vermelde voorstel der Amsterdamsche
Petroleum maatschappij niet aan te
nemen.
(Was geteekend) G. Hulsteede
Zonen, M. Voüte, K. H. Veldhuizen,
Jansen Bon, C. H. Winkelmeijer
Zoon, P. Kuijken, Matthes Porton,
H. A. Salie, Haverkamp Köler, P.
G. C. Caikoen L. Hoyack Co,
A. F. Bunge, E. E. Visser Zoon,
Post Uitervveer Co., Wed. J. E. de
Boer jr. Zoon, G. Boele Zoon.
Binnenkort zal Nederland
eene stichting bezitten, zooals in het
buitenland wel, maar bij ons te lande
nog niet werd aangetroffen, namelijk
een particulier buitengesticht, uitsluitend
tot verpleging van krankzinnige dames
uit de hoogere klassen. Wel bestonden
reeds dergelijke gelegenheden van ge-
mengden aard en gestichten voor dames
in de steden, maar niet buiten. Aan
die behoefte, vaak zoo noodig voor
herstel, zal thans weldra te gemoet ge
komen worden, door een dergelijke stich
ting in de nabijheid van Eede (in Gel
derland), bestaande uit kleine paviljoens
en chalets elk voor een, twee of meer
dames, gelegen te midden van tuinen
of bosch, ontworpen en aangelegd naar
de aanwijzingen van den ingenieur, die
de stichting „Veldwijk" te Ermeloo heeft
ontworpen, in overleg met de inspec
teurs van het staatstoezicht. Als direc
trice der verpleging treedt op mej. S.
Genis, hoofdverpleegster van het „Witte
Kruis," die geruimen tijd in het Buiten
gasthuis te Amsterdam werkzaam was,
terwijl met de geneeskundige behan
deling een der geneesheeren te Eede
zal worden belast en consult met andere
specialiteiten zal worden toegelaten.
Reeds zijn enkele paviljoens gereed en
is men wegens de vele aanvragen om
plaatsing op vermeerdering van het
aantal bedacht. Geheel afgescheiden
van deze stichting, blijven onder leiding
van genoemde directrice de villa's
„Ruimzicht" en „Home" voor verpleging
van niet-krankzinnige zenuwlij dende
dames bestemd. Beide stichtingen staan
echter geheel op zich zelf.
Woensdagavond is te 'sHage,
na een langdurig lijdenoverleden
de heer M. D. graaf van Limburg
Stirum, gepensioneerd luitenant-generaal.
Hij nam deel aan de verdediging der
Citadel van Antwerpen, trad in 1872
als minister van Oorlog op en nam in
September 1883 zijn ontslag na de ver
werping van het hoofdbeginsel zijner
militiewet, de afschaffing der plaatsver
vanging. Na deze eerste teleurstelling,
trachtte hij door de stichting van den
„Antidienstvervangingsbond" het groote
beginsel, waar hij met zijne volle over
tuiging aan gehecht was, bij zijne land-
genooten ingang te doen vinden.
In wetenschappelijke kringen stond
de overledene ook in hoog aanzien
wegens zijne wijsgeerige studiën.
D e Kampioen bevat het pro
gramma van den grooten nationalen en in
ternationalen wielerwedstrijd te Arnhem,
op 14—16 Aug., uitgeschreven door
den Alg. Ned. Wielrijdersbond en de
Arnh. Wielerbaan.
Daarbij is uitgelooft voor den wed
strijd van meet op de tweewieler, uit-
gehreven door den A. N. W. B. afstand
1609 meter, een verguld zilveren beker,
door den heer C. J. Begeer, te Utrecht,
onder bepaling, dat om dezen prijs
slechts éénmaal per jaar mag gereden
worden. Om het eigendom van den
rijder te worden, moet hij tweemaal
achter elkander of driemaal in het ge
heel door dezen gewonnen worden. De
winner ontvangt eene zilveren herinne
ringsmedaille. De namen der winners
worden op den beker gegraveerd. In
1888 gewonnen door den heer J, F J.
Huijsser in 2 min. 57 Vs sec., in 1889
door den heer J. Meddens in 3 min.
7 sec. en in 1890 door den heer J. R.
Fockema in 2 min. 59* 5 sec.
Bij art. 4 van de arbeidswet
wordt het volgende bepaald„Bij al-
gemeenen maatregel van bestuur wordt
door ons, hetzij onvoorwaardelijk, hetzij
voorwaardelijk, verboden een persoon
beneden zestien jaren en in fabrieken
en werkplaatsen eene vrouw bepaalde
soorten van arbeid te doen verrichten,
op grond van de gevaren voor de ge
zondheid of het leven, welke die soorten
van arbeid, hetzij in het algemeen,
hetzij bij niet inachtneming van zekere
voorwaarden, door de wijze waarop zij
verricht worden of door de verwerkt
wordende stoffen, voor een persoon be
neden zestien jaren of voor een vrouw
opleveren.
Siaatsbl. n<>. 147 bevat thans het Kon.
besluit van den 15a Juli, tot vaststelling
van den algemeenen maatregel van be
stuur. Dit besluit heeft den volgenden
inhoud
Artikel 1, Het is verboden infabrie
ken en werkplaatsen
A. Een persoon beneden zestien jaar
of een vrouw
Arbeid te doen verrichten aan
drijfwerk, dat in beweging is, als
1. Smeren, reinigen, onderzoeken,
herstellen
drijfriemen, touwen of kettingen
inkorten of herstellen
drijfriemen, touwen of kettingen
opleggen of afnemen, tenzij voor wat
drijfriemen betreft, deze niet breeder dan
53 mM. zijn en het opleggen en afne
men geschiedt, zonder dat de daaraan
werkzame persoon den vloer verlaat
b. arbeid te doen verrichten in een
werklokaal, waarin niet voldoende be
schut gevaarlijk drijfwerk aanwezig is.
Als niet voldoende beschut gevaarlijk
drijfwerk wordt beschouwd, hetgeen als
zoodanig door den bevoegden inspec
teur van den arbeid is aangewezen
c. aan in gang zijnde werktuigen ar
beid te doen verrichten, welke gevaar
kan veroorzaken alssmeren, reinigen,
onderzoeken, herstellen.
Als arbeid, welke gevaar kan veroor
zaken, wordt beschouwd die als zoodanig
door den bevoegden inspecteur is aan
gewezen
d. aan in rust zijnde werktuigen,
waarvan het drijfwerk echter in gang
is, arbeid te doen verrichten, welke ge
vaar kan veroorzaken, als: smeren, rei
nigen, onderzoeken, herstellen.
Dit verbodt geldt evenwel niet, in
dien de werktuigen afgekoppeld of zoo
danig vastgezet zijn, dat zij niet door
een onvoorzieue omstandigheid of door
onachtzaamheid in beweging kunnen
komen.
Ten aanzien van het afkoppelen en
vastzetten kan de bevoegde inspecteur
voorschriften geven, welker niet inacht
neming metniet-afkoppelen of met niet op
de boven omschreven wijze vastzetten
wordt gelijk gesteld;
e. arbeid te doen verrichten bij werk
tuigen, waarvan sommige deelen gevaar
kunnen veroorzaken, zooalstandrade
ren, vliegwielen, waterraderen, laag lig
gende riemschrijven, spieën, stelschroe-
ven, krukken, uitstekende zuigerstangen,
drijfriemen en touwen, en drijfwerken,
waarvan de onderkant minder dan 1.60
van den werkvloer is verwijderd,
tenzij die deelen of werktuigen zelve
behoorlijk beschut zijn, voor zoover het
bedrijf zulks, volgens het oordeel van
den bevoegden inspecteur, toelaat.
Weefgetouwen worden alleen dan als
behoorlijk beschut beschouwd, indien
zij van voldoende spoel vangers of speel
borden voorzien zijn;
bij werktuigen, wier snijdende-
snelloopende deelen of wier plettende
deelen gevaar opleveren, arbeid te doen
verrichten, die hem of haar met de
gevaar veroorzakende deelen in aan
raking kan doen komen, tenzij die
deelen volgens het oordeel van den
bevoegden inspecteur, zooveel mogelijk
van veiligheidsmiddelen voorzien zijn.
Tot deze werktuigen behooren in de
eerste plaats cirkel en lintzagen, frees-,
steek-, schaaf- en snijmachines der
houtbewerkiggvoorts stroosnijwerktui
gen, lompensnijders, papiersnijwerktui-
gen, hakmeswerktuigen, metaalscharen,
duivels (wolven) der spinnerijen, ka
landers en walsen en verder die, welke
door den bevoegden inspecteur worden
aangewezen
arbeid te doen verrichten in een
werklokaal, waarin werktuigen worden
in beweging gebracht door een kracht
werktuig, tenzij telkens vóór het in gang
zetten van dit laatste een in dat werk
lokaal duidelijk waarneembaar sein wordt
gegeven
h. arbeid te doen verrichten in een
werklokaalwaar aanwezig zijn onder
druk werkende kook- of andere toe
stellen, die gevaar voor ontploffing op
leveren, of droogcilinders, tenzij die op
verzoek van den belanghebbende vol
gens artikel 10 der wet van 28 Mei
1S69 [Staatsbl. n°. 97) door de ambte
naren van het stoomwezen onderzocht,
beproefd en goedgekeurd zijn, en verder
om de twee jaar inwendig onderzocht
of indien zij zich voor inwendig on
derzoek niet leenen herbeproefd
zijn, en voorts ten minste éénmaal per
jaar uitwendig onderzocht ziju door den
bevoegden inspecteur van den arbeid,
alsmede steeds van de vereischte vei
ligheidsmiddelen voorzien zijn.
Omtrent de wijze van onderzoek en
beproeving, het bewijs -san de toege
stane werkelijke drukking en de ver
eischte veiligheidsmidelen worden voor
schriften gegeven door den minister,
met de uitvoering van dit besluit belast,
na overleg met den minister van Wa
terstaat, Handel en Nijverheid;
i. arbeid te doen verrichten bij vaste
kuipen of bakken, met heete vloei
stoffen of gesmolten metaal gevuld, en
bij onbekende grondküipen, die gevaar
kunnen opleveren volgens het oordeel
van den bevoegden inspecteur, tenzij
die door heiningen of gordingen om-
schut zijn;
k. arbeid te doen verrichten in over
dekte ovens of andere besloten ruimten,
waarin de temperatuur meer dan 320
Celsius bedraagt;
arbeid te doen verrichten bij, volgens
het oordeel van den bevoegden inspec
teur, onvoldoende verlichting van het
werklokaal.
Als onvoldoende verlichting van een
werklokaal wordt ook beschouwd die
door middel van kunstlicht gedurende
den tijd tusschen 9 uren des voormid-
en 3 uren des namiddags, tenzij
de bizondere weersgesteldheid het ge
bruik van kunstlicht noodzakelijk make.
De verbodsbepalingen sub e, h en l
gelden niet vóór 1 Mei 1892.
Door of vanwege/, den minister met
de uitvoering van dit besluit belast, kan
voor fabrieken en werkplaatsen, in wer
king zijnde vóór 1 November 1891,
vrijstelling van een of meer der sub e
h en gestelde voorwaardelijke ver
bodsbepalingen worden verleend, uiter
lijk tot den ien Mei 1895.
B. een persoon beneden zestien jaar
a. als zelfstandige machinist of stoker
arbeid te doen verrichten bij kracht
werktuigen of stoomketels
b. arbeid te doen verrichten bij het
vervaardigen of verwerken van ontplof
bare stoffen, tenzij volgens het oordeel
van den bevoegden inspecteur zooveel
mogelijk maatregelen tegen ontploffing
genomen zijn.
Artikel II. Het is verboden een per
soon beneden zestien jaar of eene vrouw
onderaardschen arbeid te doen verrich
ten in mijnen.
Art. III. Het is verboden, tenzij met
inachtneming van de na te melden voor
waarden, een persoon beneden zestien
jaa- of eene vrouw arbeid te doen ver
richten
A. In die gedeelten van fabrieken en
werkplaatsen waarin
1. Kwik-verfoeliesel verwerkt wordt
of sublimaat of kwikhoudende verf
stoffen bereid worden;
2. arsenicum verbindingen bereid wor
den
3. loodwit, loodsuiker, menie of chro-
maatv erf stoffen bereid worden;
4. zinkwit bereid wordt;
5. spaansch-groen of schweinfurter-
groen bereid wordt
6. witte phosphorus verwerkt wordt
7. zwavelzuur, zwavelkoolstof, kool-
oxyd, nitreuse dampen, vrije ammoniak,
chloor of fluorwaterstof gebruikt wordt
of ontstaat
B. In fabrieken en werkplaatsen of
gedeelten daarvan, waarin de damp
kringslucht verontreinigd wordt met stof.
Deze fabrieken of werkplaatsen of
gedeelten daarvan zijn de volgende
Vlaszwingelarijen hennephekelarijen
juttekaarderijenlompensorteerderijen
ruwmolensviltmakerijenschorsmo
lens; kalk-, cement-, tras-, krijtmale-
rijen- en zeefterijen specerij malerij en
en zeefterijen, langs den drogen weg,
van metalen, glas en aardewerkbron
zerijen in letter- en steendrukkerijen
sigarenfabrieken; lettergietterijenlet-
terzetterijen.
Artikel IV. De in artikel III bedoelde
voorwaarden zijn
aVoor alle in artikel III bedoelde
bedrijveu
Dat het hoofd of de bestuurder van
het bedrijf of de onderneming binnen
vier weken na een daartoe strekkende
schriftelijke en gedigteekende vordering
van den bevoegden inspecteur, dezen
eene geneeskundige verklaring vertoone,
waaruit blijkt, dat de bij vordering aan
gewezen jeugdige persoon of vrouw
lichamelijke geschiktheid bezit voor den
door haar verrichten arbeid;
b. voor de sub A van artikel III be
doelde bedrijven:
Dat, volgens het oordeel van den
bevoegden inspecteur, zoo noodig na
overleg met den geneeskundigen ambte-
naar, voldoende maatregelen tegen het
gevaar van vergiftiging genomen zijn;
voor de sub B, nis 1 tot en met
van artikel III genoemde fabrieken
of werkplaatsen
Dat, volgens het oordeel van den
bevoegden inspecteur, voldoende maat
regelen zijn genomen tot verwijdering
of tegen het verspreiden van stof;
A. voor de sub B, nis. 12 tot en met
14 van artikel III genoemde fabrieken
of werkplaatsen
1. Dat de werklokalen voor iederen
aldaar arbeid verrichtenden persoon ten
minste 7 M3 vrije luchtruimte ople
veren
2. dat de hoogte dezer werklokalen
tusschen den vloer en de zoldering ten
minste 3 M. bedrage
3. dat in deze werklokalen niet ge
schaft worde;
machinist of stoker arbeid te doen ver
richten op eene locomotief of een stoom
schip.
Art. VI. Het is verboden, een persoon
beneden zestien jaar arbeid te doen ver
richten, bestaande in het trekken, duwen
of dragen van een last, welke kenne
lijk de krachten van dien persoon te
boven gaat.
Art. VII. Het is verboden, een persoon
beneden zestien jaar arbeid te doen
verrichten, bestaande in werkzaamheden
tot het uitoefenen van gevaarlij ke kunst
verrichtingen.
Art. VIII. Indien het hoofd of de
bestuurder van een bedrijf of eene on
derneming aan den bevoegden inspec
teur verklaart, bezwaar te hebben tegen
een door dezen ingevolge artikel I of
IV gedane aanwijzing, gegeven voor
schrift of uitgesproken oordeel, geeft
die inspecteur van die aanwijzing, dat
voorschrift of dat oordeel eene schrifte
lijke en gedagteekende mededeeling aan
dat hoofd of dien bestuurder.
Dat hoofd of die bestuurder kan zijne
bezwaren binnen veertien dagen daarna
schriftelijk inbrengen bij den minister,
met de uitvoering van dit besluit be
last. Deze stelt het bezwaarschrift in
handen van de gezamenlijke inspecteurs,
die een plaatselijk onderzoek instellen
en binnen eene maand aan den mi
nister verslag uitbrengen.
Deze beslist daarna, 01 en in hoever
de ingebrachte bezwaren gegrond zijn.
Worden zij geheel of gedeeltelijk ge
grond bevonden, dan treedt 's ministers
beslissing in de plaats van de aanwij
zing, het voorschrift of het oordeel van
den inspecteur.
Van 's ministers beslissing wordt af
schrift gezonden aan het hoofd of den
bestuurder van het bedrijf of de onder
neming.
Art. IX. Voor de toepassing van dit
besluit ten aanzien van de rijkswerk
plaatsen en fabrieken wordt hetgeen
daarbij is opgedragen of overgelaten
'aan den bevoegden inspecteur, geacht
te zijn opgedragen of overgelaten aan
den ingevolge het laatste lid van art.
iS der wet van 5 Mei 1869 [Stbl. n°.
48) door het hoofd van het betrokken
departement van algemeen bestuur aan
gewezen ambtenaar.
Aan den Overtoom te Am
sterdam, heeft een jongmensch een
jongentje van dertien jaren bij ongeluk
door een revolverschot gedood.
Te Scherm er horn is de 23-
jarige M. S., die aan vallende ziekte
leed, Woensdagmiddag bezig zijnde met
hooien, in de sloot geraakt en ver
dronken.
Dinsdagavond is in Den
Haag een bewoner aan de Hoef kade,
onder hevig verzet, door den daartoe
aangewezen deurwaarder met behulp
van den sterken arm in gijzeling ge
bracht. De gegijzelde werd met groote
4. dat de vloeren dezer werklokalenmoejte jn een rijtuig naar het huis van
ten minste eenmaal per week geschrobd j bewaring gebracht. Bij de overbrenging
wordenliep een groote troep menschen mede,
e. voor de sub B, nis 4, 11,13 en 14voor gevangenis steeds aan-
van artikel III genoemde fabrieken oj1 groeide, zoodat de politie, bijgestaan
werkplaatsen, binnenshuis, in of zeer §oor de militaire wacht, ruimbaan moest
nabij de werklokalen, eene volgens het maken waarbij zij tusschenbeiden
oordeel van den bevoegden inspecteur j krachtig moest optreden,
goede gelegenheid aanwezig zij, waarSedert 6 7 weken wordt
de arbeid verrichtende personen zich de te Rotterdam vermist, zijnde vermoe-
handen kunnen wasschen en afdrogen. I delijk ontvreemd, eene roeiboot, blauw
De sub c en sub d, nis 1, 2 en 3 geverfd, met van voren en van achteren
gestelde voorwaarden gelden niet voor een plecht; in de plecht bevinden zich
1 Mei 1892. 2 kastjes, twee vaste doffen en geheel
Door of vanwege den minister, met Van binnen afgeschoten,
de uitvoering van dit besluit belast, kan i t ,r
voor fabrieken of werkplaatsen, in wer- ,„D ez e 1 dagen kad 1 i e r 1 o
king zijnde vóór i November rSor op Gasthuis bij den landbouwer
vrijstelling van een of meer der sub' e .een droevlg ?ngeluk £fts De
en sub d, nis r, 2 en 3 gestelde voor- >lde i°ngste zoontjes van Ivl. waren
waarden worden verleend, voor wat ?ezlg den, gr00ten, ,trek' en ka™hond
betreft die sub e en snb d n". 3 uiter-i !oa te ™ake,n- om klaver en, Xoeder 'e
lijk tot den ia Mei 1895. kale?' ^nsklaps ontsnapt hij aan de
Art. V. Het is verboden een persoon handf dea roudsten en G'egt op den
beneden zestien jaar als zelfstandige JonSate°t.Wouter gedamd, aan Dezen
0 werpt hij omver, bijt hem in het aan-
werd mijn overgrootvader op heeterdaad betrapt en kreeg zeven
jaar gevangenisstraf, terwijl mijn grootvader, wel ziende, dat
smokkelen geen winstgevend beroep meer was, van. levenswijze
veranderde. Hij had altijd naar een kalme, fatsoenlijke levens
wijze verlangd, en daar zijn vader nu geen macht meer over
hem had, nam hij „Half-way-House" in bezit, onderteekende de
schuldbekentenis verscheidene malen en zorgde voor mijn
opvoeding.
Toen mijn overgrootvader de gevangenis verliet, koesterde hij
een groote minachting voor alle veranderingen, die er gedu
rende zijn afwezigheid, met allen en alles hadden plaats ge
vonden. De dagen van smokkelhandel waren voorbij. Hij weigerde
ora in „Half-way-House" te blijven wonen, daar, hij de kalklucht
niet kon verdragen. Het was een geheim hoe hij leefde. Hij
bracht het grootste deel van zijne dagen en nachten door in de
bierhuizen, om daar zijn troost te zoeken in den drank, of
ander zwierf hij in de dorpen rond; somtijds zag men hem
zitten op een sluitboom aan het uiteinde van het havenhoofd te
Bonport in zee te staren, maar iedere maand begat hij zich ge
regeld naar „Half-way-House" en bleef daar dan twee dagen,
om „zijn jongen eens een pleziertje te verschaffen," zooals hy
het noemde. En de oude Ben maakte dan gebruik van deze
gelegenheid en begaf zich naar een dorp, waar men hem niet
kende, om zich dan te kunnen bedrinken, zonder de veront
waardiging op te wekken van degenen, die hem hielpen om zijn
leven te verbeteren. Maar waarom zij nooit te zamen het huis
verlieten, was een feit, dat mij dikwijls in verbazing bracht.
Toen ik het hoogste punt van Deadman's Point had bereikt,
zag ik het vierkante huis van één verdieping voor mij liggen,
terwijl de golven klotsen tegen de steenmassa aan den voet van
het huis, welke zoo verderfelijk was geworden voor de bewoners.
Tot mijn verwondering vond ik, toen ik het huis bereikte, de
deuren en blinden gesloten. Ik ontving geen antwoord op mijn
kloppen en reeds was de gedachte bij mij opgekomen, dat mijn
grootvader eindelijk het huis had verlaten, zonder dat het be
waakt werd, en zonder dat hij van zijn vader vergunning had
gekregen om een uitstapje te maken, toen een stuk kalk met
eenig geraas naar beneden viel, zoodat ik opkeek en mijn groot
vader bemerkte, die zijn hoofd door het halfgeopende luik van
het dakvenster stak.
„Ik kom naar beneden, mijn jongen," zeide hij op vriendelij
ken toon, toen hij bemerkte, dat ik hem gezien had. „Ik deed
een dutje, mijn jongen," zeide hij, nadat hij de deur voor mij
had geopend.
Hij was een oud man met een blozend, rond gelaat en met
blauwe oogen, die een aangenamen indruk maakten. Hij had de
gewoonte om telkens wanneer hij iets gezegd had, zijn tong van
den eenen kant van zijn mond naar den andere te verplaatsen,
alsof hij een pruim zocht, die daar verdwaald was. Deze eigen
aardige gewoonte uitgezonderd, zou men niet gedacht hebben,
dat men hem van andere onhebbelijkheden zou kunnen beschul
digen; toch wist ik, dat hij een leugen vertelde, want op de
tafel zag ik een schotel met dampende aardappelen staan. Ik
verspilde echter geen tijd door mij in beschouwingen te verdie
pen, waarom hij het voor mij verborgen wilde houden, dat hij
zijn middagmaal gebruikte, maar oogenblikkelijk begon ik te
spreken over hetgeen mij daar bracht. Met eenige weinige, haas
tige woorden vertelde ik hem dat ik „Rustoord" voor altijd had
vaarwel gezegd, en deze streek ging verlaten. Met stomme
verbazing zag hij mij een oogenblik aan, en riep toen op vroo-
lijken uit, terwijl hij met zijne handen op zijne knieën sloeg
„Zoo mijn jongen, hebt gij een grap uitgehaald en zijt gij nu
weggeloopen? Ik geloot niet, dat ik het gedaan zou hebben,
wanneer ik in uw plaats ware geweest. Hoe drommels jammer,
dat vader hier niet is! Wat zou hij zich geërgerd hebben; vooral
omdat hij reeds op u begint te schelden, wanneer hij slechts uw
naam hoort. Geef maar hier," zeide hij en strekte gretig zijn
hand uit naar mijn reiskoffertje.
„Neen," zeide ik, „ik kan hier niet blijven, ik moet dadelijk
weer vertrekken."
„Ja, dat spreekt van zelf, maar geef mij dat toch maar hier,
mijn jongen. Geef het mij maar, ik zal uw koffertje verbergen,
waar niemand het kan vinden."
„Neen, ik zal het wel meenemen," zeide ik en hield mijn
koffertje nog steeds in mijne handen, daar hij het zou wegge
nomen hebben, zoo hem dit eenigszins mogelijk ware geweest.
„Hoeriep hij uit, „gij brengt uw lading dus op klaarlichten
dag weg?"
„Ik begrijp u volstrekt niet."
„Wel drommels, wat hebt gij dan in dat koffertje riep hij uit.
„Niets anders dan mijne kleeren."
Met een blik vol teleurstelling liet hij zich weer op zijn zit
bankje neervallen.
Wordt vervolgd.)