Een Zcmeruitstapje. ten. Die te halen, daarvoor ontbrak de tijd. „Welnu", zeide de verkiezings agent, „het is nergens verboden te stemmen zonder broek", en beiden stap ten in het gereedstaande rijtuig. De kiezer stak dus „sans culotte* zijn biljet in de bus. Ter gelegenheid van den jaardag van H. M. de Koningin- regentes (2 Augustus) zal te Hoorn de uitreiking der prijzen plaats hebben, in den 2eu nationalen schietwedstrijd be haald. De afgevaardigden der korpsen zullen met muziek worden opgewacht en des namiddags zal er een kameraad schappelijke maaltijd worden gehouden. Het Sociaal Weekblad schrijf naar aanleiding van het kon. besluit tot uitvoering van de arbeidswet, het volgende „Reeds sedert geruimen tijd werd het besluit tot uitvoering van dit wets voorschrift tegemoet gezien. Thans is het eindelijk verschenen onder dagtee- kening van 15 dezer; en ook hij die oordeelt, dat hier in enkele opzichten kras wordt ingegrepen, zal moeten er kennen, dat de regeering e: naar heeft gestreefd, eenerzijds de letter der wet tot leven te wekken, en anderzijds rechtmatige belangen der nijverheid te ontzien, door min of meer ruime over gangstermijnen te stellen voor een deel der verbodsbepalingen, waaraan zij on derworpen wordt. Erkennen tevens, dat er onder deze bepalingen zijn, die fei telijk ook aan volwassen mannelijke werklieden ten goede zullen komen. „Menigeen zal waarschijnlijk beden king opperen tegen het uitvaardigen van een zoo belangrijken maatregel ter verantwoordelijkheid van een minis ter, die op het punt siaat af te treden. Dat die bedenking zonder grond zou zijn, durven wij niet beweren. Doch men vergete niet, wat er tegenover staat dat nu de afdoening cm redenen, die ons onbekend zijn, doch die geheel kunnen liggen buiten den minister reeds langer is vertraagd, dan gewenscht ware geweest, vernieuwd uitstel niet kon zijn in het belang der zaak; en dat dit uitstel vermoedelijk van te grooter duur zou zijn gebleken, omdat de op volger van den heer Ruijs van Beeren- broek allicht geruimen tijd zou hebben behoefd om zich rekenschap te geven van hetgeen behoorde te worden ge daan of nagelaten. „Dit een en ander in aanmerking nemend, gelooven wij, dat de aftreden de minister, in plaats van een verwijt te verdienen voor de afdoening, aan spraak mag maken op dank." Uit Leeuwarden wordt ge meld De gezamenlijke apothekers hier hebben zich tot den gemeenteraad ge wend, naar aanleiding van het tot hen door het bestuur der Vereeniging tot verbetering van armenzorg gerichte ver zoek tot oprichting van eene gemeen te- apotheek of het verleenen van subsidie aan zieken. Adressanten houden zich overtuigd, dat het oprichten van eene gemeente apotheek financieel treurige resultaten moet opleverendat het niet tot de taak van het gemeentebestuur kan behooren, ook ten aanzien van de levering van geneesmiddelen ten behoeve van de kleine burgerij handelend op te treden, en dat een dergelijk optreden van de gemeente tegenover de bizondere belangen van een gedeelte harer inge zetenen, principieel niet is te verdedigen. Zij vragen daarom den Raad, niet in te gaan op het door de vereeniging „*\rmenzorg" gedane voorstel. Te 's-Hage heeft in allen eenvoud Zaterdag op de algemeens be graafplaats de teraardebestelling plaats gehad van den gepensionneerden luit.- generaal M. D. graaf van Limburg Stirum. In den stoet merkte men op den adjudant der Koningin, kapitein baron Sirtema van Grovestins, als ver tegenwoordiger van Hare Majesteiten de Koninginnen, gezeten in een gala- hofrijtuig, de min. van Marine en van Oorlog, de generaals majoor Taets van Amerongen, Van Helden, Kromhout, Hennus, de gepensionneerde generaals Knoop, Engelvaart versierd met de Citadelmedaille evenals de overledene, Verspyk, Klerck, Boumeester, Pfeiffer, Van Stolk, Den Beer Poortugael, Rudi de Loo de gep. vice-admiraals Van Gennep en Van Rees, de oud-ministers De Vries en De Waal. Verder waren er deputatiën van hoofd en verdere officieren van de wapens der genie, waartoe Van Stirum vroeger behoorde, het regiment grenadiers en jagers, het korps huzaren en het indisch legei De Anti-dienstvervangingsbond was door bijna al de leden van het hoofd bestuur en van het bestuur der haagsche afdeeling vertegenwoordigd, en de dezer dagen geconstitueerde feestcommissie voor de herdenking van den 90*1» jaar dag van den tiendaagschen veldtocht, de personen van hare leden, gene raals Michelhoff, Gevers Deynoot en de heeren Huygens en Vorsterman van Oyen, bewees de laatste eer den oud strijder, die dezen dag niet meer mocht beleven. Aan het graf nam, wegens uitlandig- heid van den voorzitter van den Anti- dienstvervangingsbond, generaal Mac Leod, zijn tijdelijke opvolger, de vice- admiraal Van Rees, het woord. Onder de kransen, waarmede de kist bedekt was, was er een van den Anti- dienstvervangingsbond, gehecht aaneen lint der Militaire Willemsorde. Uit Leiden wordt van 25 Juli gemeldOnze stad heeft heden nacht een gevoelig verlies geleden door het voor velen geheel onverwacht over lijden van mr. S. Ie Poole, fabrikant alhier en lid der Provinciale Staten voor Zuid-Holland. De overledene, die tot voor eenige jaren lid van onzen gemeenteraad was, was commissaris der Ned. Handelmaat schappij en had zitting in onderschei dene besturen. Hij was om zijne humane beginselen algemeen geacht en bemind. Zaterdagmiddag is een vijf- jarig knaapje, dat op de zg. witte plek kinderspeelplaats in de scheveningsche boschjes in het zand speelde, voor over in een door hem gegraven kuil gevallen. Het zand zette zich in bewe ging en sloot zich rond het arme kind, dat op die wijze een vreeselijken dood stierf. Te Apeldoorn is, op last van de justitie, zekere L. S. gevankelijk naar Zutfen overgebracht, als verdacht van brandstichting, waardoor, den ï8n dezer maand, zijne woning met een ge deelte van den inboedel eene prooi der vlammen is geworden. Het is zoo schrijft men aan de Midd. C. een onomstootbaar feit, dat de menschen ouder worden dan voor jaren. Tachtigjarigen vindt men tegenwoordig overal. Niemand vindt er iets bizonders meer in. Ook negentig jarigen zijn lang niet zeldzaam meer. Zoo heeft men, om maar vier Zeeuwsche ter oppervlakte van pl. m. 2800 M*., hoog 4 verdiepingen, weder laten op bouwen. Vrijdag is uit eene sloot te Sneek opgevigcht het lijk van een vijf jarig jongentje, dat zich vermaakt had met scheepje varen. Nijmegen is zeer vergemakkelijkt; ettelijke treinen, waaronder lokale, loo- pen geregeld heen en weer en zoo doende heeft men den afstand, die Rijn en Waal scheidt, in een half uurtje af gelegd De spoorbaan tusschen Arnhem en Nijmegen doorsnijdt eene zeer fraaie en vruchtbare streek, en men heeft dan ook links en rechts de schoonste en afwisselendste vergezichten. De stad Nijmegen zelf biedt vele eigenaardig heden. Zij draagt een gemengd geldersch en brabantsch karakter, misschien met een tintje duitsch. Gedurende de laatste jaren heeft men alle pogingen gedaan om haar te verfraaien door den aanleg van plantsoen, waarvoor verschillende oude wallen gesloopt zijn, den aanleg van parken met fonteinen, rotsen en kunstmatige watervallen, de restauratie van oude en vervallen gebouwen, het „opknappen" van het beroemde Val kenhof en de ruïne van het kasteel van Karei den Groote, zeer eigenaardig „belvedere" genaamd. Op het stadhuis treft men eene ver zameling van zeer merkwaardige oud heden aan, waaronder vele romeinsche, bij Nijmegen opgedolven, en op het Valkenhof een oude heidensche kapel en de overblijfselen van nog een tweede. Wanneer men zich de moeite wil getroosten den daarover liggenden burchttoren te beklimmen, heeft men van af het plat een der schoonste verge zichten op de Waal en hare oevers als mede op het uitgestrekte, schilderachtige dorp Lent, dat aan de overzijde is ge legen. Wat vooral de attractie van Nijmegen uitmaakt, is het langs een prachtigen weg te bereiken hotel Berg- en Dal, te midden der uitgestrekte bosschen ge legen en de verblijfplaats van talrijke familiën benevens het rustpunt voor de reizigers. Hier geniet men van het terras een gezicht op het Ooi, een landstreek waarin meer dan de helft der 72 dorpen en gehuchten liggen, die Nijmegen om ringen, en waar men bij helder weder III. Wanneer het weder eenigszins mede werkt, kan men zich geen schooner tocht deDken dan die per boot van Wageningen naar Arnhem, en wel hoofd zakelijk door de schoone vergezichten, die men geniet, en we hoorden het en kele passagiers verzekeren, dat men hier op kleine schaal ziet, wat diezelfde ri vier meer Duitschland in te aanschouwen geeft. Zoo heeft men een verukkelijk gezicht op den Wageningschen Berg, die zich als een fort uit het vlakke land verheft en bovenop door het groen als in een prieel herschapen wordt. Stoomt men aldus in de richting van Arnhem, dan begint het terrein allengs van aanzien te veranderen. De oevers worden meer boschachtig en vertoonen het meeste geboomte in de z. g. Wes- terbouwing, welke het doel van vele reizigers was, die bij den aanlegsteiger aldaar, ons vaartuig verlieten. Arnhem zelve is een fraaie stad breed, ruim en sierlijk aangelegd, mag zij met eere Gelderlands hoofdplaats worden geheeten. Zij biedt een leven- digen aanblik, want zij is op 't oogen- blik voor menigeen „the great attraction". Equipages rijden af en aan en de men- schenmenigte in de Rijnstraat met de fraaie winkels, is op sommige plaatsen zoo groot, dat men moeite heeft zich een weg te banen. Een allerfraaiste wan deling is die van Arnhem naar Velp, de Steeg, Middachten enz. In de eerste plaats heeft men den Yelperweg, een breede en goed onderhouden straatweg, die van Arnhem naar Velp leidt en aan weerszijden is bebouwd met de j den toren van Arnhem kant ontdekken schoonste huizen en villa's, die men zich Het is de moeite waard zich door een denken kan. Men heeft hier ook het j der gedienstige kellners een verrekijker te laten brengen, dien men daar speci aal voor opna houdt om het schoone tafreel dat zich aan het oog voordoet, meer nauwkeurig op te nemen. Van Berg en-Dal leidt de weg voor den liefhebber van bosschen en natuur schoon naar het dorpje Groesbeek, een wandeling van enkele uren, langs flink gebaande wegen. Men heeft onderweg de fraaiste gezichten op het hooge groen, en langs de heuvelpaden, die kronke lend omhoog steigen, bereikt men de heerlijkste plekjes van waaruit men den blik over de fraaie omgeving kan laten weiden. Nadat men een zevental heuvelen is overgetrokken, komt men aan Groes beek, een lief gelegen plaatsje met een station van de hollandsche spoor. Hier eindigde onze reis en repten wij ons des avonds langs de ijzeren baan weder huiswaarts. In den namid dag vertrokken, arriveerden wij nog des prachtige „Bronbeek", de rustplaats voor onze oudstrijders en een waar paradijs voor Neêrlands dappere zonen. Het verkeer is in de laatste jaren in deze streken veel vergemakkelijkt. Bij de reeds lang bestaande paardentram Arnhem—Velp, heeft men de Ooster- stoomtrammaatschappij, die hare banen nog veel verder uitstrekt en waarmede men in enkele mtnuten van het eene dorp naar het andere kan komen. Van Arnhem uit den weg naar Velp vol gende, komt men na ruim een uur wan- delens aan dit lieflijke maar stille dorp, met zijn schoone villa's en deftige woon huizen, door bosschen en akkers omringd. Den weg verder volgende komt men te de Steeg, een lustoord voor hen, die de zomermaanden buiten doorbrengen. Men kan zijn excursie nog veel verder voortzetten en treft dan in de eerste plaats de schoone Middachter allee aan, laan zóó fraai, zóó uitgestrekt en een dorpen te noemen, te Nisse eene zeer:met zu,ke hoo boomeilj clat wij niet tü"n!üe?5,8elo.oven' dat z'j in Nederland eene avonds laat weder te Amsterdam. te Ritthem eene vrouw van negentig mededingster heeltdie het bij haar haalt .!jje o-edenksteen tpr pptp rrnn jaar, te Serooskerke eene vrouw vanjAUeeu deze zeldzaam schoone laan enj1^ geaenJisteeil !ter eere van negentig jaar, die nog ter kerk gaat, bare verrukkelijke omgeving zou de! John Robinson, en te Borssele een man van een en moeite van eene reis uit Hollands beem- negentig jaar, die nog tamelijk verre den denVaarts, loonen. j De vorige week heeft aan de Pieters- nog oo'it in Amerika is gemaakt, wandelingen ondernemen aurit. i In één dag tijds kan men gemakkelijk I kerk te Leiden de plechtige onthulling! Een groot aantal genoodigden waren n den ^roorweerwachtei^P. te Schin-1,maar za^plaats gehad van eene gedenkplaat, aan j tegenwoordig. een der buitenmuren aangebracht, en! Nadat de secretaris van het comité land, waar zij ongestoord hun geloof zouden mogen belijden. In 1608 waren een honderdtal en- ;elsche Protestanten, die zich niet aan de leer der Engelsche Episcopaalsche Kerk verkozen te onderwerpen, in En geland met vervolging bedreigd, onder leiding van William Brewster en John Robinson, eene toevlucht komen zoeken in het verdraagzame Holland. Zij waren in Zeeland aangekomen en hadden zich naar Amsterdam begeven. Hun verhuizen naar Leiden in het volgend jaar was eene poging om op eene minder in het oog vallende plaats, waar de strijd 0111 het bestaan niet 200 scherp gevoerd werd als in het bedrij vige Amsterdam, in vrede met elkander en met de wereld te leven. Te Leiden is de gemeente, met Robinson als pre dikant en Brewster als ouderling, ge vestigd geweest tot 1620. De moeielijk- heden, die hun te Amsterdam het leven zwaar hadden gemaakt, waren echter nog niet geheel uit den weg geruimd. De meesten hunner gingen dan ook, volgens een mede door Robinson be raamd plan, naar Noord-Amerika. Hij zelf was te oud om zich me then derwaarts te verplaatsen. Te Delftshaven scheepten zij zich in naar Southampton, en vandaar werd, na velerlei oponthoud en tegenspoed, aan boord van de in de oudste geschiedenis van Nieuw-Engeland vermaard geworden Mayflower de reis naar de Nieuwe Wereld ondernomen. Den nn November 1620 viel voor de oostkust van Massachusetts, ter hoogte van Kaap God, het anker. Niet verre van de ankerplaats verrees kort daarna de volksplanting Plymouth, waar de uit geweken Puriteinen, in de Vereenigde Staten nog steeds als the pilgri?n-fathers geëerd, eindelijk de rustplaats vonden, die zij zoo lang gezocht hadden. Daar dus de leidsche gemeente, aan wier hoofd Robinson gestaan had, eene van de kiemen is, uit welke de Vereenigde Staten onsproten zijn, is het niet te ver wonderen, dat de afstammelingen der pilgrim-fathers en der eerste hollandsche kolonisten met dankbaarheid blijven denken aan de plaatsen waar Robinson en Brewster geloofsvrijheid gezocht en gevonden hebben. Uit die dankbaarheid is dan ook het Vrijdag ten uitvoer ge legde voornemen geboren van den „National Council of Congregational Churches of the United States of America," 0111 te Leiden in de Pieters kerk ter nagedachtenis van John Robinson, eene gedenkplaat te plaatsen. Tegen den muur aan de zuidzijde der Pieterskerk tusschen twee contre forts is de bronzen gedenkplaat aange bracht waarop te lezen staat „In memory of Rev. John Robinson M. A. pastor of the church worshiping over against this spot A. D. 1609 -1625 whence at his prompting went forth the pilgrim fathers to settle New-Engeland in 1620. Buried under this house of worship 4 Mar. 1625 Aet XLIX years. In memrria aeterna erit justus. Erected by the national council of the congregational churches of the U. S. of America. A. D. 1891". Dit opschrift is geplaats onder een met volle zeilen getuigd schip, waaron der zijn naam te lezen isThe May flower 1620. De plaat is de grootste tablet die van den spoorwegwachter P. te Schin- wel doen het bezQek Arnhems on. op Geul, is tegen zekeren K. te Etena- middellijke omgeving tot een volgenden ken Wijlré door de maréchaussée ^ag u^t te steqen proces verbaal opgemaakt omdat hij 0ns dacht het echter betereen kijkje haar bij terugkomst van de hermitage te Nijraegen en omstreken te nemen, en van den Schaesberg, een kus had ont- dus keerden wjj des avonds naar Arn- stolen. jaem terUg om den volgenden morgen De heeren G. v an D e 1 d e n vr0egtijdig naar de aloude veste van Co. te Gronau nabij Enschede, zullen keizer JKasreI te vertrekken. hunne afgebrande stoomkatoenspinnenjHet verkeer tusschen Amhem gn gewijd aan de nagedachtenis van den!van den hierboven vermelden, „Coun- predikant John Robinson. j cil", sir Morton Dexter, de oorkonde Afstammelingen der pelgrimvaders uit der onthulling had voorgelezen en een Amerika en Engeland, daartoe naar Ne- j votum was uitgesproken door Rev. derland overgekomen, hebben die aan- Alex. Mackenal, werd door eene doch- geboden. Deze gedenksteen is tevenster van den voorzitter, miss Edith B. eene hulde aan het land en de stad, diePa-lmer, het doek weggetrokken en zoo gastvrijheid hebben verleend aan de pel- I de taak der onthulling volbracht, grimvaders, toen zij togen naar een Daarna deed koraalmuziek zich hooren had gestaan, dan zou het schijnsel van het licht het voor mijne oogen zichtbaar hebben moeten maken. Ik zag volstrekt niets behalve de kaarsvlam en den weerschijn daarvan. Ik haalde den emmer in de hoogte, liet hem weer een paar keer tot op den bodem zakken, en riep weer, maar tever geefs. „Zou mijn grootvader wellicht ijlende zijn geweest, toen hij mij op dit zonderlinge avontuur uitzond?" vroeg ik mijzelf af, toen ik langzaam den emmer naar boven haalde. Toen ik nu bedacht zijne voorschriften nog niet te hebben opgevolgd, besloot ik hiertoe over te gaan. Ik nam de kaars uit den emmer en legde er vervolgens, zooals mijn grooteader mij had verzocht, de levensmiddelen in, liet den emmer vervolgens zakken en floot alsof ik een hond riep. Terwijl ik tot vijftig telde kwam het mij voor alsof ik een beweging hoorde en ik telde tot zeventig om niet te haastig te werk te gaan. Toen ik nu den emmer weer optrok, bemerkte ik tot mijn groote ver bazing, dat het voedsel er uit was genomen en een leege water kruik in den emmer was neergelegd. Mijn grootvader had vergeten om over drinken te spreken en het levend wezen daar beneden had de kruik naar boven ge zonden als een teeken van herinnering. Wat voor wezen het mocht zijn, het was duidelijk, dat het handen bezat. Ik vulde de kruik uit een emmer helder water, die in een hoek van het waschhuis stond, en liet haar vervolgens naar be neden zakken, geheel verbijsterd door deze onverklaarbare feiten. Toen de emmer weer den bodem had bereikt, floot ik en luis terde. Nu steeg uit de diepte een van de zonderlingste, elfach tigste en klagendste geluiden op, die ik ooit had gehoord. Het was volkomen als de rijzende en dalende tonen van een Aeo- lus-harp. HOOFDSTUK IV, Wat moest ik doen? Toen ik opnieuw de kaars liet dalen, hield het geluid op en niets was zichtbaar. Een acrobaat zou zich misschien langs het touw hebben kunnen laten neerglijden en wellicht hand voor hand weer naar boven hebben kunnen klau teren, maar daartoe was ik niet in staat, zelfs al had ik den moed gehad om deze poging te wagen en het geheimzinnige te trotseeren. Ongetwijfeld was het mijn plicht om in den put af te dalen en het geheim van mijn overgrootvader, den snooden ouden smokkelaar, aan het licht te brengen. Ik was er van over tuigd, dat mijn grootvader voortdurend onder de dwinglandij van zijn vader, een lijdelijke rol in deze geheimzinnige zaak speelde, en ik zag de noodzakelijkheid in om met de uiterste omzichtigheid te werk te gaan, wanneer ik mijne nasporingen met een goeden uitslag bekroond wenschte te zien. Voor het oogenblik kon ik niets beters doen dan den asgwaan van mijn grootvader zooveel mogelijk afwenden. Ik sloot den put, heescli den emmer weer op, zooals ik hem gevonden had en verliet het huisje, na de deur achter mij te hebben gesloten. Op mijn terugweg over de klippen, bedacht ik, dat er slechts één uitlegging in deze zonderlinge zaak mogelijk was. Toen ik bij mijn vertrek een laatsten blik in het waschhuis had gewor. pen, had het mijn aandacht getroffen, dat het daar een zonder, linge plek was voor de opening van een put, want het huis stond geen honderd meters van den rand der klip verwijderd. Onge twijfeld was een kolossaal stuk van de klip weggevallen en had de put vroeger gediend als een afvoerplaats voor het water, dat door de kalklaag zijpelde. Toen ik echter verder nadacht over de reden van zijn bestaan, kwam ik tot een gevolgtrekking, die mij waarschijnlijker voorkwam. Het was niet anders dan de ge heime gang, die, naar men zeide, gebruikt was geworden om de gemeenschap met de holen aan de kust te onderhouden. Het was geer goed mogelijk, dat, hoewel onzichtbaar boven aan den put, zich op den bodem een zijgang bevond, welke in gemeen schap moest staan met de half verwoeste gewelven. Tot deze gevolgtrekking kwam ik door het verschijnsel, dat ik niemand op den bodem van den put had gezien, op het oogenblik, dat ik het licht had neergelaten. Ik sprak met mijn grootvader met geen enkel woord over de waterkruik, over de vreemde geluiden, noch over mijne vermoedens, maar ik veinsde zeer nieuwsgierig te zijn over den beer en over de wijze, hoe het dier daar was gekomen. Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1891 | | pagina 2