vermelde voorstel der Amsterdamsche Petroleum maatschappij niet aan te nemen. (Was geteekend) G. Hulsteede Zonen, M. Voüte, K. H. Veldhuizen, Jansen Bon, C. H. Winkelmeijer Zoon, P. Kuijken, Matthes Porton, H. A. Salie, Haverkamp Köler, P. G. C. Caikoen L. Hoyack Co, A. F. Bunge, E. E. Visser Zoon, Post Uitervveer Co., Wed. J. E. de Boer jr. Zoon, G. Boele Zoon. Binnenkort zal Nederland eene stichting bezitten, zooals in het buitenland wel, maar bij ons te lande nog niet werd aangetroffen, namelijk een particulier buitengesticht, uitsluitend tot verpleging van krankzinnige dames uit de hoogere klassen. Wel bestonden reeds dergelijke gelegenheden van ge- mengden aard en gestichten voor dames in de steden, maar niet buiten. Aan die behoefte, vaak zoo noodig voor herstel, zal thans weldra te gemoet ge komen worden, door een dergelijke stich ting in de nabijheid van Eede (in Gel derland), bestaande uit kleine paviljoens en chalets elk voor een, twee of meer dames, gelegen te midden van tuinen of bosch, ontworpen en aangelegd naar de aanwijzingen van den ingenieur, die de stichting „Veldwijk" te Ermeloo heeft ontworpen, in overleg met de inspec teurs van het staatstoezicht. Als direc trice der verpleging treedt op mej. S. Genis, hoofdverpleegster van het „Witte Kruis," die geruimen tijd in het Buiten gasthuis te Amsterdam werkzaam was, terwijl met de geneeskundige behan deling een der geneesheeren te Eede zal worden belast en consult met andere specialiteiten zal worden toegelaten. Reeds zijn enkele paviljoens gereed en is men wegens de vele aanvragen om plaatsing op vermeerdering van het aantal bedacht. Geheel afgescheiden van deze stichting, blijven onder leiding van genoemde directrice de villa's „Ruimzicht" en „Home" voor verpleging van niet-krankzinnige zenuwlij dende dames bestemd. Beide stichtingen staan echter geheel op zich zelf. Woensdagavond is te 'sHage, na een langdurig lijdenoverleden de heer M. D. graaf van Limburg Stirum, gepensioneerd luitenant-generaal. Hij nam deel aan de verdediging der Citadel van Antwerpen, trad in 1872 als minister van Oorlog op en nam in September 1883 zijn ontslag na de ver werping van het hoofdbeginsel zijner militiewet, de afschaffing der plaatsver vanging. Na deze eerste teleurstelling, trachtte hij door de stichting van den „Antidienstvervangingsbond" het groote beginsel, waar hij met zijne volle over tuiging aan gehecht was, bij zijne land- genooten ingang te doen vinden. In wetenschappelijke kringen stond de overledene ook in hoog aanzien wegens zijne wijsgeerige studiën. D e Kampioen bevat het pro gramma van den grooten nationalen en in ternationalen wielerwedstrijd te Arnhem, op 14—16 Aug., uitgeschreven door den Alg. Ned. Wielrijdersbond en de Arnh. Wielerbaan. Daarbij is uitgelooft voor den wed strijd van meet op de tweewieler, uit- gehreven door den A. N. W. B. afstand 1609 meter, een verguld zilveren beker, door den heer C. J. Begeer, te Utrecht, onder bepaling, dat om dezen prijs slechts éénmaal per jaar mag gereden worden. Om het eigendom van den rijder te worden, moet hij tweemaal achter elkander of driemaal in het ge heel door dezen gewonnen worden. De winner ontvangt eene zilveren herinne ringsmedaille. De namen der winners worden op den beker gegraveerd. In 1888 gewonnen door den heer J, F J. Huijsser in 2 min. 57 Vs sec., in 1889 door den heer J. Meddens in 3 min. 7 sec. en in 1890 door den heer J. R. Fockema in 2 min. 59* 5 sec. Bij art. 4 van de arbeidswet wordt het volgende bepaald„Bij al- gemeenen maatregel van bestuur wordt door ons, hetzij onvoorwaardelijk, hetzij voorwaardelijk, verboden een persoon beneden zestien jaren en in fabrieken en werkplaatsen eene vrouw bepaalde soorten van arbeid te doen verrichten, op grond van de gevaren voor de ge zondheid of het leven, welke die soorten van arbeid, hetzij in het algemeen, hetzij bij niet inachtneming van zekere voorwaarden, door de wijze waarop zij verricht worden of door de verwerkt wordende stoffen, voor een persoon be neden zestien jaren of voor een vrouw opleveren. Siaatsbl. n<>. 147 bevat thans het Kon. besluit van den 15a Juli, tot vaststelling van den algemeenen maatregel van be stuur. Dit besluit heeft den volgenden inhoud Artikel 1, Het is verboden infabrie ken en werkplaatsen A. Een persoon beneden zestien jaar of een vrouw Arbeid te doen verrichten aan drijfwerk, dat in beweging is, als 1. Smeren, reinigen, onderzoeken, herstellen drijfriemen, touwen of kettingen inkorten of herstellen drijfriemen, touwen of kettingen opleggen of afnemen, tenzij voor wat drijfriemen betreft, deze niet breeder dan 53 mM. zijn en het opleggen en afne men geschiedt, zonder dat de daaraan werkzame persoon den vloer verlaat b. arbeid te doen verrichten in een werklokaal, waarin niet voldoende be schut gevaarlijk drijfwerk aanwezig is. Als niet voldoende beschut gevaarlijk drijfwerk wordt beschouwd, hetgeen als zoodanig door den bevoegden inspec teur van den arbeid is aangewezen c. aan in gang zijnde werktuigen ar beid te doen verrichten, welke gevaar kan veroorzaken alssmeren, reinigen, onderzoeken, herstellen. Als arbeid, welke gevaar kan veroor zaken, wordt beschouwd die als zoodanig door den bevoegden inspecteur is aan gewezen d. aan in rust zijnde werktuigen, waarvan het drijfwerk echter in gang is, arbeid te doen verrichten, welke ge vaar kan veroorzaken, als: smeren, rei nigen, onderzoeken, herstellen. Dit verbodt geldt evenwel niet, in dien de werktuigen afgekoppeld of zoo danig vastgezet zijn, dat zij niet door een onvoorzieue omstandigheid of door onachtzaamheid in beweging kunnen komen. Ten aanzien van het afkoppelen en vastzetten kan de bevoegde inspecteur voorschriften geven, welker niet inacht neming metniet-afkoppelen of met niet op de boven omschreven wijze vastzetten wordt gelijk gesteld; e. arbeid te doen verrichten bij werk tuigen, waarvan sommige deelen gevaar kunnen veroorzaken, zooalstandrade ren, vliegwielen, waterraderen, laag lig gende riemschrijven, spieën, stelschroe- ven, krukken, uitstekende zuigerstangen, drijfriemen en touwen, en drijfwerken, waarvan de onderkant minder dan 1.60 van den werkvloer is verwijderd, tenzij die deelen of werktuigen zelve behoorlijk beschut zijn, voor zoover het bedrijf zulks, volgens het oordeel van den bevoegden inspecteur, toelaat. Weefgetouwen worden alleen dan als behoorlijk beschut beschouwd, indien zij van voldoende spoel vangers of speel borden voorzien zijn; bij werktuigen, wier snijdende- snelloopende deelen of wier plettende deelen gevaar opleveren, arbeid te doen verrichten, die hem of haar met de gevaar veroorzakende deelen in aan raking kan doen komen, tenzij die deelen volgens het oordeel van den bevoegden inspecteur, zooveel mogelijk van veiligheidsmiddelen voorzien zijn. Tot deze werktuigen behooren in de eerste plaats cirkel en lintzagen, frees-, steek-, schaaf- en snijmachines der houtbewerkiggvoorts stroosnijwerktui gen, lompensnijders, papiersnijwerktui- gen, hakmeswerktuigen, metaalscharen, duivels (wolven) der spinnerijen, ka landers en walsen en verder die, welke door den bevoegden inspecteur worden aangewezen arbeid te doen verrichten in een werklokaal, waarin werktuigen worden in beweging gebracht door een kracht werktuig, tenzij telkens vóór het in gang zetten van dit laatste een in dat werk lokaal duidelijk waarneembaar sein wordt gegeven h. arbeid te doen verrichten in een werklokaalwaar aanwezig zijn onder druk werkende kook- of andere toe stellen, die gevaar voor ontploffing op leveren, of droogcilinders, tenzij die op verzoek van den belanghebbende vol gens artikel 10 der wet van 28 Mei 1S69 [Staatsbl. n°. 97) door de ambte naren van het stoomwezen onderzocht, beproefd en goedgekeurd zijn, en verder om de twee jaar inwendig onderzocht of indien zij zich voor inwendig on derzoek niet leenen herbeproefd zijn, en voorts ten minste éénmaal per jaar uitwendig onderzocht ziju door den bevoegden inspecteur van den arbeid, alsmede steeds van de vereischte vei ligheidsmiddelen voorzien zijn. Omtrent de wijze van onderzoek en beproeving, het bewijs -san de toege stane werkelijke drukking en de ver eischte veiligheidsmidelen worden voor schriften gegeven door den minister, met de uitvoering van dit besluit belast, na overleg met den minister van Wa terstaat, Handel en Nijverheid; i. arbeid te doen verrichten bij vaste kuipen of bakken, met heete vloei stoffen of gesmolten metaal gevuld, en bij onbekende grondküipen, die gevaar kunnen opleveren volgens het oordeel van den bevoegden inspecteur, tenzij die door heiningen of gordingen om- schut zijn; k. arbeid te doen verrichten in over dekte ovens of andere besloten ruimten, waarin de temperatuur meer dan 320 Celsius bedraagt; arbeid te doen verrichten bij, volgens het oordeel van den bevoegden inspec teur, onvoldoende verlichting van het werklokaal. Als onvoldoende verlichting van een werklokaal wordt ook beschouwd die door middel van kunstlicht gedurende den tijd tusschen 9 uren des voormid- en 3 uren des namiddags, tenzij de bizondere weersgesteldheid het ge bruik van kunstlicht noodzakelijk make. De verbodsbepalingen sub e, h en l gelden niet vóór 1 Mei 1892. Door of vanwege/, den minister met de uitvoering van dit besluit belast, kan voor fabrieken en werkplaatsen, in wer king zijnde vóór 1 November 1891, vrijstelling van een of meer der sub e h en gestelde voorwaardelijke ver bodsbepalingen worden verleend, uiter lijk tot den ien Mei 1895. B. een persoon beneden zestien jaar a. als zelfstandige machinist of stoker arbeid te doen verrichten bij kracht werktuigen of stoomketels b. arbeid te doen verrichten bij het vervaardigen of verwerken van ontplof bare stoffen, tenzij volgens het oordeel van den bevoegden inspecteur zooveel mogelijk maatregelen tegen ontploffing genomen zijn. Artikel II. Het is verboden een per soon beneden zestien jaar of eene vrouw onderaardschen arbeid te doen verrich ten in mijnen. Art. III. Het is verboden, tenzij met inachtneming van de na te melden voor waarden, een persoon beneden zestien jaa- of eene vrouw arbeid te doen ver richten A. In die gedeelten van fabrieken en werkplaatsen waarin 1. Kwik-verfoeliesel verwerkt wordt of sublimaat of kwikhoudende verf stoffen bereid worden; 2. arsenicum verbindingen bereid wor den 3. loodwit, loodsuiker, menie of chro- maatv erf stoffen bereid worden; 4. zinkwit bereid wordt; 5. spaansch-groen of schweinfurter- groen bereid wordt 6. witte phosphorus verwerkt wordt 7. zwavelzuur, zwavelkoolstof, kool- oxyd, nitreuse dampen, vrije ammoniak, chloor of fluorwaterstof gebruikt wordt of ontstaat B. In fabrieken en werkplaatsen of gedeelten daarvan, waarin de damp kringslucht verontreinigd wordt met stof. Deze fabrieken of werkplaatsen of gedeelten daarvan zijn de volgende Vlaszwingelarijen hennephekelarijen juttekaarderijenlompensorteerderijen ruwmolensviltmakerijenschorsmo lens; kalk-, cement-, tras-, krijtmale- rijen- en zeefterijen specerij malerij en en zeefterijen, langs den drogen weg, van metalen, glas en aardewerkbron zerijen in letter- en steendrukkerijen sigarenfabrieken; lettergietterijenlet- terzetterijen. Artikel IV. De in artikel III bedoelde voorwaarden zijn aVoor alle in artikel III bedoelde bedrijveu Dat het hoofd of de bestuurder van het bedrijf of de onderneming binnen vier weken na een daartoe strekkende schriftelijke en gedigteekende vordering van den bevoegden inspecteur, dezen eene geneeskundige verklaring vertoone, waaruit blijkt, dat de bij vordering aan gewezen jeugdige persoon of vrouw lichamelijke geschiktheid bezit voor den door haar verrichten arbeid; b. voor de sub A van artikel III be doelde bedrijven: Dat, volgens het oordeel van den bevoegden inspecteur, zoo noodig na overleg met den geneeskundigen ambte- naar, voldoende maatregelen tegen het gevaar van vergiftiging genomen zijn; voor de sub B, nis 1 tot en met van artikel III genoemde fabrieken of werkplaatsen Dat, volgens het oordeel van den bevoegden inspecteur, voldoende maat regelen zijn genomen tot verwijdering of tegen het verspreiden van stof; A. voor de sub B, nis. 12 tot en met 14 van artikel III genoemde fabrieken of werkplaatsen 1. Dat de werklokalen voor iederen aldaar arbeid verrichtenden persoon ten minste 7 M3 vrije luchtruimte ople veren 2. dat de hoogte dezer werklokalen tusschen den vloer en de zoldering ten minste 3 M. bedrage 3. dat in deze werklokalen niet ge schaft worde; machinist of stoker arbeid te doen ver richten op eene locomotief of een stoom schip. Art. VI. Het is verboden, een persoon beneden zestien jaar arbeid te doen ver richten, bestaande in het trekken, duwen of dragen van een last, welke kenne lijk de krachten van dien persoon te boven gaat. Art. VII. Het is verboden, een persoon beneden zestien jaar arbeid te doen verrichten, bestaande in werkzaamheden tot het uitoefenen van gevaarlij ke kunst verrichtingen. Art. VIII. Indien het hoofd of de bestuurder van een bedrijf of eene on derneming aan den bevoegden inspec teur verklaart, bezwaar te hebben tegen een door dezen ingevolge artikel I of IV gedane aanwijzing, gegeven voor schrift of uitgesproken oordeel, geeft die inspecteur van die aanwijzing, dat voorschrift of dat oordeel eene schrifte lijke en gedagteekende mededeeling aan dat hoofd of dien bestuurder. Dat hoofd of die bestuurder kan zijne bezwaren binnen veertien dagen daarna schriftelijk inbrengen bij den minister, met de uitvoering van dit besluit be last. Deze stelt het bezwaarschrift in handen van de gezamenlijke inspecteurs, die een plaatselijk onderzoek instellen en binnen eene maand aan den mi nister verslag uitbrengen. Deze beslist daarna, 01 en in hoever de ingebrachte bezwaren gegrond zijn. Worden zij geheel of gedeeltelijk ge grond bevonden, dan treedt 's ministers beslissing in de plaats van de aanwij zing, het voorschrift of het oordeel van den inspecteur. Van 's ministers beslissing wordt af schrift gezonden aan het hoofd of den bestuurder van het bedrijf of de onder neming. Art. IX. Voor de toepassing van dit besluit ten aanzien van de rijkswerk plaatsen en fabrieken wordt hetgeen daarbij is opgedragen of overgelaten 'aan den bevoegden inspecteur, geacht te zijn opgedragen of overgelaten aan den ingevolge het laatste lid van art. iS der wet van 5 Mei 1869 [Stbl. n°. 48) door het hoofd van het betrokken departement van algemeen bestuur aan gewezen ambtenaar. Aan den Overtoom te Am sterdam, heeft een jongmensch een jongentje van dertien jaren bij ongeluk door een revolverschot gedood. Te Scherm er horn is de 23- jarige M. S., die aan vallende ziekte leed, Woensdagmiddag bezig zijnde met hooien, in de sloot geraakt en ver dronken. Dinsdagavond is in Den Haag een bewoner aan de Hoef kade, onder hevig verzet, door den daartoe aangewezen deurwaarder met behulp van den sterken arm in gijzeling ge bracht. De gegijzelde werd met groote 4. dat de vloeren dezer werklokalenmoejte jn een rijtuig naar het huis van ten minste eenmaal per week geschrobd j bewaring gebracht. Bij de overbrenging wordenliep een groote troep menschen mede, e. voor de sub B, nis 4, 11,13 en 14voor gevangenis steeds aan- van artikel III genoemde fabrieken oj1 groeide, zoodat de politie, bijgestaan werkplaatsen, binnenshuis, in of zeer §oor de militaire wacht, ruimbaan moest nabij de werklokalen, eene volgens het maken waarbij zij tusschenbeiden oordeel van den bevoegden inspecteur j krachtig moest optreden, goede gelegenheid aanwezig zij, waarSedert 6 7 weken wordt de arbeid verrichtende personen zich de te Rotterdam vermist, zijnde vermoe- handen kunnen wasschen en afdrogen. I delijk ontvreemd, eene roeiboot, blauw De sub c en sub d, nis 1, 2 en 3 geverfd, met van voren en van achteren gestelde voorwaarden gelden niet voor een plecht; in de plecht bevinden zich 1 Mei 1892. 2 kastjes, twee vaste doffen en geheel Door of vanwege den minister, met Van binnen afgeschoten, de uitvoering van dit besluit belast, kan i t ,r voor fabrieken of werkplaatsen, in wer- ,„D ez e 1 dagen kad 1 i e r 1 o king zijnde vóór i November rSor op Gasthuis bij den landbouwer vrijstelling van een of meer der sub' e .een droevlg ?ngeluk £fts De en sub d, nis r, 2 en 3 gestelde voor- >lde i°ngste zoontjes van Ivl. waren waarden worden verleend, voor wat ?ezlg den, gr00ten, ,trek' en ka™hond betreft die sub e en snb d n". 3 uiter-i !oa te ™ake,n- om klaver en, Xoeder 'e lijk tot den ia Mei 1895. kale?' ^nsklaps ontsnapt hij aan de Art. V. Het is verboden een persoon handf dea roudsten en G'egt op den beneden zestien jaar als zelfstandige JonSate°t.Wouter gedamd, aan Dezen 0 werpt hij omver, bijt hem in het aan- werd mijn overgrootvader op heeterdaad betrapt en kreeg zeven jaar gevangenisstraf, terwijl mijn grootvader, wel ziende, dat smokkelen geen winstgevend beroep meer was, van. levenswijze veranderde. Hij had altijd naar een kalme, fatsoenlijke levens wijze verlangd, en daar zijn vader nu geen macht meer over hem had, nam hij „Half-way-House" in bezit, onderteekende de schuldbekentenis verscheidene malen en zorgde voor mijn opvoeding. Toen mijn overgrootvader de gevangenis verliet, koesterde hij een groote minachting voor alle veranderingen, die er gedu rende zijn afwezigheid, met allen en alles hadden plaats ge vonden. De dagen van smokkelhandel waren voorbij. Hij weigerde ora in „Half-way-House" te blijven wonen, daar, hij de kalklucht niet kon verdragen. Het was een geheim hoe hij leefde. Hij bracht het grootste deel van zijne dagen en nachten door in de bierhuizen, om daar zijn troost te zoeken in den drank, of ander zwierf hij in de dorpen rond; somtijds zag men hem zitten op een sluitboom aan het uiteinde van het havenhoofd te Bonport in zee te staren, maar iedere maand begat hij zich ge regeld naar „Half-way-House" en bleef daar dan twee dagen, om „zijn jongen eens een pleziertje te verschaffen," zooals hy het noemde. En de oude Ben maakte dan gebruik van deze gelegenheid en begaf zich naar een dorp, waar men hem niet kende, om zich dan te kunnen bedrinken, zonder de veront waardiging op te wekken van degenen, die hem hielpen om zijn leven te verbeteren. Maar waarom zij nooit te zamen het huis verlieten, was een feit, dat mij dikwijls in verbazing bracht. Toen ik het hoogste punt van Deadman's Point had bereikt, zag ik het vierkante huis van één verdieping voor mij liggen, terwijl de golven klotsen tegen de steenmassa aan den voet van het huis, welke zoo verderfelijk was geworden voor de bewoners. Tot mijn verwondering vond ik, toen ik het huis bereikte, de deuren en blinden gesloten. Ik ontving geen antwoord op mijn kloppen en reeds was de gedachte bij mij opgekomen, dat mijn grootvader eindelijk het huis had verlaten, zonder dat het be waakt werd, en zonder dat hij van zijn vader vergunning had gekregen om een uitstapje te maken, toen een stuk kalk met eenig geraas naar beneden viel, zoodat ik opkeek en mijn groot vader bemerkte, die zijn hoofd door het halfgeopende luik van het dakvenster stak. „Ik kom naar beneden, mijn jongen," zeide hij op vriendelij ken toon, toen hij bemerkte, dat ik hem gezien had. „Ik deed een dutje, mijn jongen," zeide hij, nadat hij de deur voor mij had geopend. Hij was een oud man met een blozend, rond gelaat en met blauwe oogen, die een aangenamen indruk maakten. Hij had de gewoonte om telkens wanneer hij iets gezegd had, zijn tong van den eenen kant van zijn mond naar den andere te verplaatsen, alsof hij een pruim zocht, die daar verdwaald was. Deze eigen aardige gewoonte uitgezonderd, zou men niet gedacht hebben, dat men hem van andere onhebbelijkheden zou kunnen beschul digen; toch wist ik, dat hij een leugen vertelde, want op de tafel zag ik een schotel met dampende aardappelen staan. Ik verspilde echter geen tijd door mij in beschouwingen te verdie pen, waarom hij het voor mij verborgen wilde houden, dat hij zijn middagmaal gebruikte, maar oogenblikkelijk begon ik te spreken over hetgeen mij daar bracht. Met eenige weinige, haas tige woorden vertelde ik hem dat ik „Rustoord" voor altijd had vaarwel gezegd, en deze streek ging verlaten. Met stomme verbazing zag hij mij een oogenblik aan, en riep toen op vroo- lijken uit, terwijl hij met zijne handen op zijne knieën sloeg „Zoo mijn jongen, hebt gij een grap uitgehaald en zijt gij nu weggeloopen? Ik geloot niet, dat ik het gedaan zou hebben, wanneer ik in uw plaats ware geweest. Hoe drommels jammer, dat vader hier niet is! Wat zou hij zich geërgerd hebben; vooral omdat hij reeds op u begint te schelden, wanneer hij slechts uw naam hoort. Geef maar hier," zeide hij en strekte gretig zijn hand uit naar mijn reiskoffertje. „Neen," zeide ik, „ik kan hier niet blijven, ik moet dadelijk weer vertrekken." „Ja, dat spreekt van zelf, maar geef mij dat toch maar hier, mijn jongen. Geef het mij maar, ik zal uw koffertje verbergen, waar niemand het kan vinden." „Neen, ik zal het wel meenemen," zeide ik en hield mijn koffertje nog steeds in mijne handen, daar hij het zou wegge nomen hebben, zoo hem dit eenigszins mogelijk ware geweest. „Hoeriep hij uit, „gij brengt uw lading dus op klaarlichten dag weg?" „Ik begrijp u volstrekt niet." „Wel drommels, wat hebt gij dan in dat koffertje riep hij uit. „Niets anders dan mijne kleeren." Met een blik vol teleurstelling liet hij zich weer op zijn zit bankje neervallen. Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1891 | | pagina 2