UIT INSULINDE. De Oliiiieezen in enze Oost. BINNENLAND. 8 u r i n n ui e. Een korte schets. In dezen tijd nn de Zonen dea Hemels door hun krachtig en onstuimig optreden tegen den vreemdeling, die zich op hun geboortegroud hoeft gevestigd, de aandacht trekken van bot machtige Europa eu door hunne gevaarlijke woelingen de ver dere uitbreiding en voortplanting ven het westers 3h element trachten tegen te gaan nu zij den dood zweren aan allen, die Boeddha niet dienen; nu zelfs de keizer lijke troon gevaarlijk begint te wankelen, geloof ik don lezer geen oudienst te bewijzen, wanneer ik hem iets ga verhalen van den Chinees in onze Overzeesche- Bezittiogen. Natuurlijk moet en zal ik zeer kort zyn, ik geef geen geschiedenis of geleer de verhandeling, doch slechts een korte schets. Die er meer van weten wil moet maar gaan lezen wat de heeren Velh. Millies, Young, Van Nes, Vaucher en anderen over dit onderwerp geschreven hebben. Gedachtig aan het ,/Errare hnmanum est// houd ik my aanbevolen voor alle gegronde op- of aanmerkingen, mits zij niet zijn de uitingen van betweterij eD vittery tot in de «de macht! Ik zal tot gemak van den lezer dit opstel in drie deelen splitsenlo de komst en vestiging dèr Chineezen in den Oost Indischen Archipel2o Run karak ter en 3o Run Godsdienst. a. De komst en vestiging der Chi- neezen in den O. I. Archipel. Een ge- ruimen tydvoordat de getulbande Arabier de leer van zijn Profeet aan de Brahmaansche schare verkondigde en eenige honderden jaren, voordat wij als inhalige veroveraars het Oosten binnen drongen, waren de Chineezen reeds met het schoone Insulinde bekend. Of zij toen gebruik hebben gemaakt van de straat van Malakka, de groote handelsroute, die de landen ten O. en ten W. ver bindt, kan ik niet met zekerheid zeggen, ofschoon reeds vroeg in de grijze oud heid deze passage druk bevaren werd. De chinee8che Boeddhist, die ongeveer in het jaar 414 n. Chr. leefde, maakt het eerst melding van eonige eilanden in den Indischen Archipel. Op zijn thuisreis van Ceylon leed zijn vaartuig jammerlijk schipbreuk, waardoor hij zich genood zaakt zag, 5 maanden door te brengen op het eiland Java Dvipa, dat bevolkt was met ongeloovigen en Brahmanen, die niets van de boeddhistische leer af wisten, In het 436 ontving de chineesche keizer van den koning van Java Dvipa eenige geschenken, wellicht met het doel, om het onderling verkeer tusschen beide rijken en vooral de handelsbetrekkingen leven dig te houden. Wy lezen verder, dat in 920 een chiDeesch koopvaarder op Java's Noordkust strandde, waardoor de eerste chineesche kolonie in Tegal ontstond. Reeds in dien tijd schynen de Zonen des Hemels zich schuldig gemaakt te hebben aan knevelarijen, althans 164 jaar later, dus in 1084 rezen er klachten op uit de bevolking over de gewelddadig heden der langstaarten. Aangetrokken door zijne alom gewilde productenpeper, kamfer, goud enz. werd Borneo reeds vroeg door China's zonen met een bezoek vereerd. De eerste schatting van dit eiland ontving China in de 7o eeuw.De Soeloescheannalen spreken van een druk handelsverkeer en van eene Chineesche kolonisatie in de 14e eeuw. In 1407 regeerde er de koning van Phoni ais leenvorst, terwijl een honderd jaar later een vorst, uit een der hinee- sche provinciën afkomstig, als regeerend hoofd der kolonie optrad. Sumatra werd in het begin der 10e eeuw bezocht, waardoor een eeuw later te Palembang een kolonie werd gesticht en van dit oogenblik af dagteekeDt de totale verspreiding der Chineezen over den gacschen Archipel. Wij keeren tot Java terug. De eerste bladzyden der geschiedenis van de vestiging der Chineezen op Java gewagen telkens van het afvaardigen van gezantschappen Daar China, waarby het niet ontbrak aan kostbare geschen ken of merkwaardigheden uit het dieren- en plantenrijk. Dit had o. a. plaats in 1295. In 1418 bestond het geschenk uit een witten papegaai. De Chineesche kei zer, hiermede ten hoogste ingenomen, gaf dikwerf een retourbewys van zijn tevre denheid, dat in 1453 bestond uit een met draken geborduurde Chineesche jas. Jammer, dat de kolonisten deze goede vers tandhooding dikwerf verstoorden en de inboorlingen tegen zich ia het har nas joegen, byv. in 1309 toen zij ter bevrediging hunner heerschzucht sommige gedeelten van Java gingen beoorlogen echter zonder hun doel te bereiken. Toen de Europeanen in de 14de eeuw en in de daaropvolgende den Oost- Indischen Archipel bezochteB, vonden overal, waar zy het anker lieten vallen, op Bantam en Borneo, Chineesche hande laars met wier diep ingewortelden invloed en macht zij bij het aanknoopen van han delsbetrekkingen wel degelijk rekening moesten houden en wier vriendschap voor hen e benzoo groote behoefte was als geld. Daarom droeg de Oost-Indische Compagnie, toen zij in 1614 naar een geschikte plaats tot vestiging van het Bestuur uitzag, den G.-Generaal op z/rond te zien naar eene plaats, cie be kwaam was voor de Chineezen, om al daar veilig on zonder perikel met één moeRon te komen." Daarom schonk de Landvoogd J. P. Koen hun een bizon- dero bescherming. Hij gaf hun, wier aantal alleen te Batavia en Ommelanden volgens Yalentijn 100.000 zielen bedroeg een eigen Rechtbank en Bestuur. De Chineezen, die echter in de vestiging van ons gezag een geduchte tegenwerking van hun macht zagen, kwamen daardoor dikwerf met het Nederlandsch Gezag in botsiDg. Daarvan getuigt de beruchte ChiDeeeehe oorlog gedurende de jaren 1740-43 en zelfs in onze eeuw heeft de Regeering dikwerf krachtige maatregelen moeten nemen ter beteugeling van den ten top gestegen overmoed van dit volk, byv. in de Residentie Cheribon, op Borneo's Westkust in 1820 en 24, op Java in 1825, terwijl even te voren in 1820 het. verblijf in de Preanger Regent schappen hun ontzegd werd, omdat zij de javaansche bevolking uitzogen. Hoewel de emigratie uit China naar Jen Indischen Archipel niet meer zoo sterk is nn de Chineezen naar alle mogel^ke deelen der wereld verhuizen, is hun getal in onze Oost zeer aanzienlijk. In '85 vond men alleen op Java 200.000 Chineezen, terwijl zij te Batavia 10% dor bevolking uitmaakten. De Chineezen in onze Oost kan men verdoelen in lo. emigranten, dus volbloed Chineezen en peratiakansdie op Java zijn geboren uit hot huwelijk van een volbloed Chinees en een inlandsche vrouw, want zelden verlaat een echte chineesche haar vaderland 1 b. Hun karakter. Een ieder, tenzy hy wit of rood voor zwart verklare, zal, zoo hy in de gele genheid is geweest den Chinees in zijo doen en laten te bestudeeren, het met mij eens zijn, dat zijn zodelyke, ver standelijke en lichamelijke ontwikkeling hem volkomen in staat stelt, om het ver in de wereld te brengen. De bewijzen daarvoor kunt gij vinden op de eilanden van den Indischen Archipel, in Amerika en Australië. De natuur heeft hem een taai en ijzersterk gestel gegeven, waar mede hy alle klimaten kan trotseeren en zoodanig ingericht, dat dezelfde hand, die den ploeg hanteert, ook het schoonste snij- of schilderwerk kan produceeren. Ik zou u niet kuDnen verzekeren of chineesche hersens kunnen studeeren en geschikt zijn voor de vorming van 'n filosoof maar, dat de Chinees het in prak tische ontwikkeling ver kan brengen is mijn vaste overtuiging. In zijn hoofd brandt een altijd helder licht,hij is waakzaam, werk zaam en weet altijd den weg te vinden, om zijn doel te bereiken, waarby geen medelijden of gewetensbezwaren hem in den weg staaD. Want hy heeft een gansch ander begrip vaa zedelijkheid dan wij. In vleien en kruipen, wanneer zijn belang dit meebrengt, is hy een matador. Daar is geen omstandigheid, waarin de Chinees zich niet kan schikken, want hij is zeer buigzaam van aard en het hinderlijk eergevoel zet hem nimmer den voet dw&rs op den weg, dien hij kiest, om ryk te worden. Als commissionair is hij onbetaalbaarZeer voorzichtig en langs een geleidelijken weg te werk gaande, mist hy zelden of ooit zyn doel. Een chiDeesch koopman, die failliet gaat bohoort tot de uitzonderingen. Rykdom ziedaar het ideaal van den Chinees. Welnu hij heeft veel kans, dat ideaal te bereikeD, want de twee hoofdvereischten ijver en spaarzaamheid zyn bij hem in volle mate aanwezig. Geen arbeid is hem te onaangenaam, te zwaar, te gevaarlijk of te gering, als er maar wat mee valt te verdienen. Daaruit volgt, dat er geen vak of ambacht of bedryf kan zyn, waarin men geen Chineezen vindt. Over al op Java en in den Oost-Indischen Archipel ziet gij ze als huurders en huurlingen, als landt ouwers, handwerks lieden, fabrikanten van suiker, arak, olie, steenen, als groot en kleinhandelaars, ge vestigd en rondzwervende met alle mo- gelyke kleine en groote artikeleD, van de minste in waarde tot de kostbaarste, als aannemers van bouw- en aardewer ken of pachters van 's lands middelen, opium, geslacht, overvaarten, dobbelspe len enz. enz. De Chinees is koniDg over zyn harts tochten en lusten en wordt in alles wat hij onderneemt door zyn verstand be stuurd. Slechts in het spel bezit hij een zwak karakter, weg gaat dan de zelfbe- heersching en een duistere nevel om hult zijn verstand. WaDneer gy den tyd hebt, om mij te volgen wil ik u even in 't kort vertellen, waarom de Chineesche Natie door som migen de pest van Java's bevolking wordt genoemd. De Chinees toil ryk worden, heb ik u gezegd. Daarom stelt hy prys op vrede, rust en orde en bevordert hij gaarne eene goede verstandhouding met de meeste Hollanders. Den ambtenaar, die boven hem staat, tracht hy voor zich te winnen door het geven van kostbare geschenken of indien de gelegenheid zich voordoet door het leenen van aanzienlyke geldsommen. De onnadenkende kortzichtige inlandsehe ambtenaar vindt dit heerlijk en geeft zich aan zyn chineeschen geldschieter gevangen. Waar blijft nu zyn vrijheid van handelen Nu gebeurt het, dat de Chinees zich aan de landswetten vergrypt, of een Javaan op gemeene manier heeft beet gehad. Moet de ambtenaar nu niet de wet tegen hem in praktyk brengen P ja natuurlijk Maar die zondaar is zijn schuldeischer! De ambtenaar is verplicht zyn oogen dicht te knijpen En wie lijdt er onder? Do bevolking Wie speelt nu de baas in het gebied van den ambtenaar? Deze niet maar de listige Chinees Niet alleen den ambtenaar, maar ook den minderen persoon weet de Chinees door zijn gold in zijn macht te krijgen. Een Javaansche landbouwer zitinfinan- cieelen nood. Hij komt bij een rijken Cbinees en vraagt eenig geld ter leen. z/Goed" zegt de Chinees „hebt gij ook eenig onderpand?" //Myn sawahs (natte rijstvelden)" ant woordt de Javaan. Na de oogst blijkt, dat de Inlander zyn geheele product afstaat aan voor schot en rente (de rente op padi is ge woonlijk 100 pet. per 7 of 8 maanden). Wa rvoor heeft de Javaan nu gewerkt Om den woekeraar te voedeD. Maar de Javaan is er geen haartje rijker op ge worden en om te big ven leven, neemt hij nieuw voorschot op den volgenden oogst en zoodoende werkt hij als slaaf van den Langstaart. En niet die eene JavaaD, maar zoovele Javanen werkeD en zwoegen voor zoo'n heer en meester! Deze oefent nu genoeg invloed uit op de inlanders, dat hij gemakkelijk zich tegen de verschillende takken der regeering8taak kan verzetten want de bevolking is op zijne hand. In eene vorige bijdrage heb ik u den Chineeschen opiumpachter gesohetst, hoe ook hij de zedelijke achteruitgang der Javaansche Maatsehappy bevordert en hoe bij behoort tot de machtige geheime maatschappijen of genootschappen die gevormd worden „om het Gouvernements opium-monopolie een geregelden oorlog aan te doen." Vermeerdert het aantal Chineezen in onzen Oost, dan zal de productie grooter worden, maar de zedelyke en materieele achteruitgang van den Inlander is dan ook gedecreteerd. //Wie den overwonnene kan men van den Javaan zeggen, wanneer de Chinees //Overwinnaar" is Men spreekt en schrijft in onzen tijd ontzettend veel van den schaielyken invloed van het Mohammedanisme in den Indischen Archipel, men slooft zich letterlijk uit door alle mogelijke en onmogelijke pogingen om de voortwoe kering van 't Islamitisch zaad tegen te gaan, de hadji 's en dat verdienen deze schelmen ten volle krygen er duchtig van langs, maar dit is een vraag, die ik gaarne den tegenstanders van het Islamisme en den voorstanders van de //Vereenigiag tot bevordering van het zielen heil der Javanen" zoude willen stellen: //Is niet het Chineezendom door het Leven schadelyker dan het Mohamme danisme door zijn Leer?" De hadji's worden streng gecontro leerd, maar waarom niet de opiumpach ters? Misschien omdat de opiumpach ters de nederlandsche schatkist voeden en de hadji's niet. Daarom ontvangen wellicht de grootste smokkelaars van de Regeerïng //ambten van vertrouwen en hooge titels!" Doch ik ga voort. De Chinees is volstrekt niet hokvast. Overal waar geld valt te verdienen trekt hy heen en Multatuli, gy kent hem toch wel den man, die het volk de oogen heeft doen opengaan voor de feilen der nederlandsche Regeering, verhaalt van een Chinees die te St. Helena als klein handelaar had gewoond en den grooten Bonaparte persoonlyk kende. Soms keert de Chinees, wanneer hy fortuin heeft gemaakt naar zijn Vaderland terug. Maar dan wordt hy door de heeren Mandarijnen zoodanig geplukt en afgezet, dat hij spoedig doodarm het besluit neemt naar de Oost terug te keeren. Dan gaat hy weer hard werken en het is geen groote zeldzaamheid als hij opklimt tot geldbezitter, die over 8 a 10 tonnen gouds te beschikken heeft. Moet men nu zoo'n groot wijsgper zyn om te kunnen begrypen dat dit geld in hoofdzaak getrokken wordt uit den buidel van den Inlander en dat zoo'n man, die bij de bereiking van zyn doel voor niets terugdeinst, den kan ker breDgt in het gelnk der Javaansche Maatsehappy Maar als ik zoo voortging zou er niets van den Zoon des Hemels over- blyven dan zyn lange staart.Daarom zal ik thans een anderen weg iQslaan. TJAMPAKA. {Slot volgt.) Onder leiding van den luit.- kolonel van het reg. gren. en jagers Le Bron de Vexela rukte Donderdagavond half zes een bataljon grenadiers uit, ten einde op het terrein bij de goederenloods achter het Holl. spoorwegperron oefe ningen te houden in het in- en uitstap- en in het spoorwegvervoer van 3n en voertuigen bij avond. Het muziekkorps der jagers vergezelde den troep en speelde onderweg vroolijke marschen. De soldaten, ten strijde uit gerust, de ziekenwagens en de patronen- caissons leverden Kij het helder maan licht en de lichten der lantaarns, die door de Holl. Spoorwog-rapy. op het terrein waren geplaatst, een levendig en fantastisch schouwspel op. Het in- en uitstappen geschiedde vlug en ordelijk, evenals het doen instijgen der paarden. Zooals te begrypen valt, woonden vele nieuwsgierigen deze militaire oefenin gen bij. Twee personen, wonende in de Tweede Rozendwarsstraat te Am sterdam, zijn in hechtenis genomen we gens verregaande mishandeling van hun vader, die, in het gasthuis opgenomen, aan zijne verwondingen is overledeD, Een kleine binnenbrand is ontstaan in het stadhuis te 's Hage in de wachtkamer nevens do burgemeesters kamer, door het vlamvatten van de eiken houten betimmering van den schoorsteen mantel! Het groote schildery boven den schoorsteen werd erg beschadigd. De burgemeester, de wethouder van Openbare Werken, de heer Lisman, zoo mede de heer Lindo, directeur der gemeentewerken, waren dadelijk ter plaatse. Aan het vlug en behendig optreden der brandweer is het zeer zeker te dan ken, dat de brand kort na den. aanvang werd gestuit. Donderdagmorgen arri- veerde te 's-Hage een heer uit Brussel, die, ca correspondentie, de toezegging had gekregen voor het agentschap in België van... de verzekering maatsehappy De Eersteling//hoofdkantoor" in d9 Jan Pietersz. Coenstraaf te 's-Hage. Natuur lijk was er eene borgstelling geëischt. Eerst had men 10000 francs gevraagd, maar was langzamerhand gedaald tot 2000 francs, die Donderdag zouden wor den overgelegd bij de teekening van het contract. De kantoren werden gehouden, zoo stond in de brieven, in het //Café Riche". De Brusselaar vond bier geen heeren van de Eersteling, en cog minder een kantoor en had den goeden inval, zich naar het barean der Staatscourant te begeven, om de statuten der vennoot schap te krygen. Gelukkig vond hij daar een der amb tenaren, die zich de vroegere exploiten der maatschappij de Eevsteling herinnerde en even meeliep naar het politiebureau. Daar ontving men de mededeeling, dat... de //directeur" zich sinds den vorigen dag in het huis van bewaring op de Prinsegracht bevond. Die omstandigheid redde den Brusselaar zyn 2000 francs. Men bericht uit Delft: Donderdagnamiddag omstreeks 3^ uur rukte een os tocbehoorende aan den vleeschhouwer S. Valkenburg, op den Burgwal zich los van den geleider. Na eenige straten te hebben doorge rend, kreeg men het dier in net Oost- Plantsoen tot staan, doch daar het beest blijken van woestheid gaf, was men ge noodzaakt hem aldaar af te maken, ten einde ongelukken te voorkomen. Donderdag is te Roermond gevankelijk binnengebracht de arbeider P. V. uit Mierlo, verdacht van meineed voor het kantongerecht te Helmond. Eenige dagen geleden zou te Leeuwarden een jongman van 24 jaren in het huwelijk treden. Alles was er voor in gereedheid gebracht, toen eensklaps de justitie tusschenbeiden kwam. Een iDgesteld onderzoek naar een twee dagen te voren gepleegden diefstal van een schaap uit een stuk land bij Lek- kum, had den broidegom als dader aaB- gewezen. Voor den rechtercommissaris gebracht, werden zooveel bewijzen tegen hem aangevoerd, dat hij weldra tot be kentenis kwam. Hij had, gelyk hij zei, het schaap gestolen en voor 15 ver kocht, om aan geld te komen, daar hy aan zyne aanstaande had opgegeven, meer geld te bezitten dan werkelijk het geval was, en hij haar niet had willen teleurstellen. In plaats van naar het stadhuis te gaan, werd hij du naar het huis van bewaring gebracht. Te Meppel ontspoorde Don derdagavond de sneltrein uit Friesland op het stations-emplacement, op een 50 meter afstand van de plaats waar hy stoppen moest; locomotief, tender en ba gagewagen werden op de goede lyn be vonden, terwyl de overige rijtuigen op een zyspoor of den weg terecht kwamen. Een conducteur werd de arm ontwricht; hem werd dadelijk hulp verleend door den lyndokter. De gereed staande trein naar Fries land kon niet passeeren, zoodat een nieuwe trein moest worden in gereed heid gebracht op een ander spoor, waar door eene vertraging van 45 minuten ontstond. De oorzaak van het ongeval is nog niet opgehelderd de wissel stond goed. Rechtszaken. De rechtbank te Heerenveen deed Donderdag uitspraak in de zaak tegen de vier timmerknechten Wiebren en Liebren v. d. Plaats van Langweer, Klaas Cyl van Wolvega en Geert Oos- sterhof van Noordwolde, die de vorige week terecht stonden weger,s een aan slag op de politie te Oosterhaule, in den avond van Zondag 8 November. Zij verklaarde de beklaagden schuldig aan mishandeling, gepleegd met voorbe dachten rade, tegen ambtenaren gedu rende de rechtmatige uitoefening hunner bediening, en veroordeelde ieder tot 1 jaar en 6 maanden gevangenisstraf. In het Voorloopig Verslag der Suri- naamsche begrooting 18u2, opgenomen in de Nieuwe Botterd. Courant leest men z/Men zou gaarne van de regeering vernemen of de geruchten omtrent de bandeloosheid der Britsch-Indische immi granten waarheid bevatten." Hierin vindt de heer N. van den Brand- hof, te Arnhem, aanleiding tot de ver melding van het navolgende: Ia Januari 1871, dus ruim 20 jaren geleden, werd ik als districts commissa- ris vau Beneden-Commewyne verplaatst naar Beneden-Cottica In dien tyd had men nog geen immigration uit Britsch- Indië, maar wel uit China, en hoorde men te hunnen aanzien hetzelfde als nu weder van de Britsch-Indische immi granten uit Suriname wordt bericht. Ook toen werden directeuren en opzichters van plantages aangevallen en verwond, en ging de overmoed en bandeloosheid der Chineezen alle perken te buiten. Dit was vooral het geval op de groote suikerplantages, welke in Beneden-Cottica waren gelegeD, waaronder in dien tijd ook de plantage „de Resolutie" behoorde, waarop 250 immigranten uit China wa ren gevestigd. Do omstandigheden waaronder door my het beheer over dat district van myn zie ken ambtsvoorganger werd overgenomen, waren derhalve in dit opzicht niet gun stig, en ik had aan eene verbetering daarvan myne eerste zorgen te wijden, Aan den overmoed eo de bandeloosheid der Chineezen moest, zoo dacht mij, door onverbiddelyae gestrengheid ten spoedigste een einde worden gemaakt. Maar ziet, al ras bleek het mij, dat niet de bedoelde immigranten de meest schul digen waren, maav wel de planters, die door hunne handelingen tot verzet aan leiding gaven. Nog levendig staat het mij voor den geest hoe daarvan het eerste treffende bewijs tot mij kwam, en welk een treurigen indruk dat op mij maakte. Ik wil het daarom in weinige regelen hier mededeelen. Zes weken na myne komst in het district moest met de halfjaarlyk?che inspectie op de plantages en gronden een aanvang gemaakt worden. Zooals is voorgeschreveo, wordt de districts-commissariB daarbij vergezeld van een of meer officieren der gewapende burgermacht, en had ik den eersten dag van de inspectie den burger kapitein en een le luitenant, beiden directeuren van de voornaamste plantages, uitgenoodigd. Met hen en den distrïcts-secreiaris kwam ik, na eerst andere plantages te hebben bezocht, omstreeks het middaguur op eene suiker-plantage, alwaar wij in het zoo genaamde hospitaal, dat nog uit den slaventyd dagteekeude, ia een donker en vuil vertrek eenige met lompen bedekte Chineezen en negers aantrofien, die er vermagerd en ellendig uitzagen en mee- rendeels aan oeenwoDden lijdende waren. Die menschen werden ia dat vuile hok dag en nacht opgesloten gehouden, en hadden' om twaalf uur, toen wy ons be zoek brachten, nog niets te eten of te drinken gehad. Bij het onderzoek dat onmiddellijk word ingesteld, bleek dat de geheele voeding voor eiken zieke daags bestond in een broodje of harde beschuit met suikerwater 's morgens, en een half pond (kwart kilo) rijst met een gedroogd vischje voor het overige ge deelte van den dag. Op die plantage was toen zekere Lionarons directeur, naar ik meen dezelfde die nu kortelings door Brilsch Indische immigrantenis vermoord geworden. Ik weet dit echter niet zeker, omdat er meer directeuren van dien naam zijn geweest. Na mijne vermelde bevinding ie later, bij nagenoeg elk verzet van Chineezen, gebleken, dat provocatie er aanleiding toe gaf, en zijn door de vereischte be stuursmaatregelen en vervolging ook van de planters, als zy dat verdienden, al spoedig de bandeloosheid en overmoed der Chineezen geweken. Ook zyn korten tyd daarna door de invoeriDg eener geneeskundige verorde ning en strenger toezicht de verpleging van zulke immigranten en in het alge meen hunne behandeling langzamerhand verbeterd. In de laatste jaren van myn verblyf in Suriname, van 1879 tot de helft van 1881 toen de betrekking van agent- generaal door my werd waargenomen, is my evenwel nog telkens gebleken, niet alleen dat scherp toezicht noodig blyft, maar dat vooral ook van over heidswege dient gezorgd te worden, dat door de planters niet willekeurig en bij wyze van straf op het loon der immi granten wordt gekort. Een sprekend voorbeeld van de treu rige gevolgen, welke dat inhouden va

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1891 | | pagina 6