TWEEDE SÏLAD Grootmoeders Roman. BEHOOBENDE BIJ HAAMLEM'S DAGBLAD VAN Maandag 20 Juli 1891. Novelle van MARY SUMMER. Hefc kamp van generaal de Biron, te Reninop de belgische grensmen ziet lange rijen van tenten, de rivier de jijs is met een ijskorst bedekt, maar de ïeile kleuren der uniformen schitteren Ide matte winterzon. Witte huzaren 3t hunne tasjes op den rug, groene Qciers met hunne vaa6vorajige chaps- i's op 't hoofd, roode dragonders wier nblik alléén den vijand met schrik rvult, grenadiers en voetvolk: een chaos n helden, waarin meer dan één toe- mstig maarschalk van Europa zijn ruw ibacht leert, allen loopen dooreen met nieuwsgierige burgers, die gaarne eens n versterkt kamp willen bekijken. Op eenigen afstand van het kamp ver ft zich een soort van hotel met een erdekten tuin, „Het Nieuwe Avontuur" heeten» Men vindt er grotten met us bekleed, eon waarzegger, die de skomst voorspelt en een rivier, die BBchén rotsblokken stroomt. De mili- iren prijzen het Nieuwe Avontuur zeer; neraal de Biron, voormalig hertog van iuzuo, geeft er feesten aan de damesf de officieren houden er hunne kame- adschappelijke maaltijden. Wanneer het ,non zwijgt, moet men zich toch wat rwermaken m Het was op een Februari-avond van 1793, dat Pontoise en Jeannot, de beide Órdonnausen van generaal F., het Nieuwe Avontuur binnentraden, met opgeheven hoofd, als overwinnaars in het overwon nen land. „Is daar iemand riep Pontoise uit „waar zit die kwast van een herbergier en zijne luilakken van bedienden Op dezen uitroep, verscheen een jong neisje op den drempel der keuken loogatens zestien jaar oud, met een al- erliefst gezichtje onder de vlaamsche nuts van geplooid mousseline. „Men zou zeggen eene godin", raom- lelde Jeannot, terstond met eerbied ver- uid. „Domkop, ik zal je laten zien, dat jou godin mij geen schrik aanjaagt. Hoor maar eens wolk een mooxe taal ik zal Spreken. Ik ban verrukt u te ontmoeten, ijyn allerschoonste. Gij weet zeker wel, at mijn generaal van avond versoheiden officieren van zijne brigade onthaalt en twee aides-de-camp van generaal Dumou- iiüz, die met een buitengewone zending naar Menin zyn belast. Ik kom hier op bevel eens een kijkje nemen naar de toe bereidselen van het feest. Maar eerst, fiiijn schoone, sta toe dat ik mij over uw •terughoudendheid beklaag; in de groote maand, dat gij hier zijt, heeft Cupido mij met duizend pijlen doorboordals 't q blieft, mijn godin, eee kus, een enkel liein kusje om mijn martelaarschap te verlichten t" jEn daarop trachtte de galant bet schoone I dienstmeisje te omarmen maar een hevige slag weerklonk op zijn wang. „VervlI riep Jeannot lachend uit, de dame heeft geen zac-ht handje; de mooie woorden baten u niet veel, mijn j arme Pontoise." 'i „Goedzoo; ik zal het 't schaapje betaald metten binnen het eerste kwartier wacht ik de generaal nog niet met zyn souper." „Hij zal er niet op wachten," ant- woordde de herbergier, die uit den kelder kwam, met een mand met flesschen //alles is klaar: een souper der goden Waardig. Wat een heerlijke wijnen, wat •een bouquet! Vooral die van Arbois zal smaken, geurig als een perzik eo piquant als een weepwat voor nieuws, mijne dapperen komt drinkt een gins met my." De gastheer en zyoe genoodigden kwa aien thans aan, met eene militaire nauw keurigheid. Generaal F. was eeri der jóngste officieren van zijn brigade. Klein zoon van Bernardin de Saint- Pierre en gesproten uit een gegoede parijsche bur gerfamilie, had de militaire loopbaan hem aangetrokken; hij had dieDSt genomen als zoovele anderen en achtereenvolgens anel al zijne rangen doorloopen. Do soldaten aanbaden hem; en de vrouwen waren niet alkeerïg van hemeen knap generaal ■•behoudt altijd zijn prestige. De wijn van Arbois mankte do stugste tongen los; iedereen verhaalde zijne hel dendaden, men sprak vrij over alles, zelfs van het verschrikkelyku Comité tot Algemeen Welzijn. Iemand durfde verha len,dat de waarzegger van de grot aan gene- rafd de Biron httd voorspeld, dat hij binnen een jaar zou zyn geguillotineerd; daar de willekeur van het gezag in staat was om zoowel den bevelvoerenden generaal als den minsten soldaat ter dood te ver- oordeclen. was een dergelijke horoscoop maar al te waarschijnlijk. De anecdote joeg een rilling door de leden, maar de franschc luchthartigheid en vroolijkheid namen spoedig weder de bovenhand. Alleen de gastheer zweegzijn aandacht scheen ver van de gehouden gesprekken ieder oogenblik keerde hij zich om, om met den blik hefc jonge meisje te volgeD, dat den waard hielp met bedienen. Met hare lichte bewegingen, het fijne, droe vige, eenigszins trotsche gelaat geleek zij zoo min op de vlaamsche dienstboden,als de herderinnen van Tancret op de boeren meisjes. De generaal wachtte ongeduldig op het einde van het souper, om den hotelhouder te ondervragenhet was echter niet noodig, want zoodra de laatste gast vertrokken was, wierp het jonge meisje zich voor den officier op de knieën. „Verdedig mij, bescherm mijriep zij weenend uit„gij ziet er uit ais een fatsoenlijk man ik durf op u vertrou wen, ik ben geene dienstbode „Daar had ik al aan getwijfeld, mejuffrouw," zeide de generaal haar op heffende uw vertrouwen is goed ge plaatst, geloof mij, en ik zal getrouw uw geheim bewaren." „Mijne familie is een der oudste van Vlaanderenmijn vader, mijne moeder en mijne oudste zuster zijn onder de eerste slachtoffers der revolutie geweest. Wat mijne broeders betreft, zij dienen reeds langen tijd in het leger van Coadé. Alleen achtergebleven, heeft mijne voed ster mij opgenomen en heeft bedacht mij voor haar aangetrouwde nicht te doen doorgaan." „Welk eene onvoorzichtigheid In deze herberg, bij den ingang van 't kamp, eijfc ge aan duizend gevaren blootgesteld." „Helaap, het is maar al te waarzoo straks nog heeft een uwer soldaten mij grof beleedigd." „Ongetwijfeld die schaamtelooze Pon toise. Vergeef hem, mejuffrouwde snaak kan beter den vijand bevechten dan tot de vrouwen spreken, ik zal hem eens ferm onder handen nemen en hij zal niet weer beginnen, dat zweer ik u." „Maar een ander zal misschien mor gen weer beginnen ik begrijp het nu, het zou een dwaasheid zijn om hier te blijven en ik heb slechts één toevlucht; my zelve aangeven bij het gemeente bestuur van Rijs8el." „Wacht, ik smeek het h, met zulk een wanhopig besluit te nemen. Het is laat, ik moet naar 't kamp térqgkeeren, maar tusschen nu en morgen zal ik na denken, ik zal bepaald wel iets vinden. Slaap gerust en wil in my een ver knocht vriend zieD, wien uwe ongeluk ken diep trefien." „Mag ik die toewijding aanvaarden P Pas op, mijnbeer, wanneer uwe edel moedigheid u eens in de val bracht Wanneer men wist dat gij een zuster van uitgewekenen beschermde, gy, ge neraal van het republikeinsche leger Voor alle antwoord, greep de officier de hand van het jooge meisje en bracht die eerbiedig aan zijne lippen. Juist op dit oogenblik, opende Pontoise de deur. Hij bleef als versteend o]3 den drempel staan. „Wat zie ik?" mompelde hij; „het blauwkousje wordt toegeeflijk voor de generaalsik krijg de oorvegen, hij de liefkoozingenwaarachtig de vrouwen zijn hoogmoedig l" Vervolgens zeide hij, met een zekere beschroomdheid nader tredend: „Vergeef me, generaal, wanneer ik mij vergun u lastig te vallen. Het schijnt da£ men hier zoo'n slecht graantje van eene aristocrate verbergtburgers van het gemeentebestuur hebben het hotel bezet; ay volgen mij, ik heb u willen waar schuwen." „Domkop I" antwoordde de generaal, zijne ontroering verbergende onder een ruwen toon, „gaat mij dan aan Ge looft ge dan dat ik met den vijand onzer republiek heul om eerlijke republikeinen te vreezen, die hun plicht doen Men hoorde inderdaad den smeekenden toon der waardin en de vragen van heD, die het huis in alle richtingen door zochten, de meubels openbrekende en in de hoeken mot hunne pieken stekende. Rumoerig traden zij de zaal binnen. „Zij meet hier zijn, dat canaille," riep de aanvoerder van den troep uit, woe dend dat hij niets had gevonden. Bleek en bevend wiachte Suzanna met koortsachtige hand de glazen af, die op tafel verspreid stonden. Die man met die ruwe stem en woesfcen blik herkende zij hij had haar vader gearresteerday had hem gezien, terwijl zij ontsteld naar den tuin vluchtte. Voor de uniform en de driekleurige kokarde nam de Jacobijn zijn muts af en een vroclyken toon aanslaande zeide i ij „Welk een geluk, burger generaal, u hier te ontmoeten I Misschien zoudt ge ons kunnen inlichten; men verzekert dat dit hotel aan eene verdachte tot schuil plaats dient, de dochter van den voor- maligen graaf van H.... een schurk, die aan den voet van 't schavot heelt ge roepen: „Leve do koning!"" „Men heeft u bodrogoD, burger; gy zult hier niemand vinden, die verdacht is, en gy kunt niet beter doen dan weer naar huis en naar bed gaan." „Jawel, maar ik verzeker u, dat hier aoo'n adder van eene aristocrate zit; een, oude speurhond, zooals ik, verstaat ge, heeft geen les te cntvang8n van een melk muil, zooala gijgij zijt toch geen valsch patriot Het geduld was niet een der grootste deugden van den generaalhij sprong op zijn ondervrager toe. „OnbeschaamdeIa minder dan twee jaar tijde heb ik zes wonden ontvangen in dienst van de Republiek, kunt gy er evenveel toonen, leelijke spion?" „Zachtjes, Virginius," zeide een der manuen van den troep „inplaats vau met den burger generaal te twisten, moesten wij ons werk voortzetten. Men heeft ons gezegd niet weg te gaan zonder de gïot te doorzoeken, en ik ben van ge dachte, dat wij er het vogeltje zullen knippen, dat ons zoo laat loopsn. Heb ben wij haar signalement niet? Blond, frisch en dikonmogelijk dat zij ons ont snapt." De generaal wierp een blik op Su- zanua. God zij gedanktZij was bruin, bleek en mager. Het verdriet had baar geholpen, een pruik had haar geheel veranderd met een beetje stoutmoedigheid zou zij zich wel rodden. „Weluu, 'laat ons dien dwazen twist vergetengij zyt stijfhoofdig Virginius, ik beken dat ik wat lichtgeraakt beü." Zich vervolgens lot Suzanna wen dende, zeide hij„Hier, meisje, neem deze fakkel en breng de burgers naar de grot, zij schijnen zich'dat nu eenmaal in 't hoofd te hebben gezet." De besliste toon van den generaal scheen aan de gewaande dienstbode al hare wilskracht te hebben terugge geven zij greep de fakkel en ging met vasten tred voor den fcroep uit. De generaal bleef onbeweeglijk, luis terende naar het gerucht der voetstappen, dat zich in de verte verloor. Hij had geen druppel bloed meer in de aderen. Zouden die kerels dronken zijn, omdat zij niets hadden vermoed Eén woord, één gebaar van Suzanna kon, ondankB alles, hun argwaan opwekken. „Wees niet bang, generaal," zeide Pontoise met een ondeugend gezicht, „zij verstaat, de kunst om zich te verdedigen, ais men haar aanvalt, die lieve burge res; zij is een kleine leeuwin; verbeeld u eens, dat zij mij daar straks, voor een tamelijk ooschuldige galante;ie, een oor veeg heeft toegediend, die mij de sterre tjes voor de oogen deed komen." „Zij heeft gelyk gehad ik beklsag u niet, ik kea de geschiedenis uw gedrag jegens een meisje, dat alle achting waar dig ia, was tamelijk vlegelachtig." „Ik bon daarom niet boos op haar, generaal, integendeel, als eenmaal de oorlog goeindigd is, ben ik van plan haar mijn hart en hand aan te bieden. Wanneer de liefde beveel moet men even zoo goed gehoorzamen als in het regi ment. Wat zegt ge ervan? een dienst bode uit een herberg trouwen met den ordonnans van een generaal, 't is wel een eer, die het gekinnetje zal worden bewezen." „WÏ9 weet, mijn jongeD, of go geen mededinger hebt." „Voor den duivel! als ik het geloofde, zou ik dien onbeschaamden mededinger de ooren afsnijden." De politie-agenten kwamen op dit oogenblik terug, in een vroolijk humeur gebracht door eenige glazen Arbois, die door Suzanna op gulle wijze waren ge schonken. „Voor den drommel, generaaltje," zeide Virginius; „niets verdachts, gij hadtge lijk en ik had ongelijk. Tot weerziens Als ge te Rijssel komt, vergeet dan niet om je sens te komen verfriaschen bij Virginius. En gij, lief kind," voegde hy erbij, Suzanna, die onder deze liefkoozing beefde bij den kin vattende, „bewaar uwe vaderlandslievende gevoelens gy zijt lief, ofschoon een weinig magerik zal u bij de stedelyke overheid aanbevelen om een vostaalscho voor te stellen bij het feest 'van den landbouw, bij de aan staande décade." Toen Virginius verdwenen was, boog de generaal de knie voor Suzanna. „Mejuffrouw," zeide hij, „ik zal recht op mijn doel afgaanik iieb slechts één afdoend middel gevonden om u te be schermen wilt ge mij tofc uw echtge noot aannemen Pontoise uitte een kreet van verras sing. „Wat was het mijn generaal, wien ik de ooren wilde afsnijden schelm van een PontoiseIk zal het u nooit ver geven." Suzanna aarzelde een oogenblik. Het lot speelt somtijds een grillig spel. Wie zou aan dit meisje van grooten huize ge zegd hebbeD, dat zij eenmaal voor het feit zou worden geplaatst om zich te vereenigen met een van die ropublikei- nen, die zij verafschuwde? Do generaal was nog slechts 28 jaar oud, zijn mannoiyk gelaat dat eerlykheid en vrijmoedigheid ademde, zag haar in angstige spanning aan, een antwoord verbeidendeeindelijk liet de jonge pa tricische h&ar hand vallen in die van den plebejaaDSchen held. „Dank u, Suzanna", riep hy uitik zal zoodanig handeleD, dat ge u nooit te beklagen hebt over de gunst, die ge my verleent. Virginius zou kunnen terugkomen vóór 'taaDbreken van den dag, zult ge naar een kleine boerderij vertrekken, die ik in Normandië bezitdaar zult ge in veiligheid zyn. Binnen enkele dagen zul len wij een boslissenden slag leveren. Den dag daarop zal ik mijn ontslag in dienen bij het Comité, en kom ik tot u. Pontoise, in wien ik alle vertrouwen stel, zal u begeleiden." SuzaDna kon een beweging van schrik niet onderdrukken. „Burgeres," zeide de ordonnans, die hare gedachte ried„ge hebt niets te vreezen de vrouw van mijn generaal I dat is heilig iedereen moet u als zoo danig eerbiedigen, daar zal ik voor waken Die nachtwelke zoo vol aandoenin gen was, liep vreedzaam ten eindebij het krieken van den dag scheidde de romantische officier met smart van het schoone meisje, dat hij reeds hartstoch telijk beminde. Gelukkiger dan generaal de Biron, kon by het leger verlaten, zonder dat het sombere Comité voor bet Algemeen Welzijn zich er om bekommerde; gedu rende den tijd van het Schrikbewind hield hij zich voorzichtig teruggetrokken en verscheen eerst weder onder het Con sulaat. Maar het werd bem door zijne schoonbroeders, die uit het leger van Conaé waren teruggekeerd, verboden om den corsikaanschen avonturier te dienen. Men stelde hem echter schadeloos onder de Restauratie, door hem het kruis van Saint-Louis te geven en het pensioen dat aan den graad van generaal ver bonden was. De waarheid noodzaakt ^ons te be kennen, dat den „soldat de fortune" somtijds de overijling berouwde, waar mede hij had gehandeld de adellijke familie waarin het toeval hem had ge bracht, nam hem met tegenzin op. In een omgeving waar zijn afkomst, zijne opvoeding, zijne denkbeelden hem niet beschikt hadden te leven, gevoelde hij zich dikwijls eenzaam en ontevreden. Zij die hem zonder liefde had gehuwd bleef echter trouw aan haar huwelykBplicht, maar stelde hem niet voldoende schade loos door haar teederheidvoor de teleurstellingen, die hij had te verduren. De generaal, onze grootvader, stierf lang voor zijn vrouw. Wij herinneren ons nog zeer goed eens den drempel te hebben overschreden van een donker en somber gebouwtje, gelegen in de aristo cratische wijk van een oude viaamsche stad. Aan het einde der vestibule bevond zich een vochtige tuin, met een schralen plantengroei, waarlangs een zijrivier van de Somme liep. Op een bank daar, zat eene tachtigjarige, nog rechtop en met een schraal uiterlijk, maar met nog edele trek ken; zij stond op om ons te omarmen hot was de heldin van het verhaal, dat ge hebt gelezen. BINNENLAND. Men leest in BatN bl.i Leveranties voor benoodigdheden voor het leger te Atjek dienen nog steeds aan sommige oplichters als voorwendsel om oonoozele lieden erin te laten loopen. Zoo zyn een Inlander en een Afrikaan te Tandjong Priok de dupe geworden van een Indo-Europeaan, die hen kwam voorstellen de levering van een groot aantal kippen en ander pluimgedierte voor het hospitaal to Atjeh. De man was speoiaal daarvoor, zoo vertelde hij, van Atjeh hier gekomen en had het hun voorgeslagen, daar hij hen er mede wilde bevoordeelen, want duiten waren eraan te verdienen, daar konden zij van zeker zijn! Voor alles had hij echter wat klein geld noodig om een paar zegels te koo- pen, ten einde het contract stante pede te kunnen opmaken; hij had wel veel bankbiljetten bij zich, maar het was moeilijk om die gewisseld te krygen, dat wisten de sobats ook, niet waar De goedgeloovige sukkels gaven hem elk ƒ6, waarop hij beloofde nog 's middags van Batavia terug te zijn, ten einde het contract te teekenen. Wie wegbleef was natuurlijk de firmant van het buis O. P. Lichter Co. De heer A. J. Brouwer schrijft uit Parijs aan de Leeuw. Ct. o. a. Maar het was mijn doel niet, met het fransch in het algemeen en de moeilijk heid dezer taal te bespreken in het bizon der, mijn brief van heden te eindigen. Ik wilde alleen maar een dienst bewij zen aan de honderden, die in de pro vincie Friesland zich toeleggen op de beoefening van de taal van Molière. Er zijn sommige bizonderhedon, die, aan woordenboek en spraakkunst ontsnappen. Daartoe behooren de eigennamen of lie ver de namen der inwoners van steden. Evenals een Franscbman erg verlegen zal aijn met zijn weg te vinden in den doolhof onzer hollandsche benamingen, want waarom Z8gt men Groninger, Am sterdammer DeventernaarOudkerk- ster? .vindt ook de Hollander onge kende moeilijkheden, wanneer hij, eere willende geven wien eere toekomt, de inwoners der fransche steden by hun waren naam wil noemen. Gelukkig wordt deze moeilykheid gedeeld door de Franschen zelf, die zeer tfikwijls niet met juistheid kunnen aangeven, hoe deze of gene plaatsbewoner heet. Gedurende mijn verblyf in Frankrijk teekende ik enkele merkwaardige benamingen op vel8 er van kon ik terugbrengen tot den ouden latynschen naamvorm der steden; andere bleven my een onopgelost raad- sel. Ik geef u hier nu een lijstje van niet alledaagsche vormen en hoop daar door de dankbaarheid te verwerven van zeer velen mijner lezers. De inwoners van Besan^on heeten Bizontins, die van BéziersBiterros, en van la BrieBriards. Die van Bourges zouden kwaad worden, zoo ge ze anders noemdet dan Biturigesdie van Cahors antwoorden op den naam Cadurcieus en die van Melun op dien van Melunois. Waag het nooit een inwoner van Ponfc- k-Mousson anders te betitelen dan Mus- si pontin of dien van Evreux anders dan Ebroïcïen. Te Gex zyt ge een Gésien, te Sain t-E tien ne een Stéphanois, fce Bugey een Bugisle. Briochains zijD de bewoners van Saint-Brieus en Angou- moïsins die van Angoulême. Te Epernay spreekt men over Sparnacïens, te Arras ov9r Arlésiens, te Meanx over Meldois, te Auch - over Auscitains, te Pézenas over Pi8senois. Wie te Roöez woont is doodeenvoudig een Ruthénois, tc Saint- Omer een Audomarois, Spinaliens, Lexo- viens, Caropolitains en Puisards bewonen de steden Epinal, Lizieux, Charville en le Puy, terwijl Montereaulins, Montal- banais, Durocasses, Montipessulanais (of Montpellérains)Dunois Dracénois Sénonais en Nuilons inwoners zyn van Montereau, Montauban, Dreux, Mont- pellïer, Chateaudun, Draguignan, Sens en Nuifcs. Yoeg hier nu nog aan toe de Apthésiens uit Apt, de Germinois uit Saïnfc-Germain, d« Fuxéans uit Foix en de Appaméen8 uit Pamiers en ik ben er zeker van dat, als ge al deze namen van buiten leert en tot examinator in het fransch wordt benoemd, ge al de candidaten kunt laten struikelen en uwe collega's-examinatoren er bij. B ij den heer d r. R i 11 e r, o p- perrabijn te Rotterdam, is een schryven ontvangen uit Kowno (Rusland), waarin wordt medegedeeld dat thans niet minder dan tienduizend menschen, van alles ontbloot, op open velden kampeeren en aan alles gebrek hebben. De meesten hebben alles tengevolge van zware bran den verloren. Dat de zwarte kraai of roek een vleeschetend dier is, kan uit het navolgende blijken De heer L. Jansen, logementhouder te Neerbosch, bij Nijme gen, had bij eene kip eene tiental kuikens loopen. Hij bad ter nauwerüood het kleine goedje gevoerd en zich omgekeerd om heen te gaan, of hij zag een zwarte kraai met een kuikentje in de klauwen wegvliegen. De kraai zette zich op het dak van een der belendende huizen neder en peuzelde het kuikentje bedaard op. Naar aanleiding hiervan wordt onwil lekeurig do vraag gedaan, of de zwarte kraai of roek recht heeft om onder de bescherming der vogelwet te staan, want al vernietigt hij al eens eeDige slakken en muizen, zijne verwoesting op gevo gelte en viervoetige dieren is meer dan tienvoudig, want ook jonge patrijzen, hazen en konijnen spaart hij evenmin als kuikens, en niettegenstaande dit genoeg zaam bekend is, mag men hem toch niet onschadelijk maken. Te Appelscha herdacht Vrijdag Antje Joekes de Vries, weduwe van A. Kroem, haar honderdsten ver jaardag. 5 dochters, van welke de oudste 76 jaar, zijn nog in leven en waren Vrijdag om hare moeder geschaard in de eenvoudige woning. Over 6 kinderen is zij bet-overgrootmoeder. „Oude Antje" is nog vrij kras van gehoor en gezicht en toonde zich bizon der opgewekt op dezon grooten gedenk dag. De verfraaiings-vereeni- ging „Daventria", to Deventer, ontving van een geacht ingezetene eene aanzien lijke som voor verfraaiïug, meer bizonder voor het aanleggen en uitbreiden van inrichtingen voor gevogelte op het eiland in het nieuwe wandelpark. De heer Sprenger te Amsterdam is opnieuw belast met het ontwerp. Landbouw en Yeeteelt. De bij koninklyk besluit van 18 Sep tember 1886 ingestelde Lanabouwcom- missie heeft den minister van Waterstaat, Handel en Nyverheid doen toekomen een advies over do vraag, in hoever de land bouwbelangen door eene wijziging van de bestaande belastingen hisr te lande zouden kunnen worden gebaat. De comrr issie heeft twee verschillende vragen behandeld 1. Zijn de belastingen in het algemeen zoodanig geregeld, dat de landbouw een evenredig deel draagt in verhouding tot andere bronnen van het nationaal in komen 2. Zijn de afzonderlyke belastingen zoodanig gekozen en ingericht, dat de landbouw, by betaling van zijn evenre dig deel, in zijne voortbrenging zoo wei nig mogelijk wordt belemmerd Uit het versing, opgenomen in de Staats-Courant van 14 dezer, blijkt in hoofdzaak het volgende De landbouw gaat in verhouding tot zijne productiviteit onder te zware lasten gebukt. Deze zware druk wordt in hooge mate onbillijk door den vrijdom, welken het kapitaal in portefeuille geniet. Doch zelfs

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1891 | | pagina 5