later veilig aan anderen kon overlaten. Zij hield de eerste bloemententoonstel ling hier te lande, te Haarlem, op den Stads Doelen. Zij was in dezen de even knie der zoo beroemde Tuinbouw- Maatscliappij te Gent, en wederkeerig brachten beide Genootschappen elkander hulde bij gelegenheid hunner bloemen' leesten. Een gevoel van dankbaarheid voor dat wat de Maatschappij indertijd deed voor het vak, dat hij lief heeft, noopte den spreker van dit oogenblik, zich niet te onttrekken aan de taak die hem heden wordt opgelegd. Wanneer hij echter thans de aandacht vestigt op de bloemkweekerij, is dit zeker niet geheel ongepast, daar de Maatschappij zelve toch ook haar be staan aan die bloemkweekerij te danken heeft. Althans hare wording wordt figuurlijk aldus afgebeeld op den gedenk penning tijdens hare oprichting geslagen. Zij wordt daar voorgesteld als een stekje, of liever als een aflegger, kweek wijze toen meer in zwang dan thans van den krachtigen boom der Hol- landsche Maatschappij van Wetenschap pen. Maar ook de taak van het de partement Haarlem in deze dagen kan worden vergeleken met den arbeid van den bloemkweeker. Aan het departement, dat de eer heeft de algemeene vergadering der Maatschappij te ontvangen, is de zorg opgedragen om den gasten het verblijf zoo aangenaam mogelijk te maken, hun pad met bloemen te bestrooien, hen met een bloemenregen te overstelpen. Gij zult het aan het departement Haarlem niet ten kwade duiden, wan neer het zich hier aan de letter houdt, en u wel met een meer degelijk program willen tevreden stellen, te meer daar op het departement Haarlem, wanneer het u ontvangt, grootere verplichtingen rusten dan op eenig ander. De loot, in 1777 van den moeder stam atgelegd, kreeg te Haarlem haar eerste ontwikkeling, en de stam, uit die loot voortgekomen, wortelt nog altijd in Haarlems bodem. Deze werd de moe derboom, die zijne stekken naar alle oorden des lands heeft uitgezonden om ook daar tot krachtige boomen te wor den ontwikkeld. Haarlem erkent dit en heeft steeds dei- Maatschappij een warm hart toegedra gen. Gij hebt daarvan zooeven de bewijzen ondervonden in de zoo gulle ontvangst van het gemeentebestuur op het Stadhuis dezer gemeente. Dat Stadhuis, de getuige van Haar lems vroegere geschiedenis, van de tijden toen Haarlem was de tweede stad van Holland, is ook de getuige van eene nieuwe ontwikkeling in de dagen die ons heugen. Wanneer mijne opvatting van het samenstel onzer Mij. juist is, dan moet men in haar vereenigd vinden beoefe naars der nij verheid in elke richting en nevens hen belangstellenden, mannen van invloed op elk gebied, om geza menlijk te arbeiden aan het doel der Maatschappijde vermeerdering der volkswelvaart. Dit denkbeeld bestond reeds bij de oprichting der Maatschappij, en de kracht er in gelegen kan blijken uit het feit dat binnen het kleine gebied der zeven provinciën, de nieuwe Veree- niging na een enkel jaar reeds 3000 leden telde, die voor dat lidmaatschap jaarlijks een ducaat over hadden, Onder de leden van het departement Haarlem vindt men al de elementen vertegenwoordigd, die het bestuur in staat stellen in dien geest werkzaam te zijn. Daardoor is het ons niet moeilijk geweest voor de dagen van uw samen zijn alhier een program saam te stellen, dat naar wij hopen, uwe goedkeuring zal wegdragen. Aanvankelijk hadden wij andere plan nen wij wenschten hier voor u te ope nen eene tentoonstelling van plaatselijke nijverheid. Dit plan hebben wij moeten opgeven. Wij hopen dat er zich later eene gelegenheid zal aanbieden om het te kunnen uitvoeren. Het is u bekend, dat wij binnen onze gemeente belangrijke nijverheidsonder nemingen bezitten, van enkelen wordt u de gelegenheid aangeboden er op gemakkelijke wijze nader kennis mede te maken. Wij zijn dank verschuldigd aan hen, die dit mogelijk maakten. Stelt men echter de vraag Had zich Haarlems Nijverheid niet nog meer kunnen ontwikkelen? voorzeker ja, zal het antwoordt zijn, maar om daartoe te geraken, moeten belemmeringen uit den weg worden geruimd, die tot nu toe dienst hebben gedaan als even zoo vele struikelblokken. Haarlem kan, wanneer men het gelegenheid geeft tot vrije ontwikkeling, een middenpunt wor den van de uitmuntendste nijverheid, en het eigenaardige der stad en van hare omgeving, die het Eden vormen van ons vaderland, zal daardoor eer worden gebaat dan geschaad. Aan die gunstige ligging onzer stad hebben wij het ontstaan te danken eener Vereeniging, die aan de leden uwer vergadering hulde brengt, door henfaan te bieden de eerstelinge van haar stre ven op den weg, dien zij zich heeft af gebakend. Moge door velen worden deelgenomen aan het feest, ons door die Vereeniging bereid, die daarvoor onzen besten dank verdient. Die dank behoort ook aan allen, die er toe hebben medegewerkt, u hier eene goede ontvangst te bereiden, aan instel lingen, inrichtingen en Vereenigingen. Ook aan de Sociëteit, die uwe ver gadering op dit oogenblik huisvest. Zoo ergens, moeten wij ons hier tehuis ge voelen. De uitgestrekte lokalen, met den ruimen tuin, met de fraaie muziek zaal, die in doelmatigheid wellicht niet wordt overtroffen, hebben hun ontstaan te danken aan een klein getal beoefe naars van verschillende vakken van nij verheid te Haarlem, die in 1856 deze Sociëteit hebben gesticht, „tot nauwere aaneensluiting voornamelijk van den nij veren burgerstand." Deze stichting zelve is dus een bewijs van de ontwik keling dezer stad op het gebied van nijverheid. Het gewicht der Ambachtsschoolten toonstelling, waarvan gij de gelegenheid gehad hebt, hedenmorgen de opening bij te wonen, behoeft hier thans niet te worden in het licht gesteld Ik mag mij overtuigd houden, dat deze onder neming van het departement Haarlem uwe volle sympathie heeft. Zoo moge dan al datgeen wat wij hebben getracht te doen om u het verblijf hier nuttig en aangenaam te maken, er toe strekken bij u de over tuiging levendig te houden, dat Haar lems "departement er grooten prijs op stelt, u hier vereenigd te zien. De wet der Maatschappij legt u de verplichting op om de vijf jaren hier te vergaderen. Moge de ontvangst het u gemakkelijk maken aan dien plicht te kunnen vol doen, en zoo eenmaal die verplichting vroeger of later mocht worden opge heven, moge dan het departement Haar lem van u in dezen een zoo uitmuntend getuigschrift van goed gedrag verkrij gen, dat gij later ook onverplicht, vrij willig, om de vijf jaren tot plaats uwer samenkomst Haarlem moogt kiezen, Haarlem, waar men zoo goed de bloe men weet te kweeken, waar de „afleg gers" zich tot zulke krachtige boomen ontwikkelen. Maar ook de krachtigste boom heeft den storm te weerstaan, en hem, die den boom verzorgt, is de taak opge dragen, den boom daartoe de geschikt heid te doen behouden. Wat onze Maatschappij betreft, is die taak thans in uwe handen neêrgelegd. Mogen uwe beraadslagingen tot nut zijn voor het heil der Maatschappijmoge aan de 114'' algemeene vergadering, binnen Haarlems grenzen gehouden, de eer toekomen, het uitgangspunt te zijn van een nieuw tijdperk van bloei en ontwikkeling. Moogt gij tot de uwen terugkeeren, tevreden over den arbeid hier verricht en over de wijze hoe wij getracht hebben u dien arbeid gemak kelijk en aangenaam te maken. Met deze wenschen roep ik u het welkom toe namens het departement Haarlem der Nederlandsche Maatschappij ter bevor dering van Nijverheid. De heer dr. D. de Haan, voorzitter der Maatschappij antwoordtGij hebt gezegd, dat wij hier in de bloemenstad ware bijeengekomen en dat ons pad met bloemen bestrooid mocht worden ja, dat is waar. Reeds vaak zijn wij in 'de bloemenstad geweest en altijd geen opgedrongen, maar welkome gasten ge weest. Namens directeuren en afgevaardig den dank ik u voor dat welkom. U hebt gereleveerd de schoone tentoon stelling, die gij hedenmorgen hebt mo gen openen. Dat is eene welkome hulde die gij aan onze kondt brengen. De ambachtsscholen zijn een belangrijke zaak die in de maatschappij vele harten heeft warm gemaakt. Het is mij aan genaam den goeden uitslag daarvan waar te nemen. Namens directeuren en afgevaardig den dank ik u voor dat welkom en voor de daden, nu reeds voor het de partement gedaan. Moge onze beraad slagingen strekken tot bevordering van den bloei der maatschappij. Leven de leden van dit departement. neii door het verieenen van eene jaarlijksclie bijdrage. Waar dat verlies ook voor onze Maatschappij zeer groot i3, en wij zeke- allen de nagedachte nis van onzen Doorluchtigen Beschermheer in dankbare herinnering zullen houden, mag ik cr echter met genoegen op wijzen hoe het Hare Majesteit onze Koniagin-Regentes behaagd heeft, als Beschermvrouwe onzer Maatschappij op te treden, waarhij tevens, door goedgunstige be schikking van Hare Majesteit, de jaarlijksclie bijdrage voor onze Maatschappij verzekerd blijft. Die bewijzen van belangstelling van onze Ko ningin-Regentes, zijn voor zeker door u allen dankbaar aanvaard en op hoogeu prijs gesteld. Zoodra directeuren deze voor onzo Maatschappij zoo gewichtige beschikking vernamen, hebben zij uwe departementen daarvan keair's gegeven. Gij myne Heerea die reeds meermalen onze algemeene vergadering hebt bezocht, weet het hij ondervinding, en gij die hier voor de eerste maal komt, zult het ondervinden, dat wij hier gaarne worden gezien. De ontvangst door het gemeentebestuur en de woorden daarbij door den burgemeester gesproken, do daarop gevolgde har telijke begroeting door het departement, bij monde van den voorzitter, hebben het u duide lijk getoond dat wij hier welkom zijn, en niet beschouwd worden als opgedrongen gasten. Maar bij woorden is het niet gebleven, ook daden spreken bier. Naar aanleiding toch van deze onze 114de algemeene vergadering en het daar mede verbonden 34e Congres, heeft het depar tement Haarlem eene tentoonstelling georgani seerd van de voortbrengselen van de verschillende ambachtsscholen in Nederland, en die tentoon stelling voor al de ambachtsscholen van ons va derland opengesteld. De speciale commissie die deze tentoonstelling zoo goed heeft ingericht, kan dunkt mij tevreden zijn met den goeden uitslag die het gevolg is van hmr zeker veel vuldige bemoeiingen. Wij mogen haar daarvoor onzen dank brengen. Met belangstelling zult gij mijne heeren voor zeker die tentoonstelling bezoeken en zoowel de proeven van bekwaamheid door de leerlingen van de verschillende ambachtsscholen hier bij elkaar gebracht, alsook alles wat betreft de inrichting en het werk der ambachtsscholen in oogeuschouw nemen, zoowel vanwege het groole belang der zaak, alsook omdat die ambachtsscholen onze maatschappij steeds nauw aan het hart hebben gelegen. Reeds in 1872 kwam op het in dat jaar te Sneek gehouden congres, de zaak van het ambachtsondersvijs ter sprake, en werd aan directeuren opgedragen, naar aanleiding van de toeu genomen besluiten, zich hij adres tot, den Koning te wenden, ten einde Z. Ms. aandacht te vestigen op een voor het welzijn des Vader lands allergewichtigst onderwerp, de invoerinj van het professioneel ambaentsonderwijs van rijksw ege. Op dat adres, dat, in warme bewoordingen gesteld, de zaak dringend aanbeval, mocht ech ter de koninklijke goedkeuriug niet worden ver kregen. De minister Geertseina, ia wiens handen dat stuk om consideratie en advies gesteld was, heeft breedvoerig aangetoond, dat, naar zijne meening. de invoering van ambachtsonderwijs va» rijks wege, ongeoorloofd en onraadzaam was. Ik zal u niet vermoeien met het opsommen van al do redenen die de minister aanvoerde tot staving van zijn oordeel; geuoeg zij het dat de rijks scholen toen niet gekomen zijn, en sedert zijn uitgebleven, wat echter niet belet heeft dat zoo wel departementen onzer Maatschappij als andere vereenigingen en personen, zich dat onderwijs met warmte hebben aangetrokken niet alleen, maar het ook ontwikkel^ en op eene goede hoogte gebracht hebben, zooals uit de tentoongestelde proeven der leeclingen duidelijk blijkt. Is onze Maatschappij gelukkiger geweest toen zij zich ook ue belangen van het landbouwon derwijs aantrok? Heeft haar adres aan den Ko ning den beslissenden stoot gegeven, waardoor de Rijks-Landbouwschool te Wageningen is in het leven gekomen Ik durf dat niet volhouden, maar wel weet ik, dat ook hier door directeuren, ter uitvoering van wat de algemeene vergade ring betreft, met innige overtuiging het goed recht van het bestaan eener Rijks-Landbouw school is bepleit. Nadat bij adres aau Z. M. den Koning, van 21 Januari 1871, de wensch was geuit, dat ter uitvoering van het bepaalde in art. 19 der wet van 1863 tot regeling van het middelbaar onder wijs de Polytechnische School te Delft door toe voeging van eene koloniale afdeeling mocht wor den uitgebreid, kwamen directeuren in hun adres van October 1873 daarvan terug eu vroegen zij daarbij de oprichting van eene Rijks-Landbouw school, omdat de behoefte aan zulk eene inrich ting groot is, de gelegeuheid om zich buitens lands te bekwamen slechts aan enkelen gegeven is eu dc nederl. landbouw te eigenaardig is dan dat dc buitenlandsche scholen daarvoor voldoende ople ding kunnen geven. Met vertrouwen zien dus directeuren le geraoet, dat Uwe Majesteit, die altijd de eerste is geweest om den vader land3chen landbouw krachtdadig te ondersteunen door een gunstig besluit uitvoering geve aan bovengenoemd wetsartikel. Dat vertrouwen is niet beschaamd geworden. In 1876 is dc Rijks-Landbouwschool gesticht. Maar daarbij heeft zich de belangstelling van onze Maatschappij in landbouwzaken niet be- onze Handelingen en Mededelingen door te eener octrooiwet wordt opgewekt, alle loopen. Zij het dan ook zeer vluchtig omdat de .1 1° tijd mij gegeven slechte kort is. In 1 i73 kwamen j zms,voldoe°de vindt, om de wetgevende directeuren terng op een reeds in 1863 inge- j *^acht te bewegen binnen een niet Dinsdagmorgen te negen uur ving de algemeene vergadering in de bovenzaal der soc. Vereeniging aan. Vertegen woordigd waren 19 departementen, te zamen uitbrengende 162 stemmen, be nevens 10 donateurs, die ieder ééne stem uitbrengen. De heer de Haan, voorzitter van het Hoofdbestuur, zeide het navolgende: Heeren Afgevaardigden van de verschillende departementen der Nederlandsche Maatschappij ter bevordering van Nijverheid, Heeren Direc teuren, Donateurs en Leden. Zooals u bekend is wil onze wet, dat telken vijf jaar de algemeene vergadering en het Con gres te Haarlem zullen worden gehouden. Het is dan ook naar aanleiding van deze bepaling dat wij heden hier zijn bijoen gekomen en ik u, mijne heeren, het welkom in Haarlem mag toe roepen. Sedert wij in 1890 te Leeuwarden bij elkander waren ter algemeene vergadering, heeft niet al leen het geheelc vaderland, maar ook onze Maat schappij een zeer groot verlies geleden door het afsterven van onzen geëerbiedigde» Koning Z. M. Willem III. Voor onze Maatschappij zeg ik, omdat het Z. M. behaagd heeft, reeds kort na zijne Troonsbeklimming, en wel iu 1849, bet beschermheerschap over onze Maatschappij te aanvaarden, en Hoogstdeszelfs belangstelling in ons werken en streven, onder meer ook te too- Laat mij u mogen wijzen op een adres, in 1873 aan den Koning gezonden, waarhij op verbetering van den toestand der rijks duingronden werd aangedrongen. Voorts op het besluit, genomeu in de algemeene vergadering van 1873, waarbij de aandacht der departementen werd gevestigd op het wenschelijke van meer algemeene invoe ring van landbouwonderwijs op de lagere scho len. Naar aanleiding van de daaromtrent ont vangen rapporten, hebben directeuren zich hij adres van 3 Januari 1875 tot den Koning ge wend, waarin zij na uiteenzetting der redenen, die tot bet indienen van dit adres noopten, kon den zeggen: *De Maatschappij Sire! heeft haren plicht gedaan! Op het oogenblik dat de land bouw bij ons bloeit, misschien meer dan ooit te voren, en dat allerwege onbestemde eu onbegre pen steramen ten behoeve van landbouwonderwijs bij ons opgaan, heeft zij den vinger gelegd op het punt waarop alles aankomt, op het elemen tair landbouwonderwijs, ten behoeve van den eenvoudigen landzaat, die leeft eu sterft in de streek waarin hij geboren is.« Woorden vol overtuiging die zeker niet kwamen van mannen die zich zwak gevoelden. Aan den landbouw ten goede kwamen wat gedaan is voor de ont ginning van woeste gronden door bevloeiing - de verbetering van ïnlandscbe paardenrassen - de zaken betreffende heideontginniug en vooral de beraadslagingen in oaze Maatschappij gedu rende 1879/80 gehouden over de verdeeling der markegronde, daaruit is een projectwet ontstaan, die later als grondslag heeft gediend voor de nu vigeerende Rijkswet. Wat ik opnoemde zyu slechts enkele grepen uit het aantal zaken dat behan deld is geworden. Maar ook op ander gebied heeft de Maatschappij getracht met vrucht werkzaam te zijn,in het belang van zoovelen in den lande. Sta mij toe met u komen adres tot verbetering van het lot en wettelijke regeling van den arbeid der kinderen in fabrieken en werkplaatsen. Zulks had tenge volge, dat in 1877 Z. E. de minister van Justitie het oordeel van directeuren vroeg omtrent de te nemen wettelijke bepalingen op den arbeid v.n kinderen, jongelieden eu vrouwen. Mede in 873 drongen directeuren aan op strenger bepalingen tegen dronkenschap en minder verschooning voor misdaden in dronkenschap begaan. In 1874 werd het vraagstuk, dat ook nu nog zooveler aandacht tiakt, in behandeling gehomen, welken invloed de loonsverhooging met verkorting van werktijd op het lot van den werkmansstand heeft. In Januari 1875 konden directeuren, tengevolge van het behandelde in de vorige algemeene ver gadering aan den Koning per adres te kennen geven «Het zal Uwe Majesteit niet onbekend zijn, dat de Nederlandsche Maatschappij tot he vordering van Nijverheid in de laatste jaren meer dan ooit hare bizondere aandacht gewijd heeft aan de Nederlandsche ovevzeesehe bezit tingen en koloniën." Het betrof de vestiging van Nederlanders in Ned Indië, tot uitbreiding en verbetering van landbouw en nijverheid al daar. In 1S76 wezen directeuren, naar aanlei ding van de overwegingen vaa het Congres, en het daarop gevolgde besluit der Maatschappij, op den zorgwekkende» toestand, waarin de geld circuit tie dreigde te gerakcu. In 1879 adresseer den directeuren zich tot deu minister van Ko loniën met verzoek om de exploitatie tan de marmer- en hard3teengroeveu op Java te willen bevorderen door de aanmoediging van bet par ticulier initiatief. Dit adres eu niet minder de vele inlichtingen door onze Maatschappij ver strekt, hebben er toe bijgedragen om de belang rijke marmer-exploitatie op Oost-Java tot stand te brengen. !n 1881 kwam de vraag omtreat de wenschelijkheid van de octrooien ter sprake. Eene vraag, die onze algemeene vergaderingen daarna zoo dikwerf heeft bezig gehouden. In 1882 kwam op het Congres de vraag ter sprake, welke middelen kunne» worden aangewend tot beteugeling der onheilen op zee, De grondig'- bespreking dier zaak gaf aanleiding tot een adres aan Z. M. den Koning, waarin met eerbiedig, maar drïngenci verzoek werd verzocht om voor ziening in de bestaande behoeften, Wij zijn nu genaderd tot den tijd die aan den onze kort is voorafgegaan. De herinnciing aan wat toen heeft plaats gehad is biji u allen nog levendig, zoodat ik niet noodig acht u daarop iu het bizonder te wijzen. Ik heb u, mijne heeren, uitgenoodivd met mij na te gaan wat alzoo in de laatste jaren door en vanwege onze Maatschap pij is gedaan. Enkele, zter weinige onderwerpen heb ik met u besprokeB, uit de zeer lange lijst van belangrijke zaken die in behandeling kwa men, maar daarmede heb ik getracht een beeld te geven van het breede arbeidsveld, waarop onze Maatsehappij zich gedurende de laatste twintig jaren heeft bewogen. Aanleiding daartoe heb ik gevonden in het gewicht vau dezen dag, waarop het belangrijke viaagstuk vau de reor ganisatie vu» de Maatschappij in behandeling zai moeteu komen. Het denkbeeld dat onze Maat schappij verouderd en als het ware ingeslapen is op vroegere daden, wordt wel geuit, maar tegeu die opvatting heb ik ornBtur bezwaar en wel op grond van hetgeen door de Maatschappij gedaan is in de laats-e jaren, op z°o veelzijdig gebied. Begrijp mij wel, met het bovengezegde wensch ik in geen enkel opzicht te werken voor of tegen de voorgestelde plannen van reorganisatie. Ik wil dat met nadruk to kennen geven. De beoor deeling dier voorstellen en de beslissing daarover behoort bij uwe vergadering. Ik wilde alleen onze schoone Maatschappij trachten te zuiveren van de blaam die op haar is geworpen, ook dat de resultaten door haar werken verkregen gering zouden zijn. Eenmaal, zooals ik boven aanhaalde, is het zegd, *do Maatschappij heeft haar plicht ge daan." Laten wij en zij die na ons komen, hetzij do Maatschappy blijve zooals zij nu is, hetzij zij onder anderen vorm gebracht worde, steeds met een goed geweten kunnen verklaren. De Maat schappij heeft haar pliclit gedaan. Met dien wensch open ik namens directeuren de lHe Algemeene Verga lering. Op voorstel van den heer Armand Sassen verklaren directeuren zich bereid Donderdag e. k. een voorstel te doen tot het verieenen van subsidie aan het weldra te houden internationaal land bouwkundig congres te 's-Hage. Uit eene mededeeling van den secre taris, den heer F. W. van Eeden, blijkt, dat de Maatschappij op 1 Juni telde 1742 leden, 85 donateurs en 30 dona trices. Als candidaten opgegeven door 13 departementen voor de verkiezing van directeuren zijn opgegeven in de plaats van het aftredend lid dr. D. de Loos te Leiden, de heeren H. A. van Beu- ningen, Utrecht; A. C. Cramer, Rot terdam; C. Dyserinck, Amsterdam; mr. A. J. Enschedé, Haarlem; H. L.Jans sen van Raay, Haarlem; dr. C. J. Vail- lant, Schiedam. In de plaats van den heer mr. H. A. L. Hamelberg te Arnhem, de heeren H. A. van Beuningen, Utrecht; C. F. Cramer, Nijmegen; C. Dyserinck, Am sterdam; mr. J. Heemskerk Az., 's Gra- venhage; L. Serrurier, Amsterdam; mr. C. J. Sickesz, Lochem; F. W. Weste- rouen van Meeteren, Amsterdam; P. J. Wichers, Terschelling. In de plaats van den heer dr. L. Mulder te Haarlem, de heeren H. A. van Beuningen, Utrecht; jhr. C. van Citters, Purmerend; A. C. Cramer,Rot terdam; C. Dyserinck, Amsterdam; M. A. D. Jolles, Assen; A. P. Ledeboer, 's Gravenhage; mr. C. J. Sickesz, Lochem; J. W. Visser, Amsterdam. Op voorstel van Directeuren wordt besloten de zaak van den invloed der engelsche wet op de fabrieksmerken, af te voeren. Aan de orde is de bespreking van ontwerp-octrooiwet. Directeuren stellen voor, de wenschelijkheid van de invoering eener goede octrooiwet be amende, de zaak \an de agenda at te voeren, daar zij de belangstelling die door de vereeniging tot bevordering al te verwijderd tijdstip voorstellen den geest van invoering eener octrooi wet te behandelen. Het departement Delft stelt voor, dat Directeuren zich wenden tot de Re geering met de vraag om inlichtingen hoe het staat met de verzekering, in dertijd door den regeeringsafgevaardigde op het congres te Madrid gegeven, dat de Regeering een ontwerp octrooiwet zou indienen. De departementen Utrecht en Am sterdam zouden willen weten, of deze toezegging inderdaad officieel door den nederlandschen afgevaardigde is gegeven. De afd. Amsterdam stelt als motie voor „De vergadering noodigt heeren directeuren uit, tot de Hooge Regeering de vraag te richten, of het door den nederlandschen afgevaardigde te Madrid gesprokene in dien zin moet worden opgevat, dat daardoor de nederlandsche Regeering haar besluit om de wederin voering eener octrooi-wet in Nederland voor te stellen, heeft willen te kennen geven." Delft trekt nu haar motie in. De afd. Haarlem kan zich met de motie van Amsterdam wel vereenigen, maar stelt voor daarbij tevens te voegen, dat in afwachting van het antwoord der Re geering, het voorstel van directeuren worde aangehouden. De motie-Amsterdam wordt nu zon der hoofdelijke stemming goedgekeurd. Behandeld wordt nu het voorstel in zake rookvrije verbranding en steen- kolengas tot verwarming. Directeuren stellen voor de commissie te ontbinden. De afdeeling Rotterdam stelt voor de commissie niet te ontbinden, wat door Amsterdam wordt gesteund. Deze motie wordt aangenomen. Thans komt ter sprake de zaaK „Landbouw-crediet." Aangenomen wordt het voorstel van directeuren om een afgevaardigde te benoemen voor bet internationaal congres te 's-Hage en de departementen uit te noodigen, het onderwerp in het seizoen 1891/2 op nieuw in behandeling te nemen. Komt ter sprake het punt Internatio nale ArbeidswetgevingDirecteuren stellen voor het onderwerp voorloopig niet verder te behandelen, hoofdzakelijk wegens de werkzaamheid van de ar- beids-enquête. Hiermee kan zich de afd. Amsterdam niet vereenigen. Het verslag van de enquête commissie kan over eene inter nationale arbeidswetgeving geen licht geven. De afd. stelt daarom voor, eene commissie van deskundigen te benoemen om dit onderwerp te behandelen. In eene vrij uitvoerige rede beveelt de heer Armand Sassen v~.n Amster dam, het voorstel zijner afdeeling aan. Hiermede vereenigt zich de afd. den Haag. De heer G. A. A. Middelberg, lid van het hoofdbestuur, licht het advies van directeuren toe. Eene commissie, die wij over deze zaak zouden benoemen, zou de zaak niet uit een internationaal, maar uit een zuiver nederlandsch oogpunt bezien De heer Westerouen van Meeteren, voorzitter van Amsterdam, ondersteunt het voorstel zijner afdeeling Een der directeuren, de' heer Meyer, wenscht de zaak niet afgevoerd, maar ter bespreking naar de departementen gerenvoyeer$. De heer Sassen acht, hoewel hij zelf het vroeger heeft* gedaan gekregen, de behandeling van de zaak door de depar tementen niet geschikt. De heer J. R. Kt elage (3-fd. Haarlem) stelt voor, beide voorstellen zóódanig te vereenigen, dat eene deskundige commissie worde benoemd, die vragen stelt aan de departementen en na ont vangen antwoord, hare werkzaamheden voortzette. De voorzitter van directeuren, dr. D. de Haan, deelt mede, dat Directeuren hun voorstel wijzigen in den geest van den heer Meyer, en stellen dus voor, de zaak naar de departementen te ren- voyeeren. Na eenige discussie over de prioriteit wordt in stemming gebracht het voorstel van Amsterdam, geamendeerd door Haarlem. De motie luidtDe verga dering spreekt den wensch uit, dat er eene comm. ad hoe wordt benoemd, die de «aak grondig zal behandelen voor zooveel noodig en voor zooveel mogelijk in medewerking met de depar tementen der Maatschappij, die in elk geval over het advies hun oordeel zullen uitspreken. Dit wordt aangenomen. Na de pauze komt ter sprake de zaakreorganisatie van de Maats, van Nijverheid. De daarvoor in de vorige vergadering benoemde commissie stelt daarover voor i°. De boekerijen van de Maats., van de Musea en van de school voor kunst nijverheid te catalogiseeren 20. de inrichting der Musea te wijzi gen, zóódanig dat elk barer zich con- stitueere als afzonderlijke vereeniging en ontvange een telkens te hernieuwen 5-jaarlijksche subsidie van 500.per jaar. 3°. te veroorloven dat de departe menten tentoonstellingen kunnen hou den, mits omtrent het tijdstip degoed-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1891 | | pagina 2