TWEED® EL AD
Eind goed - alles goed.
Iets over postduiven.
BINNENLAND.
BEHOORENDE BIJ
HAARLEM'S DAGBLAD
VAN
Maandag 25 Mei 1891.
Tom Barclay en Elisabeth Murray
hadden elkander nooit bizonder goed be
grepen, en toch waren zy al een jaar
met elkander verloofd. Zij hadden elk
ander bovendien lang voor hun engage
ment gekend, maar ofschoon een man zel
den eene vrouw geheel begrijpt, was 't
met Tom in dit opzicht zelfs erger dan
met de meeste mannen, en Elisabeth was
moeilijker dan de meeste vrouwen te be
grijpen en, van dit feit onkundig, ver
baasde zij zich over de vele fouten van
Tom in dit opzicht.
Zy waren nochtans goede vrienden
eü dachten dat zij elkander beminden
hadden dit zelfs in het volste ver
trouwen gezegdzij stonden nu op
't punt om to trouwen. Miss Murray
was reeds overgeleverd aan de genade
van modisten en naaisters, want het was
December in het laatst van Decem
ber en het hnwelyk was bepaald op
den lOn Januari.
Eens op een avond, toen de modisten
en naaisters reeds allervriendelijkst hunne
rekeningen hadden ingeleverd, kwam de
heer Barclay zijn aanstaande bruid be
zoeken. Hij was Diet in het allerbeste
humeureen scherpe wind dreef de
hagel in zijn gelaat, terwijl bij de w«i-
Bige straten doorliep, die hem van mies
Murray's woning scheidden, want hij
was te bang voor zijne paarden om ze
in zulk weer buiten te brengeniemand
dien by verwachtte om hem over een
belangrijke zaak te spreken, was niet
gekomen, en bovendien was het niet on
mogelijk dat hij een weinig zwartgallig
wasin alle gevallen was hy zoo bitter
gestemd, als hij zich slechts zelden ver-
lorloofde te zijn.
Nu was ook Elisabeth bijna ten einde
met haar geduld jegens de naaisters en
modisten, die alles in gereedheid hadden
gebracht om haar in een passend bruids-
jewaad te steken. Zij was zenuwachtig
en prikkelbaarhet scheen dat de oos
tenwind ook haar zoo had gemaakt. Zij
had behoefte aan iemand om haar haar
glad te strijken, teedere vertroostende
woordjes toe te spreken kortom,
laar op te beuren totdat zij zich naar
led begaf want de vrouw moet nog
'eboren worden, die niet eens behoefte
loeft gehad om vertroost te worden.
Nu waa Thomas Barclay geen senti-
Denteel man, en vleierij lag niet in zijn
latuur. Hoe zou bij weten, vooral nu in
lijn onaangename luim, dat het jonge
neisjo, dat spoedig zijne vrouw zou
vordeD, niet in een toestand was om
lie kwade luim vriendelijk op te nemen
//Den hemel zij dank," begon hij op
reinig vriendelijken toon, terwijl hij haar
werktuigelijk een kus gaf en zich op
len stoel liet vallen, «dat het geloop
ran die naaisters nu spoedig gedaan zal
;ijn. Een maand lang heb ik u bijna
liet gezien. Ik hoop dat zij nooit weer
iver den vloer komen, als wij getrouwd
ijn."
De beer Barclay had volstrekt geene
ledoeling met deze woorden het was
liechts eene uiting van zijn gemoed, eD
ilieabetk moest het dan ook als zoodanig
lebben opgenomen.
Het wakkerde echter haar wrevel aan
ie zij zeide
//ZooIk wilde wel steedg een naaister
d Luis hebben."
,/Dat zou ik niet, als 'k in jou plaats
ras," zeide hij op spijtigen toon, Want
iet zou tegen mijn wenach zijn."
/-En als ik »u wilde F" vroeg zij met een
onkeren blik.
„Welen hy werd weder zooals
lij altijd was. wZie je wel Beth, dat
?ij ongenoegen krijgen om niets Mijn
Touwtje zal natuurlijk doen zooals haar
eb aagt."
Miss Murray glimlachte niet. Zij was
eer ontstemd en een leelijke gedachte
wam in haar brein op. Kalm zeide zij
//Tom, die opmerking van je, bevalt
te in 't geheel niet. Ik kan me niet
legrijpen, dat het mogelijk is, dat je na
its huwelijk in staat zo« zijn mij op
lat punt te weerstreven."
Tom was stijfhoofdig. Het zou beter
lijn geweest, do kwestie niet te hebben
langeroerd. flij zeide
„Eën vrouw belooft te gehoorzamen,
vanneer zy trouwt."
//Niet altyd het woord wordt dikwijls
weggelaten bij eene huwelijksplechtigheid
in het zou goed zijn, als het bij de onze
>ok geschiedde."
//Bedoel je dat je niet gehoorzamen zult
roeg hij, haar nieuwsgierig aanziende.
//Ja, juist."
//Een man is hot hoofd van het gezin
n het is de plicht der vrouw om te
ehoorzamen."
//Dat heb ik ook eens gehoord. Ik beb
iet huwelijk echter nooit uit het oogpunt
anslavernij beschouwt. Het schy*t
Qij toe, dat de vryheid eener vrouw
tear niet zoo licht eraan gegeven moet
worden. Mij is, sedert ik de school vef-
iE'. nimmer voorgeschreven geworden
om iemand te gehoorzamen, en ik beu
ook niet van plan het te doen. Tom, ik
geloof dat ik niemand wensch te trouwen,
noch u noch iemand anderswant," en
met e«n plotselinge flikkering in hare
oogen //Wanneer ge mij na ons huwelijk
zoudt willen bevelen, zou ik u haten I"
Het scheen Tom toe, dat een man
zich moest inhouden tot na den huwe
lijksdag. Hy stond op, wandelde door
de kamer, schoof het zware gordijn op
zijde en keek naar buiten. Het uitzicht
was niet aangenaam de lucht was zwart
en een fijne hagel joeg tegen bet venster
glas. Hij ging terug tot waar miss Murray
in gedachten naar het vuur zat te staren.
//Elisabeth, ik dacht dat ge me be-
mindet."
//Dacht ge dat Ik dacht het ook, of
schoon men mij vaak heeft gezegd, dat
ik het niet deed."
z/Wie beeft u dat gezegd?"
//Eens mama en tante Clara later.
Ziet ge, mama huwde papa uit liefde,
toen hy een arm man was, en tante
Clara's echtgenoot stierf voor de witte
broodsweken om waren. Nu is zij in den
rouw over hem. Zij zeiden altijd, dat ik
de eerste beginselen der liefde niet kende
en misschien hadden zij gelijk."
Nooit was de heer Barclay zoo diep
verwonderd gedurende de acht en twintig
jaren zijns levens hij vroeg op eenigs-
zins stijven toon
//Wilt ge dan eens zoo vriendelijk
zijn mij, te verklaren, waarom ge u met
mij verloofdet
z/Wel, Tom, ik hield altijd van je. Wij
hebben elkander jaren lang gekend.
Onze lamiliën zijn met eikander be
vriend. Wat is meer natuurlijk dan dat
gy, de eenige zoon, en ik. do eenige
dochter, zouden trouwen P Bovendien,//
voegde zij er met een lichte trilling in
haar stem bij, //tot hedenavond dacht ik,
dat ge mij bemindet."
Tom schcof zijn slotl dicht bij dien
van Elisabeth en trok baar hoofd tegen
zijn schouder. Hij had dat wel was vroe
ger op de n avond kunnen doen. Toen
zeide hij
//Lieveling, waar denkt ge tcch aan r
weet, dat ik u bemin."
Een oogenblik bleef het blonde hoofd
op de plaats waar bet wastoen trok
miss Murray zich terug en stond op.
//Neen, Tom, het is te laat om mij dat
te doen gelooven. Wij zijn niet bestemd
om elkaar gelukkig te maken ik ben
er zeker van. Laten wij ons engagement
verbreken."
z/En dat alles om dat niets beteeke?
nende gesprek over eene naaisterriep
hij boos uit,
z/Niet zoozeer daarom. Ik gevoel dat
ge me niet bemint, en iets zogt mij, dat
ik uw vrouw niet behoor to zijn.
De heer Barclay, als ieder man, be
minde de vrouw, die hem thans ging
ontsnappen, op dit oogenblik meer dan
ooit to voren, en hij had haar altijd op
eze wijze bemind, bij had een misslag
„egaan met zijne genegenheid niet dui
delijker te bewijzen.
z/Beth," zeide hij, //vergeef mij. Ik
meendo het niet. Getrouwd zult ge zoo
vrij zijn als eene vogel in de lucht, dal
moest ge weten. Bedeck toch eens, het
is toch geen onvergeeflijke beleediging,
niet waar
«Ik zeg u, dat h9t niet is om hetgeen
gij zeidet," hield zij vol. //Het is omdat
ik weet, dat gy mij niet bemint en om
dat ik niet al te zeker ben of ik u wel
bemin."
Weer kwam de heer Barclay's booze
luim op. Hij zeido
z/Het is een aangename gewaarwording
voor een man om dat drie weken voor
z$jn huwelijk te hooren
z/Veel aangenamer dan het zou zijn
drie weken daarna," antwoordde zij
scherp. //De uitnoodigingen zijn nog niet
gedaan niemand buiten onze families
weet dat de dag bepaald was. Ik zal
niijn toilet medenemen", voegde zij er
met een glimlach bij, /,en naar Italië gaan.
Neem uw ring terug, Tom, en zeg mij
vaarwel," meteen trok zf het kleinood
van haar vinger.
Tom liet het ringetje werktuigelijk in
zijn zak vallen. Plotseling deed hij een
scbrede naar baar toe, nam haar in zyne
armen, kuste haar een twee drie
maleD, met al den hartstocht van een
man die bemint en daarna, haar losla
tende, keerde zich om en verliet de ka
mer, terwijl miss Murray, wit en bevende,
in haar stoel nederzonk, haar gelaat ver
borg en bitter weende.
Zeer tot Elisabeths verrassing deed de
heer Barclay geen poging meer om haar
weder te zien of Ie spreken. Zij zeide
waar het noodig was:
z/De heer Barclay en ik zijn van ge
dachten veranderd."
Een maand later gingen zij en tante
Clara op reis naar Italië. Hot overige
van den winter en de volgende lente en
zomer werden doorgebracht met van
plaats tot plaats te trekkentoen kwam
een van die financieele stormen, welko
men panieken noemt, over de Vereenigde
Staten, en miss Murray en haar tante
werden naar huis geroepen.
Thomas Barclay, ofschoon nog jong, was
een groot bandelaar in koffie, thee en spe
cerijen.De zijne was een van de vele firma's,
welke dat jaar failleerden. Oneerlijke en
ongelukkige crediceuren hadden hem een
honderdduizend dollars gekost. Maar dat
belette hem niet, weder opnieuw te be
ginnen. Hij ruimde zijüe stallen op, ver
kocht iederen duim van zijn grondbezit,
en toen zijne eigen schuldeischers tot den
laatsten dollar betaald waren, had de
heer Barclay een rein geweten en vijf
duizend dollars in kas.
Hij ging naar het westen en miss Murray
hoorde niet meer van hem. Haar vader,
een koopman in buitenlandsche waren,
verminderde zijne uitgaven en, geholpen
door eene royale leening van tante Clara,
bezwoer Lij den storm.
Op een zomer, twee jaren later, voeg
den Elisabeth en haar moeder zich bij
een gezelsehap, dat een reis naar het
noord-westen ging maken en zelfs de
wildernissen van Alaska bezoeken voor
het terugkeerde.
Het was in Portland, dat miss Murray
een ongeluk kreeg. Eenige iDkoopen
doende, werd zij bij het omslaan van
den hoek eener straat door een rijtuigje
in vollen ren, aangereden en viel op
den grond.
Een menigte verzamelde zich om haar
heeD. Een heer bood zijne hulp aan, en
Elisabeth werd naar het naastbij zijnde
magazijn gebracht, terwijl de heer een
koets liet komen en haar daarin huis
waarts geleidde.
Het was Tom Barclay.
Ondanks de pijn kon miss Murray
hare blikken maar niet afwenden van
den man, die haar echtgenoot bad moeten
zijn, en bij zag haar aan en zeide
z/Wel?"
Miss Murray kleurde, overtuigd dat
zij hem bad aangestaard.
//Het is zoo laDg geleden sedert ik u
heb gezieD, en wij waren altijd zulke
goede vriendeD," antwoordde zij glim
lachend.
z/Wiecs schuld is het, dat ge mij zoo
lang niet hebt gezien vroeg hij en
daarna, baar vale kleur en bleeke lippen
opmerkende zeide hij: //Wat een lom pert
ben ik, u te ondervragen, terwijl g8 zoo
veel pijn lijdtIk was nooit voorkomend
genoeg, om uwe liefde te winnen, Beth."
z/Hebt ge het ooit beproefd, Tom
//Ik dacht van wel."
«Geloofdet gij dat gij mij bemindet en
ik u liefhad en nat naar den loop van
alle aardsche dingeD, het natuurlijk en
zeker was, dat wij eons zouden trouwen
//Misschien wel," antwoordde hy kalm;
en toen hield bet rijtuig stil, de koetsier
belde aan, en Elisabeth werd naar haar
kamer gebracht.
Zij had haar voet gekneusd en was
zes weken lang aan haar kamer gekluis
terd. Het gezelschap ging door naar
Alaska, mevrouw Murray en haar doch
ter achterlatende in het hotel, en alsof
het vanzelf sprak kwam Tom Barclay
herhaaldelijk een ber/ ?k afleggen. Hij
was buitengewoon vóórkomend jegens
da vrouw, di9 geweigerd had de zyne
te worden. Elisabeth wist niet dat hij
poogde baar liefde te winnen, maar me
vrouw Murray bemerkte het wel en het
deed haar ook genoegen. Tom kwam
weder in de oude zaak in Portland terug
en was weder op weg om rijk to worden.
Zij had altyd van hem gehouden en in
't geheim ermoed dat zijne tegenwoor
digheid op deze planeet iets bad uit te
staan met haar dochters vreemde on
verschilligheid ten opzichte van eenige
schitterende partijeD.
Wat Elisabeth betreft, zij was uiter
lijk tevreden en gelukkig gedurende de
periode van invaliditeit, welke haar aan
huis bond. Wat konden haar de schoon
heden van Alaska schelen, waarvan hare
vrienden haar zulke gloeiende beschrij
vingen zonden Had zij met Tom geen
langdurige gesprekken des avonds? Toch
zorgde zij dat hij niets bemerkte van de
versnelde kloppingen van haar hart en
polsen, wanneer hij naderde.
Elisabeth kon gedurende een week
alweer wandelen. Hare vrienden zouden
binnen twee dagen van hin uitstapje
zijn teruggekeerd en zij en haar moeder
zouden hun tegemoet gaan en dan onmiddel
lijk naar huis vertrekken.
De heer Barclay vroeg de herstellende,
een ritje met hem te doen. Hij was een
en dertig, zij vijf en twintig. Mevrouw
Murray meeDde dat een geleider niet
noodig was Tom evenmin; zij giDgen
alleen.
Zij waren veel vertrouwelijker met
elkaar dan in de dagen van bun enga
gement. Miss Murray bewonderde den
eerlijken moed, de volhardende onafhan
kelijkheid, waarmede haar vriend zijn
fortuin weder opbouwde, en Tom be
minde baar zooals hij altijd had gedaan
en altijd zou doen en had geleerd zijn
genegenheid te toonen op de duizend
verschillende wijzen, die het hart eener
vrouw verrukken.
Zy spraken over de schoone land
streek, over haar ongeluk en daarna over
hot aanstaand vertrek. Plotseling riep
Tom uit:
//O, Beth, lieveling, geef mij een woord
van hoop voor gij heengaatGij hebt
u vergist in vroegere dagen. Ik be
minde u altijd, en nu wij elkander weder
hebben ontmoet, kan ik niet voor mijn
leven weder van u scheiden
//Wanneer ge mij altijd bemindet,
waarom hebt ge dan in al die jaren
gezwegen vroeg Elisabeth.
//Omdat ik dien avond ontsteld was,
toen ik u verliet en begreep dat mijne
domme lir.kschbeid mij n bad doen ver
liezen. Toen heb ik mijzelf een straf
opgelegd. Ik zeide: //«ik zal drie jaar
wachten wanneer een ander haar krijgt
zal ik begrijpen, dat zij mij nooit be
minde zoo niet, dan zal ik weder be
proeven haar liefde te winnen, misschien
zal ik haar dan beter kennen."" De rest
weet ge. De //«krach"" kwam. Ik moest
naar 't westen gaan en van voren af
aan beginnen. Ik ben niet zoo rijk als
toen, maar alles zegt my, dat ik het
weder zal worden, en ik weet, Beth, dat
het geld geen gewicht in de schaal werpt.
Ik kan u alles geven, wat ge wenscht,
zelfs de naaister en inderdaad, lieveling,
wat ik toen zeide was slechts een uit
vloeisel van een slecht humeur en"
met eene aarzeling «misschien begrijp
ik het karakter van eene vrouw thans
een weinig beter dan toen."
Er volgde eeuo korte stilte, terwijl de
heer Barclayzijn pleidooi gehouden
hebbende, op de uitspraak wachtte.
Ten laatste zeide Elisabeth zachtjes
«Misschien heb ik u toen bemind, Tom.
Nooit heeft een ander mij kunnen boeien.
Ik vergeleek andere mannen altyd met
u in hun nadeel. Wanneer ge misschien
over eenigen tijd bij my zoudt willen
komen, wil ik uwe vrouw worden."
Tom haalde thans uit zijn binnenzak
een klein leederen taschje te voorschijn
en, het openende, zag Miss Murray den
verlatene, die haar verlovingsring ge
weest was.
«Ik heb hem altijd bij mij gedragen,"
zeide bij op eenvoudigen toon, «omdat
gij hem eenmaal hebt gedragen."
Tranen parelden in hare oogen toen
zij hem om baar vinger voelde glijden.
Mevrouw Murray was volstrekt niet
vörrast toen hare dochter onder her
haaldelijk blozen haar mededeelde dat
zij weldra Thomas Barclay zou huwen.
«Dat had ik altijd wel gedacht," ant
woordde de dame op kaimen toon. Den
volgenden winter giDg Tom naar het
oosten, naar zijce bruid. Zij zijn geluk
kiger, dan zij zonder dien kleinen twist
zouden zijn geweest, maar er volgt niet
uit, dat anderen hetzelfde zouden moeten
doen, w?.t zij gedaan hebben!
{Ingezotiden.)
Veel is er reeds geschreven over de vraag,
hoe iiet te verklaren i«, dat duiven, inzonder
heid postduiven, terugvliegen naar de plaats waar
zij te liuis behoore», wanneer zij op grooteren
of kleineren afstand daarvan zijn afgebracht en
ook, welke zintuigen bij die dieren de hoofdrol
in hun handelingen spelen. Het komt er eigen
lijk wel niet op aan hoe, waardoor en waarom
zij het doen, «dat zij het doen« is reeds genoeg;
maar toch is het zeker niet onaardig, ja zelfs
nuttig, meerdere kennis van deze dieren op te
doen; mogelijk zouden wij daardoor in staat
worden gesteld hen meer nog dan nu reeds het
geval is, ten onzen dienste aan te wenden.
Van alle poorten duiven ziir. de postduiven
de eenigen die geschikt zijn voor het doen van
verre reizen, doch hiervan hebben helaas nog
maar enkele exemplaren, door den onvermoeiden
ijver en toewijding van hnu meester, den heer
A. JBronkhorst tc Haarlem, het reeds zoover
gebracht, dat zij zoo goed als op bevel van hun
meester tusschen twee ver van elkander verwij
derde plaatsen heen en terugvliegen: dit is een
zoo merkwaardig geval, dat het alleszins de
moeite waard is, deze dieren goed te hestudeeren.
De kunst van heen en weervliegcn hij duiven,
kan aan deu lande in tijd van oorlog misschien
ontzaglijke diensten bewijzen: is dat zoo, dan
is het ook van groot belang dat men op een
gegeven oogenblik over een groot aantal, goed
gedresseerde, duiven kan beschikken en is dus
het aankweeken van die dieren zeer aan te he
velen. Maar dat aankweeken moet met verstand
geschieden. Daarvoor zijn menschen noodig, die
kennis van duiven hebben, het kan maar niet
gemakshalve opgedragen worden aan zoogenaamde
liefhehbertjes of aan menschen die bijv. toch
duiven voor hun pleizier houdeD, of door ge
dwongen opdracht er misschien, wel pleizier in
zullen krijgen. Dat doende zou men op een ge
geven oogenblik wel over een groot aantal dui
ven kunnen beschikken, doch het zouden on
bruikbare dieren zijn. Ik geloof niet mij te sterk
uit te drukken, eu deze uitspraak is op onder
vinding gegrond, als ik zeg, dat geen 10 pet.
van de liefhebbers en bonders van duiven er
kennis van hebben; nl. kenners zijn, die de
dieren begrijpen en leeren kunnenin een
woord, die er «den slag" van hebben om met
duiven om te gaan.
Bij het houden van dieren in 't algemeen komt
het er vooral op aan, wanneer men hen iets
leeren wil, dat men die dieTen begrijpe en men
wete waartoe zij in staat zijn, want hen iets
nieuws leeren, d. w. z. hen handelingen leeren,
die zij niet van nature kenden, heeft een zeer
twijfelachtig bestaan.
Ik heb wel eens hooren beweren, dat men
dieren niets anders leeren kan, dan zich naar
onzen wil te gedragen. De menschen kunnen
de dieren leeren te handelen op gezag, op door
de menschen goed te vindon tijden en plaatsen,
maar de handeling zelve konden zij reeds ver
richten zonder menschelijke inmenging.
Ik ben het met die bewering voor een groot
deel eens. Zoo bijv. leert men aan een hond
niet zwemmen, apportoeren of springen, maar
men leert hem het te doen op tijden, waarop
wij het hebben willen. Er is nog nooit een
raensch zoo knap geweest, die een hond heeft
leeren spreken; zoo ook met duiven. Men behoeft
ze niet te leeren vliegen, maar men moet ze
laten vliegen zooals wij het hebben willen.
Zoowel po9t- als andere duiven leggen groote
of kleine afstanden op de wieken af en vliegen
heen en weer, als de nood hen er toe dwingt,
zonder het ooit geleerd te hebben. Hiervan wil
ik een paar voorbeefden opnoemen, ter wille
echter van de te vergunnen plaatsruimte moet
ik beperkt zijn in het aantal.
lo. Ik heb duiven gekend, die geregeld des
morgens hij mij in den tuin kwamen eten, den
geheelen dag daar vertoefden en eiken avond hun
eigen woning weder opzochten, die wel is waar
in dezeltde 9tad, doch op vrij verren afstand
gelegen wasdeze duiven vlogen dus geheel
uit eigen beweging heen en weer en waren geen
postduiven.
2o. Ik heb een doffer gehad, die zich dagelijks
Daar verschillende gedeelten der 3tad begaf, soms
op vrij verre afstanden, om uit te zien naar eene
egahad hij er eene gevonden, dan lokte hij
haar mede naar zijn hok, maar den volgenden
dag verliet hij haar weder en ging eene andere
opzoeken en ik geloof ^ast dat, had hij kunnen
spreken, hij had u precies weten te vertellen,
op welke hoeken der stad of kleine omstreken
noü een prooi tot zijn vermaak te vinden zou ziju.
Deze duif vloog ook heen en weêr en was toch
evenmin een postduif. In beide genoemde geval
les hebben wij m. i. te doen met een kwestie
van geheugen, niet van gezicht, ten minste niet
als hoofdzaakmaar hierover later.
3o. Ik heb dolven gehad, die gewend waren
los te vliegen aan mijn huis waar ik voorheen
woonde toen ik echter moc9t verhuizen, nam
ik mijn duiven naar de nieuwe woning mede en
nu was de kunst om miju duiven weer aan dat
nieuwe tehuis te wennenmet de meesteu ging
dat goed, maar enkele vlogen, zelfs nadat ik ze
een jaar en langer opgesloten had geliouden, naar
de oude woning terug. Zij vonden daar echter
noch hok, noch voedsel, bovendien verjoeg ik ze
met alle mij ten dienste staande middelen, door
met steentjes te werpen, met stokken in de
hoogte te steken, met doeken te wuiven, enz.,
enz., en zietook deze duiven vlogen naar de
nieuwe woning terug.
4o. Ik heb een duitsch ekster en een schild-
meeuwtje gehad, die ik dikwijls in mijn zak mee
nam van uit Haarlem naar verschillende omlig
gende gemeenten en zij kwamen altijd spoedig
weer thuis.
Nu heb ik vier voorheelden gegeven, waaruit
men ziet, dat ook gewone duiven terugvliegen
naar de plaats waar zij thuis behooren, wanneer
zij daarvan op niet al te verren afstand door
overmacht ziju afgebracht of uit eigen beweging
zijn afgedwaald; postduiven zijn uitsluitend ge
schikt voor het doen van verre reizen.
En nu de vraag, hoe komt het dat zij dat
doen dit nu is voor mij evenals voor zoovelon
een niet op te lossen vraagstuk, evenals dat, hoe
het komt, dat ooievaars, kieviten, eenden, vinken,
visschen, ratten en muizen, glazenmakers, vlie
gen enz., verre tochten ondernemen en behoorlijk
ten einde brengen. Is het instinct, is het, ver
stand ik weet het nietik wil dan ook alléén
maar trachten door de gemaakte en nog te maken
opmerkingen, de oplossing daarvan eenigszins to
helpee bevorderen.
De heer A. J. Bronkhorst, de eenige die,
voor zoover mij hekend is, de kunst verstaat,
om postduiven op gezag te dosn heen- en weer
vliegen, tusschsn twee ver van elkaar verwijderde
plaatsen, heeft hieromtrent zeer stellige bewe
ringen geuit, maar hoe gewaagd dan ook, kan ik
het nog niet geheel met hem eens zijngenoemde
heer beweert n.l. te weten, hoever een postduif
kan zien en ook, dat het gezicht de hoofdrol
speelt hij lt3ar vliegen, ik daarentegen houd mij
van het tegendeel overtuigd.
In de vier genoemde voorbeelden toch, spelen
de vaste wil (een duif heeft een onbuigzamen
wil) en het geheugen de hoofdrol, terwijl vleu
gels en oogen slechts als hulpmiddelen daarbij
dienst doen. Daar de verschillende werkingen der
zintuigen elkaar zeer snel opvolgen, zoodat men
haast zou moeten gelooveD, dat zij alle tegelijk
in werking komen, moet toch dunkt mij eene
geregelde opvolging daarbij plaats hebben eerst
denken, dan willen en dan doeu, daarom geloof
ik ook niet, dat de gezichtskracht van postduiven
wel zoo groot is ah men gelieft aan te nomen.
"Wanneer een postduif wordt afgebracht van
de plaats barer huisvesting en op verren afstand
wordt losgelaten, dan zal zij naar huis willen en,
al vliegende, met de oogen deu weg trachten te
vinden. Zij doet dit aldusMen neme eens aan,
dat de afstand ten eenenmale naar ons begrip te
groot is, dan dat een postduif die zon kunnen
overzien, dan zai het dier na losgelaten te zijn,
eerst eenige steed3 grooter cirkels in de lucht
beschrijven en tegelijk al hooger en hooger stij
gen; niets ziende wat aan haar oog bekend is,
schiet zij snel, een bijna rechte lijo volgende,
het N. O., Z. of W. in, welke streek zij het
eerst neemt is dan geheel willekeurig; zij zal dan
zelfs zeer ver vliegen, maar niets, wat haar be
kend is ziende, dus ich niets herinnerende,
keert zij spoedig naar haar uitgangspunt terug
en kiest bijv. voor een tweede onderzoekings
tocht, een tegenovergestelde richting en herbaalt
dat, telkens nieuwe richtingen kiezende en die
steeds verder uitstrekkende, te ver voor onze
oogen, nog medetfcrekend de hoogte waarop zij
vliegt; om tc kunnen berekenen hoe ver zij zich
van haar uitgangspunt verwijdert en dus óok,
hoe dicht zij reeds haar huis is genaderd. Ein
delijk den weg gevonaen hebbende, zal zij dien
goed onthouden zij zal tegelijkertijd OOK den
geheelen omtrek hebben leeren kennen en üub
een volgende maal op hetzelfde punt losgelaten,
niet meer behoeven te zoekeneenmaal goed
bekend met den dieu zij gedeerd heeft, zal
zij ook minder hoog gaan vliegen, dus minder
trachten te zien, maar meer steunende op vleu
gels eu geheugen, voortgaan. Een duif kan bij
mistig weer niet zien en toch is het meermalen
gebleken, dat een duif bij zwaren mist met goed
gevolg een grooten tocht aflegde en thuiskwam.
Laat men een duif uit Hnarlem los te Amster
dam, dau zal zoowel een postduif als een ge
wone dnif, wel terugkomen, ten minste dat kan;
ik wil niet zeggen dat het zeker is, dan zal de
postduif byv. dieu afstand kunnen overzien en
de gewone duif niet en toch is het aan teraden
om zelfs een postduif, als men dat diertje be
houden wil, die reis eerst van Halfweg tc doen
makenal reeds weder een bewijs, dat de ken
ners toch niet erg veel vertrouwen op de ge
zichtskracht van postduiven. Een niet onaardig
bewijs is ook nog dit dat bijv. twee dni
ven, afgericht tusschen Amste-dara en Parijs,
doch waarvan de eene den naasten weg heeft
geleerd van station tot station, terwijl men de
andere een grooten omweg heeft doen volgen,
telkenmale iedere duif den weg ziet kiezeD,dien
zij geleerd heeft, en du9 de eene altijd eerder thuis
is dan de andere; dat nu is een groote afstand,
maar dezelfde methode gevolgd bij kleine af
standen, geeft ook dezelfde resultaten.
Met een en ander heb ik na wel is waar nog
niets bewezen, maar bewijzen zijn mij ook te
machtig en laat ik gaarne aan anderen over,
toch heb ik, geloof ik, iets te lezen gegeven.
De redactie dankzeggende voor de zoo ruim
schoots welwillend afgestane plaatsruimte, teeken
ik mij, hoogachtend,
W. B.
De minister van Binnen-
landsche Zaken brengt ter kennis van
belanghebbenden, dat dit jaar de examens
ter verkrijging van akte van bekwaam
heid tot het geven van middelbaar on
derwijs in de hocgduitsehe en engelecbe
taal en lager onderwijs in de franecbe,
hoogduitBChe eu eDgeleche talen, zullen
worden afgenomen in de maand Augus
tas, des noodig ook in het laatst van
Juli
die tot het geven van lager onderwijs
in de gymnastiek (vak S, bedoeld in
art. 65 der wet op het lager onderwys