NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. DE WERKBAAS. 9e Jaargang. Vrijdag 6 November 1891. No. 2559 ABONNEMENTSPRIJS ADVERTENTIEN: STADSNIEUWS. BINNENLAND. Provinciale Staten FEUILLETON DAGBLAD Voor Haarlem per 3 maanden1,20. Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden 1,65. Afzonderlijke nummer»0,05. Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- on Feestdagen. Hnrean Kleine Hontstraat No. 9, Haarlem. Telefoonnummer 122. r.i mmÊk vvwn&ï: vnn 1—5 regel» 50 Cents; iedere regel moer 10Cent». Gro. te letten naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rahat. Abonnementen en Advert*? tier worde? aangen-nmav door ö«se agenten ea door allfe£,boekhax)dedt>r«>b eenre ntfore. Directeuren-Uitgevers J. C. FEEREBOOM en J. B. AVI3. Hoofdagenten mor het Buitenland: Compagnie OéniraU ie BnllkiC Blranghrt C. DJVBt f Cov, JOBK B JOHJSS, Succ., Bergt 3132a Tenhoxrg Ifoatmertrr. Haarlem, 5 November 1891,,: Zooals men weet is Seqmah op dit oogenblik in Alkmaar. Vandaar denkt hij den iódcn November naar Hoorn te gaan en in de eerste dagen van Decern - ber alhier op te treden. Er valt echter op deze data niet al te veel staat te maken, omdat Sequah den duur van zijn verblijf afmeet naar het succes, dat hij heeft en bovendien gewoon is, plotseling te vertrekken. De afdeeling Haarlem van de Ver- eeniging voor „Lijkverbranding" hield Maandagavond in het Grand Café Neuf, in de Groote Houtstraat, eene verga dering, waarin de heer R. Eekhout tot afgevaardigde benoemd werd naar de Algemeene Vergadering der Vereeniging, die Zaterdag 21 Nov. aanstaande te Utrecht wordt gehouden. De afdeeling Haarlem zag in dit jaar haar ledental van 22 tot 35 klimmen. Heden, Donderdag, stond voor de arrondissementsrechtbank alhier terecht W. Visser te Beverwijk, beklaagd we gens de ontvreemding van een mandje met pruimen. Op zekeren morgen vermiste eene fruitvrouw in de goede gemeente Bever wijk van haren wagen een mandje met pruimen en vatte argwaan op tegen haren vakgenoot Visser, die met zijn wagen in de buurt was en bij haar bekend stond als „niet zuiver op de graat". Toen een onderzoek werd ingesteld, bleek inderdaad dat, dien dag althans, Vissers „graat" niet zuiver was. Het mandje hing aan zijn kar en, hoewel hij beweerde volstrekt geen pruimen in zijn wagen te hebben, vond men, „ver dekt opgesteld" zou een militair zeggen, een zakje gevuld met pruimen. Visser ontkent den diefstal, een ander moet het gedaan en het mandje aan zijn wagen gehangen hebben. De subs. off. v. just., mr. Joh. P. v. Outeren, oordeelt echter anders en re- quireert zijne veroordeeling tot een ge vangenisstraf van drie weken. Helaas, waarom zijn de gedichten van dien goeden papa Van Alphen uit de mode Had Visser zo gekend, dan zou hij vóór het plegen van het feit, zich wel licht hebben afgevraagd „Zou ik om een mandvol pruimen ongehoorzaam wezen Het antwoord zou wellicht geweest zijn„Neen". Daarna stond een egmondsche schipper terecht, Klaas de Groot, die geweigerd had aan den ontvanger te IJmuiden steigergeld te betalen, dat hij schuldig was, en toen de sluiswachter hem maande, gezegd had „Dikkop, jullie bent land- opvreters" en nog iets, dat even onwel luidend was. Feitbeleediging van een ambtenaar in functie, eisch if boete of 14 d. hechtenis. De verdediger van beklaagde, jhr. mr. F. W. van Styrum, vroeg vrij spraak omdat „dikkop" bezwaarlijk als scheldwoord kan gelden, daar toch het hoofd van den getuige niet tot de kleinste behoorde, en daargelaten nog dat „land- opvreters" volstrekt nietszeggend is (wie toch kan land opvreten niet vaststond, dat dit woord aan beklaagde was geadresseerd, wel aan anderen, die het gesprek bijwoonden. De verdediger vestigde er de aandacht op, dat het kantoor van den heer Arnold (de visch- afslag) het steigergeld voor den beklaagde placht te betalen en deze dus in de meening kon en mocht verkeeren, dat hij niets schuldig was. Bovendien had bekl. een borrel te veel op. De ambt. van het O. M. repliceerde, de verdediger diende van dupliek en de rechtbank zal, evenals in de vorige zaak, over 8 dagen hare beslissing uit spreken. Rotterdam, voor den tijd van drie jaren benoemd tot directeuren uit den handel j bij het Vrij-Entrepöt te Rotterdam en j is tevens bepaald, dat deze benoemingen geacht zullen worden te zijn ingegaan I den ieu Mei 1891. Bij koninklijk besluit zijn, met ingang van 16 November, benoemd: tot commies der posterijen van de 40 klasseJ. Lazor.der, J. Greshoff, C. van den Toorn. P A. R. Brouwer, H. C. Bongenaar, C. F. D. Nagel, A. C AbbiDg en R. Benthem, thans surnu merairs der posterijen. De 24jarige landbouwer J. Van Dregt, te Haarlemmerliede, ontving een trap van zijn paard tegen het onderlijf, die zoo aankwam, dat de man in hoogst zorgwekkenden toestand verkeertzijn zieke vader werd door dit ongeval der mate door den schrik bevangen, dat hij Maandag overleed. Ds. C. van Koetsveld CEz., predikant te Houtrijk en Polanen, is beroepen te Wamel en Willemsoord. Trein 70, te 4.55 uur nam. van hier vertrekkende, stopt met ingang van heden op werkdagen ook aan het station Halfweg, tot het uitlaten van reizigers. Den 8n Oct. 1892 hopen de groothertog Karl Alexander van Saksen» Weimar en de groothertogin prinses Sophie der Nederlanden het feest hunner 50 jarige echtverbintenis te vieren. 0FFIC1EELE BERICHTEN. Bij koninklijk besluit zijn de heeren D. A. H. Kolff en I. A. P. Pit, te Men verzekert, dat de afge treden minister van Oorlog, generaal- majoor J. W. Bergansius, belast zal worden met het bevel over de Nieuwe Holl. Waterlinie of over de stelling van Amsterdam. De heer van Houten, lid der Tweede Kamer, behoort tot de volks vertegenwoordigers uit verschillende landen, die aan het vredescongres te Rome deelnemen. Naar wij ver nemen, zou, in verband met de voorgenomen overbren ging van de behandeling van verschillende landbouwbelangen naar het departement van Binnenlandsche Zaken, de aanstelling van een afzonderlijken inspecteur voor het landbouwonderwijs te verwachten zijn. De heer D, J. du Saar, lid van den A. N. W B. te Loosdrecht, die beproefd heeft het 24 uur record van Duitschland en Nederland te slaan, is op die reis niet gelukkig geweest. Ten eerste woei op den weg Wouden bergEeden zijn lantaren uitten an dere ware enkele pacemakers niet in staat hem bij te houden. Het ergste overkwam hem echter op pl. m. 10 K. M. voorbij Apeldoorn. Hij viel bij den afrit van een der steilste heuvels en bezeerde gelukkig sleGhts licht zijn been. Wat niet verhinderd zou hebben, dat hij zijn reis aanstonds had voortgezet indien niet zijn rijwiel zoo zwaar beschadigd was, dat van door rijden op het wiel volstrekt geen sprake kon zijn. Hij nam daarom een cushion- roadster van den pacemaker Hmmink. Dit rijwiel was echter zoo zwaar en het oponthoud van zulk een langen duur, dat d. S. ca. anderhalf uur te laat te Amersfoort aankwam. Toch reed hij door, totdat ook een later geleend rijwiel onbruikbaar werd en hij het zware wiel weer moest bestijgen. On danks al die tegenspoeden had hij in 21 uur en 35 minuten nog 329 K. M. afgelegd en verdiende hij de zilveren bondsmedaille. Du Saar heeft den moed volstrekt niet opgegeven. Reeds is een ander wiel in bewerking en zal voor goede reserve-wielen op den door hem af te leggen weg gezorgd worden. Zoo- dra een en ander gereed is, hervat hij zijn tocht. De volgende circulaire is verzonden Het bestuur van de vereeniging „Moed, Beleid en Trouw", die zich onder meer ten doel stelt Ridders der Militaire Willemsorde beneden den rang van officier, nadat, zij in de burger maatschappij zijn teruggekeerd behulp zaam te zijn in het vinden van eene hun passende betrekking, neemt beleefd de vrijheid u te verzoeken dat streven te helpen bevorden. Dit zou kunnen geschieden door aan het bestuur der afdeeling onzer ver eeniging of den correspondent ter plaatse bij gebreke van dien aan den tweeden ondergeteekende op gave te doen wanneer bij voorkomende gelegenheden in dergelijke betrekkingen, waarvoor oud-militairen, wier borst met het eeremetaal versierd is, in aanmer king kunnen komen, door u benoe mingen worden gedaan. Onder zulke betrekkingen kunnen worden gerekend te behooren die van schrijver, concierge, b de, assistent bode, sluiswachter, brugl 'achter, portier, brievenbesteller, postbod, e. d. g. Wij bevelen deze aangelegenheid ook voor den vervolge in uwe welwillende overweging aan en hebben de eer ons met de meest verschuldigde hoogachting te noemen, Het bestuur voornoemd: Jhr. C. M. Verspijck, luit. generaal, adjudant gene raal van wijlen Z. M. den KoningF. A. van Braam Houckgeest, kol. adjudant in buitengew. dienst van H. M. de Koningin, commandant van het korps mariniers. Dat bij onze overzeesche stamverwanten in de Kaapkolonie de liefde tot de wetenschap in het algemeen, maar ook voor de hollandsche taal in het bizonder, kennelijk toeneemt, is dezer dagen opnieuw gebleken. De heeren Gebr. Marais van Coet- zenburg, aldaar, stelden onzen landge noot, den heer N. Mans velt, destijds hoogleeraar aan het Victoria College te Stellenbosch, thans superintendant van onderwijs, op loyale wijze in staat om op hunne kosten, voor dat college, zwarê gouden en zilveren medailles te doen vervaardigen, om als prijzen te worden uitgeloofd, niet alleen voor al gemeene vakken van wetenschap, maar ook speciaal aan hen, die zich in de studie van het hollandsch hebben onder scheiden. De medailles zijn vervaardigd op twee grootten, van 58 en 33 millimeter mid dellijn en vormen met de belangrijke kosten der stempelinrichtiDgen een kost baar geschenk. Hoewel dergelijke bestellingen vroeger in Engeland werden gedaan, gevoelde de heer Mansvelt zich gedrongen de uitvoering daarvan op te dragen aan de Kon. Ned. fabriek van de heeren Van Kempen te Voorschoten, door wie de verzending naar Stellenbosch dezer dagen plaats had. van NOORD-HOLLAND. In de heden voortgezette vergadering; werd verslag uitgebracht over de vol gende in verschillende commission on derzochte punten i°. eene tweede suppletoire begrooting over 1891 voor het gesticht Meerenberg ad f 10,000 De commissie van rapport vond hierin geene aanleiding tot opmerkingen en adviseerde tot goedkeuring. 2° eene voordracht van Ged. Staten- tot het weder verleenen van een subsidie aan de Maatschappij van den werkenden stand te Amsterdam, ten behoeve van het door haar verstrekte handwerks- onderwijs, voor den tijd van 5 jaar, ad 6000 's jaars Hieromtrent adviseert de commissie tot goedkeuring. 3°. eene voordracht van Ged. Staten tot verhooging voor 1892, van het pro vinciaal subsidie van het museum voor kuDstnijverheid te Haarlem, ten behoeve der aan dat museum verbonden teeken- school ad f 500 De commissie had geen bezwaar, doch adviseerde tot toekenning voor slechts éen jaar, daar in 1892 de vijf vaar zijn verstreken, waarvoor subsidie werd toe gestaan. 40. een brief van Ged Staten, be helzende een afwijzend advies op het verzoek van de afdeeling „.Haarlem en Omstreken" der hollandsche maatschap pij van landbouw, om gedurende 5 jaar elk jaar een subsidie te mogen hebben van 200, ten behoeve van den cursus in het hoefbeslag De commissie adviseert met groote meerderheid niet afwijzend op het ver zoek te beschikken, zooals Ged. Staten voorstellen, doch de gevraagde ƒ200 toe te staan, echter alleen voor 1892. 5°. eene voordracht van Ged. Staten tot het verleenen van subsidie ad f 12,000 per jaar, voor het bij vorst bevaarbaar houden van het Noordzeekanaal; tijd 13) HOOFDSTUK IX. Toen tijdens de revolutie de graaf van Alvimare zijn titel liet varen en zich voortaan Andries Dalvimare teekende, terwijl hij een groote fabriek oprichtte, was zijn broer, de vicomte, naar den anderen Rijnoever verhuisd en was door zijn goed huwelijk daar zeer tot aanzien geklommen. Maar later verkeerde dat ge luk; hij verloor bijna al zijn geld; zijne vrouw stierf van verdriet en hij volgde haar weldra in het graf. Gontran, hun eenige zoon, was toen vijftien jaar oud. Hij bleef alleen achter; zijne geheele erfenis bestond slechts uit eenige familiepapieren en een biief, dien zijn stervende vader aan den graaf van Alvimare, den oom in Frankrijk, gericht had. De wees vertrok, vergezeld door een zekeren Jacobus, zijn leermeester. Dit gebeurde in het einde van het jaar 1813. De graaf en de gravin ontvingen dezen onbekenden neel zeer hartelijk en behan delden hem als een zoon. Eenige maanden later, toen de rijke industrieel door zijne vaderlandsliefde, die hij in den slag van Parijs getoond had, krijgsgevangen zat, brak er een felle brand uit in de fabriek, waarvan de oorzaak onbekend was en bleef. Onder de puinhoopen vond men het vermoorde lijk van de gravin. Haar kind was verdwenen. De graaf was reeds bijna veertig jaar, toen hij trouwde. Zijne jonge vrouw en zijn kind maakten zijn grootste geluk uit. De wanhoop, die hem op deze tijding aangreep, dreigde hem te dooden. Langen tijd vreesde men voor zijn verstand. Toen hij eindelijk den vreeselijken slag eenigszins te boven was gekomen, was hij uiterlijk wel 20 jaar ouder geworden. Het gerecht deed vruchteloos onderzoek naar de brandstich ters en moordenaars. Eenige vage aanwijzingen schenen den werkbaas, Pieter Hum- bert, als den schuldige aan te duiden. Hij kwam voor het ge recht, maar werd vrijgesproken. Twee mannen getuigden zeer hardnekkig tegen hem; de leermeester, Jacobus, en zijn leerling, Gontran d'Alvimare. De graaf was zijn neef er dankbaar voor, dat deze zoo ijverig den brandstichter en moordenaar trachtte op te sporen. Hij gaf hem in ruil daarvoor zijne liefde, en zijn hart en woning ston den steeds voor hem open. Het zonderlingste van het geval was, dat Gontran die liefde van zijn oom niet beantwoordde, maar steeds in zichzelven ge keerd was en door eene onoverkomelijke schaamte scheen te worden weerhouden om van zijn gevoel, jegens zijn weldoener, blijken te geven. De graai werd hierdoor pijnlijk aangedaan en merkte wel, dat deee koelheid hem eveneens koud maakte. Hij had van Gontran troost in deze moeilijke dagen verwacht, en nu zag hij, dat deze hem zijne liefde niet schonk, maar niet meer deed, dan zijn plicht van hem vorderde. Gontran kwam nu op een kostschool. Daar verwekte zijn aanmatigend en stijfhoofdig karakter vele schandalen. Men zou gezegd hebben, dat hij een jonge wilde, een jonge wolf was. Nadat hij van verschillende scholen was weggejaagd, werd hij weer onder toezicht van Jacobus, zijn leer meester, die met hem uit Duitschland was gekomen, gesteld, daar deze de eenige was, die nog eenig gezag over hem kon uitoefenen. Toen hij later op de militaire school kwam, verbeterde de onge vicomte Gontrand Avimare zijn gedrag niet. Hij maakte zich berucht door zijne uitspattingen en vooral door zijne tweegevechten; het was dus, zooals men wel begrijpen kan, een lastige neef voor den rijken industrieel. Deze werd ook op het laatst den strijd en de woordenwisselingen met zijn neef moede, en bemoeide zich niet anders met zijn neef, dan dat hij hem geld gaf. Daar hij van dag tot dag zijn fortuin zag vermeerde ren, bekommerde hij er sich weinig over of zijn neef het geld al met volle handen uitgaf. Het kwam hem later toch toe; hij mocht van te voren wel wat verspillen. De vicomte leefde dus op grooten voet te Parijs met zijn leermeester, die zijn vertrouwde vriend was geworden, en die op bepaalde tijden het ruime jaargeld, dat de graaf zijn neef had toegelegd, ging halen. De graaf gevoelde een afkeer voor dezen man en wilde hem niet zien, daarom werden alle geldzaken door tusschenkomst van een notaiis geregeld. Zijn neef zag hij

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1891 | | pagina 1