,
door het voorstel van den President met
51 tegen 45 st. te
hongersnood, met het op 21 April van
Amsterdam vertrekkend stoomschip van
den W.-I. Maildienst 500.000 kilogram,
zijnde pl. m. 5000 balen rijst en even
veel tarwemeel, uit te zenden.
Den 25n Maart werden door den
Minister gevraagde, nadere inlichtingen
ontvangen. Waar dus slechts 7 dagen
overbleven om aan het verzoek te vol-
doeo, kon van openbare insehrijving
geen sprake zijn. Dat de kwaliteit van
het uitgezondene te wenschen overliet
en dat te hooge prys werd betaald, moet
beslist worden tegengesproken.
Wel, Herman wat zie je er vroo-
lijk uit? Heb je eindelijk een betrekking
gevonden.
Ja zeker, ik ben „in de rede-valler
geworden."
Wat is dat voor beroep?
Kijk, ik zit in de Tweede Kamei
op de publieke tribune en schreeuw een
vraag, als de een of andere spreker aan
't woord is. Dat heb ik dan met hem
esproken zie je, en hij heeft al een
gevat antwoord klaar en dan denkt de
heele Kamer„wat een knappe kop is
dat 1" Ik word er heel goed voor be
taald.
Kleine Rob tot bezoekerMag ik uwe
viool eens zien als 't u blieft
Bezoeker, Mijn viool, Rob? wel, ik heb
er geen.
Rob. Ja zeker. Papa zegt, dat u in
huis altyd de tweede viool speelt.
De bekende Romieu werd eens des
middags te zes uur in Parys door een
stortbui overvallen, zoodat bij onder een
winkelpui moest schuilen. Daar de regen
aanhield en hij te 6 uur een afspraak
had, snakte hij er naar om weg te ko
men. Daar kwam een heer met een groote
paraplu voorbij en Romieu, een ingeving
krijgende, liep naar hem toe, nam den
vreemdeling bij den arm en ging naast
hem onder de parapluie voort.
„Ik ben bly, dat ik je zie," begon hij
dadelijk. „Ai twee weken heb ik naar je
uitgezien, ik heb je wat te vertellen over
Clementine."
Zonder den vreemdeling tijd te gunnen
om iets te zeggen, ratelde Romieu door,
verkocht allerlei aardigheden en toen hij
voor het café was gekomen waar hij ge
wacht werd, keek hij met goedgeveinsde
verbazing naar den vreemdeling.
„Pardon, meneer," riep hij uit, „ik heb
den verkeerde voor."
„Dat geloof ik ook," zei de vreem
deling.
„Hoe is 't mogelijkWees zoo goed,
niet verder te vertellen wat ik n gezegd
heb
„Dat beloof ik u."
Met een „duizendmaal pardon", ver
dween Romieu in het koffiehuis en vertelde
de historie aan zyn vrienden, die er harte
lijk om lachten. Plotseling zei er een:
„Je das is verfrommeld."
Romieu greep naar zijn hals en ver=
bleekte. Zyn dasspeld, een kostbare
steen, was verdwenen, en bij nader on
derzoek, zijn beurs en horloge ©ok. De
man met de paraplu was een zakken
rolier geweest.
In de toelichting bij het ingekomen
wetsontwerp tot goedkeuring der be
kende met de Billiton-Mpy. gesloten
overeenkomst tot vernieuwing harer tin
concessie, zegt de Reg.Door de voor-
deelen, die thans zijn bedongen, schijnt
's lands belang voldoende behartigd.
De cynsdie gedurende de werking
van het gewijzigde contract van 1852
f 144,977 bedroeg, zou volgens de
overeenkomst van 1882 f 217,466 be
dragen hebben, doch volgens de nu ge
sloten overeenkomst gestegen zyn tot
f 1,288,620 per jaar. Terwijl de Mi
nister genoegen heeft moeten nemen met
een aandeel in de bruto-opbrengst van
5£ pet., waar hij aanvankelijk gemeend
had te moeten trachten 10 pet. te be
dingen, is daartegenover het prélévement
van de Maatschappij op de winst der
onderneming teruggebracht van f 500,000
op 350,000. Van de winst boven dit
bedrag ontvaDgt het goevernement de helft.
Suriname,
De minister van Koloniën heeft eene
nota ingezonden aan de Tweede Kamer,
betreffende het adres van Van Tubergen
en Doom c. 8., houdende klacht over
het bestellen van rijst en meel ten be
hoeve van de kolonie Suriname, zonder
voorafgegane openbare inschrijving.
Den 21n Maart entviag de Minister
een telegram van den goeverneur waarin
verzocht werd om, ter voorkoming van
De zestien volslagen, die het lot der
hebben beslist, warenMarathon, 490
C., Syracuse 413 v. C., Arbela 331
C., Metaurus 207 v. C. Hermann's
overwinning op Varus in het jaar na
Christus; Chalons in 451, Tours 732,
Hastings 1065, Orleans 1429, nederlaag
van de Armada in 1588, Blenheim in
1704, Pultowa 1709, Saratoga 1777,
Valmy 1792, Waterloo 1815, Sedan 1871.
Een joDge dokter solliciteerde naar
de betrekking van geneesheer bij een
^hospitaal en legde bezoeken af bij de
regenten daarvan. Een hunner, eene
rijke bakker, wandelde toen de sollicitant
binnentrad, verwaand zijn winkel op
en neer en zei tot den arts, wiens doel
hij wel kende„Wel, mijn vriend, wat
is er van je dienst?"
De bezoeker wachtte even, keek hem
daarna strak aan en zei„Ik wou een
krentebroodje hebben
De bakker, totaal verslagen, gaf het
hem en de arts ging heen, zonder ver
der iets te zeggen,
Hy kreeg de posi toch, want het ge
val lekte uit en de mede-regenten van
den bakker waren te goed bekend met
8 mans opgeblazenheid.
Een jonge moeder hoorde, hoe haar
kindermeisje tot het driejarig kind zeide
dat niet wou gaan slapen „Als je niet
gauw slaaptdan zal er onder je
bedje een groote, zwarte beer vandaan
komen, met oogen als vurige kolen en
groote witte scherpe tanden om je op te
eten."
Het arme kind kroop, rillende van
angst, diep onder de dekens en viel ein
delijk in slaap. Het dienstmeisje ging
eveneens naar bed en lag er juist in,
toen er op de denr werd getikt en hare
meesteres riep „Kaatje, sta zoo spoedig
mogelijk op. Er is een inbreker onder
je bed en zoodra je slaapt, zal hij je
komen vermoorden!"
Het meisje sprong met een gil haar
bed uit, rukte de deur open en viel in
den gang in zwym. Dit had de mees
teres niet gewild, maar toen het dienst
meisje weer wat bedaard was, zeide de
dame„Je hebt mijn klein kind een
akelig verhaal gedaan van een beer onder
zyn bed. Hoe angstig moet dat kindje niet
zyn, wanneer een volwassen meisje als
jij, zich byna dood schrikt, nu ik je een
dergelijk sprookje vertel
Een onzer hollandsche zeekapiteins
zoo vaak den Atlantisehen Oceaan
overgestoken, dat hij al de golven bij
uifcerlyk kent.
kooper. Deze sigaren zijn klei
ner dan gewoonlijk.
WinkelierOch, ziet u, de fabrikant
heeft gemerkt, dat men toch het laatste
eind van de sigaar wegwerpt en maakt
daarom nu maar wat korter!
Die vervelende Smit praat altijd
over zijn familieboom. ïk geloof niet
eens, dat hij er een heeft.
Jawel, maar.... zelf geplant
Een beroemd italiaansch acteur trad
voor de eerste maal op in een knechts
rolletje, waarin hij alleen deze woorden
had te zeggen „Mijnheer, een hesr van
zoowat vijftig jaar heeft lang in de voor
kamer gewacht. Mag ik hem binnen
laten
Dit was niet moeilijk te onthouden,
zou men zeggen, en de acteur dacht
ook dat hy goed deed, toen hy in zijn
lampenkoorts zei„Mijnheer een lang
heer heeft al vyftig jaar in de voorka
mer gewacht. Mag ik hem binnen
laten
Hoofd op, nummer drie!
Rekruut (droevig). Ik kan niet, s
Soldaat Klaassen moet een rijksdaalder
van me hebben en ik kan hem niet be
talen.
Een bekende democraat te Woenen,
professor Benedikt, had in het vorig
jaar een goed betaalde betrekking als
medewerker aan een tijdschrift gekre
gen, zoodat zijn iokomeu was verdub
beld. Als eerlijk man ging hij naar het
belastingkantoor en verzocht, dat men
om bovengenoemde reden zyn aaDslagin
de belasting zou verdubbelen, en dus
van 150 op 300 gulden zou brengeD.
De ambtenaar die hem te woord stond,
begreep hem aanvankelijk niet, en eerst
toen de geleerde zijn wensch herhaalde,
noteerde de man het en keek met een
wezenloos gezicht den professor na, toen
die heenging.
Maar zijne verbazing was niet groo-
ter, dan die van den professor, toen hij
zijn aanslagbiljet thuis kreeg ea be
merkte, dat men hem voor.... 350 gul
den had aangeslagen.
Verwondert men zich nog, dat geen
sterveling uit eigen beweging zyne be
lasting laat verhoogen?
Vyf minsten oponthoud aan station D.
Een haastige reiziger vliegt de restau
ratie binnen en zegt tot een heer die
naast een tafeltje staat„Jan, geef me
gauw een halven biefstuk met gebakken
aardappelen." De aangesprokene
licht het hoofd op en zegt koeltjes „U
moet nog leeren, een heer van een
kellner te onderscheiden
„Ho," zegt de ander en daarop, zich
tot den echten kellner wendend, die
juist 'Jangs komt, zegt hij „Ik moet je
om verschooning vrageD, Janik zag
dezen man voor jou aan, neem het me
niet kwalijk, hoor. Mag ik een halven
biefstuk met gebakken aardappelen
Er is een tweede editie Siameesehe
tweelingen te Berlyn.
Het zyn twee duitscho jongens van
13 jaar, die elk een romp en een hoofd,
maar samen slechts éen onderlijf bezit
ten. Zij kunnen niet loopen, daar hunne
beenen te dun zyn om de zwaarte van
hun lichaam te dragen. Do een is vrien
delijk, de ander nietzij hebben zeer
verschillende smaak en zyn het somtyds
oneens.
Op dit oogenblik laat men hen te
Berlyn kijken.
Op zekeren dag kwam de vrouw van
Lafontaine in zijne studeerkamer en vond
den teergevoeligen romanschrijver met
tranen in de oogen. Toon zij vroeg wat
eraan scheelde, vertelde hij haar, dat de
verliefde held in zulke nare omstandig
heden was.
„Laat hen dan elkaar krygen," zei
mevrouw Lafontaine, diep getroffen.
„Dat kan niet," antwoordde Lafon
taine, wanhopig, „ik ben nog maar aan
het eerste deel."
A iet ter navolging. Een timmerman
vertelde, dat toen hij voor het eerst een
vloerkleed legde en zyn mond vol spij
kers had, hij er bij ongeluk een door
slikte. Hij sprong op, en riep in be-
nanwdheid dat hij sterven zou, maar
zijne kameraden lachten hem uit en zei
den, dat hij daaraan wel zou gewennen.
„Inderdaad heb ik sedert dien tijd, af
en toe zooveel spijkers doorgeslikt," zei
hij, „dat ik bepaald minstens drie pond
yzer in myn maag heb."
1