Brieven uit de hoofdstad.
zijn te voorschijn gekomen bij het zoe-
ken naar de oorzaak, waarom dit ver-
stopt was geraakt. Men behoeft er niet
aan te twijfelen, dat dit overblijfselen
van door zakkenrollers buitgemaakte
voorwerpen zijn.
Aan het station te Zaandam
worden voortaan aan ieder die eenige
verversching aan de buffetten in Je
wachtkamer gebruikt, de perronkaartjes
door den practischen restaurateur ver
goed.
Te Z e v e n b e r g en v i e 1 D ins
dag het tweejarig kind van den tuinier
D- in een ketel kokend water, met het;
ongelukkig gevolg dat et aan de be-i
komen brandwonden reeds is over- j
leden.
In den tuin van den heer C.
van Wijk te Zeist staat een rozeboom
in vollen bloei, waaraan minstens 2500
tot 3000 witte rozen prijken. De boom
is ongeveer 1.80 M. hoog, is van bo
ven gezien plat en rond en heeft eene
doorsnede van 6 metereen gezelschap
van 30 tot 40 personen kan er zich
gemakkelijk onder bewegen.
BESCHERMING 2)ER DUINEN.
Bij de ontwerp verordening op het
in stand houden der duinen en duin-
gronden in de provincie Noord-Holland
is door Ged. Staten van dat gewest
eene uitvoerige en belangrijke memorie
van toelichting gevoegd, waaraan het
volgende wordt ontleend.
„Het is", zoo zeggen Ged. Staten,
„van algemeene bekendheid dat onze
duinregel, die het voornaamste bolwerk
des lands tegen de Noordzee uitmaakt,
aan onderscheidene vernielende invloe
den is blootgesteld, en de overheid er
ten allen tijde op is bedacht geweest
hem daartegen zooveel mogelijk te be
schermen zooveel mogelijk, omdat
afdoende bescherming van de buiten
zijde der mulle zandheuvelen tegen de
vereenigde krachten van vloed en storm
wind tot nog toe volstrekt onuitvoer
baar is gebleken. De geschiedenis leert
ons dat uit de verdwenen of binnen
waarts gedrongen dorpen Westvlieland,
Huisduinen, Petten, Callantsoog en Eg-
mond aan Zee, meer zuidwaarts Noord-
wijk en Katwijk, en het is nog geen
halve eeuw geleden dat in 4 of 5 jaar
tijds de duinen aan den Hoek van
Holland aan de zeezijde bijna een half
uur gaans over eene breedte van onge
veer 50 M geheel zijn weggeslagen, en
de zee het dorp Ter-Heide is binnen
gedrongen. En nog in onzen tijd zien
wij op sommige plaatsen, getuige bijv.
de kust tusschen Petten eu Huisduinen
het vernielingswerk zich voortzetten.
In den regel bepaalt zich de verde
diging tegen de woede der zee tot maat
regelen om het verloren terrein terug
te winnen en daardoor het proces te
rekken, waarbij soms de natuur, adres
aan Tessel en Wijk aan Zee, te hulp
komt, bij welke plaatsen door gewijzig
de stroomingen strand en duinen aan
winnen doch er zijn ook plaatsen waar
een smalle duinregel geheel is doorge
broken of groot gevaar heeft geloopen
dat te doen, en bleet«r geen ander mid
del over dan de aanleg eener kunst
matige zeewering, die uit den aard der
zaak zeer kostbaar is.
Een ander vijand behalve de zee is
de wind, die de duinen meest van het
Z. Westen naar het N. Oosten doet
verstuivenwaardoor welige landou
wen geheel met onvruchtbaar zand wor
den bedekt, en weiden, akkers en boom
gaarden onder dat zand worden bedol
ven. Tegen die plaag is slechts één;
doch dan ook afdoend, middel bekend,
n. 1. de bedekking van het duin door
planten, onder welke de helm ontegen
zeggelijk de eerste plaats inneemt. Dit
gewas tiert en gedijt op duingronden
waar nog geen ander kan aanslaan, en
maakt ze geschikt voor verdere begroei
ing en beplanting, en zonder overdrij
ving kan worden gezegd dat, zoo slechts
de bovenkorst van het duin behoorlijk
door helmbeplanting wordt vastgelegd
en deze goed wordt onderhouden, aan
het stuiven en rollen der duinen voor
goed een einde zal zijn gemaakt. Doch
ook deze beplanting heeft hare vyanden,
tegen wier aanvallen krachtige maatre
gelen noodig zijn, en wel het konijn,
dat in groote scharen zich aan de wor
tels der helmplanten vergast, en de
baatzuchtige mensch, die de kostelijke
plant geheel wegrooft tot het vlechten
van matjes of het inpakken van viscL.
Bevordering der duinbeplanting en
bescherming van het geplante tegen
vernieling is dan ook van overwegend
belang voor het behoud onzer duinen.
Vroeger behoorden de duinen tot het
domein, en het onderhoud moest door
de grafelijkheid worden bekostigd. Bij
Petten geschiedde het tot de 2- helft
der 15e eeuw alzoo, doch toen kostbaar
der werken noodig werden droeg geheel
Plolland bij, zoodat de Hondsbossche
zeewering als rijkswerk is te beschouwen.
Van dien tijd af is het rijk daarmede
doorgegaan, en de werken bij Callancs-
oog, die tot 1876 in beheer en onder
houd waren bij de provincie, werden
toen weder in rij ksbeheer teruggenomen
en zorgt het rijk dan ook thans voor
den geheelen buitenkant der duinen
langs den vasten wal en de eilanden
der provincie, door helmbeplanting enz.
Men moet hierbij in het oog houden
dat er een belangrijk verschil bestaat
tusschen den toestand in het Zuiden en
in het Noorden van Holland. In het
Zuiden heeft men de groote water
schappen Rijnland en delfland, wier
gebied zich tot aan de kust uitstrekt,
en waarvan Delfland bijv. heeft gezorgd
en nog zorgt voor de verdedigingswer
ken bij ter Heide, terwijl in het Noorden,
waar geen waterschappen bestaan, de
staat voor alles zorgt.
De beveiliging tegen verstuiving ging
vroeger eenigszins anders. Wel bescherm
de de staat zijne domaniale gronden, doch
de eigenaars en opgezetenen van de
binnen het duin gelegen landerijen wa
ren belast met de beplanting der naast
aangelegen duinen, welke verpliehting
thans nog bestaat onder Schoorl, Bergen
en Egmond. In Rijnland was die ver
plichting algemeen, doch het hoogheem
raadschap moest zooveel minvermogen
den daarbij steunen, dat het later het
beheer aan zich nam.Het beheer, door het
hoogheemraadschap in 1803 reeds ver
plichtend gesteld, liet in 1863 -65 zoo
veel te wenschen over, dat dijkgraaf en
hoogheemreden bij rechtsgeding moesten
worden gedwongen verbeteringen aan
te brengen. Sedert heeft men geen
klagen meer. In 1877—1879 werd ge
regeld f 20,000 per jaar voor duinbe-
planting besteed, zoodat men kan reke
nen dat Rijnlands duin nu vastligt, en
na de laatste verordening van 1888 is
voor Rijnland alle tusschenkomst van
de zijde der provincie overbodig ge
worden. Dit kan ook worden gezegd
van alle noordwaarts van Rijnland ge
legen duinen, die bij het rijk in beheer
zijn, en van eenige andere kleinere duin
reeksen aldaar, doch geenszins is dit
het geval met de duinen en duingron
den van bizondere eigenaars, in wier
bezit 37 meerendeels uit handen van
het domein zijn overgegaan, namelijk,
die tusschen Rijnland en Schoorl en die
onder Callantsoog. Die geheele opper
vlakte is tusschen niet meer dan 16
verschillende eigenaars verdeeld, die
over het algemeen hunne voor- of bin-
nenduinengoed beplanten, in het midden
groote, kale stuifvlakten laten, terwijl
het achterduin tal van klinkerts vertoont.
Toch bestaat er groot verschil tusschen
de duinen en duingronden van den een
en den ander. Sommige zijn zeer ver
waarloosd, andere eenigermate doch niet
voldoende onderhouden, en bij de
meeste wordt wel groote zorg besteed
aan het middenduin, doch wordt aanl
het achterduin niet genoeg verricht, ter
wijl daar nog bij komt dat welwillende
eigenaars te worstelen hebben met de
zorgeloosheid der buren, wier stuifvlakte
de met groote zorg aangelegde beplan
ting voortdurend met ondergang be
dreigt. Tegen dit kwaad is maar één
middel, en wel het vastleggen van de
geheele duinstreek binnen den kortst
mogelijken tijd en volgens een vast
plan, wat alleen kan geschieden door
bij verordening de verplichting te re
gelen van de eigenaars der duinen, om
hunne eigendommen in zoodanigen staat
te brengen en te houden, dat zij niet
aan hunne bestemming als natuurlijk'
zeewering worden onttrokken, en de
aangelegen landerijen er geen schade
door lijden. Dit is het doel van de
hierbij aangeboden verordening. Bij het
opmaken moest worden gezorgd de
moeilijkheden te voorkomen, waartoe
het ingrijpen der piovincie in de vrij
beschikking der grondeigenaren over
hunne eigendommen aanleiding zou
kunnen geven. Het algemeen belang
eischt verstuiving te voorkomenop
welke wijze dit geschiedt moet aan de
eigenaars worden overgelaten. Over het
algemeen kan worden gezegd dat een
termijn van 3 jaren voldoende is om
den duinregel tot rust te brengen, doch
aan groote vlakten zal meer tijd moeten
worden gelaten. De duurte van de be
planting zal het misschien noodig ma
ken dat de provincie geldelijken steun
verleent, en dan is het niet meer dan
billijk dat de provincie bedingevrij
heid in de wijze van beplanting, vrijheid
tot beschikking over daartoe dienstige
gewassen, vrij beid ook tot uitroeiing
van het schadelijk konijn. Het blijft nu
1 aan de belanghebbenden zei ven over
gelaten of zij die vrijheid voor zich
willen behouden, dan wel, tegen afstand
daarvan, geldelijken steun der provincie
ontvangen. De meeste eigenaars zullen
wel het eerste kiezen, doch moest dit
anders wezen, en moest de provincie
bijspringen, dan nog eischt het belang
dat op het spel staat, daartoe over te
gaan, te meer daar door het openstellen
van de gelegenheid om de aan de pro
vincie afgestane rechten terug te koopen,
het meeste geld wel zal terugkomen.
Wil de voorgestelde verandering echter
doel treffen, dan zal de uitvoering in
toepassing moeten worden opgedragen
aan het korps van den provincialen
waterstaat, en dus moeten worden ont
trokken aan dat van de gemeentebe
sturen, daar het is gebleken, dat dit
toezicht geheel onvoldoende is. Voor
dat toezicht zal het korps ambtenaren
bij den waterstaat met twee technisch
onderlegde opzichters moeten worden
uitgebreid.
XI.
En zoo is nu ook het bezoek van
HH. MM. den keizer en de keizerin
van Duitscnland voorbij.
Het is hier niet de plaats nu nog
eens op te sommen waar de hooge
gasten bezoeken hebben afgelegd, noch te
vermelden welken weg zij zijn langs
gereden, evenmin een beschouwing te
leveren over de staatkundige beteekenis
van het keizerlijk bezoek. Het was voor
velen een aangename afwisseling in den
z. g. komkommertijd, dat een zoo be
langrijk feit de alomheerschende stilte
in zaken verbrak.
Ik geloof niet te overdrijven, als ik
i beweer, dat de bevolking der hoofdstad
gedurende de keizerdagen bijna ver-
jdubbeld was. De utrechtsche academie
feesten hebben den terugslag der eerste
Julidagen in de hoofdstad ruimschoots
ondervonden.
De burgerij heeft over 't algemeen
een aardig voordeeltje uit het feest ge-
naald, niet het minst is dit het geval
geweest met de hotel- en koffiehuis-
houders en de koetsiers.
Dagen van te voren werden de rij
tuigen besteld, waarmede men een
toertje door de meer dan drukke straten
wilde maken. Oude rijtuigen, die aan de
verf duidelijk de sporen droegen van
hun langdurigen en, naar te hopen is,
eervollen dienst, werden flink afgeboend
en uit den stal gehaald. Paarden, die
reeds zoover gevorderd waren, dat ze met
den naam houten knol of bonk worden
aangeduid, dus in hun nadagen zijn,
moesten nog weer eens dienst doen.
Het was den dieren aan te zien, dat
ze het draafwerk ontwend waren, en
raar keken ze op, dat ze nog eens de
straten door trokken, waar ze ais fiere
rossen eens werden bewonderd door
kenners of die daarvoor doorgingen.
Maar wat noodEr was voor den
eigenaar wat te verdienen, dus „bles"
moest er aan gelooven, al ging het ook
voor het dier moeilijk de vrij stramme
leden te bewegen. Doch de zweep deed
druk dienst, waarvoor sammige schim
men van paarden ook al tamelijk onge
voelig bleken, want het was en bleef
een sukkeldrafje.
Keek men onwillekeurig zulk een
uitgemergeld paard eens aan, dan was
onmiddellijk de koetsier bij de hand.
met de vraag:
Rijtuig, meneer
En toen iemand, den toestand van
het „rijtuig" en het paard ziende, ant
woordde
Dank je, ik heb haast 1
was het maar goed, dat de straat druk
bezocht was, want een vloed van ver-
wenschingen en scheldwoorden, die men
vergeefs in zijn woordenboek zou
zoeken, was het wederantwoord van
den verontwaardigden koetsier. Trou
wens, de woordenrijkheid van den paar-
denmenner ging voor een groot deel
verloren onder het gejuich en gejubel
van de vroolijke feestvierende menigte,
die zich opgewonden, doch ordelijk
langs de straten bewoog.
Jammer, dat de feestelijke stemming
een oogenblik dreigde verstoord te
worden door de houding der bewakers
van de orde en openbare rust.
Uit den aard van de zaak wis steeds
slechts op éen punt der stad iets te zien
Wat natuurlijker dus, dan dat de
groote menigte altijd op dat éenepunt
samenkwam, en uitteraard reeds uren
vóórdat de eigenlijke feestelijkheid zou
beginnen. Zoo waren eenige leden van
het college Ztemanshoopaan den hoek
Kalverstraat en Dam, reeds des nacht
te 5 uur voor het gebouw aanwezig,
teneinde de begroeting op den Dam te
kunnen zien.
De militaire taptoe zou Woensdag te
9 uur worden gehouden en nu behoeft1
hetgeen betoog dat de nieuwsgierigen
reeds geruimen tijd van te voren zich!
op den Dam verzamelden en ieder
trachtte een goede plaats te veroveren,
zoodat te 7^ uur het ruime plein over
vol was, en de menschen in den waren
zin een levenden muur vormden.
Daar komt tegen 8 uur de politie
I opdagen om ruim baan te maken,
maar waar moet men heen, zelfs al
wilde men onmiddellijk aan het verzoek
i of bevel der gestelde macht voldoen
De nogal nauwe toegangen tot het
Damplein waren verstopt, en voor- noch'
achteruit was eenige beweging in de
menschenmassa te krijgen. Daar trekken
de agenten den wapenstok en dreigen
de vooraan staanden daarmede, welke
bedreiging reeds met een gegil en ge
schreeuw van angst werd ontvangen.
Maar o wee hetzij de politie mannen
niet spoedig genoeg hun zin kregen,
dan wel of zij hun misnoegen over
hun zwaren dienst op onschulaigen wil
den wreken, het bleef, helaas niet bij
dreigen, maar zij sloegen er flink op
los, wat niet veel anders ten gevolge
had, dan dat eenige min of meer zwaar
;ewonden naar het Paleis moesten
worden gedragen.
Had er niet zulk een opgeruimde
stemming onder de menigte geheerscht,
dan waren de gevolgen van deze han
delwijze niet te overzien geweest. De
politie had het onderspit gedolven en
wie weet, waren er niet dooden ge
vallen.
De hoofdcommissaris Steenkamp, te
kwader ure op aanbeveling van nu
wijlen burgemeester Den Tex, als zoo
danig benoemd, heeft opnieuw bewezen
geen flauw begrip te hebben van wat
politie in een groote stad is. Hij heeft
weder eenmaal te meer bewezen, dat
het verstand niet altijd met het ambt
komt. Ongetwijfeld komt hem lof toe
voor de handige wijze waarop hij, door
uit verschillende stelsels van brandweer-
inrichtingen een en ander over te ne
men en samen te voegen de brand
weer in de hoofdstad tot een model
inrichting heeft gemaakt, maar een goed
hoofd van de brandweer is nog lang'
niet een goed hoofd van de politie!
Het is te hopen dat in de eerstvol
gende Raadszitting over deze aangele-
penheid spijkers met koppen zullen
worden geslagen, en de interpellatie
van den heer Wtiste niet eindigt met
een woord van misplaatsten lof of de
gewone verzekering, dat de zaak streng
onderzocht zal worden, wat gelijk staat
met in den doofpot doen.
De algemeene, onverholen geuite
wensch is, dat de hoofdcommissaris
Steenkamp, die zoo ondubbelzinnige
blijken heeft gegeven van grove on
kunde, worde ontslagen, evenals onlangs
met den commandant der Brandweer
het geval is geweest, die zich echter
slechts tegenover den Burgemeester meer
onafhankelijk gedroeg, dan wel pas gaf.
Als het ontslag van den hoofdcom
missaris volgt, zal slechts één daarom
treurenen wel de titularis zelf.
Of zou de Burgemeester weder alle
verantwoordelijkheid op zich nemen?
En zoo ja, is de handelwijze der politie
dan minder afkeurenswaardig
Maar ik had mij voorgenomen over
de vreugde en niet over het leed van
de keizerdagen te schrijven.
De laatste avond van 's Keizers ver
blijf in de hoofdstad was in figuurlijken
en gewonen zin de schitterendste. Het
Z. M. aangeboden vuurwerk overtrof
alles wat men tot nog toe alhier gezien
had, en liet het dan ook niet na, hon
derdduizenden te lokken, die er echter
niet aan dachten, toen dit gedeelte van
de feestelijke ontvangst was afgelooper
huis waar: s te keeren. Integend^'
feestvreugde begon nu eerst
Zingende, joelende e~'
houdend geroep var-
troepjes doorkruist aggers,
straten Warmoesstra. es, Damstraat,
Dam, Kalverstraat
Het woelde en krioelde er alles door
een, zooals Van Beers zeide.
Alleraardigst was het, zooals de duit-
sche matrozen werden behandeld. Geen
enkele die niet vergezeld was door twee
of meer jongelieden, van wie minstens
éen student was. De faculteitsbaret, die
volgens besluit van het studentencorps
bij buitengewone gelegenheden zou wor
den gedragen, doet thans reeds dagelijks
dienst. Natuurlijk droegen de studenten
de luchtige matrozenmuts en de zeelui,
omgekeerd, de baret.
Maar niet alleen de studenten waren
toeschietelijk voor de vreemdelingen.
Dames, heeren, soldaten, muzikanten
der statmuziek, soms zelfs officieren in
burgerkleeding liepen heel gemoedelijk
samen te zingen en hosten en dansten
niet zelden in een kringetje hand aan
hand rond, begeleid door de niet altijd
zuivere tonen van een draaiorgel.
Dat het ook in de koffie- en bier-
moest besturen. De naam van den stalknecht was Peter en men
verzekerde algemeen, dat de merrie dien naam kende. Wanneer
zij tenminste slechts den naam Peter hoorde uitspreken, dan liet
zij steeds een nijdig gesnork hooren, hetgeen zij nooit deed,
wanneer een andere Daam in haar nabijheid werd uitgesproken.
Peter en zij waren het zelden met elkaar eens, wanneer het rijden
gold, en in verband daarmee de snelheid, waarmee moest worden
gereden, maar het slot was altijd, dat het geschil in het voordeel
van Peter werd bijgelegd, want hij gebruikte verschillende wel
wat ruwe manieren om zijn doel te bereiken, zoodat „Rollicking
Sal" nooit goed wist, op welke wijze zij hem weerstand moest
bieden. Wanneer zij acnteruitsloeg, dan liet hij haar achteruit
slaan zoolang het haar behaagdewaarbij hij haar nu en
dan liet omkeeren en een tamelijken afstand op een geheel on
gewone manier afleggen. Wanneer zij daarentegen ging hol
len, dan liet hij haar hollen, totdat zij geheel uitgeput was, om
haar vervolgens te dwingen om te blijven hollen, totdat zij ten
gevolge van deze strenge kastijding volkomen machteloos was.
Somtijds bleef zij stokstijf staan en wilde zij voor- noch achter
uit. Dan was het slechts de vraag hoeveel tijd hij kon verliezen,
hoeveel voedsel hij in zijn maag had en hoe groot de voorraad
tabak van Peter was, hoe lang hij haar dan ongestoord hare
kuren kon laten volhouden. Op denzelfden dag, toen zij was
blijven staan, en de squire uit het rijtuig gesprongen, daar
hij geen tijd had om het oogenblik af te wachten, dat de merrie
haar weg zou vervolgen, had Peter haar geruimen tijd tegen
haar wil belet om voort te gaan, toen zij dit zelf weer wenschte,
en daar hij tijd genoeg had, flink gegeten en onderweg door
den squire ruimschoots van sigaren was voorzien, zou hij haar
nog langer gedwongen hebben om stil te blijven staan, wanneer
het luiden der klokken Peters nieuwsgierigheid niet had opge
wekt, zoodat hij de nukkige merrie had veroorloofd, haar weg
naar Barton te vervolgen.
Toen Sal eindelijk den stal had bereikt, werd zij tusschen twee
paarden geplaatst, wier eigenaardigheden haar bizonder ergerden;
de een was een kribbebijter en een levenmaker en de ander blies
luidruchtig door zijne neusgaten, en dat eentonige geblaas van
laatstbedoeld heer, gevoegd bij de luidruchtigheid van eerst
genoemd en tevens het luiden der klokken, dat alles maakte
haar bijna dol. Eindelijk verdwenen de levenmaker en de
blazer, de klokken hielden op met luiden, en Sarah meende
reeds een rustigen nacht te zullen doorbrengen, toen tot haar
grooten schrik de zoozeer verfoeide Peter den stal binnen
trad, en zij voor de vijfde maal werd ingespannen. Zij werd
naar buiten gebracht en voor het rijtuig gespannen en kort
daarop werd haar een zweepslag toegediend, waardoor zij bijna
in tweeen werd gesneden, terzelfdertijd hoorde zij de stem
van den stalknechtzij maakte de zeer onlogische en ver
keerde gevolgtrekking, dat deze twee met elkaar in verband
stonden en holde vervolgens den straatweg op met een snelheid,
die door vele schrijvers met die van den bliksem zou worden
vergeleken.
De tweede oorzaak was de dronkenschap van den kapitein,
waardoor hij niet wilde luisteren naar de stem der rede naast
hem en hij de zweep onophoudelijk en zonder medelijden op
jen rug van de merrie deed neerkomen.
De derde en waarschijnlijk de meest onmiddellijke oorzaak
van hetgeen volgde, was het gevolg van een weddingschap tus
schen twee beschonken makkers, die arm in arm huiswaarts
waggelden. Toen zij op een brug stil bleven staan om een
oogenblik te rusten, zagen zij toevallig, dat een groote steen van
den kant had losgelaten en nu ontspon zich een levendig twist
gesprek naar aanleiding van het vermoedelijk gewicht van den
steen. Een van de vrienden wilde er vijf pond om verwedden,
een som, die geen van beiden ooit had bezeten of naar alle
waarschijnlijkheid zou bezitten, dat de ander den steen niet over
de brug zou kunnen dragen en hem aan den anderen kant
neerleggen.
De weddingschap werd onmiddellijk aangenomen en de be-
schonkene, die het op zich had genomen om deze proeve van
kiacht af te leggen, tilde den zwaren steen van zijn plaats en
wilde zich naar den anderen kant van de brug begeven, maar
de steen was zwaarder dan hij dacht en dit feit gevoegd bij de
slapheid zijner spieren tengevolge van het vele drinken van ale^
was oorzaak, dat hij den steen op het midden van de brug
liet vallen.
Wordt vervolgd