UIT INSULINDE.
De Oliiiieezen in enze Oost.
BINNENLAND.
8 u r i n n ui e.
Een korte schets.
In dezen tijd nn de Zonen dea Hemels
door hun krachtig en onstuimig optreden
tegen den vreemdeling, die zich op hun
geboortegroud hoeft gevestigd, de aandacht
trekken van bot machtige Europa eu
door hunne gevaarlijke woelingen de ver
dere uitbreiding en voortplanting ven het
westers 3h element trachten tegen te gaan
nu zij den dood zweren aan allen, die
Boeddha niet dienen; nu zelfs de keizer
lijke troon gevaarlijk begint te wankelen,
geloof ik don lezer geen oudienst te
bewijzen, wanneer ik hem iets ga verhalen
van den Chinees in onze Overzeesche-
Bezittiogen.
Natuurlijk moet en zal ik zeer kort
zyn, ik geef geen geschiedenis of geleer
de verhandeling, doch slechts een korte
schets. Die er meer van weten wil moet
maar gaan lezen wat de heeren Velh.
Millies, Young, Van Nes, Vaucher en
anderen over dit onderwerp geschreven
hebben.
Gedachtig aan het ,/Errare hnmanum
est// houd ik my aanbevolen voor alle
gegronde op- of aanmerkingen, mits zij
niet zijn de uitingen van betweterij eD
vittery tot in de «de macht!
Ik zal tot gemak van den lezer dit
opstel in drie deelen splitsenlo de
komst en vestiging dèr Chineezen in den
Oost Indischen Archipel2o Run karak
ter en 3o Run Godsdienst.
a. De komst en vestiging der Chi-
neezen in den O. I. Archipel. Een ge-
ruimen tydvoordat de getulbande
Arabier de leer van zijn Profeet aan
de Brahmaansche schare verkondigde en
eenige honderden jaren, voordat wij als
inhalige veroveraars het Oosten binnen
drongen, waren de Chineezen reeds met
het schoone Insulinde bekend. Of zij toen
gebruik hebben gemaakt van de straat
van Malakka, de groote handelsroute,
die de landen ten O. en ten W. ver
bindt, kan ik niet met zekerheid zeggen,
ofschoon reeds vroeg in de grijze oud
heid deze passage druk bevaren werd.
De chinee8che Boeddhist, die ongeveer
in het jaar 414 n. Chr. leefde, maakt
het eerst melding van eonige eilanden in
den Indischen Archipel. Op zijn thuisreis
van Ceylon leed zijn vaartuig jammerlijk
schipbreuk, waardoor hij zich genood
zaakt zag, 5 maanden door te brengen
op het eiland Java Dvipa, dat bevolkt
was met ongeloovigen en Brahmanen,
die niets van de boeddhistische leer af
wisten,
In het 436 ontving de chineesche keizer
van den koning van Java Dvipa eenige
geschenken, wellicht met het doel, om het
onderling verkeer tusschen beide rijken
en vooral de handelsbetrekkingen leven
dig te houden. Wy lezen verder, dat in
920 een chiDeesch koopvaarder op Java's
Noordkust strandde, waardoor de eerste
chineesche kolonie in Tegal ontstond.
Reeds in dien tijd schynen de Zonen
des Hemels zich schuldig gemaakt te
hebben aan knevelarijen, althans 164 jaar
later, dus in 1084 rezen er klachten op
uit de bevolking over de gewelddadig
heden der langstaarten.
Aangetrokken door zijne alom gewilde
productenpeper, kamfer, goud enz.
werd Borneo reeds vroeg door China's
zonen met een bezoek vereerd. De eerste
schatting van dit eiland ontving China in
de 7o eeuw.De Soeloescheannalen spreken
van een druk handelsverkeer en van
eene Chineesche kolonisatie in de 14e
eeuw.
In 1407 regeerde er de koning van
Phoni ais leenvorst, terwijl een honderd
jaar later een vorst, uit een der hinee-
sche provinciën afkomstig, als regeerend
hoofd der kolonie optrad.
Sumatra werd in het begin der 10e
eeuw bezocht, waardoor een eeuw later
te Palembang een kolonie werd gesticht
en van dit oogenblik af dagteekeDt de
totale verspreiding der Chineezen over
den gacschen Archipel.
Wij keeren tot Java terug.
De eerste bladzyden der geschiedenis
van de vestiging der Chineezen op Java
gewagen telkens van het afvaardigen
van gezantschappen Daar China, waarby
het niet ontbrak aan kostbare geschen
ken of merkwaardigheden uit het dieren-
en plantenrijk. Dit had o. a. plaats in
1295. In 1418 bestond het geschenk uit
een witten papegaai. De Chineesche kei
zer, hiermede ten hoogste ingenomen, gaf
dikwerf een retourbewys van zijn tevre
denheid, dat in 1453 bestond uit een
met draken geborduurde Chineesche jas.
Jammer, dat de kolonisten deze goede
vers tandhooding dikwerf verstoorden en
de inboorlingen tegen zich ia het har
nas joegen, byv. in 1309 toen zij ter
bevrediging hunner heerschzucht sommige
gedeelten van Java gingen beoorlogen
echter zonder hun doel te bereiken.
Toen de Europeanen in de 14de eeuw
en in de daaropvolgende den Oost-
Indischen Archipel bezochteB, vonden
overal, waar zy het anker lieten vallen,
op Bantam en Borneo, Chineesche hande
laars met wier diep ingewortelden invloed
en macht zij bij het aanknoopen van han
delsbetrekkingen wel degelijk rekening
moesten houden en wier vriendschap
voor hen e benzoo groote behoefte was
als geld. Daarom droeg de Oost-Indische
Compagnie, toen zij in 1614 naar een
geschikte plaats tot vestiging van het
Bestuur uitzag, den G.-Generaal op
z/rond te zien naar eene plaats, cie be
kwaam was voor de Chineezen, om al
daar veilig on zonder perikel met één
moeRon te komen." Daarom schonk de
Landvoogd J. P. Koen hun een bizon-
dero bescherming. Hij gaf hun, wier
aantal alleen te Batavia en Ommelanden
volgens Yalentijn 100.000 zielen bedroeg
een eigen Rechtbank en Bestuur. De
Chineezen, die echter in de vestiging van
ons gezag een geduchte tegenwerking
van hun macht zagen, kwamen daardoor
dikwerf met het Nederlandsch Gezag
in botsiDg. Daarvan getuigt de beruchte
ChiDeeeehe oorlog gedurende de jaren
1740-43 en zelfs in onze eeuw heeft de
Regeering dikwerf krachtige maatregelen
moeten nemen ter beteugeling van den
ten top gestegen overmoed van dit volk,
byv. in de Residentie Cheribon, op
Borneo's Westkust in 1820 en 24, op
Java in 1825, terwijl even te voren in
1820 het. verblijf in de Preanger Regent
schappen hun ontzegd werd, omdat zij
de javaansche bevolking uitzogen.
Hoewel de emigratie uit China naar
Jen Indischen Archipel niet meer zoo
sterk is nn de Chineezen naar alle
mogel^ke deelen der wereld verhuizen, is
hun getal in onze Oost zeer aanzienlijk.
In '85 vond men alleen op Java 200.000
Chineezen, terwijl zij te Batavia 10%
dor bevolking uitmaakten.
De Chineezen in onze Oost kan men
verdoelen in lo. emigranten, dus volbloed
Chineezen en peratiakansdie op Java
zijn geboren uit hot huwelijk van een
volbloed Chinees en een inlandsche
vrouw, want zelden verlaat een echte
chineesche haar vaderland 1
b. Hun karakter.
Een ieder, tenzy hy wit of rood voor
zwart verklare, zal, zoo hy in de gele
genheid is geweest den Chinees in zijo
doen en laten te bestudeeren, het met
mij eens zijn, dat zijn zodelyke, ver
standelijke en lichamelijke ontwikkeling
hem volkomen in staat stelt, om het ver
in de wereld te brengen. De bewijzen
daarvoor kunt gij vinden op de eilanden
van den Indischen Archipel, in Amerika
en Australië. De natuur heeft hem een
taai en ijzersterk gestel gegeven, waar
mede hy alle klimaten kan trotseeren en
zoodanig ingericht, dat dezelfde hand,
die den ploeg hanteert, ook het schoonste
snij- of schilderwerk kan produceeren.
Ik zou u niet kuDnen verzekeren of
chineesche hersens kunnen studeeren en
geschikt zijn voor de vorming van 'n
filosoof maar, dat de Chinees het in prak
tische ontwikkeling ver kan brengen is
mijn vaste overtuiging. In zijn hoofd brandt
een altijd helder licht,hij is waakzaam, werk
zaam en weet altijd den weg te vinden,
om zijn doel te bereiken, waarby geen
medelijden of gewetensbezwaren hem in
den weg staaD. Want hy heeft een
gansch ander begrip vaa zedelijkheid dan
wij. In vleien en kruipen, wanneer zijn
belang dit meebrengt, is hy een matador.
Daar is geen omstandigheid, waarin de
Chinees zich niet kan schikken, want
hij is zeer buigzaam van aard en het
hinderlijk eergevoel zet hem nimmer den
voet dw&rs op den weg, dien hij kiest,
om ryk te worden. Als commissionair is
hij onbetaalbaarZeer voorzichtig en
langs een geleidelijken weg te werk
gaande, mist hy zelden of ooit zyn doel.
Een chiDeesch koopman, die failliet gaat
bohoort tot de uitzonderingen. Rykdom
ziedaar het ideaal van den Chinees.
Welnu hij heeft veel kans, dat ideaal te
bereikeD, want de twee hoofdvereischten
ijver en spaarzaamheid zyn bij hem in
volle mate aanwezig. Geen arbeid is hem
te onaangenaam, te zwaar, te gevaarlijk
of te gering, als er maar wat mee valt te
verdienen. Daaruit volgt, dat er geen
vak of ambacht of bedryf kan zyn,
waarin men geen Chineezen vindt. Over
al op Java en in den Oost-Indischen
Archipel ziet gij ze als huurders en
huurlingen, als landt ouwers, handwerks
lieden, fabrikanten van suiker, arak, olie,
steenen, als groot en kleinhandelaars, ge
vestigd en rondzwervende met alle mo-
gelyke kleine en groote artikeleD, van
de minste in waarde tot de kostbaarste,
als aannemers van bouw- en aardewer
ken of pachters van 's lands middelen,
opium, geslacht, overvaarten, dobbelspe
len enz. enz.
De Chinees is koniDg over zyn harts
tochten en lusten en wordt in alles wat
hij onderneemt door zyn verstand be
stuurd. Slechts in het spel bezit hij een
zwak karakter, weg gaat dan de zelfbe-
heersching en een duistere nevel om
hult zijn verstand.
WaDneer gy den tyd hebt, om mij te
volgen wil ik u even in 't kort vertellen,
waarom de Chineesche Natie door som
migen de pest van Java's bevolking
wordt genoemd.
De Chinees toil ryk worden, heb ik u
gezegd. Daarom stelt hy prys op vrede,
rust en orde en bevordert hij gaarne eene
goede verstandhouding met de meeste
Hollanders. Den ambtenaar, die boven
hem staat, tracht hy voor zich te winnen
door het geven van kostbare geschenken
of indien de gelegenheid zich voordoet door
het leenen van aanzienlyke geldsommen.
De onnadenkende kortzichtige inlandsehe
ambtenaar vindt dit heerlijk en geeft
zich aan zyn chineeschen geldschieter
gevangen. Waar blijft nu zyn vrijheid
van handelen Nu gebeurt het, dat de
Chinees zich aan de landswetten vergrypt,
of een Javaan op gemeene manier heeft
beet gehad. Moet de ambtenaar nu niet
de wet tegen hem in praktyk brengen P
ja natuurlijk
Maar die zondaar is zijn schuldeischer!
De ambtenaar is verplicht zyn oogen
dicht te knijpen En wie lijdt er onder?
Do bevolking Wie speelt nu de baas
in het gebied van den ambtenaar? Deze
niet maar de listige Chinees
Niet alleen den ambtenaar, maar ook
den minderen persoon weet de Chinees
door zijn gold in zijn macht te krijgen.
Een Javaansche landbouwer zitinfinan-
cieelen nood. Hij komt bij een rijken
Cbinees en vraagt eenig geld ter leen.
z/Goed" zegt de Chinees „hebt gij ook
eenig onderpand?"
//Myn sawahs (natte rijstvelden)" ant
woordt de Javaan.
Na de oogst blijkt, dat de Inlander
zyn geheele product afstaat aan voor
schot en rente (de rente op padi is ge
woonlijk 100 pet. per 7 of 8 maanden).
Wa rvoor heeft de Javaan nu gewerkt
Om den woekeraar te voedeD. Maar de
Javaan is er geen haartje rijker op ge
worden en om te big ven leven, neemt
hij nieuw voorschot op den volgenden
oogst en zoodoende werkt hij als slaaf
van den Langstaart. En niet die eene
JavaaD, maar zoovele Javanen werkeD
en zwoegen voor zoo'n heer en
meester! Deze oefent nu genoeg invloed
uit op de inlanders, dat hij gemakkelijk
zich tegen de verschillende takken der
regeering8taak kan verzetten want de
bevolking is op zijne hand.
In eene vorige bijdrage heb ik u den
Chineeschen opiumpachter gesohetst, hoe
ook hij de zedelijke achteruitgang der
Javaansche Maatsehappy bevordert en
hoe bij behoort tot de machtige geheime
maatschappijen of genootschappen die
gevormd worden „om het Gouvernements
opium-monopolie een geregelden oorlog
aan te doen."
Vermeerdert het aantal Chineezen in
onzen Oost, dan zal de productie grooter
worden, maar de zedelyke en materieele
achteruitgang van den Inlander is dan
ook gedecreteerd.
//Wie den overwonnene kan men
van den Javaan zeggen, wanneer de
Chinees //Overwinnaar" is
Men spreekt en schrijft in onzen tijd
ontzettend veel van den schaielyken
invloed van het Mohammedanisme in
den Indischen Archipel, men slooft zich
letterlijk uit door alle mogelijke en
onmogelijke pogingen om de voortwoe
kering van 't Islamitisch zaad tegen te
gaan, de hadji 's en dat verdienen
deze schelmen ten volle krygen er
duchtig van langs, maar dit is een
vraag, die ik gaarne den tegenstanders
van het Islamisme en den voorstanders
van de //Vereenigiag tot bevordering van
het zielen heil der Javanen" zoude
willen stellen:
//Is niet het Chineezendom door het
Leven schadelyker dan het Mohamme
danisme door zijn Leer?"
De hadji's worden streng gecontro
leerd, maar waarom niet de opiumpach
ters? Misschien omdat de opiumpach
ters de nederlandsche schatkist voeden
en de hadji's niet. Daarom ontvangen
wellicht de grootste smokkelaars van
de Regeerïng //ambten van vertrouwen
en hooge titels!"
Doch ik ga voort.
De Chinees is volstrekt niet hokvast.
Overal waar geld valt te verdienen trekt
hy heen en Multatuli, gy kent hem
toch wel den man, die het volk de oogen
heeft doen opengaan voor de feilen der
nederlandsche Regeering, verhaalt van
een Chinees die te St. Helena als klein
handelaar had gewoond en den grooten
Bonaparte persoonlyk kende. Soms keert
de Chinees, wanneer hy fortuin heeft
gemaakt naar zijn Vaderland terug.
Maar dan wordt hy door de heeren
Mandarijnen zoodanig geplukt en afgezet,
dat hij spoedig doodarm het besluit neemt
naar de Oost terug te keeren. Dan gaat
hy weer hard werken en het is geen
groote zeldzaamheid als hij opklimt tot
geldbezitter, die over 8 a 10 tonnen gouds
te beschikken heeft.
Moet men nu zoo'n groot wijsgper
zyn om te kunnen begrypen dat dit
geld in hoofdzaak getrokken wordt uit
den buidel van den Inlander en dat
zoo'n man, die bij de bereiking van
zyn doel voor niets terugdeinst, den kan
ker breDgt in het gelnk der Javaansche
Maatsehappy
Maar als ik zoo voortging zou er
niets van den Zoon des Hemels over-
blyven dan zyn lange staart.Daarom zal ik
thans een anderen weg iQslaan.
TJAMPAKA.
{Slot volgt.)
Onder leiding van den luit.-
kolonel van het reg. gren. en jagers Le
Bron de Vexela rukte Donderdagavond
half zes een bataljon grenadiers uit, ten
einde op het terrein bij de goederenloods
achter het Holl. spoorwegperron oefe
ningen te houden in het in- en uitstap-
en in het spoorwegvervoer van
3n en voertuigen bij avond. Het
muziekkorps der jagers vergezelde den
troep en speelde onderweg vroolijke
marschen. De soldaten, ten strijde uit
gerust, de ziekenwagens en de patronen-
caissons leverden Kij het helder maan
licht en de lichten der lantaarns, die
door de Holl. Spoorwog-rapy. op het
terrein waren geplaatst, een levendig en
fantastisch schouwspel op.
Het in- en uitstappen geschiedde vlug
en ordelijk, evenals het doen instijgen
der paarden.
Zooals te begrypen valt, woonden vele
nieuwsgierigen deze militaire oefenin
gen bij.
Twee personen, wonende
in de Tweede Rozendwarsstraat te Am
sterdam, zijn in hechtenis genomen we
gens verregaande mishandeling van hun
vader, die, in het gasthuis opgenomen,
aan zijne verwondingen is overledeD,
Een kleine binnenbrand is
ontstaan in het stadhuis te 's Hage in
de wachtkamer nevens do burgemeesters
kamer, door het vlamvatten van de eiken
houten betimmering van den schoorsteen
mantel! Het groote schildery boven den
schoorsteen werd erg beschadigd.
De burgemeester, de wethouder van
Openbare Werken, de heer Lisman, zoo
mede de heer Lindo, directeur der
gemeentewerken, waren dadelijk ter
plaatse.
Aan het vlug en behendig optreden
der brandweer is het zeer zeker te dan
ken, dat de brand kort na den. aanvang
werd gestuit.
Donderdagmorgen arri-
veerde te 's-Hage een heer uit Brussel,
die, ca correspondentie, de toezegging
had gekregen voor het agentschap in
België van... de verzekering maatsehappy
De Eersteling//hoofdkantoor" in d9 Jan
Pietersz. Coenstraaf te 's-Hage. Natuur
lijk was er eene borgstelling geëischt.
Eerst had men 10000 francs gevraagd,
maar was langzamerhand gedaald tot
2000 francs, die Donderdag zouden wor
den overgelegd bij de teekening van het
contract. De kantoren werden gehouden,
zoo stond in de brieven, in het //Café
Riche". De Brusselaar vond bier geen
heeren van de Eersteling, en cog minder
een kantoor en had den goeden inval,
zich naar het barean der Staatscourant
te begeven, om de statuten der vennoot
schap te krygen.
Gelukkig vond hij daar een der amb
tenaren, die zich de vroegere exploiten
der maatschappij de Eevsteling herinnerde
en even meeliep naar het politiebureau.
Daar ontving men de mededeeling, dat...
de //directeur" zich sinds den vorigen
dag in het huis van bewaring op de
Prinsegracht bevond. Die omstandigheid
redde den Brusselaar zyn 2000 francs.
Men bericht uit Delft:
Donderdagnamiddag omstreeks 3^ uur
rukte een os tocbehoorende aan den
vleeschhouwer S. Valkenburg, op den
Burgwal zich los van den geleider.
Na eenige straten te hebben doorge
rend, kreeg men het dier in net Oost-
Plantsoen tot staan, doch daar het beest
blijken van woestheid gaf, was men ge
noodzaakt hem aldaar af te maken, ten
einde ongelukken te voorkomen.
Donderdag is te Roermond
gevankelijk binnengebracht de arbeider
P. V. uit Mierlo, verdacht van meineed
voor het kantongerecht te Helmond.
Eenige dagen geleden zou
te Leeuwarden een jongman van 24
jaren in het huwelijk treden. Alles was
er voor in gereedheid gebracht, toen
eensklaps de justitie tusschenbeiden kwam.
Een iDgesteld onderzoek naar een twee
dagen te voren gepleegden diefstal van
een schaap uit een stuk land bij Lek-
kum, had den broidegom als dader aaB-
gewezen. Voor den rechtercommissaris
gebracht, werden zooveel bewijzen tegen
hem aangevoerd, dat hij weldra tot be
kentenis kwam. Hij had, gelyk hij zei,
het schaap gestolen en voor 15 ver
kocht, om aan geld te komen, daar hy
aan zyne aanstaande had opgegeven,
meer geld te bezitten dan werkelijk het
geval was, en hij haar niet had willen
teleurstellen. In plaats van naar het
stadhuis te gaan, werd hij du naar het
huis van bewaring gebracht.
Te Meppel ontspoorde Don
derdagavond de sneltrein uit Friesland
op het stations-emplacement, op een 50
meter afstand van de plaats waar hy
stoppen moest; locomotief, tender en ba
gagewagen werden op de goede lyn be
vonden, terwyl de overige rijtuigen op
een zyspoor of den weg terecht kwamen.
Een conducteur werd de arm ontwricht;
hem werd dadelijk hulp verleend door
den lyndokter.
De gereed staande trein naar Fries
land kon niet passeeren, zoodat een
nieuwe trein moest worden in gereed
heid gebracht op een ander spoor, waar
door eene vertraging van 45 minuten
ontstond.
De oorzaak van het ongeval is nog
niet opgehelderd de wissel stond goed.
Rechtszaken.
De rechtbank te Heerenveen deed
Donderdag uitspraak in de zaak tegen
de vier timmerknechten Wiebren en
Liebren v. d. Plaats van Langweer,
Klaas Cyl van Wolvega en Geert Oos-
sterhof van Noordwolde, die de vorige
week terecht stonden weger,s een aan
slag op de politie te Oosterhaule, in den
avond van Zondag 8 November.
Zij verklaarde de beklaagden schuldig
aan mishandeling, gepleegd met voorbe
dachten rade, tegen ambtenaren gedu
rende de rechtmatige uitoefening hunner
bediening, en veroordeelde ieder tot 1
jaar en 6 maanden gevangenisstraf.
In het Voorloopig Verslag der Suri-
naamsche begrooting 18u2, opgenomen
in de Nieuwe Botterd. Courant leest men
z/Men zou gaarne van de regeering
vernemen of de geruchten omtrent de
bandeloosheid der Britsch-Indische immi
granten waarheid bevatten."
Hierin vindt de heer N. van den Brand-
hof, te Arnhem, aanleiding tot de ver
melding van het navolgende:
Ia Januari 1871, dus ruim 20 jaren
geleden, werd ik als districts commissa-
ris vau Beneden-Commewyne verplaatst
naar Beneden-Cottica In dien tyd had
men nog geen immigration uit Britsch-
Indië, maar wel uit China, en hoorde
men te hunnen aanzien hetzelfde als nu
weder van de Britsch-Indische immi
granten uit Suriname wordt bericht. Ook
toen werden directeuren en opzichters
van plantages aangevallen en verwond,
en ging de overmoed en bandeloosheid
der Chineezen alle perken te buiten.
Dit was vooral het geval op de groote
suikerplantages, welke in Beneden-Cottica
waren gelegeD, waaronder in dien tijd
ook de plantage „de Resolutie" behoorde,
waarop 250 immigranten uit China wa
ren gevestigd.
Do omstandigheden waaronder door my
het beheer over dat district van myn zie
ken ambtsvoorganger werd overgenomen,
waren derhalve in dit opzicht niet gun
stig, en ik had aan eene verbetering
daarvan myne eerste zorgen te wijden,
Aan den overmoed eo de bandeloosheid
der Chineezen moest, zoo dacht mij,
door onverbiddelyae gestrengheid ten
spoedigste een einde worden gemaakt.
Maar ziet, al ras bleek het mij, dat niet
de bedoelde immigranten de meest schul
digen waren, maav wel de planters, die
door hunne handelingen tot verzet aan
leiding gaven.
Nog levendig staat het mij voor den
geest hoe daarvan het eerste treffende
bewijs tot mij kwam, en welk een
treurigen indruk dat op mij maakte. Ik
wil het daarom in weinige regelen hier
mededeelen.
Zes weken na myne komst in het
district moest met de halfjaarlyk?che
inspectie op de plantages en gronden een
aanvang gemaakt worden.
Zooals is voorgeschreveo, wordt de
districts-commissariB daarbij vergezeld
van een of meer officieren der gewapende
burgermacht, en had ik den eersten dag
van de inspectie den burger kapitein en
een le luitenant, beiden directeuren van
de voornaamste plantages, uitgenoodigd.
Met hen en den distrïcts-secreiaris kwam
ik, na eerst andere plantages te hebben
bezocht, omstreeks het middaguur op eene
suiker-plantage, alwaar wij in het zoo
genaamde hospitaal, dat nog uit den
slaventyd dagteekeude, ia een donker en
vuil vertrek eenige met lompen bedekte
Chineezen en negers aantrofien, die er
vermagerd en ellendig uitzagen en mee-
rendeels aan oeenwoDden lijdende waren.
Die menschen werden ia dat vuile hok
dag en nacht opgesloten gehouden, en
hadden' om twaalf uur, toen wy ons be
zoek brachten, nog niets te eten of te
drinken gehad. Bij het onderzoek dat
onmiddellijk word ingesteld, bleek dat
de geheele voeding voor eiken zieke
daags bestond in een broodje of harde
beschuit met suikerwater 's morgens, en
een half pond (kwart kilo) rijst met een
gedroogd vischje voor het overige ge
deelte van den dag. Op die plantage was
toen zekere Lionarons directeur, naar ik
meen dezelfde die nu kortelings door
Brilsch Indische immigrantenis vermoord
geworden. Ik weet dit echter niet zeker,
omdat er meer directeuren van dien
naam zijn geweest.
Na mijne vermelde bevinding ie later,
bij nagenoeg elk verzet van Chineezen,
gebleken, dat provocatie er aanleiding
toe gaf, en zijn door de vereischte be
stuursmaatregelen en vervolging ook van
de planters, als zy dat verdienden, al
spoedig de bandeloosheid en overmoed
der Chineezen geweken.
Ook zyn korten tyd daarna door de
invoeriDg eener geneeskundige verorde
ning en strenger toezicht de verpleging
van zulke immigranten en in het alge
meen hunne behandeling langzamerhand
verbeterd.
In de laatste jaren van myn verblyf
in Suriname, van 1879 tot de helft van
1881 toen de betrekking van agent-
generaal door my werd waargenomen,
is my evenwel nog telkens gebleken,
niet alleen dat scherp toezicht noodig
blyft, maar dat vooral ook van over
heidswege dient gezorgd te worden, dat
door de planters niet willekeurig en bij
wyze van straf op het loon der immi
granten wordt gekort.
Een sprekend voorbeeld van de treu
rige gevolgen, welke dat inhouden va