TWEEDE SÏLAD
Grootmoeders Roman.
BEHOOBENDE BIJ
HAAMLEM'S DAGBLAD
VAN
Maandag 20 Juli 1891.
Novelle van
MARY SUMMER.
Hefc kamp van generaal de Biron, te
Reninop de belgische grensmen
ziet lange rijen van tenten, de rivier de
jijs is met een ijskorst bedekt, maar de
ïeile kleuren der uniformen schitteren
Ide matte winterzon. Witte huzaren
3t hunne tasjes op den rug, groene
Qciers met hunne vaa6vorajige chaps-
i's op 't hoofd, roode dragonders wier
nblik alléén den vijand met schrik
rvult, grenadiers en voetvolk: een chaos
n helden, waarin meer dan één toe-
mstig maarschalk van Europa zijn ruw
ibacht leert, allen loopen dooreen met
nieuwsgierige burgers, die gaarne eens
n versterkt kamp willen bekijken.
Op eenigen afstand van het kamp ver
ft zich een soort van hotel met een
erdekten tuin, „Het Nieuwe Avontuur"
heeten» Men vindt er grotten met
us bekleed, eon waarzegger, die de
skomst voorspelt en een rivier, die
BBchén rotsblokken stroomt. De mili-
iren prijzen het Nieuwe Avontuur zeer;
neraal de Biron, voormalig hertog van
iuzuo, geeft er feesten aan de damesf
de officieren houden er hunne kame-
adschappelijke maaltijden. Wanneer het
,non zwijgt, moet men zich toch wat
rwermaken
m Het was op een Februari-avond van
1793, dat Pontoise en Jeannot, de beide
Órdonnausen van generaal F., het Nieuwe
Avontuur binnentraden, met opgeheven
hoofd, als overwinnaars in het overwon
nen land.
„Is daar iemand riep Pontoise uit
„waar zit die kwast van een herbergier
en zijne luilakken van bedienden
Op dezen uitroep, verscheen een jong
neisje op den drempel der keuken
loogatens zestien jaar oud, met een al-
erliefst gezichtje onder de vlaamsche
nuts van geplooid mousseline.
„Men zou zeggen eene godin", raom-
lelde Jeannot, terstond met eerbied ver-
uid.
„Domkop, ik zal je laten zien, dat jou
godin mij geen schrik aanjaagt. Hoor
maar eens wolk een mooxe taal ik zal
Spreken. Ik ban verrukt u te ontmoeten,
ijyn allerschoonste. Gij weet zeker wel,
at mijn generaal van avond versoheiden
officieren van zijne brigade onthaalt en
twee aides-de-camp van generaal Dumou-
iiüz, die met een buitengewone zending
naar Menin zyn belast. Ik kom hier op
bevel eens een kijkje nemen naar de toe
bereidselen van het feest. Maar eerst,
fiiijn schoone, sta toe dat ik mij over uw
•terughoudendheid beklaag; in de groote
maand, dat gij hier zijt, heeft Cupido
mij met duizend pijlen doorboordals 't
q blieft, mijn godin, eee kus, een enkel
liein kusje om mijn martelaarschap te
verlichten
t" jEn daarop trachtte de galant bet schoone
I dienstmeisje te omarmen maar een hevige
slag weerklonk op zijn wang.
„VervlI riep Jeannot lachend uit,
de dame heeft geen zac-ht handje; de
mooie woorden baten u niet veel, mijn
j arme Pontoise."
'i „Goedzoo; ik zal het 't schaapje betaald
metten binnen het eerste kwartier wacht
ik de generaal nog niet met zyn souper."
„Hij zal er niet op wachten," ant-
woordde de herbergier, die uit den kelder
kwam, met een mand met flesschen
//alles is klaar: een souper der goden
Waardig. Wat een heerlijke wijnen, wat
•een bouquet! Vooral die van Arbois zal
smaken, geurig als een perzik eo piquant
als een weepwat voor nieuws, mijne
dapperen komt drinkt een gins met my."
De gastheer en zyoe genoodigden kwa
aien thans aan, met eene militaire nauw
keurigheid. Generaal F. was eeri der
jóngste officieren van zijn brigade. Klein
zoon van Bernardin de Saint- Pierre en
gesproten uit een gegoede parijsche bur
gerfamilie, had de militaire loopbaan hem
aangetrokken; hij had dieDSt genomen als
zoovele anderen en achtereenvolgens anel
al zijne rangen doorloopen. Do soldaten
aanbaden hem; en de vrouwen waren niet
alkeerïg van hemeen knap generaal
■•behoudt altijd zijn prestige.
De wijn van Arbois mankte do stugste
tongen los; iedereen verhaalde zijne hel
dendaden, men sprak vrij over alles,
zelfs van het verschrikkelyku Comité tot
Algemeen Welzijn. Iemand durfde verha
len,dat de waarzegger van de grot aan gene-
rafd de Biron httd voorspeld, dat hij binnen
een jaar zou zyn geguillotineerd; daar
de willekeur van het gezag in staat was
om zoowel den bevelvoerenden generaal
als den minsten soldaat ter dood te ver-
oordeclen. was een dergelijke horoscoop
maar al te waarschijnlijk. De anecdote
joeg een rilling door de leden, maar de
franschc luchthartigheid en vroolijkheid
namen spoedig weder de bovenhand.
Alleen de gastheer zweegzijn aandacht
scheen ver van de gehouden gesprekken
ieder oogenblik keerde hij zich om, om
met den blik hefc jonge meisje te volgeD,
dat den waard hielp met bedienen. Met
hare lichte bewegingen, het fijne, droe
vige, eenigszins trotsche gelaat geleek zij
zoo min op de vlaamsche dienstboden,als de
herderinnen van Tancret op de boeren
meisjes. De generaal wachtte ongeduldig
op het einde van het souper, om den
hotelhouder te ondervragenhet was
echter niet noodig, want zoodra de
laatste gast vertrokken was, wierp het
jonge meisje zich voor den officier op
de knieën.
„Verdedig mij, bescherm mijriep
zij weenend uit„gij ziet er uit ais een
fatsoenlijk man ik durf op u vertrou
wen, ik ben geene dienstbode
„Daar had ik al aan getwijfeld,
mejuffrouw," zeide de generaal haar op
heffende uw vertrouwen is goed ge
plaatst, geloof mij, en ik zal getrouw
uw geheim bewaren."
„Mijne familie is een der oudste van
Vlaanderenmijn vader, mijne moeder
en mijne oudste zuster zijn onder de
eerste slachtoffers der revolutie geweest.
Wat mijne broeders betreft, zij dienen
reeds langen tijd in het leger van Coadé.
Alleen achtergebleven, heeft mijne voed
ster mij opgenomen en heeft bedacht mij
voor haar aangetrouwde nicht te doen
doorgaan."
„Welk eene onvoorzichtigheid In
deze herberg, bij den ingang van 't kamp,
eijfc ge aan duizend gevaren blootgesteld."
„Helaap, het is maar al te waarzoo
straks nog heeft een uwer soldaten mij
grof beleedigd."
„Ongetwijfeld die schaamtelooze Pon
toise. Vergeef hem, mejuffrouwde
snaak kan beter den vijand bevechten
dan tot de vrouwen spreken, ik zal
hem eens ferm onder handen nemen en
hij zal niet weer beginnen, dat zweer
ik u."
„Maar een ander zal misschien mor
gen weer beginnen ik begrijp het nu,
het zou een dwaasheid zijn om hier te
blijven en ik heb slechts één toevlucht;
my zelve aangeven bij het gemeente
bestuur van Rijs8el."
„Wacht, ik smeek het h, met zulk
een wanhopig besluit te nemen. Het is
laat, ik moet naar 't kamp térqgkeeren,
maar tusschen nu en morgen zal ik na
denken, ik zal bepaald wel iets vinden.
Slaap gerust en wil in my een ver
knocht vriend zieD, wien uwe ongeluk
ken diep trefien."
„Mag ik die toewijding aanvaarden P
Pas op, mijnbeer, wanneer uwe edel
moedigheid u eens in de val bracht
Wanneer men wist dat gij een zuster
van uitgewekenen beschermde, gy, ge
neraal van het republikeinsche leger
Voor alle antwoord, greep de officier
de hand van het jooge meisje en bracht
die eerbiedig aan zijne lippen. Juist op
dit oogenblik, opende Pontoise de deur.
Hij bleef als versteend o]3 den drempel
staan.
„Wat zie ik?" mompelde hij; „het
blauwkousje wordt toegeeflijk voor de
generaalsik krijg de oorvegen, hij de
liefkoozingenwaarachtig de vrouwen
zijn hoogmoedig l"
Vervolgens zeide hij, met een zekere
beschroomdheid nader tredend:
„Vergeef me, generaal, wanneer ik
mij vergun u lastig te vallen. Het schijnt
da£ men hier zoo'n slecht graantje van eene
aristocrate verbergtburgers van het
gemeentebestuur hebben het hotel bezet;
ay volgen mij, ik heb u willen waar
schuwen."
„Domkop I" antwoordde de generaal,
zijne ontroering verbergende onder een
ruwen toon, „gaat mij dan aan Ge
looft ge dan dat ik met den vijand onzer
republiek heul om eerlijke republikeinen
te vreezen, die hun plicht doen
Men hoorde inderdaad den smeekenden
toon der waardin en de vragen van
heD, die het huis in alle richtingen door
zochten, de meubels openbrekende en in
de hoeken mot hunne pieken stekende.
Rumoerig traden zij de zaal binnen.
„Zij meet hier zijn, dat canaille," riep
de aanvoerder van den troep uit, woe
dend dat hij niets had gevonden.
Bleek en bevend wiachte Suzanna met
koortsachtige hand de glazen af, die op
tafel verspreid stonden. Die man met
die ruwe stem en woesfcen blik herkende
zij hij had haar vader gearresteerday
had hem gezien, terwijl zij ontsteld naar
den tuin vluchtte.
Voor de uniform en de driekleurige
kokarde nam de Jacobijn zijn muts af
en een vroclyken toon aanslaande
zeide i ij
„Welk een geluk, burger generaal, u
hier te ontmoeten I Misschien zoudt ge
ons kunnen inlichten; men verzekert dat
dit hotel aan eene verdachte tot schuil
plaats dient, de dochter van den voor-
maligen graaf van H.... een schurk, die
aan den voet van 't schavot heelt ge
roepen: „Leve do koning!""
„Men heeft u bodrogoD, burger; gy
zult hier niemand vinden, die verdacht
is, en gy kunt niet beter doen dan weer
naar huis en naar bed gaan."
„Jawel, maar ik verzeker u, dat hier
aoo'n adder van eene aristocrate zit; een,
oude speurhond, zooals ik, verstaat ge,
heeft geen les te cntvang8n van een melk
muil, zooala gijgij zijt toch geen valsch
patriot
Het geduld was niet een der grootste
deugden van den generaalhij sprong
op zijn ondervrager toe.
„OnbeschaamdeIa minder dan twee
jaar tijde heb ik zes wonden ontvangen
in dienst van de Republiek, kunt gy er
evenveel toonen, leelijke spion?"
„Zachtjes, Virginius," zeide een der
manuen van den troep „inplaats vau met
den burger generaal te twisten, moesten
wij ons werk voortzetten. Men heeft ons
gezegd niet weg te gaan zonder de
gïot te doorzoeken, en ik ben van ge
dachte, dat wij er het vogeltje zullen
knippen, dat ons zoo laat loopsn. Heb
ben wij haar signalement niet? Blond,
frisch en dikonmogelijk dat zij ons ont
snapt."
De generaal wierp een blik op Su-
zanua. God zij gedanktZij was bruin,
bleek en mager.
Het verdriet had baar geholpen, een
pruik had haar geheel veranderd met
een beetje stoutmoedigheid zou zij zich
wel rodden.
„Weluu, 'laat ons dien dwazen twist
vergetengij zyt stijfhoofdig Virginius,
ik beken dat ik wat lichtgeraakt beü."
Zich vervolgens lot Suzanna wen
dende, zeide hij„Hier, meisje, neem
deze fakkel en breng de burgers naar
de grot, zij schijnen zich'dat nu eenmaal
in 't hoofd te hebben gezet."
De besliste toon van den generaal
scheen aan de gewaande dienstbode al
hare wilskracht te hebben terugge
geven zij greep de fakkel en ging met
vasten tred voor den fcroep uit.
De generaal bleef onbeweeglijk, luis
terende naar het gerucht der voetstappen,
dat zich in de verte verloor. Hij had
geen druppel bloed meer in de aderen.
Zouden die kerels dronken zijn, omdat
zij niets hadden vermoed Eén woord,
één gebaar van Suzanna kon, ondankB
alles, hun argwaan opwekken.
„Wees niet bang, generaal," zeide
Pontoise met een ondeugend gezicht, „zij
verstaat, de kunst om zich te verdedigen,
ais men haar aanvalt, die lieve burge
res; zij is een kleine leeuwin; verbeeld
u eens, dat zij mij daar straks, voor een
tamelijk ooschuldige galante;ie, een oor
veeg heeft toegediend, die mij de sterre
tjes voor de oogen deed komen."
„Zij heeft gelyk gehad ik beklsag u
niet, ik kea de geschiedenis uw gedrag
jegens een meisje, dat alle achting waar
dig ia, was tamelijk vlegelachtig."
„Ik bon daarom niet boos op haar,
generaal, integendeel, als eenmaal de
oorlog goeindigd is, ben ik van plan
haar mijn hart en hand aan te bieden.
Wanneer de liefde beveel moet men even
zoo goed gehoorzamen als in het regi
ment. Wat zegt ge ervan? een dienst
bode uit een herberg trouwen met den
ordonnans van een generaal, 't is wel
een eer, die het gekinnetje zal worden
bewezen."
„WÏ9 weet, mijn jongeD, of go geen
mededinger hebt."
„Voor den duivel! als ik het geloofde,
zou ik dien onbeschaamden mededinger
de ooren afsnijden."
De politie-agenten kwamen op dit
oogenblik terug, in een vroolijk humeur
gebracht door eenige glazen Arbois, die
door Suzanna op gulle wijze waren ge
schonken.
„Voor den drommel, generaaltje," zeide
Virginius; „niets verdachts, gij hadtge
lijk en ik had ongelijk. Tot weerziens
Als ge te Rijssel komt, vergeet dan niet
om je sens te komen verfriaschen bij
Virginius. En gij, lief kind," voegde hy
erbij, Suzanna, die onder deze liefkoozing
beefde bij den kin vattende, „bewaar
uwe vaderlandslievende gevoelens gy zijt
lief, ofschoon een weinig magerik zal
u bij de stedelyke overheid aanbevelen
om een vostaalscho voor te stellen bij
het feest 'van den landbouw, bij de aan
staande décade."
Toen Virginius verdwenen was, boog de
generaal de knie voor Suzanna.
„Mejuffrouw," zeide hij, „ik zal recht
op mijn doel afgaanik iieb slechts één
afdoend middel gevonden om u te be
schermen wilt ge mij tofc uw echtge
noot aannemen
Pontoise uitte een kreet van verras
sing.
„Wat was het mijn generaal, wien
ik de ooren wilde afsnijden schelm van
een PontoiseIk zal het u nooit ver
geven."
Suzanna aarzelde een oogenblik. Het
lot speelt somtijds een grillig spel. Wie
zou aan dit meisje van grooten huize ge
zegd hebbeD, dat zij eenmaal voor het
feit zou worden geplaatst om zich te
vereenigen met een van die ropublikei-
nen, die zij verafschuwde?
Do generaal was nog slechts 28 jaar
oud, zijn mannoiyk gelaat dat eerlykheid
en vrijmoedigheid ademde, zag haar in
angstige spanning aan, een antwoord
verbeidendeeindelijk liet de jonge pa
tricische h&ar hand vallen in die van
den plebejaaDSchen held.
„Dank u, Suzanna", riep hy uitik
zal zoodanig handeleD, dat ge u nooit
te beklagen hebt over de gunst, die ge
my verleent.
Virginius zou kunnen terugkomen
vóór 'taaDbreken van den dag, zult ge
naar een kleine boerderij vertrekken, die
ik in Normandië bezitdaar zult ge in
veiligheid zyn. Binnen enkele dagen zul
len wij een boslissenden slag leveren.
Den dag daarop zal ik mijn ontslag in
dienen bij het Comité, en kom ik tot u.
Pontoise, in wien ik alle vertrouwen
stel, zal u begeleiden."
SuzaDna kon een beweging van schrik
niet onderdrukken.
„Burgeres," zeide de ordonnans, die
hare gedachte ried„ge hebt niets te
vreezen de vrouw van mijn generaal I
dat is heilig iedereen moet u als zoo
danig eerbiedigen, daar zal ik voor
waken
Die nachtwelke zoo vol aandoenin
gen was, liep vreedzaam ten eindebij
het krieken van den dag scheidde de
romantische officier met smart van het
schoone meisje, dat hij reeds hartstoch
telijk beminde.
Gelukkiger dan generaal de Biron,
kon by het leger verlaten, zonder dat
het sombere Comité voor bet Algemeen
Welzijn zich er om bekommerde; gedu
rende den tijd van het Schrikbewind
hield hij zich voorzichtig teruggetrokken
en verscheen eerst weder onder het Con
sulaat. Maar het werd bem door zijne
schoonbroeders, die uit het leger van
Conaé waren teruggekeerd, verboden om
den corsikaanschen avonturier te dienen.
Men stelde hem echter schadeloos onder
de Restauratie, door hem het kruis van
Saint-Louis te geven en het pensioen
dat aan den graad van generaal ver
bonden was.
De waarheid noodzaakt ^ons te be
kennen, dat den „soldat de fortune"
somtijds de overijling berouwde, waar
mede hij had gehandeld de adellijke
familie waarin het toeval hem had ge
bracht, nam hem met tegenzin op. In
een omgeving waar zijn afkomst, zijne
opvoeding, zijne denkbeelden hem niet
beschikt hadden te leven, gevoelde hij
zich dikwijls eenzaam en ontevreden. Zij
die hem zonder liefde had gehuwd bleef
echter trouw aan haar huwelykBplicht,
maar stelde hem niet voldoende schade
loos door haar teederheidvoor de
teleurstellingen, die hij had te verduren.
De generaal, onze grootvader, stierf
lang voor zijn vrouw. Wij herinneren
ons nog zeer goed eens den drempel te
hebben overschreden van een donker en
somber gebouwtje, gelegen in de aristo
cratische wijk van een oude viaamsche
stad. Aan het einde der vestibule bevond
zich een vochtige tuin, met een schralen
plantengroei, waarlangs een zijrivier van
de Somme liep. Op een bank daar, zat eene
tachtigjarige, nog rechtop en met een
schraal uiterlijk, maar met nog edele trek
ken; zij stond op om ons te omarmen hot
was de heldin van het verhaal, dat ge
hebt gelezen.
BINNENLAND.
Men leest in BatN bl.i
Leveranties voor benoodigdheden voor
het leger te Atjek dienen nog steeds
aan sommige oplichters als voorwendsel
om oonoozele lieden erin te laten loopen.
Zoo zyn een Inlander en een Afrikaan
te Tandjong Priok de dupe geworden
van een Indo-Europeaan, die hen kwam
voorstellen de levering van een groot
aantal kippen en ander pluimgedierte
voor het hospitaal to Atjeh. De man was
speoiaal daarvoor, zoo vertelde hij, van
Atjeh hier gekomen en had het hun
voorgeslagen, daar hij hen er mede wilde
bevoordeelen, want duiten waren eraan
te verdienen, daar konden zij van zeker
zijn! Voor alles had hij echter wat klein
geld noodig om een paar zegels te koo-
pen, ten einde het contract stante pede
te kunnen opmaken; hij had wel veel
bankbiljetten bij zich, maar het was
moeilijk om die gewisseld te krygen,
dat wisten de sobats ook, niet waar
De goedgeloovige sukkels gaven hem elk
ƒ6, waarop hij beloofde nog 's middags
van Batavia terug te zijn, ten einde het
contract te teekenen. Wie wegbleef was
natuurlijk de firmant van het buis O.
P. Lichter Co.
De heer A. J. Brouwer schrijft
uit Parijs aan de Leeuw. Ct. o. a.
Maar het was mijn doel niet, met het
fransch in het algemeen en de moeilijk
heid dezer taal te bespreken in het bizon
der, mijn brief van heden te eindigen.
Ik wilde alleen maar een dienst bewij
zen aan de honderden, die in de pro
vincie Friesland zich toeleggen op de
beoefening van de taal van Molière. Er
zijn sommige bizonderhedon, die, aan
woordenboek en spraakkunst ontsnappen.
Daartoe behooren de eigennamen of lie
ver de namen der inwoners van steden.
Evenals een Franscbman erg verlegen
zal aijn met zijn weg te vinden in den
doolhof onzer hollandsche benamingen,
want waarom Z8gt men Groninger, Am
sterdammer DeventernaarOudkerk-
ster? .vindt ook de Hollander onge
kende moeilijkheden, wanneer hij, eere
willende geven wien eere toekomt, de
inwoners der fransche steden by hun
waren naam wil noemen. Gelukkig
wordt deze moeilykheid gedeeld door de
Franschen zelf, die zeer tfikwijls niet
met juistheid kunnen aangeven, hoe deze
of gene plaatsbewoner heet. Gedurende
mijn verblyf in Frankrijk teekende ik
enkele merkwaardige benamingen op
vel8 er van kon ik terugbrengen tot den
ouden latynschen naamvorm der steden;
andere bleven my een onopgelost raad-
sel. Ik geef u hier nu een lijstje van
niet alledaagsche vormen en hoop daar
door de dankbaarheid te verwerven van
zeer velen mijner lezers.
De inwoners van Besan^on heeten
Bizontins, die van BéziersBiterros, en
van la BrieBriards. Die van Bourges
zouden kwaad worden, zoo ge ze anders
noemdet dan Biturigesdie van Cahors
antwoorden op den naam Cadurcieus en
die van Melun op dien van Melunois.
Waag het nooit een inwoner van Ponfc-
k-Mousson anders te betitelen dan Mus-
si pontin of dien van Evreux anders dan
Ebroïcïen. Te Gex zyt ge een Gésien,
te Sain t-E tien ne een Stéphanois, fce
Bugey een Bugisle. Briochains zijD de
bewoners van Saint-Brieus en Angou-
moïsins die van Angoulême. Te Epernay
spreekt men over Sparnacïens, te Arras
ov9r Arlésiens, te Meanx over Meldois,
te Auch - over Auscitains, te Pézenas
over Pi8senois. Wie te Roöez woont is
doodeenvoudig een Ruthénois, tc Saint-
Omer een Audomarois, Spinaliens, Lexo-
viens, Caropolitains en Puisards bewonen
de steden Epinal, Lizieux, Charville en
le Puy, terwijl Montereaulins, Montal-
banais, Durocasses, Montipessulanais (of
Montpellérains)Dunois Dracénois
Sénonais en Nuilons inwoners zyn van
Montereau, Montauban, Dreux, Mont-
pellïer, Chateaudun, Draguignan, Sens
en Nuifcs. Yoeg hier nu nog aan toe de
Apthésiens uit Apt, de Germinois uit
Saïnfc-Germain, d« Fuxéans uit Foix en
de Appaméen8 uit Pamiers en ik ben
er zeker van dat, als ge al deze namen
van buiten leert en tot examinator in
het fransch wordt benoemd, ge al de
candidaten kunt laten struikelen en uwe
collega's-examinatoren er bij.
B ij den heer d r. R i 11 e r, o p-
perrabijn te Rotterdam, is een schryven
ontvangen uit Kowno (Rusland), waarin
wordt medegedeeld dat thans niet minder
dan tienduizend menschen, van alles
ontbloot, op open velden kampeeren en
aan alles gebrek hebben. De meesten
hebben alles tengevolge van zware bran
den verloren.
Dat de zwarte kraai of roek
een vleeschetend dier is, kan uit het
navolgende blijken De heer L. Jansen,
logementhouder te Neerbosch, bij Nijme
gen, had bij eene kip eene tiental kuikens
loopen. Hij bad ter nauwerüood het kleine
goedje gevoerd en zich omgekeerd om
heen te gaan, of hij zag een zwarte
kraai met een kuikentje in de klauwen
wegvliegen. De kraai zette zich op het
dak van een der belendende huizen neder
en peuzelde het kuikentje bedaard op.
Naar aanleiding hiervan wordt onwil
lekeurig do vraag gedaan, of de zwarte
kraai of roek recht heeft om onder de
bescherming der vogelwet te staan, want
al vernietigt hij al eens eeDige slakken
en muizen, zijne verwoesting op gevo
gelte en viervoetige dieren is meer dan
tienvoudig, want ook jonge patrijzen,
hazen en konijnen spaart hij evenmin als
kuikens, en niettegenstaande dit genoeg
zaam bekend is, mag men hem toch niet
onschadelijk maken.
Te Appelscha herdacht
Vrijdag Antje Joekes de Vries, weduwe
van A. Kroem, haar honderdsten ver
jaardag. 5 dochters, van welke de oudste
76 jaar, zijn nog in leven en waren
Vrijdag om hare moeder geschaard in
de eenvoudige woning. Over 6 kinderen
is zij bet-overgrootmoeder.
„Oude Antje" is nog vrij kras van
gehoor en gezicht en toonde zich bizon
der opgewekt op dezon grooten gedenk
dag.
De verfraaiings-vereeni-
ging „Daventria", to Deventer, ontving
van een geacht ingezetene eene aanzien
lijke som voor verfraaiïug, meer bizonder
voor het aanleggen en uitbreiden van
inrichtingen voor gevogelte op het
eiland in het nieuwe wandelpark. De
heer Sprenger te Amsterdam is opnieuw
belast met het ontwerp.
Landbouw en Yeeteelt.
De bij koninklyk besluit van 18 Sep
tember 1886 ingestelde Lanabouwcom-
missie heeft den minister van Waterstaat,
Handel en Nyverheid doen toekomen een
advies over do vraag, in hoever de land
bouwbelangen door eene wijziging van
de bestaande belastingen hisr te lande
zouden kunnen worden gebaat.
De comrr issie heeft twee verschillende
vragen behandeld
1. Zijn de belastingen in het algemeen
zoodanig geregeld, dat de landbouw een
evenredig deel draagt in verhouding tot
andere bronnen van het nationaal in
komen
2. Zijn de afzonderlyke belastingen
zoodanig gekozen en ingericht, dat de
landbouw, by betaling van zijn evenre
dig deel, in zijne voortbrenging zoo wei
nig mogelijk wordt belemmerd
Uit het versing, opgenomen in de
Staats-Courant van 14 dezer, blijkt in
hoofdzaak het volgende
De landbouw gaat in verhouding tot
zijne productiviteit onder te zware lasten
gebukt.
Deze zware druk wordt in hooge mate
onbillijk door den vrijdom, welken het
kapitaal in portefeuille geniet. Doch zelfs