De Hengelaars. ÏWMEBE HLAÏI BEHOORENDE BIJ HAARLEM'8 DAGBLAD VAN Maandag 27 Juli 1891. //Slagen en verwondingen die den dood veroorzaakt hebben." Dat was de aan klacht, waarvoor Leopold Benard, be hangersknecht, terechtstond. Achter hem stonden de hoofdgetuigen, juffrouw Fiamèche, weduwe van het slachtoffer, Louis Ladureau kastemaker en Jean Durdent, loodgieter. Dicht bij den beklaagde stond zijn vrouw, in een zwarte japon, klein en leelijk. Ziehier hoe Leopold Benard de ge schiedenis vertelt,,'t Is een ongeluk, waarvan ik het grootste slachtoffer ben en dat gebeurd is zonder mijn wil. Het feit spreekt voor zichzelf, meneer de president. Ik ben een eerlijk man, een werkmaD, ik woon al zestien jaar in dezelfde straat en met al de buren ben ik op een goeden voet, zelfs met den concierge. Ik houd van mijn werk, ik spaar, ik ga met brave menschen om en als .ik uitga, blijf ik altijd fatsoenlijk. Alle Zondagen ging en ik en mgn vrouw, die ik nu vijf jaar heb, in den zomer naar Poissy. We waren daar buiten, en we zijn dol op hengelen, o u weet niet hoe dol wij op hengelen zgn. Het is mijn vrouw, die mij daarvan de smaak heeft gegeven, want zij is er nog gekker op dan ik on al het kwaad dat er gebeurd is, komt door haar. Ik ben bedaard en zachtaardig, maar zijo, zij ziot er klein en nietig uit, maar ze is kwaadaardigmeneer de presi dent. Ik zal niet zeggendat zo ook geen goede eigenschappen heeft maar haar karakter? vraag maar eens aan de burenEiken dag verweet ze mij mijn zachtaardigheid. //Ik zou me dit niet laten doen ik zou mo dat niet laten zeggen" als ik naar haar geluisterd had, zou ik wei driemaal in de maand hebben moeten vechten Zijn vrouw viel hem in de rede. //Praat maar toe, wie het laatst lacht, lacht het best." Hij keerde zich naar haar toe, en zei vriendelijk//Ik kun jou immers wel bezwaren, je bent niet gedagvaard. Ja, meneer cis president, we gingen eiken Zaterdagavond naar Poissy, om daar tot zonsopgang te visschen, dat was een ge woonte die voor ons een tweede natuur was geworden. Drie jaar geleden had ik daar een prachtig plekje ontdekt, o -een prachtig plekje in de schaduw, met minstens acht voet water en vertakkin gen onder deu oever, een echt nest voor visacken, een paradijs voor oen henge laar. Dat gat, meneer de president, was zoo goed al3 van mij, omdat ik er de Columbus van was, ik had het ontdekt. Iedereen in de buurt wist dat en ieder een vond het goed. Dat is het plekje van Benard zeiden ze, en er kwam ook nooit iemand, zelfs meneer Plumeau niet, die met alle respect gezegd, iemand an ders heel vaak de mooie plekjes voor den neus wegkaapt. Ik was dus zeker van mijn plekje en kwam er altgd, alsof het mijn eigen was. Als wij er waren, dan gingen we zitten in Dalilaeen bootje dat ik zelf heb getimmerd en dan maakten wij het aas aan do hengels vast. Niemand heeft zulk aas als ik en dat weten de kame raden ook wel. Als u mij vraagt, meneer de president, wat ik dan gebruik, dan kan ik u niet antwoorden. Dat heeit met het ongeluk niets te maken en ik zeg het ook niet't is mijn geheim. Er zijn er meer dan tweehonderd, die het mij gevraagd hebben. Ze hebben mij borreltjes gepresenteerd als ik het zeggen wou, maar ik doe hot niet. Mijn vrouw alleen weet het en die zal het ook niet zeggen, nietwaar Melie /.Kom tot de zaak," zei de president. z/Ja, ja, meneer. Zaterdag den 8sten Juli gingen we met den trein van 5.25 naar Poissy. Het was mooi weer en ik zei tegen Mélie//dat zal morgen goed gaan." En zij antwoordde//ja, 't belooft wat." Meer zeggen we nooit tot mekaar. We kwamen io de herberg om te eten. Ik was tevreden en ik had doret. Dat ia de oorzaak van alles geweest, die dorst. Ik zei tegen Mélie 't is zulk mooi weer, ik moest eens een flesch haarpijnwyn drinken. Die noemen we zoo, meneer de president, omdat je er niet van kunt slapen, als je er te veel van drinkt en je er erge hoofdpijn van krijgt." //Je kunt doen wat je wilt," zei ze, //maar dan word je weer ziek en kun je mor gen Diet opstaan." Dat was waar, 'fc was verstandig, dat geef ik toe, maar ik bad zoo'n geweldige dorst en ik dronk een heelo flesch van den wyn. Maar ik kon niet slapen, o wat een hoofdpijn had ik tot twee uur toe, maar toen sliep ik ook in, als een kanon zoo vast. Kort en goed, te zes uur maakt mijn vrouw mg wakker. Ik spring uit mijn bed, trok gauw een pijjekker aan en wij springen in Dalila. Maar 't was te laat. Toen we aan mgn plekje kwa men, was het bezet. Dat was me in drie jaar nog niet gebeurd, meneer de presi dent. Ik had een gevoel, alsof ik voor mgn oogen werd bestolen. Ik vloekte als een gek en mijn vrouw begon mee te sarren; //Hé, je haarpijnwijn! Heb je nu je zin, drinkebroer Ik zweeg, ft was waar wat ze zei. We gingen er toch vlak bij het plekje uit om het overschotje tenminste te heb ben. Misschien zou die man wel niets vangen en gauw heengaan. Hij was klein en mager, in een wit jasje, met een grooten stroohoed op. Achter hem zat zijn vrouw, een groote dikke, te haken. Toen die ons naar het plekje zag komen, zei ze ,/Is er dan geen andere plaats op de rivier En mijn vrouw woedend, antwoordde Fatsoenlijke men schen houden zich aan de gewoonte van een land en nemen geen gereserveerde plaats weg." Ik wou geen ruzie en zei//Stil Mélie Laat ze maar begaan, we zullen wel zien." We legden Dalila vaat en hengelden Daast hem, ik kon zijn elleboog raken. We waren er nog geen vijf minuten of zgn dobber ging naar beneden, swee, drie keer en toen haalt hij een paling op, zoo dik als mijn arm. Ik kreeg er hartklopping van, het zweet brak me aan alle kanten uit en Mélie zei„zie je dat wol, dronkaard In die bedrijven komt meDeer Bru, de kruidenier van Poissy, in een bootje voorbij en roept mo toe: //Hebben ze je plekje gekaapt, Benard?" En ik ant woord //Ja, meneer Bru, er zijn van die lompe menschen, die de gewoonten niet kennen." De witjas deed of hij het niet hoorde en zijn vrouw, die dikkert, ook niet. Maar er was nog geen kwartier voorbij, of hg snapte nog weer een paling en toen vlak daarop weer een en vijf minu ten later alweer. Ik kreeg de tranen in de oogen en mgn vrouw zat mo maar te plagen. ,/Denk je, dat hij ze steelt, jou visschen, hé? Jij vacgt vandaag niets, geen kik ker, niets niemendal. Mijn vingers bran- ,den als ik er maar aan denk." Ik dacht bij mijzelvon //Laten we tot 12 uur wachten. Hij zal weggaau om te eten, die leelijke strooper, en dan ga ik weer op mijn plaatsje zitten, want wij gaan er Zondags niet af, ziet u, meneer de president, we brengen het eten in Dalila mee. Maar jawel. Het slaat twaalf uur en de boosdoener haalt een kip uit zijn zak, in een krant gepakt, en terwijl hij zit te eten vangt hij waarèmpel nóg een groote paling. Mélie en ik aten een broodje^maar het smaakte niet, we kauwden er allebei op. Ik nam mijn krant om mij wat te verzetten, maar net komen aan den overkant de twee getuigen aan die daar staan, Ladureau en Durdent. Wekenden elkaar wel. De witjas was weer gaan visschen, en h$j ving zooveel, dat ik ervan sidderde, en zijn vrouw zei: //Het is een beste plaats, Dosiré, wij zullen altijd terug komen." Ik gevoelde een koude rilling in mijn rug. Mijn vrouw zei telkens; //Je bent geen man, je hebt kippenbloed ia je aderen." Opeens zei ik: //ik ga liever weg, an ders bega ik nog een dommen streek." En zij blies mij in, alsof ze mij een gloeiend ijzer onder den neus duwde z/Je bent geen man. Nu loop je weg, je gaat aan den haal. Ga dan maar Ba- zaine Ik bleef, maar die man haalde een karper op, o, ik heb er nog nooit zoo een gezien. Nooit! Mijn vrouw praatte in zichzelve, maar zóo luid dat ieder van ons het moest hooren. //Dat heet nog eens visch stelen, van ons die het plekje goed hebben gemaakt! We moeten ten minste het geld van ons aas terug hebben. z/Zegt u dat op ons, juffrouw," vroeg do dikke vrouw. z/Ik zeg dat op vïschdieven, die pro- fiteeren van het geld van anderen." /Noemt u ons vischdieven Daar had je het lieve leven gaande, en ze scholden elkaar de huid vol. De twee getuigen aan den overkant riepen, om ons voor den gek te houden „stil toch, jullie zult de visschen verjagen!" Want de witjas en ik verroerden ons niet. Opeens hoorde ik een klap achter mij. Dat was de dikke, die op Mélie lossloeg met haar parasol. Pan, pan, ze kreeg er twee, maar Mélie kookte van woede en ze greep de andore bg de haren, en sloeg baar om de ooren dat het klapte. Ik zou ze hebbeD laten begaan, vrou wen en mannen onder mekaar, daar ben ik voor. Daar moet zich geen ander mee bemoeien. Maar de witjaB springt op als een groote spin en wil mijn vrouw te lgf. Neen, neen, dacht ik, dat niet, vrindje Ik strekte mijn arm uit en hij kreeg er twee met mijn vuiai, een tegen zgn neus en een in zijn maag. Hij vliegt in de hoogte en tuimelt toen achterover, in do rivier. Ik zou hem dadelijk opgevischt hebben, meneer de president, als ik er den tijd voor had gehad. Maar de dikke won het van Mélie en zij ging er wel wat al te kras op los. Ik weet wel, dat ik naar hem had moeten kijken, maar ik dacht er niet over dat hij kon verdrinken ik dacht alleen maar//komaan, dat zal hem wat opfrisschen." Ik liep dus naar de vrouwen om ze te scheiden. Maar dat ging niet zoo gauw en ik had heelwat keeren vuisten en nagels gevoeld, vóór ze van mekaar af waren. Dat zal wel vijf minuten geduurd hebben. Toen keer ik mij weer om. Ik zag niets, het water was stil, de witjas was weg. En aan den overkant riepen ze tegen mij //Haal hem er uit, haal hem er uit Dit was goed gezegd, maar ik kan Diet zwemmen en nog veel minder duiken. Eindelijk kwam er een met een bootje en twee mannen met haken, maar het had wel een groot kwartier geduurd. Ze vonden hem heel achter in het gat, onder acht voet water, maar hij was dood. Zoo is het gebeurd, dat bezweer ik, meneer de president. Ik ben onschuldig." Daar de getuigen hetzelfde verklaarden, werden de beklaagde vrijgesproken. GUY DE MAUPASSANT. BINNENLAND. Do S t c t. bevat de Wet van den 24n Juni 1891, houdende goedkeu ring der Algemeene Akte van de to Brussel gehouden Internationale Confe rentie tot het beramen van maatregelen tot wering van den slavenhandel. Naar men verneemt, heeft H. M. de Regentes zich bereid verklaard, als Beschermvrouw op te treden van de vercenigiDg Irouw aan Koning en Vader- landtot ondersteuning van gerechtigden tot het dragen van het Metalen Kruis of de Citadel-medaille. Dr. J. J. Salverda de Grave, leeraar van H. M. de Koningin, ontving bij gelegenheid van zijn huwelijk van de Koningin- Weduwe een kostbaar kolfie- en theeservies. Donderdag heeft de heer mr. G. van Tienhoven op Het Loo een langdurig onderhoud met H. M. de Ko ningin-Regentes gehad. Den 8n October a. e. zal het 49jaren geleden zijn, dat de Groother tog van Saksen in den echt trad met H. K. H. prinses Sophia der Nederlanden, zus ter van wgien Z. M. Willem III. Naar Be Am et. verneemt, is de heer Noordzij te Kampen van plan in September, voor het Kamer-lidmaat schap te bedanken, ten einde aan een der tegenwoordige ministers Lobman, of Mac- kay, zoo zij mochten aftreden, gelegen heid te geven als Kamerlid zitting te nemen. Aan het Handelsblad wordt uit Wiesbaden geseind: De commissie van 8chuldeïschers, welke thans het Bhein-hotel bestuurt, heeft Donderdag aan dr. Mezger eene formeele opzegging gezonden. Vermits geene schikking is tot stand gekomen, zal dr. Mezger aan- staandenZaterdag het Rheinhotel verlaten, tot 15 Aug. de praktijk in zijne woning alhier voortzetten en dan to6 15 Sept. den vacantietijd in Nederland gaan door- brongen. In dat tijdsverloop denkt hij een besluit te nemen ten opzichte van de hem gedane aanbiedingen. De heer Samuel Richard van CampeD, bekend door zijne studiën over Nederland en zijn vroeger werk //The Dutch in the Arctic Seas", heeft van den heer Gladstone een schrijven ontvangen, voornamelijk naar aanleiding van zijn opstei in de Westminster Re- view nopens de politieke partijen in Nederland. Daarin verzekert Gladstone, dat hij met greote belangstelling mes het opstel kennis heeft gemaakt. Hij beschouwt whet onderwerp als belang rijk", en acht het een //bizondero plicht van de Engelschen om te allen tgd een open oog to hebben voor hetgeen er in Nederland voorvalt en bekend te blijven met nederlandsche toestanden en hulp middelen". De londensche correspondent van de N. R. Ot. voegt hierbij dat de heer Van Campeu thans een nieuw werk over Nederland persklaar heeft, bevattende eeno beschouwing over land en volk. Van bizonder belang kunnen de hoofd stukken zijn door den schrijver aan de hollandache letterkunde gewijd. Zijne bekende en ook hier te lande veel gele zen opstellen in the Athénaeum opgenomen, zullen daartoe geheel om- en bggewerkt worden. Volgens het jaarverslag van do vereeniging //Johannes" tot steun van bejaarde, zieke en hulpbehoevende onderwijzers en onderwijzeressen van christelijke bizondere scholen in Neder land, is het getal leden met 24 vermeer derd en bedraagt tbans 164, onder welke 5 honoraire en 5 met dubbele deelneming. Bij vernieuwing zag men in liet afgeloo- pen jaar het kapitaal belangrijk toene men, hetgeen, ook met het oog op de geldelijke verplichtingen, die later op de vereeniging zullen rusten, zeer noodza kelijk is, wanneer een grooter getal ouden van dagen aanspraak kunnen maken op eene jaarlijkeche uitkeeriDg. Het kapitaal van de uitkeeringskas vermeerderde met 4608,24-|, en is thans geklommen tot f 41,867,61hetwelk eene jaarlijksche rente van 1816,9534 afwerpt. De ver eeniging werd voor Vioo erfgenaam in de nalatenschap van wijlen den heer A. Dekkers, rustend predikant te Apeldoorn, welk aandeel op ruim ƒ4000 geschat wordt. Omtrent de komst van den Dieuwen goeverneur te Suriname en het vertrek van den heer Lohman van daar, schrijft de corr. van het Vaderl. nog Dank den voorzorgsmaatregelen, door overste Steyn on mr. Kalfi genomen, bleef alles kalm en rustig. Ruim eeoe week te voren was 't der politie ter kennis gebracht, dat in Beneden-Sara- macca en Boven-Para, onder de kleine landbouwers, plannen werden beraamd om gewapend de ingezetenen te dezer plaatse bij het vertrek van mr. Lobman, op 1 Juli, aan te vallen en ze duchtig onder handen te nemen. Men zegt dat overste Steyn dadelijk den heer Lohman opzocht om over 't een en ander te beraadslagen ter ver ijdeling der kwaadaardige plannen dezer districtsbewoners, doeh zóo onheusch door den heer Lohman werd bejegend, dat bij zich genoodzaakt zag om van de regeering telegraphisch orders te vragen wat hem ten deze te doen stond. Wat hiervan aan is, kan ik met zekerheid niet zeggen. Dit is echter een feit, dat in den loop der week eene goevernements-resolutie verscheen, waar bij aan de commandanten van land- en zeemacht en den procureur-generaal de handhaving van orde en tucht werd opgedragen. Onmiddellijk werden de toegangen tot dé stad bezet en de vaartuigen, uit de districten komende, scherp onderzocht. Tal van geweren en houwers werden den heeren van Beneden-Saramacca vooraf afgenomen, en, toen zij begrepen, dat //boen Papa" zooals zij mr. Lohman noemen, niets te zeggen, maar des te meer overste Steyn te bevelen had, keerden zij stilletjes naar hunne woon plaatsen terug. Toen mr. Van Asch van Wijck Za terdag om elf uren 's voormiddags aan wal stapte, heer&chte er eene voorbeel- delooze orde. Honderden menschen ston- den Woensdagmiddag in de Prinsenstraat te Amsterdam naar do gootlijst van een huis te kijkendaarop had zich een glazenwasscher goedmoedig te slapen gelegd. De man scheen in heerlijke droo- men verzonken te zijn en vermoedde niet, dat een kleine beweging hem het evenwicht zou kunnen doen verliezen en op straat doen'storten. Eindelijk besloot eene juffrouw, be woonster van het huis, op het dak te klimmen en den man wakker te maken. Onder een //hoeraatje" en eenige //hard gaat-ies" begaf de man zich daarna aan zijn werk. Ter beschikking van den officier van justitie te Amsterdam is een jongmensch gesteld, die zich in den laatsten tijd herhaaldelijk schuldig maakte aan diefstal van vélocipèdes. Een a ardappelenhandelaar te Rotterdam, kreeg Donderdagavond aan de Coolvest met iemand twist over geld zaken, en maakte zich zóo driftig dat hij door eene beroerte werd getroffen en ineenzakte. Even daarna werd door een geneeskundige de dood geconstateerd. Het lijk werd naar de woning van den overledene gebracht. Donderdagavond is te Lei den eene stokdoove vrouw, van eene steile brug loopende, door een wagen overreden, tengevolge waarvan zij een der armen gebroken hoeft. Na genees kundige hulp te hebben verkregeD, werd zij naar het oude-vrouwengesticht, al waar zij inwonende is, overgebracht. De oorzaak van het ongeval is niet aan den vervoerder van den wagen te wijten, die, met andere omstanders, hard schreeu wende, de vrouw waarschuwde, terwijl hij zijn wagen en paard van de helling niet kon inhouden» Met paarden van het garni- zoen te Vecloo is de proef genomen om ze vrij over de Maas te laten zwemmen, en dit gelukte volkomen en spoedig. In plaats dat ze aan lijnen werden gehou den, zullen er weldra een grooter aantal aan die proef onderworpen worden, en dan onder den man. Te Oud-Appelscha is door H» Baron nabij zijne woning in het veen een varken gevonden op ongeveer 3 meter diepte, terwijl de veenlaag plus minus 2 meter onder het zand is ge borgen. Het varken was nog in zijn ge heel. Blgkbaar is het van zeer ouden datum. Een Zomeruitstapje. II. De weg van Hilversum naar Baarn, waarvan ik in het vorige nummer ge deeltelijk eene beschrijving gaf, vermin dert, nadat men de Hooge Yuursche heeft verlaten, in schoonheid niet. Steeds blijft hij tusschen de bossehen doorgaan en begint, hoe meer men Baarn nadert, tal van prachtige zijlanen te vertoonen, die door hunne benamingen aan leden van ons Vorstelijk Huis doer herinneren. Men bevindt zich dan ook hier bg de koninklijke domeinen, die niet voor het publiek toegankelgk zijn, hetgeen wel jammar is, want het dacht ons verruk kelijk, de wandeling eeDS te variëeren met haar door die lanen te nemen, waar van vele in de nabijheid van Baarn uitloopen. Voor dit gemis wordt inen echter schadeloos gesteld door de onmiddellijke omgeving van genoemd dorp zelve en wel hoofdzakelijk het Baarnsche Bosch. We zullen de lezers niet vermoeien met eene opnoeming van allerlei namen, noch trachten hun aan 't verstand te brengen wat het mooiste is: in zulk een prachtige omgeving doet dit laatste er weinig toe. In Baarn zelve vindt men de meest comfortabele hotels en uitspanningen, zoo dat de wandelaar er zich uitstekend van de vermoeienissen van den tocht kan herstellen. Een merkwaardige wandeling is die van Baarn over Soestdijk en Soe ster berg naar Zeist. Merkwaardig omdat men na ongeveer een half uur wandelens langs het bekende gedenkteeken, den naald van Waterloo, komt, ter herinnering van Ko ning Willem II en den Tiendaagschen Veldtocht opgericht. Recht tegenover het gedenkteeken heeft men de prachtige Koningslaan, die aan het einde een onbelemmerden blik gunt op het bevallige en toch recht vorstelijke lustslot der Koninklijke Familie, dat voor belangstellenden op aanvrage te zien is, en dan ook zooveel belangwekkends bevat, dat men er geru een halven dag kan zoek brengen. Ons, wandelaars, trok ecuter meer de heerlijke natuur, daarbuiten, aan. De schitterende zomerzon schoot hare warme en oogverblindende stralen omlaag, toen wg daar te ongeveer vgf uren laDgs trokken, steeds onze aandacht in ver rukking gevestigd houdende op de ta- freelen, die zich voor onze oogen ont rolden. Van Soestdijk komt men langs den schoonen straatweg te Nieuwerhoek, in welks omtrek men den Lazarus-berg heeft, van welke hoogte men een schoon gezicht geniet op de omgeving, hoofdza kelijk bosch, benevens uitgestrekte rogge- boekweit- en havervelden, die in vollen bloei staande een verrassend schoonen aanblik opleveren. We vernamen dat de oogsttijd kort op handen was. Langs een echt landelyken weg, met diepe wagenvoren doorploegd an daar om niet gemakkelijk begaanbaar, maar toch schoon, richtten wij ons naar Soest, een stil klein plaatsje, dat zijn station op ongeveer een uur afstands heeft liggen. Hemelwat hebben we een stof moe ten slikken en vermoeienis doorstaan, eer wij in het warme zonnetje aan ge noemd punt kwamen. Maar de moeite wordt alweder door de prachtige om geving rijkelijk beloond. Men mag zich echter op dezen tocht wel van de noo- dige ververschingen voorzien, want er is op uren afstands geen gelegenheid om deze te bekomeD, niet voor en aleer men de uitspanningsplaats Soesterberg heeft bereikt, die wegeDS haar heuscho en vriendelijke bediening alle aanbeveling waardig is. Van daar namen wij onzen weg rechts, in de richting van Zeist. Ook deze gaat weder langs een prachtigen straatweg, langs enkele buitenplaatsen tusschen ein- deloozo bossehen. Ons eerste haltepunt was, na het ho tel Soesterberg, de uitspanningsplaats, die den typiscnen naam draagt van „de Pan", waar tal van familiën den dag doorbrachten. Een zeer schoonen weg om den straat weg naar Zeist te bereiken, is dwars door de bossehen. Kleine mulle zandpa den voeren u langs kabbelende beekjes door het geurige groen, tot ge eindelijk, op den grooten rgksweg stuitende, weder staat voor indrukwekkende vergezichten en men, lioksora slaande, het begin der villa-reeks ontwaart, die zich over eenige uren gaans ver uitstrekt en oen groot deel vormt van de schilderachtige dor pen Zeist en Driebergen, misschien wat den aanleg der buitenplaatsen betreft het schoonste deel van Nederland. Even na zonsondergang arriveerden wij te Zeist en namen onzen intrek in het bekende logement der Broeder-Ge meente, een stichting van de Hernhut- hutters, eenvoudig en lieflgk gelegen aan den straatweg en aan den vooringang der laan, aan weerszijden waarvan zich de gebouwen van genoemde gemeente bevinden. Wanneer men een dergelgken tocht onderneemt, blijkt daghelder de waar heid van het oude gezegde, dat „de morgenstond goud in den mond heeft." Vandaar dat wij ons niet te laat ter ruste begaven en den volgenden morgen vroeg tijdig onze reis vervolgden. Daar ons plan zich nog verder uit strekte, en wij eenigszins aan den tijd gebonden waren, maakten wg den vol genden dag van de stoomtram gebruik om onze reis tot Wageningen voort te zetten. Ofschoon deze weg alleszins de moeite van een wandeling waard is,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1891 | | pagina 3