De Hengelaars.
ÏWMEBE HLAÏI
BEHOORENDE BIJ
HAARLEM'8 DAGBLAD
VAN
Maandag 27 Juli 1891.
//Slagen en verwondingen die den dood
veroorzaakt hebben." Dat was de aan
klacht, waarvoor Leopold Benard, be
hangersknecht, terechtstond.
Achter hem stonden de hoofdgetuigen,
juffrouw Fiamèche, weduwe van het
slachtoffer, Louis Ladureau kastemaker
en Jean Durdent, loodgieter. Dicht bij
den beklaagde stond zijn vrouw, in een
zwarte japon, klein en leelijk.
Ziehier hoe Leopold Benard de ge
schiedenis vertelt,,'t Is een ongeluk,
waarvan ik het grootste slachtoffer ben
en dat gebeurd is zonder mijn wil. Het
feit spreekt voor zichzelf, meneer de
president. Ik ben een eerlijk man, een
werkmaD, ik woon al zestien jaar in
dezelfde straat en met al de buren ben
ik op een goeden voet, zelfs met den
concierge. Ik houd van mijn werk, ik
spaar, ik ga met brave menschen om en
als .ik uitga, blijf ik altijd fatsoenlijk.
Alle Zondagen ging en ik en mgn
vrouw, die ik nu vijf jaar heb, in den
zomer naar Poissy. We waren daar
buiten, en we zijn dol op hengelen, o u
weet niet hoe dol wij op hengelen zgn.
Het is mijn vrouw, die mij daarvan de
smaak heeft gegeven, want zij is er nog
gekker op dan ik on al het kwaad dat
er gebeurd is, komt door haar. Ik ben
bedaard en zachtaardig, maar zijo,
zij ziot er klein en nietig uit, maar ze
is kwaadaardigmeneer de presi
dent. Ik zal niet zeggendat zo
ook geen goede eigenschappen heeft
maar haar karakter? vraag maar eens
aan de burenEiken dag verweet ze
mij mijn zachtaardigheid.
//Ik zou me dit niet laten doen ik
zou mo dat niet laten zeggen" als ik
naar haar geluisterd had, zou ik wei
driemaal in de maand hebben moeten
vechten
Zijn vrouw viel hem in de rede.
//Praat maar toe, wie het laatst lacht,
lacht het best."
Hij keerde zich naar haar toe, en zei
vriendelijk//Ik kun jou immers wel
bezwaren, je bent niet gedagvaard. Ja,
meneer cis president, we gingen eiken
Zaterdagavond naar Poissy, om daar tot
zonsopgang te visschen, dat was een ge
woonte die voor ons een tweede natuur
was geworden. Drie jaar geleden had
ik daar een prachtig plekje ontdekt, o
-een prachtig plekje in de schaduw, met
minstens acht voet water en vertakkin
gen onder deu oever, een echt nest voor
visacken, een paradijs voor oen henge
laar. Dat gat, meneer de president, was
zoo goed al3 van mij, omdat ik er de
Columbus van was, ik had het ontdekt.
Iedereen in de buurt wist dat en ieder
een vond het goed. Dat is het plekje van
Benard zeiden ze, en er kwam ook
nooit iemand, zelfs meneer Plumeau niet,
die met alle respect gezegd, iemand an
ders heel vaak de mooie plekjes voor
den neus wegkaapt.
Ik was dus zeker van mijn plekje en
kwam er altgd, alsof het mijn eigen was.
Als wij er waren, dan gingen we
zitten in Dalilaeen bootje dat ik zelf
heb getimmerd en dan maakten wij het
aas aan do hengels vast. Niemand heeft
zulk aas als ik en dat weten de kame
raden ook wel. Als u mij vraagt, meneer
de president, wat ik dan gebruik, dan
kan ik u niet antwoorden. Dat heeit met
het ongeluk niets te maken en ik zeg
het ook niet't is mijn geheim. Er zijn
er meer dan tweehonderd, die het mij
gevraagd hebben. Ze hebben mij borreltjes
gepresenteerd als ik het zeggen wou,
maar ik doe hot niet. Mijn vrouw alleen
weet het en die zal het ook niet zeggen,
nietwaar Melie
/.Kom tot de zaak," zei de president.
z/Ja, ja, meneer. Zaterdag den 8sten
Juli gingen we met den trein van 5.25
naar Poissy. Het was mooi weer en ik
zei tegen Mélie//dat zal morgen goed
gaan." En zij antwoordde//ja, 't belooft
wat." Meer zeggen we nooit tot mekaar.
We kwamen io de herberg om te eten.
Ik was tevreden en ik had doret. Dat ia
de oorzaak van alles geweest, die dorst.
Ik zei tegen Mélie 't is zulk mooi weer,
ik moest eens een flesch haarpijnwyn
drinken. Die noemen we zoo, meneer de
president, omdat je er niet van kunt
slapen, als je er te veel van drinkt en
je er erge hoofdpijn van krijgt." //Je
kunt doen wat je wilt," zei ze, //maar
dan word je weer ziek en kun je mor
gen Diet opstaan." Dat was waar,
'fc was verstandig, dat geef ik toe, maar
ik bad zoo'n geweldige dorst en ik dronk
een heelo flesch van den wyn.
Maar ik kon niet slapen, o wat een
hoofdpijn had ik tot twee uur toe, maar
toen sliep ik ook in, als een kanon zoo
vast. Kort en goed, te zes uur maakt
mijn vrouw mg wakker. Ik spring uit
mijn bed, trok gauw een pijjekker aan
en wij springen in Dalila. Maar 't was
te laat. Toen we aan mgn plekje kwa
men, was het bezet. Dat was me in drie
jaar nog niet gebeurd, meneer de presi
dent. Ik had een gevoel, alsof ik voor
mgn oogen werd bestolen. Ik vloekte als
een gek en mijn vrouw begon mee te
sarren; //Hé, je haarpijnwijn! Heb je
nu je zin, drinkebroer Ik zweeg, ft
was waar wat ze zei.
We gingen er toch vlak bij het plekje
uit om het overschotje tenminste te heb
ben. Misschien zou die man wel niets
vangen en gauw heengaan. Hij was klein
en mager, in een wit jasje, met een
grooten stroohoed op.
Achter hem zat zijn vrouw, een groote
dikke, te haken.
Toen die ons naar het plekje zag
komen, zei ze ,/Is er dan geen andere
plaats op de rivier En mijn vrouw
woedend, antwoordde Fatsoenlijke men
schen houden zich aan de gewoonte van
een land en nemen geen gereserveerde
plaats weg."
Ik wou geen ruzie en zei//Stil
Mélie Laat ze maar begaan, we zullen
wel zien."
We legden Dalila vaat en hengelden
Daast hem, ik kon zijn elleboog raken.
We waren er nog geen vijf minuten of
zgn dobber ging naar beneden, swee,
drie keer en toen haalt hij een paling
op, zoo dik als mijn arm.
Ik kreeg er hartklopping van, het zweet
brak me aan alle kanten uit en Mélie
zei„zie je dat wol, dronkaard
In die bedrijven komt meDeer Bru,
de kruidenier van Poissy, in een bootje
voorbij en roept mo toe: //Hebben ze je
plekje gekaapt, Benard?" En ik ant
woord //Ja, meneer Bru, er zijn van
die lompe menschen, die de gewoonten
niet kennen."
De witjas deed of hij het niet hoorde
en zijn vrouw, die dikkert, ook niet.
Maar er was nog geen kwartier voorbij,
of hg snapte nog weer een paling en
toen vlak daarop weer een en vijf minu
ten later alweer.
Ik kreeg de tranen in de oogen en
mgn vrouw zat mo maar te plagen.
,/Denk je, dat hij ze steelt, jou visschen,
hé? Jij vacgt vandaag niets, geen kik
ker, niets niemendal. Mijn vingers bran-
,den als ik er maar aan denk."
Ik dacht bij mijzelvon //Laten we tot
12 uur wachten. Hij zal weggaau om
te eten, die leelijke strooper, en dan ga
ik weer op mijn plaatsje zitten, want
wij gaan er Zondags niet af, ziet u,
meneer de president, we brengen het eten
in Dalila mee.
Maar jawel. Het slaat twaalf uur en
de boosdoener haalt een kip uit zijn zak,
in een krant gepakt, en terwijl hij zit
te eten vangt hij waarèmpel nóg een
groote paling.
Mélie en ik aten een broodje^maar
het smaakte niet, we kauwden er allebei
op. Ik nam mijn krant om mij wat te
verzetten, maar net komen aan den
overkant de twee getuigen aan die daar
staan, Ladureau en Durdent. Wekenden
elkaar wel.
De witjas was weer gaan visschen, en
h$j ving zooveel, dat ik ervan sidderde,
en zijn vrouw zei: //Het is een beste
plaats, Dosiré, wij zullen altijd terug
komen."
Ik gevoelde een koude rilling in mijn
rug. Mijn vrouw zei telkens; //Je bent
geen man, je hebt kippenbloed ia je
aderen."
Opeens zei ik: //ik ga liever weg, an
ders bega ik nog een dommen streek."
En zij blies mij in, alsof ze mij een
gloeiend ijzer onder den neus duwde
z/Je bent geen man. Nu loop je weg,
je gaat aan den haal. Ga dan maar Ba-
zaine
Ik bleef, maar die man haalde een
karper op, o, ik heb er nog nooit zoo een
gezien. Nooit! Mijn vrouw praatte in
zichzelve, maar zóo luid dat ieder van
ons het moest hooren. //Dat heet nog
eens visch stelen, van ons die het plekje
goed hebben gemaakt! We moeten ten
minste het geld van ons aas terug
hebben.
z/Zegt u dat op ons, juffrouw," vroeg
do dikke vrouw.
z/Ik zeg dat op vïschdieven, die pro-
fiteeren van het geld van anderen."
/Noemt u ons vischdieven
Daar had je het lieve leven gaande, en
ze scholden elkaar de huid vol. De twee
getuigen aan den overkant riepen, om
ons voor den gek te houden „stil toch,
jullie zult de visschen verjagen!" Want
de witjas en ik verroerden ons niet.
Opeens hoorde ik een klap achter mij.
Dat was de dikke, die op Mélie lossloeg
met haar parasol. Pan, pan, ze kreeg er
twee, maar Mélie kookte van woede en
ze greep de andore bg de haren, en
sloeg baar om de ooren dat het klapte.
Ik zou ze hebbeD laten begaan, vrou
wen en mannen onder mekaar, daar ben
ik voor. Daar moet zich geen ander mee
bemoeien. Maar de witjaB springt op als
een groote spin en wil mijn vrouw te
lgf. Neen, neen, dacht ik, dat niet,
vrindje Ik strekte mijn arm uit en hij
kreeg er twee met mijn vuiai, een tegen
zgn neus en een in zijn maag. Hij vliegt
in de hoogte en tuimelt toen achterover,
in do rivier.
Ik zou hem dadelijk opgevischt hebben,
meneer de president, als ik er den tijd
voor had gehad. Maar de dikke won het
van Mélie en zij ging er wel wat al te
kras op los. Ik weet wel, dat ik naar
hem had moeten kijken, maar ik dacht
er niet over dat hij kon verdrinken ik
dacht alleen maar//komaan, dat zal
hem wat opfrisschen."
Ik liep dus naar de vrouwen om ze
te scheiden. Maar dat ging niet zoo gauw
en ik had heelwat keeren vuisten en
nagels gevoeld, vóór ze van mekaar af
waren. Dat zal wel vijf minuten geduurd
hebben. Toen keer ik mij weer om. Ik
zag niets, het water was stil, de witjas
was weg. En aan den overkant riepen
ze tegen mij //Haal hem er uit, haal
hem er uit
Dit was goed gezegd, maar ik kan
Diet zwemmen en nog veel minder duiken.
Eindelijk kwam er een met een bootje
en twee mannen met haken, maar het
had wel een groot kwartier geduurd. Ze
vonden hem heel achter in het gat,
onder acht voet water, maar hij was dood.
Zoo is het gebeurd, dat bezweer ik,
meneer de president. Ik ben onschuldig."
Daar de getuigen hetzelfde verklaarden,
werden de beklaagde vrijgesproken.
GUY DE MAUPASSANT.
BINNENLAND.
Do S t c t. bevat de Wet van
den 24n Juni 1891, houdende goedkeu
ring der Algemeene Akte van de to
Brussel gehouden Internationale Confe
rentie tot het beramen van maatregelen
tot wering van den slavenhandel.
Naar men verneemt, heeft
H. M. de Regentes zich bereid verklaard,
als Beschermvrouw op te treden van de
vercenigiDg Irouw aan Koning en Vader-
landtot ondersteuning van gerechtigden
tot het dragen van het Metalen Kruis
of de Citadel-medaille.
Dr. J. J. Salverda de Grave,
leeraar van H. M. de Koningin, ontving
bij gelegenheid van zijn huwelijk van
de Koningin- Weduwe een kostbaar kolfie-
en theeservies.
Donderdag heeft de heer
mr. G. van Tienhoven op Het Loo een
langdurig onderhoud met H. M. de Ko
ningin-Regentes gehad.
Den 8n October a. e. zal het
49jaren geleden zijn, dat de Groother
tog van Saksen in den echt trad met H. K.
H. prinses Sophia der Nederlanden, zus
ter van wgien Z. M. Willem III.
Naar Be Am et. verneemt, is
de heer Noordzij te Kampen van plan
in September, voor het Kamer-lidmaat
schap te bedanken, ten einde aan een der
tegenwoordige ministers Lobman, of Mac-
kay, zoo zij mochten aftreden, gelegen
heid te geven als Kamerlid zitting te
nemen.
Aan het Handelsblad wordt
uit Wiesbaden geseind: De commissie
van 8chuldeïschers, welke thans het
Bhein-hotel bestuurt, heeft Donderdag
aan dr. Mezger eene formeele opzegging
gezonden. Vermits geene schikking is
tot stand gekomen, zal dr. Mezger aan-
staandenZaterdag het Rheinhotel verlaten,
tot 15 Aug. de praktijk in zijne woning
alhier voortzetten en dan to6 15 Sept.
den vacantietijd in Nederland gaan door-
brongen. In dat tijdsverloop denkt hij
een besluit te nemen ten opzichte van
de hem gedane aanbiedingen.
De heer Samuel Richard
van CampeD, bekend door zijne studiën
over Nederland en zijn vroeger werk
//The Dutch in the Arctic Seas", heeft
van den heer Gladstone een schrijven
ontvangen, voornamelijk naar aanleiding
van zijn opstei in de Westminster Re-
view nopens de politieke partijen in
Nederland. Daarin verzekert Gladstone,
dat hij met greote belangstelling mes
het opstel kennis heeft gemaakt. Hij
beschouwt whet onderwerp als belang
rijk", en acht het een //bizondero plicht
van de Engelschen om te allen tgd een
open oog to hebben voor hetgeen er in
Nederland voorvalt en bekend te blijven
met nederlandsche toestanden en hulp
middelen".
De londensche correspondent van de
N. R. Ot. voegt hierbij dat de heer Van
Campeu thans een nieuw werk over
Nederland persklaar heeft, bevattende
eeno beschouwing over land en volk.
Van bizonder belang kunnen de hoofd
stukken zijn door den schrijver aan de
hollandache letterkunde gewijd. Zijne
bekende en ook hier te lande veel gele
zen opstellen in the Athénaeum opgenomen,
zullen daartoe geheel om- en bggewerkt
worden.
Volgens het jaarverslag
van do vereeniging //Johannes" tot steun
van bejaarde, zieke en hulpbehoevende
onderwijzers en onderwijzeressen van
christelijke bizondere scholen in Neder
land, is het getal leden met 24 vermeer
derd en bedraagt tbans 164, onder welke
5 honoraire en 5 met dubbele deelneming.
Bij vernieuwing zag men in liet afgeloo-
pen jaar het kapitaal belangrijk toene
men, hetgeen, ook met het oog op de
geldelijke verplichtingen, die later op de
vereeniging zullen rusten, zeer noodza
kelijk is, wanneer een grooter getal ouden
van dagen aanspraak kunnen maken op
eene jaarlijkeche uitkeeriDg. Het kapitaal
van de uitkeeringskas vermeerderde met
4608,24-|, en is thans geklommen tot
f 41,867,61hetwelk eene jaarlijksche
rente van 1816,9534 afwerpt. De ver
eeniging werd voor Vioo erfgenaam in de
nalatenschap van wijlen den heer A.
Dekkers, rustend predikant te Apeldoorn,
welk aandeel op ruim ƒ4000 geschat
wordt.
Omtrent de komst van den
Dieuwen goeverneur te Suriname en het
vertrek van den heer Lohman van daar,
schrijft de corr. van het Vaderl. nog
Dank den voorzorgsmaatregelen, door
overste Steyn on mr. Kalfi genomen,
bleef alles kalm en rustig. Ruim eeoe
week te voren was 't der politie ter
kennis gebracht, dat in Beneden-Sara-
macca en Boven-Para, onder de kleine
landbouwers, plannen werden beraamd
om gewapend de ingezetenen te dezer
plaatse bij het vertrek van mr. Lobman,
op 1 Juli, aan te vallen en ze duchtig
onder handen te nemen.
Men zegt dat overste Steyn dadelijk
den heer Lohman opzocht om over 't
een en ander te beraadslagen ter ver
ijdeling der kwaadaardige plannen dezer
districtsbewoners, doeh zóo onheusch door
den heer Lohman werd bejegend, dat
bij zich genoodzaakt zag om van de
regeering telegraphisch orders te vragen
wat hem ten deze te doen stond.
Wat hiervan aan is, kan ik met
zekerheid niet zeggen. Dit is echter een
feit, dat in den loop der week eene
goevernements-resolutie verscheen, waar
bij aan de commandanten van land- en
zeemacht en den procureur-generaal de
handhaving van orde en tucht werd
opgedragen.
Onmiddellijk werden de toegangen tot
dé stad bezet en de vaartuigen, uit de
districten komende, scherp onderzocht.
Tal van geweren en houwers werden
den heeren van Beneden-Saramacca vooraf
afgenomen, en, toen zij begrepen, dat
//boen Papa" zooals zij mr. Lohman
noemen, niets te zeggen, maar des
te meer overste Steyn te bevelen had,
keerden zij stilletjes naar hunne woon
plaatsen terug.
Toen mr. Van Asch van Wijck Za
terdag om elf uren 's voormiddags aan
wal stapte, heer&chte er eene voorbeel-
delooze orde.
Honderden menschen ston-
den Woensdagmiddag in de Prinsenstraat
te Amsterdam naar do gootlijst van een
huis te kijkendaarop had zich een
glazenwasscher goedmoedig te slapen
gelegd. De man scheen in heerlijke droo-
men verzonken te zijn en vermoedde
niet, dat een kleine beweging hem het
evenwicht zou kunnen doen verliezen en
op straat doen'storten.
Eindelijk besloot eene juffrouw, be
woonster van het huis, op het dak te
klimmen en den man wakker te maken.
Onder een //hoeraatje" en eenige //hard
gaat-ies" begaf de man zich daarna aan
zijn werk.
Ter beschikking van den
officier van justitie te Amsterdam is een
jongmensch gesteld, die zich in den
laatsten tijd herhaaldelijk schuldig maakte
aan diefstal van vélocipèdes.
Een a ardappelenhandelaar
te Rotterdam, kreeg Donderdagavond aan
de Coolvest met iemand twist over geld
zaken, en maakte zich zóo driftig dat
hij door eene beroerte werd getroffen en
ineenzakte. Even daarna werd door een
geneeskundige de dood geconstateerd.
Het lijk werd naar de woning van den
overledene gebracht.
Donderdagavond is te Lei
den eene stokdoove vrouw, van eene
steile brug loopende, door een wagen
overreden, tengevolge waarvan zij een
der armen gebroken hoeft. Na genees
kundige hulp te hebben verkregeD, werd
zij naar het oude-vrouwengesticht, al
waar zij inwonende is, overgebracht. De
oorzaak van het ongeval is niet aan den
vervoerder van den wagen te wijten, die,
met andere omstanders, hard schreeu
wende, de vrouw waarschuwde, terwijl
hij zijn wagen en paard van de helling
niet kon inhouden»
Met paarden van het garni-
zoen te Vecloo is de proef genomen om
ze vrij over de Maas te laten zwemmen,
en dit gelukte volkomen en spoedig. In
plaats dat ze aan lijnen werden gehou
den, zullen er weldra een grooter aantal
aan die proef onderworpen worden, en
dan onder den man.
Te Oud-Appelscha is door
H» Baron nabij zijne woning in het veen
een varken gevonden op ongeveer 3
meter diepte, terwijl de veenlaag plus
minus 2 meter onder het zand is ge
borgen. Het varken was nog in zijn ge
heel. Blgkbaar is het van zeer ouden
datum.
Een Zomeruitstapje.
II.
De weg van Hilversum naar Baarn,
waarvan ik in het vorige nummer ge
deeltelijk eene beschrijving gaf, vermin
dert, nadat men de Hooge Yuursche
heeft verlaten, in schoonheid niet. Steeds
blijft hij tusschen de bossehen doorgaan
en begint, hoe meer men Baarn nadert,
tal van prachtige zijlanen te vertoonen,
die door hunne benamingen aan leden
van ons Vorstelijk Huis doer herinneren.
Men bevindt zich dan ook hier bg de
koninklijke domeinen, die niet voor het
publiek toegankelgk zijn, hetgeen wel
jammar is, want het dacht ons verruk
kelijk, de wandeling eeDS te variëeren
met haar door die lanen te nemen, waar
van vele in de nabijheid van Baarn
uitloopen.
Voor dit gemis wordt inen echter
schadeloos gesteld door de onmiddellijke
omgeving van genoemd dorp zelve en
wel hoofdzakelijk het Baarnsche Bosch.
We zullen de lezers niet vermoeien
met eene opnoeming van allerlei namen,
noch trachten hun aan 't verstand te
brengen wat het mooiste is: in zulk een
prachtige omgeving doet dit laatste er
weinig toe.
In Baarn zelve vindt men de meest
comfortabele hotels en uitspanningen, zoo
dat de wandelaar er zich uitstekend van
de vermoeienissen van den tocht kan
herstellen.
Een merkwaardige wandeling is die
van Baarn over Soestdijk en Soe ster berg
naar Zeist.
Merkwaardig omdat men na ongeveer
een half uur wandelens langs het
bekende gedenkteeken, den naald van
Waterloo, komt, ter herinnering van Ko
ning Willem II en den Tiendaagschen
Veldtocht opgericht.
Recht tegenover het gedenkteeken heeft
men de prachtige Koningslaan, die aan
het einde een onbelemmerden blik gunt
op het bevallige en toch recht vorstelijke
lustslot der Koninklijke Familie, dat voor
belangstellenden op aanvrage te zien is,
en dan ook zooveel belangwekkends
bevat, dat men er geru een halven dag
kan zoek brengen.
Ons, wandelaars, trok ecuter meer de
heerlijke natuur, daarbuiten, aan.
De schitterende zomerzon schoot hare
warme en oogverblindende stralen omlaag,
toen wg daar te ongeveer vgf uren laDgs
trokken, steeds onze aandacht in ver
rukking gevestigd houdende op de ta-
freelen, die zich voor onze oogen ont
rolden.
Van Soestdijk komt men langs den
schoonen straatweg te Nieuwerhoek, in
welks omtrek men den Lazarus-berg
heeft, van welke hoogte men een schoon
gezicht geniet op de omgeving, hoofdza
kelijk bosch, benevens uitgestrekte rogge-
boekweit- en havervelden, die in vollen
bloei staande een verrassend schoonen
aanblik opleveren.
We vernamen dat de oogsttijd kort
op handen was.
Langs een echt landelyken weg, met
diepe wagenvoren doorploegd an daar
om niet gemakkelijk begaanbaar, maar
toch schoon, richtten wij ons naar Soest,
een stil klein plaatsje, dat zijn station
op ongeveer een uur afstands heeft
liggen.
Hemelwat hebben we een stof moe
ten slikken en vermoeienis doorstaan,
eer wij in het warme zonnetje aan ge
noemd punt kwamen. Maar de moeite
wordt alweder door de prachtige om
geving rijkelijk beloond. Men mag zich
echter op dezen tocht wel van de noo-
dige ververschingen voorzien, want er
is op uren afstands geen gelegenheid om
deze te bekomeD, niet voor en aleer men
de uitspanningsplaats Soesterberg heeft
bereikt, die wegeDS haar heuscho en
vriendelijke bediening alle aanbeveling
waardig is.
Van daar namen wij onzen weg rechts,
in de richting van Zeist. Ook deze gaat
weder langs een prachtigen straatweg,
langs enkele buitenplaatsen tusschen ein-
deloozo bossehen.
Ons eerste haltepunt was, na het ho
tel Soesterberg, de uitspanningsplaats,
die den typiscnen naam draagt van „de
Pan", waar tal van familiën den dag
doorbrachten.
Een zeer schoonen weg om den straat
weg naar Zeist te bereiken, is dwars
door de bossehen. Kleine mulle zandpa
den voeren u langs kabbelende beekjes
door het geurige groen, tot ge eindelijk,
op den grooten rgksweg stuitende, weder
staat voor indrukwekkende vergezichten
en men, lioksora slaande, het begin der
villa-reeks ontwaart, die zich over eenige
uren gaans ver uitstrekt en oen groot
deel vormt van de schilderachtige dor
pen Zeist en Driebergen, misschien wat
den aanleg der buitenplaatsen betreft het
schoonste deel van Nederland.
Even na zonsondergang arriveerden
wij te Zeist en namen onzen intrek in
het bekende logement der Broeder-Ge
meente, een stichting van de Hernhut-
hutters, eenvoudig en lieflgk gelegen
aan den straatweg en aan den vooringang
der laan, aan weerszijden waarvan zich
de gebouwen van genoemde gemeente
bevinden.
Wanneer men een dergelgken tocht
onderneemt, blijkt daghelder de waar
heid van het oude gezegde, dat „de
morgenstond goud in den mond heeft."
Vandaar dat wij ons niet te laat ter ruste
begaven en den volgenden morgen vroeg
tijdig onze reis vervolgden.
Daar ons plan zich nog verder uit
strekte, en wij eenigszins aan den tijd
gebonden waren, maakten wg den vol
genden dag van de stoomtram gebruik
om onze reis tot Wageningen voort te
zetten. Ofschoon deze weg alleszins de
moeite van een wandeling waard is,