TWEEDE HEAD Een slecht maal BINNENLAND. UIT INSULINDE. Een mimi in let verre Oosten. BEHOORENDE BIJ EAABLBM'S dagblad YAN Maandag 15 Jnni 1891. HISTORISCH. Het is nog niet lang geleden, dat de overigens zoo rustige bewoners van het eilandje Noesa-Laut door een gerucht in een staat van opwinding werden gebracht, die op sommige plaatsen des eilands dreigde aanleiding te g6ven tot een op roer. Er wa3 namelijk sprake, dat de oude Regent wij zullen hem gemaks halve burgemeester noemen zyn ont slag zou indienen bij het Goevernement. En nu de burgervader weldra weder een gewoon mensch zou worden, verhief zich de stemme der Wrake, om hem voor zijn tirannieke handelwijze te tuchtigen. Was hij dan werkelijk zoo tiranniek? Lezer, luister eens naar den timmerman, die, daar ginds bezig met het herstellen van een prauw, aan een kameraad ver telt, hoe die burgemeester regeert, maar ik zeg u vooruitMensch, erger je niet «Wel lieve man, het is voor een fat soenlijk man niet meer uit te houden. Nog niet lang geleden kwam ik zijn huis voorbij. De oude zat in zijn voorgalerij. Hij gelastt.6 mij bij hem te komen en overlaadde mij toen met een vloed scheld woorden van het laagste en gemeenste soort, daarbij den Hemel aanroepende, om my te vervloeken! Wat, nog erger! Ik had in het bosch prachtig hout ge kapt, om er stoelen en kasten van te maken. Toen hy hiervan had gehoord, kwam er een ordonnantie van ZEdel- achtbare, om van dat hout een compleet ameublement voor hem te vervaardigen. Goed, ik zorgde dat hij zoo spoedig mo gelijk geholpen werd, maar toen ik om het geld kwam liet hij zijn tanden zseri Weg is mijn hout, weg is mijn arbeid. Ik wacht nog op mijn geld en zal wel daarop moeten blijven wachten tot mijn dood toe. Als het een gewoon burger was geweest had ik hem aangeklaagd. Maar nu, je krijgt toch ongelijk bij de Regeering der Blanken De toekang kajoe, d. w. z. de timmer man, zwijgt een oogenblik, neemt een verschen pruim tabak en al kauwende gaat hij voort: z/En dan mijn buurman, die hem een paar lampen heeft geleend. Toon de bur ger ze kwam terugvragen, moest hij op passen niet de deur uitgeschopt te wor den! Is dat geen schandaal!" De aangesprokene, een eerwaardig oud man, schudde zeer bedenkelijk het hoofd en antwoordde: //Gij hebt gelijk! Zijn tirannie is niet duidelijker geworden dan toen hij mijn aehoonzoon als een wouddier behandelde //Als een wouddier," herhaalde de tim merman, die op dit oogenblik weinig noodig had om in vuur en vlam te slaan. «Myn schoonzoon," vervolgde de oude amn «wilde op zekeren avond naar eene godsdienstoefening zich begeven. Het regende verschrikkelijk. Daar ziet de burgemeester hem langs zijn woning pas - se6ren. Als een tijger springt de dienaar van de Regeering op mijn schoonzoon aan, dien hij voor een spion aanzag, pakt hem beet, en laat hem in het varkens hok werpen. Als de paudita (geestelijke) er niet tcsschen gekomen was, was de arme drommel wellicht verbannen. Is hot een wonder, dat er zoovele brieven met beschuldigingen naar Ambon zijn gegaan Dat heeft hem niet goed ge daan Do timmerrnau loosde een diepe zucht, «Ja," vervolgde do grijsaard «en dau is het eog geraden zoute broodjes te bakkon, want in 'n booze bui zou hij je naar een of ander onherbergzaam oord «wegwerpen", onder voorwendsel gevaar lijk te zijn voor de rust en veiligheid dor negorij, maar Verder kwam de oude niet, want zie daar verschijnt in de verte een opge wonden joelende menigte, en rauw klinkt het uit de kelen Weg met deo BurgemeesterNaar de Bailo Naar de Bailo Wij verlaten do boide sprekers en gaan met de wilde menigte mede, wier stemmengeluid gelijk is aan het voort- bruisen van een gezwollen bergstroom. De /Bailo" is het oude heidensche godshuis, dat op een koraalrots aan den noordkant der negorij ligt en thans dienst doet nis «raadhuis". Hier wordeu alle negorij-zaken besproken. Voor de «Bailo" ligt een steen, de ofler- en eedsteen, waarop bij iedere gelegenheid wierook wordt gebrand. De woeste menigte ijlt voort als een dolle troep. Juichend nadert zij de Bailo. Eensklaps, by den aanblik van het gebouw zwijgen de oproerige moD- den en nadat een ieder zyn hand als eedzwering op den steen heeft gelegd, wordt er plaats genomen. Nu staat een man op met lange, dikke, van kokosolie glimmende haren en een kam er «recht vaardig" in gestoken. Hy neemt een versch pruimpje tabak eu begint met een deftig belangwekkend gezicht. De Kapitan spreekt: «Broederswij hebben eene belang rijke zaak te behandelen, want thans geldt het onzen burgemeester. Tweespalt heerscht thans in de negorij, waar vroe ger vrede woonde Er zijn onaangenaam heden ontstaan! Maar, waar twee kijven hebben beiden schuld «Neen roepen verscheidene stemmen, «de burgemeester draagt van alles de schuld, hij deugt niet, hy heeft nooit gedeugd Intu8schen zijn ook eenige familieleden van den burgervader aanwezig en met luider stemme roepen zij «Hij is beter dan het oproerige volk waard is «Stilte!" roept de kapitan, «ik zeg niet, dat de Negorij ongelijk heeft, ik zeg ook niet, dat de burgemeester onge lijk heeft, ik zeg wel, dat er geen over eenstemming heerscht tu9schen beiden. Als de burgemeester de wegen wil laten verbeteren, heeft de bevolking geen tijd en als de bevolking tijd hoeft, wil de burgemeester niet. En met dat «lies komt er niets tot standZoo kan het niet laDger «Bravo!" klinkt het uit aller monden. «Alle hoorders weten," vervolgt de kapitan, «dat dit reeds enkele jaren duurt en verleden jaar heeft onze burgervader een onzer lieden bij het goovernement aangeklaagd, omdat hij den moed had zelf bevelen te geven tot herstelling der wegen. De arme drommel werd voor twee jaar verbannen «Hij was onschuldig," klinkt het van verscheidene kanten. «Stilteroept de kapitan, «ik stel derhalve voor, nogmaals een verzoek schrift in te dienen bij den resident, om onderzoek. Wie is er tegen Allen zijn voor het voorstel, behalve de broeder des burgemeesters, die 's he mels wraak roept over de snoodheid en ondankbaarheid der bevolking. Hij ein digt met de verklaring, dat bij eventueel ontslag van zyn broedor, hij zich gaarne de opdracht van het ambt zal welgeval len. Een honend gelach en afschuwelijk gesis ia het, antwoord op deze welge meende verklaring. Daarna worden sirih, pinang en tabak rondgediend, waarop de vergadering uit elkaar gaat* Vijanden en vrienden van den burge meester verkeeren in de grootste span ning en van mond tot mond gaat de vraag «Wie zal in Noesa-Laut burgemeester worden Een ontzaggelijke hoeveelheid verzoek schriften overstelpt den controleur, waarin de schrijver zoo vrij is te solliciteeren naar het burgemeesters"baantje, daar hy uitstekend geschikt is voor de beirekking van negorij-hoofd en hij ongetwijfeld nog uitstekender zal bevonden worden by eventueele benoeming. Eindelijk breekt de groote dag der verkiezing aan. In de voorgalerij van den pandita zit de commissie, voor deze plechtigheid bestaande uit den controleur, den inlandschen officier van justitie, den secretaris en den geestelijke. De waarne mend-burgemeester zit een weinig ach teraf en ziet met een begeerigen blik naar de commissie, alsof bij den contro leur, den paudita «venseht te doorzien. Zal hij gekozen worden En daarbuiten staan een driehanderntal kiezers, waaronder enkelen, die zich ver beelden, in staat te zijn ais negorijhoofd te kunnen optreden. Daar ginds zit een wethouder, die zijn familieleden om zich heen heeft verzameld en hun op het hart drukt hem alleen te kiezen. Gelukt hun dit, welnu voor hen is een gouden eeuw van geluk aangebroken. De verkiezing begint. Wat zoudt gij lachen, nederlandsehe kiezer, zoo gij er bij tegenwoordig waart Een voor een verschijnen de kiezers voor den contro leur, om na hun candidaat warm aanbe volen to hebben, hun stam op hem uit te brengen. Sommigen houden zulk eene ellenlange redekaveling, dat de contro leur zija geduid dreigt te rerlieeen en de lachspieren der commissie in hef tige beweging komen. Eindelijk komt een zelfkiezer voor de commissie. Af schuwelijk van voorkomen is hij buiten dien met eene onhebbelijke huidziekte door de natuur begiftigd. Daar begint hij met een deftig gelaat. «Geachte heer Pandita, geachte beer Controleur, geachte heer Djaksa (off. v.^just.) en geachte heer Schrijver!" «Maak wat voort" mompelt de con troleur knorrig, «en noem hem, dien gij de plaats van burgemeester waardig keurt De inlandsche kiezer herhaalt den aanhef en gaat voort «Daur wij negorij-bewoners reeds lang overwogen hebben, wie waardig is de betrekking van burgemeester te verkrij gen en in deze zaak gedeeltelijk tot eenstemmigheid zijn gekomen. Daar ik evenwel heb opgemerkt boe deze negory gevaar loopt door de tweespalt, die et heerscht, iemand te verkiezen, dio niet waardig is de betrekking waar te ne men De controleur verliest zijn geduld en dreigt den kiezer er te zullen laten uit werpen, zot» hij niet aanstonds den naam van zijn candidaat noemt. «Daar" vervolgt de man, «de geachte heer Pandita en de geachte heer Con troleur en de geachte heer Djaksa en de geachte heer Schrijver my uitnoodigeD, om iemand te verkiezen, die waardig is burgemeester worden, en niemand kan verkozen worden dan hy, die van een regeerend geslacht afstamt...." De controleur proest het uit van lachen en de gansche commissie heeft een zware taak, om den noodigen ernst te bewaren. «Daar ik," besluit de langdradige kie zer, «zelf van een regeerend geslacht afstam, kan er, dunkt mij, geen bezwaar bestaan, dat ik mij zelf kies. En hoewel ik mij niet op schoonheid kan beroepen, toch is mijn hart goed Algemeene hilariteitDe Pandita, Controleur, Djaksa, Secretaris zitten om 't hardst te schudden van het lachen. Allen schateren het uit. En de menigte daarbuiten? Nauwelijks heeft zij de oor zaak vernomen of een ontzettend gejoel en gejuich stijgt er op. Diep verslagen keert de kiezer terug en wordt met ho nend gelach ontvangen. Na deze entracte gaat de verkiezing haar gang en het resultaat is, dat de waarnemende burgemeester de meeste stemmen op zich heeft vereenigd. Hij is duB gekozen TJAMPAKA. HaarlemMei '91. Och, dat is toch een ia 't geheel niet gevaarlijk slangetje. Waarom moet gij het dooden Gevaarlijk cf niet, zei mijn kame raad, ik draag die vuile beesten een vree- lijken haat toe, sedert een van hen mijn huwelijk heeft doeu afspringen. O, als gij persoonlijke grieven hebt, dan is het iets anders Luister en gij zult mij gelijk geven, hernam hij, terwijl hij het dier, dat zijn groenachfcigen kop nog bewoog, den ge nadeslag toebracht. Gij weet, dat ik in zeer droefgeestige stemming van mijne reis uit de Veree- nigde Staten ben teruggekeerd. Van mijne aankomst daar af, was ik aanbe volen aan een Amerikaan, die aan de oevers van den Arkansas woonde en bij wien ,ik drie weken doorbracht. Master Haxton, mijn gastheer, had in dezen hoek vau het Far-West op groote schaal een landbouwonderneming begonnen, die hem nu ongeveer honderd duizend frank per jaar opleverde. Blaar, zooals gij kunt denkeü, atelds ik slechts weinig belang in de graanakkers en bekommerde ik er coy in 't geheel niet.om ik bracht mijn tijd door met op flamingo's en kraanvogels te schieten, in de met riet begroeide oevers van de rivier. Des avonds maakte ik het hof aan miss Lucy. De dochter ran mijn gastheer was een Kleine, aardige blondine, waarop ik dadelijk verliefd werd. Zy nam genoegen met mijne voor komendheden, hoewel zij in den grond voor mij even onverschillig was als voor mijn medeminnaargy moet namelijk weten, dat wij beiden het oog op haar hadden laten vallen. Misschien verdacht zij ons er van, dat het meer om hare bruidschat dan om haar to doen was, hoewel zy zich daarin, voor zoover zy mij betreft, vergiste. Mijn medeminnaar was een bekeerde wilde, een Indiaan van den stam der SiouK, die reeds op jeugdigen leeftyd uii de prairiën was medegenomen naar New-Orleacs, waar hij gestudeerd had ca eenigszins beschaafd was geworden. Mijn gastheer had hem tot secretaris aangenomen, ongetwijfeld met het doel zoodoende de vriendschap der indiaansche stammen te verwerven, die hem nog al tijd als een zoon van een der opperhoof den hoogachting toedroegen. In zijn hart bleef Luoien de zendelingen hadden hem bij den doop dien naam gegeven voor zijn oorspronkelijken van Zwarte Gier het kind der wildernishij was stilzwijgend en droomde nog altijd van zijn geboorteland. Deze halfwilde boezemde mij steeds eenigen vrees in. Hij zei nooit een woord tegen mij, zag mij zelfs nooit met haat in do oogen aan. Was ik echter alleen met hem in de prairie geweest, dan had hij iny zonder twijfel gescalpeerd. Des Zondags kwamen er gewoonlyk eenige kolonisten bij Master Haxton. Ieder gaf daar een lied of een stukje muziek ton beste. Ik oogstte met mijn pianospel aller lof, ook die van miss Lucy in. Maar als de beurt aan mijn medeminnaar kwam, hulde hij zich in een langen roodeu mantel en liet den krijgszang van zijn stam hooren, eerst bedeesd, als vreesde hij bespot te wor den, vervolgens ernstig en steeds ineer in vervoering gerakende, totdat hy een trap van enthousiasme bereikte, die allen voor hem innam. Miss Lucy richtte op den Sioux- Indiaan een blik als van eene vrouw, die zich overwonnen geelt voor deze krachtige harmonie. Ik alleen stond mij dan in een hoek van het vertrek te ver bijten. i Na verloop van drie weken vroog ik I mijn gastheer de hand zynor dochter, i. O, die beleefde, meedoogenlooze Yan kee, eigenlijk nog onbeschaafder dan mijn indiaansche medeminnaar. Behalve dit, was hij vol grillen en had soms verschrikkelijke denkbeelden hy was in staat Nero te evenaren. Master Haxton hoorde mij bedaard aan, terwijl hij aan do punten zijner knevels draaide. Toen ik mijn woord, zoo goed en zoo kwaad als het ging, gedaan had, antwoordde hij mij op den zelfden toon, waarmede hij eene vracht koren zou afleveren Mijnheer, ik sta er op, dat mijne dochter gelukkig zal zijn. Twee minnaars bieden zich aan. Gij zult het zeker goed vinden, dat ik u beiden aan eene proef onderwerp, die de waarachtige liefde, doch niet de zucht naar geld kan doen doorstaan. En nu, tot van avond, mijn- hoer. Ja, mijn vriend, het was aan het diner. Gij kunt het gelooven als gy wilt, maar de geschiedenis vau de mar teling, die deze vervloekte Amerikaan od8 oplegde, is waar in al zijn akelig heid. Het maal werd begonnen met een uitmuntende schildpadsoep en ik begon juist rnet miss Lucy een gesprek aan te knoopen, over de schouwburgen van Parijs, toen een bediende plechtig bin nentrad en voor mijn medeminnaar en voor mij twee langwerpige schalen neer zette met een deksel erop. Dit is de proef zei Master Haxton. Wat is erin vroeg ik met een acgstigen blik op de schaal, die voor mij stond. Kijk maar. Ik lichtte het deksel op en sprong van schrik van mijn stoel. Een slang, twee vingers dik, kroop langzaam onder ia de schaal. Hij is niet vergiftig, zei de vader van Lusy. O, heel aardiglachte ik, eene plotselinge vroolijkheid veinzende. Al mijn moed bijeen verzamelende, greep ik het dier vast en na het hoven mijn hoofd in de hoogte gehouden te hebben, zette ik het weer in de schaal. Welnu ben ik dapper genoeg geweest vrosg ik, daar ik de proef voor geëin digd hield, terwijl ik een blik wierp op den Indiaan, die onbeweeglijk zat met de oogen op zijne slang gericht. Maar de onverbiddelijke Yankee wees met den vinger de slang aan en zei ernstig Gij moet hem opeten. Ja, mijn vriend, dat was de proef; het afschuwelijke dier levend verslinden. Ik aarzelde, meenende, dat het eene ongepaste aardigheid was. Maar de In diaan pikte de slang reeds aan zijn vork, behendig sneed hij het dier met zijn mes den kop af en bracht die naar zijn lippen. Miss Lucy lachte schaamteloos tegen over dit ruwe tooneel, dab mij van afgrij zen vervulde. Doch in deze verfoeilijke rol scheen zij mij nog liefelijker toe. Of ik baar ook beminde! Zy heeft zeker nooit gedacht, dat ik het ernstig met haar meende en God weet, dat ik voor haar een geheele troep Roodhuiden zou weerstaan hebben. Maar een stuk van dat dier op te eten, was mij onmogelijk. Het hielp niet, dat Blaster Haxton mij al een glas oude sherry inschonk. Ik bleef maar steeds, stom van verbazing, het vreeselijke dier aanzien, Eindelijk waagde ik eene uiterste in spanning eu begon ik een wanhopigen strijd met het dier. Doch ik miste de handigheid en de koelbloedigheid van den Indiaan en ik prikte zonder gevolg de slang, die siste en zich in bochten wrong onder mijn vork. Myn medeminnaar ging met stoïeijn- sehe kalmte voort met zijn maal. Biet een kleur als een lijk bracht ik een stuk van het dier aan mijn lippen en ik bracht het naar binnen, zooals men een pil inslikt. Het scheen mij toe, dat het dier in mijn maag weer begon te leven. Ik kan niet meer, bracht ik met benauwde stem uit. Laten wij dan op de gezondheid van mijn aanstaanden schoonzoon drinken, zei de verfoeilijke Haxton op kalmen toon zonder wrok, niet waar F voegde hij er bij, terwijl hij mij aanzag. Ik hief mijn glas op, terwijl ik op mijne buurvrouw een blik van droefheid en verwijt wierp. De,n volgenden morgen verliet ik de kolonie van den Arkansas en nu weet gy myn vriend, de oorzaak van den haat, dien ik aan al het kruipend gedierte toedraag. D. A. H, H. Ook Hr. Ms. rammonitor Draakcommandant de kapitein luitenant ter zee L. Backer Overboek, zal tegen woordig zyn by de aankomst van HH. MM. den Keizer en de Keizerin van Duitschland te IJmuiden. De minister van Financiën heeft ter kennis gebracht van de ambte naren der directe belastingen, invoer rechten en accijnzen en van den waar borg en de belasting der gouden en zil veren werken, dat in omloop zyn nage maakte muntbiljetten van tien gulden, K gemerkt 02772' September 1878 en voorzien van de handfeekeningen Gloich- man, Poortermans en Met. In die biljetten ontbreekt het water merk; het papier is in den regel van minder goedo kwaliteit en de onderdruk aan de voorzijde onduidelijker dan op de echte. Bij hot departement tot nut van 't algemeen te Eenrum, is oen voorstel aanhangig, om verbetering te brengen in de woningen van arbeiders en de gelegenheid te openen voor de arbeiders, om in het bezit te komen van eene oigeno woning. Volgens dit plan zal de werkman bij een nuttigea huurprijs en betrekkelijk kleine som voor aflossing, na eeri be paald getal jaren de woning in eigendom verkrijgen. Blen vertrouwt, dat het aan 't depar tement niet aan steun zal ontbreken om dit goedo werk tot uitvoering te kunnen brengen, getuige mede het zieken- en begrafenisfonds, door hem in het leven geroepen en schier door iedereen op prijs gesteld. Voor do examens B. der Po lytechnische school volgens art. 6166 der wet, regelende het middelbaar on derwijs, hebben zich voor het eerste ge deelte aangemeld 34 candidaten, voor het tweede gedeelte of het geheele examen 44 candidaten. Voor of gedurende het examen trokken zich 6 candidaten terug. Voldoende examen voor het eerste ge deelte werd afgelegd door de heeren Examen 1891. eerste gedeelte. Toe gelaten voor art. 61 62, 64: J. J. L. Bourdrez, M. van deu Ende, W. G. C. Gelinek, A. Th. de Groot, F. E. van Hepnekeler, J. J. S. van Leeuwen, M. A. van Oort. Toegelaten voor art. 63, 64H. P. Jorrit8ma, C. Penning, jhr. BI. Rappard. Toegelaten vcor art, 64W. J. do Bordes, P. van Braam van Vloten, J. van der Broggen, A. Holmborg de Beck- felt, H. D. P. Huizer, N. M. de Kanter, J. F. H. Koopman, M. Middelborg, F. M. 'Panthaleon baron van Eek, W. B. Slotboom Szn., J. van Tubergon, C. Bosman, A. A. van der Steur, li. F. Thijssen. Vcor het tweede gedeelte of voor het geheele examen door de heeren Examen B. Geslaagd voor art. 61, 62, 64, R. Blok, D. C. Buurman, L. C. Dumont, S. J. J. H. v. Embden, C. M. Trijlinck, P. J. Fritzlin, J. E. C. van Geuns, W. A. E. van Gcune, H. E. Gritters Doublet, P. Hoogenboom, M. H. de Jongh, J. A. Kalfi, E. J. Kist, J. A. Blazel, S. Blulder, J. Haringhuizen, W. Oltmans, P. J. Ott de Vries, A. H. Schram, J. M. Stoop, J. C. van Rei gersberg Versluijs. Examen B. B. 65. G. H. Brandt, H. G. Gann Dunn, J. J. Hocgonboom, Th. G. J. Reoink, A. J. Roelofsz, J. BI. G. Schefler, C. P. Stoel, H. J Buisman, A. Perelaer, W. F. O. Schaalje, BI. L. Bleuland van Oordt. B. 64 en 65. G. P. H. Musschen- broek, A. W. F. Kerssen en J. Koomans. In de Donderdag gehouden zitting van don gemeenteraad van Niewer- Amstel werd door den burgemeester de officieelo mededeeling gedaan van de verleden week reeds vermelde wijzi ging in den grondslag van heffing der personeele belasting. Daarbij bleek dat de minister van Financiën, geheel in den geest van de vroeger door hem in de Tweede Kamer uitgesproken mee ning, het geheele stedelijke gedeelte der gemeente als kom wilde beschouwen. Het dagelijksch bestuur was echter tegen deze zienswijze opgekomen, waar door, zoor ten nadeela van velen uit de kleine burgerij, de volle aanslag in de personeele belasting niet, zooals do min. wilde, eerst by eene huurwaarde van ƒ49, maar reeds bij eene van ƒ83 zal beginnen. Het kiezerskorps zal ten gevolge vaa een en ander eene vermindering van 3000 personen ondergaan. De nieuwe regeling zal echter eerst van invloed zijn op de kiezerslijsten, die in April 1893 worden vastgesteld. Op het programma voor de muziek in 't Haagsche bosch van Woens dag-avond stond een toepasselyk noramer eene.... Journalistonwals (van Strauss), vermoedelijk zegt de Haagsche Crt. door Van der Linden tegen den lOden inge studeerd cm uit te drukken, hoe de journalisten dansen van plezier, dat de verkieziDgs-campagne achter den rug is. «Zoo de journalisten zich verheugen," zegt do Arnh. Crt. «wy gelooven, dat nog veel greoter het aantal hunner le zers 1b, die verlangden naar eene andere lectuur dan verkiezingsberichten." Vrijdag is ook de vrouw van J. B.. gefailleerd koopman in manufac turen te Rozendaal, in hechtenis geno men en naar de gevangenis te Breda overgebracht. De politie heeft reeds verschillende goederen, die tot den faillieten inboedel behoorden, opgespoord. Als beschuldigd van op- lichting, werd Woensdag te Breda een jongmensch door de maréchaussées in verzekerde bewaring genomeD, die op verschillende plaatsen in zijne praotijken geslaagd was, door voor te geven be ambte te zijn van de tram.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1891 | | pagina 5