NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD. 9e Jaargang. Zaterdag 23 Januari 1892 No. 2623 ABONNEMENTSPRIJS ADVERTENTIËN: NABETRACHTING STADSNIEUWS. BINNENLAND. FEUILLETON- Een Wolf in Schaapsvacht. AARL Voor Haarlem per 3 maanden1,20. Franco door het geheel» Rijk, per 3 >s.',snden 1,65. Geïllustreerd Zondagsblad 3 0,30. Afzonderlijke nummers. 0,05. Dit blad versehQnt dageljjke, behalve op Zon* en Feestdagen. KoreanKleine Houtstraat No. 9, Haarlem. Telefoonnummer 1SS, vaa 15 regeli 50 Cents; iedere regel me©? 10Cents» Groete letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat Abonnementen es Advertentie* wordea aangenomen door ons® sgestea m door alle boekh&sdekfsa es couranti®?*. Directeur-Uitgever J. O. PEEREBOOM. Hoofdagenten voor het BuitenlandCompagnie Ghérak ie Fullicité Btranftri 0 L. LJWBM f CoJOMN 1. JON MA, 8*co., fêrj/» 816ü Innionrg Mfmtnnrért. Ret bijvoegsel van ons bladdat Zaterdagavond verschijntzal bevatten: Een Getruffeerde Lekkernij. Japan sche Kunst. Be Raitentemmer Haarlemmer Halletjes No. CXXIV. Binnen ejiBuiieniands^he berichten Varia.Kleine advertentiën uit „Het BlaadieNo. III. Advertentiën enz. uit den GEM EENTER A AD. XXXVII. &Nog altijd huizen we in de Staten zaal op het Prinsenhof en lijden er bittere koude. Wij verslaggevers komen er geregeld vandaan met warme hoof den, door de inspanning om de geleerde vertoogen van de Raadsleden toch maar goed te volden, en koude voeten. Meer is zeker niet noodig om te doen zieD, wat een moeilijke taak we te vervullen hebben. Maar zeker zal de belooniDg niet uitblijven. Als we 25 jaar in functie zijn ge weest, zal naar ik gehoord heb, de burgemeester ons de orde van Pen en Potlood eerste klasse vereeren en in een hartelijke toespraak gedeakên, dat wij, in weerwil van die 25 jaren dienst in den Gemeenteraad, al onze vermo gens nog bij elkaar hebben weten te houden en dat er geen een van de vijl uit wandelen is gegaan. Er stond niet veel bizonders op de agenda, maar juist daardoor duurde de vergaderinglasg.Wie van deleden anders zijn mond houdt, gaat uit praten wan neer er niet veel te behandelen is. De eenvoudigste onderwerpen hadden ha ken waaraan wij bleven vastzitten. Van de plaatsiüg van de nieuwe school in de Parklaan kwamen wij haast niet af. Plan a, b, c, en d. vonden allen voorstanders en bestrijders, maar einde lijk kregen burgemeester en wethouders, wonder, hun zin en werd de school in de rooilijn van de Houtmarkt ge plaatst, evenwel niet dan na een debat, waarin de heer Klein aanraadde „niet te gaan aan de zijde van die punt, maar naar de andere zijde", en de burgemeester sprak van een „snip gronds" en de heer Beijnes gewag maakte van „de punt van de snip," zoodat het publiek achter ons bromde „En laat ons dan de school zetten gaan, Op de snip, op de punt, in het mid den van de laan." Daarna kwam er een incident. De heer de Clercq wenschte, dat elk jaar de gemeente gronden die aan particu lieren wërden verhuurd, door deskun digen zouden worden getaxeerd en van de waarde vijt percent als huur prijs berekend. Zooals het tegenwoordig gaat, beweerde deze spreker, betaalt de kleine man in verhouding tot de waarde van den grond veel meer, dan de rijkere. Platschboemboem 1 't was of er een lucifer in een kruitvat, werd ge worpen. De heer Macaié, requisitoir nemende, verklaarde dat de heer de Clercq het recht miste om den Raad te beschuldigen, dat die opzettelijk den rijke minder liet betalen, dan den arme. „Maar dat heb ik immers niet gezegd, dat de Raad dat met opzet zou doen riep de heer de Clercq uit en dat was ook zoo. Maar de gemoederen waren zoo ontstemd, dat de heer de Kan ter verontwaardigd wees op het reglement van orde, eene verwijzing die deze wethouder gewoonlijk aan „de rechts geleerde heeren" pleegt over te laten, en de heer Van Weel zei, dat de heer de Clercq de zaak zelf niet had onder zocht. De Voorzitter zag nog even de kans schoon, om den heer de Kanter een stootje te geven op het gladde ijs waarop deze zich gewaagd had, door te verklaren dat het den heer de Clercq wel degelijk geoorloofd was deze zaak bij amendement te veranderen wat evenwel niet belette, dat het amende ment met algemeene stemmen werd verworpen. Toch lag er, dunkt mij wel iets goeds in dat denkbeeld de heer Macaré zelf erkende het, en al is het voorstel nu verworpen, er bestaat toch wel kans, dafc men er wat op zal letten. Minder juist was de bewering van den heer de Clercq dat het billijk was) om wanneer de gemeente iemand voor 20 jaar grond in erfpacht gaf om er huizen op te bouwen, de gemeente die gebouwen na afloop van de pacht, te gen taxatie behoorde over te nemen. Wat zou de gemeente een aardig museum van halfversleten huizen bij elkaar krijgen, en wat een reusach tige last zou het wezen, om al die per- ceelen behoorlijk verhuurd te krijgen. De heer de Clercq was er ook tegen, dat een modderpoel van zes vierkante meters verkocht werd, omdat hij als voorstander van landnationalisatie van' vervreemding van gemeentegrond niets1 weten wil. 't Spijt mij oek, dat het verkocht is, men had er zoo goed een proef mee kunnen nemen voor landna tionalisatie. Twee miniatuur menschjes hadden op die zes vierkante meters een miniatuur huisje kunnen bouwen en er miniatuur kool gaan planten en je zoudt reis gezien hebben, wat een aardig en vroolijk mioiatuur-ieventje ze er zouden geleid hebben I Maar die kans is verkeken, want het proefterrein is verkocht en de kooper moet het (noe prozaisch) ophoogen. De overweg bij de Leidschevaart is weer niet afgehandeld en tot zijn veel jarige kameraads Raadsplannen terugge- kaerd. Naar men zegt, maar ik deel het onder reserve mee, zal getracht worden met meer dan bekwamen spoed deze zaak voor het jaar 1900 tot een een einde te brengen. De heer Hugenholtz gaf in overwe ging om de adressen die tot den Raad komen, op de secretarie te doen brengen in een leesbaren vorm 1 Ik ben het volkomen met dit Raadslid eens. Waarom men zinnen zooals „ik onder getekende Woenende Te Hille- gora Brengd Een Ver Zoek in Aan de gemeenten Haarlem of Hei Een stuk Bouw en Teelgrond" enzniet in wat beter hollandsch overbrengt is mij een raadsel. Of zou de geest van naturalisme en realisme ook reeds tot ons Stadhuis zijn overgeslagen. „Het document humain, meneer, niets gaat daarboven. Al dat opsieren is maar romantiek We kunnen het niet gelooven en ook niet hopen. Haarlem, 22 Januari 1892 Door B. en W. dezer gemeente is bevorderd tot adjunct-commies ter ge meente-secretarie de heer H. J. van der Vangst alhier. Tot voorzitter van de plaatselijke commissie van toezicht op het lager onderwijs alhier is voor het jaar 1892 benoemd de heer J. Krol en tot haren secretaris de heer P. H. van der Ley. De zakboekjes van de milicien-ver lofgangers zijn door de burgemeesters der verschillende gemeenten aan de korpsen opgezonden. Behalve dat daarin een nieuw voorschrift wordt gevoegd, betrekking hebbende op de opkomst met spoed van de militie, zullen ook aanmerkelijke vera«deringen worden aangebracht in de wijze van opkomst en den tijd waarbinnen de miliciens zich bij hun korps moeten melden bij eene opkomst met spoed. Een ieder, die daarbij belang heeft, zij aanbevolen zich, na terug ontvangst van het zakboekje, met een en ander op de hoogte te stellen. Alhier is gisteren overleden de Wel Eerwaarde heer J. W. H. Sijpkens, van 1844 tot 1889 predikant bij de Ned. Hervormde gemeente te SelliDgen (Gr.) J)e overledene was 28 Augustus 1815 te Groningen geboren. Hedenmorgen maakten van de koste- looze uitdeeling van koffie en brood alhier gebruik, 1067 kinderen en 394 volwassenen. Uitgenoodigd door „Volksbelang", trad Donderdagavond alhier op de heer P. L. Tak uit Bussum met het onder werp „Armenzorg". In onze maatschappij zooals zij tegen woordig is, zijn er steeds armen, ja het aantal hunner zal steeds grooter worden. Daar allen het zich bewust zijn, dat er onvermijdelijk armoede moet bestaan, zoo worden slechts de middelen be sproken om de nijpende pijn daarvan te stiflen, niet om deze maatsohappe- lijke ziekte uit te roeien. Wat doet nu de staat ter bestrijding der armoede en ter leniging van den nood Volgens spreker is de wet op staatsarmenzorg, de armenwet, hoogst gebrekkig, daar zij, en dit zet spr. nader uiteen door het voorlezen van eenige artikels dier wet, volgens hem gegrond is op den leer van den politiestaat, en waaruit blijkt, dat de staat slechts bij volstrekte onver mijdelijkheid hulp aan armen mag ver- leenen, wanneer de kerkelijke en vrij willige liefdadigheid niets kan doen. Door gebrek aan voldoende geldmidde len zijn de kerkelijke armbesturen en instellingen van liefdadigheid te veel gebonden om voldoende te helpen» In den tegenwoordigen toestand van armenzorg moeten dus noodwendig ver anderingen komen, daartoe moet de maatschappij veranderd worden. Die verandering moet voorbereid en bespoe digd worden, en is niet binnen zoo korten tijd te bewerkstelligen. Als oorzaak van de vermeerdering der armoede, door het toenemen van het aantal werbeloozen, noemde spreker den vooruitgang in het machinewezen, en den vrouwen- en kinderarbeid. De arme heeft recht op onderstand van den staat, daar de wet, die het bedelen verbiedt een ieder voor gebrek moet vrijwaren. Het bekende Elber- feldsche stelsel is een uitstekende hand leiding, waarnaar de staat haar armen zorg kan regelen. In Duitschland, zegt spr., heeft dit stelsel slechts éen fout, nl, dat het van gemeente- niet van staatswege uitgaat. De particuliere lief dadigheid werkt verkeerd, daar zij de- moraliseerend werkt en wanverhoudingen schept, verhoudingen van afhankelijk heid en onderdanigheid. Volgens spr. dus heeft de arme recht op onderstand van den staat; door een sterk progessieve belasting moet de staat in de kosten van een algemeene armenzorg voorzien, en moet deze uit gaan van de gemeenten. Aan het zeer levendig debat namen zes personen deel, die sommige punten bestreden, en andere besproken hadden willen hebben. De heer jhr. mr. Rethaan Macaré, voorzitter van „Weldadigheid naar Vermogen", besprak bij het debat nog het verschil tusschen armen en armen, dit met voor-beelden ophelde rende. De president van „Volksbelang" uitte ten slotte o. a. ook zijn dank aan de twee raadsleden, welke zich ter verga dering bevonden, hoewel het hem ver wonderde, dat niet meerdere leden van den raad aan de uitnoodiging van „Volksbelang" gehoor hadden gegeven, om op die wijze hunne belangstelling te toonen voor dit op economisch ge bied zoo belaDgrijk onderwerp. Voor de vacante betrekking van veldwachter te Haarlemmermeer op eene jaarwedde van ƒ475 en vrije bo- venkleediüg, zijn 45 sollicitanten op gekomen. De trekvaarten van Sloterdijk tot Haarlem bieden den talrijken schaatsen rijders goede banen aan, die van wege der ijsclub „Volharding" te Houtrijk en Polanen in orde zijn gemaakt. Enkele baanvegers zijn van bussen voorzien; de daarin ontvangen bijdra gen worden des avonds onder de ar beiders verdeeld als minste daghuur ontving ieder tot nu toe 1. Het ijs op het Noordzeekanaal heeft zich thans vastgezet en bedekt het ge- heele kanaal; alleen de vaargeul, die opengehouden wordt, is te bevaren; de sleepboot van ijsploeg voorzien blijkt op den duur voor dit werk in kracht te kort te schieten; dringend noodzakelijk is het daarom, dat krachtige en doeltreffende middelen worden aange wend. By konink. besluitzijn be noemd tot voorzitters en burgerlijke leden en hunne plaatsvervangers in de militieraad ven N.-Holland voor de 271 HOOFDSTUK XXI. „Gij maakt meer drukte dan een man, die een kogel in de borst heeft gekregen. Daarvoor is het meisje nu gedood gewor den. Dit is een slechte reis voor mij geweest vanavond. Ik had liever duizend dollars willen verliezen dan Nelly Darrel." ,Kom, maak nu toch zoo'n drukte niet over niets. Watzeudt gij beginnen als ik Dyke Darrel niet zoo zijn verdiende loon had gegeven? Gij mocht uwe vrienden wel bedanken inplaats van hen te vervloeken." Er was veel waars in de woorden van Nick Brower, en dat moest die aartsschelm, Ruggles, ook wel erkennen. „Ik had het meisje zoo gaarne levend in handen gekregen, Nick. Gij kunt het evenwel niet helpen, dat zij dood is, zij is er zelf de schuld van." „Dat is zoo, professor." Professor Ruggles ging nu de wond |aan Nelly's hoofd eens wat nader beschouwen en was zeer verheugd, toen hij zag, dat de kogel den schedel van het meisje maar even had geraakt zonder een bepaald doodelijke wond veroorzaakt te hebben. „Ik zal de zuster wegbrengen, terwijl gij met den detective kunt doen, wat gij wilt," zeide Ruggles, tfmaar zorg er voor, dat hij het ons in het vervolg niet meer lastig kan maken." „Daar kunt gij op rekenen," antwoordde Brower. Toen beklom professor Ruggles de trap met Nelly Darrel in zijne armen, op het oogenblik, dat vier mannen aan de deur beneden klopten. HOOFDSTUK XXII. Madge Scarlet speelt Elliston eene poets. Toen professor Ruggles de bovenkamer van M^dge Scarlet betrad, werd er hevig tegen de deur gebonsd. Daar hij dadelijk vermoedde dat het vijanden waren, snelde hij naar den achter kant van het huis, zonder zijne kameraden in den kelder te waarschuwen. Weldra hoorde hij voetstappen op de trap weer klinken en haastte zich nu door de aphterdeur naar buiten. „Ze schijnen daar in grooten getale te kom,en aanzetten," mom pelde Ruggles ik hoop dat Nick en zijn vriend, Dyke Darrel zullen dooden, voor zijne vrienden hem te hulp komen. Wat mij betreft ik verlaat deze vervloekte stad zoodra ik zeker weet dat Nelly buiten gevaar is. In Chicago zal ik wel volkomen veilig zijn denk ik." De roodharige schelm riep nu een huurrijtuig aan, waarin hij met zijne bewustelooze last plaats nam en naar een ander gedeelte van de stad reed. Ruggles had meer dan eene schuil plaats in de groote stad en toen hij Nelly in een goede kamer had gebraeht, en haar onder de zorg van eene oude negerin had gesteld, kon hij weer ruimer adem halen. Nelly Darrel was zeer ernstig gewond en ijlde gedurende verscheidene dagen in hevige koorts. Toen zij weer tot be wustzijn kwam was zij zeer zwak en hulpbehoevend. De oude negerin paste haar echter zeer liefderijk op. Men had haar gezegd alles te doen wat zij kon om het meisje dat eene bloedverwante van den professor was in het leven te houden, voorts was haar medegedeeld dat het schoone meisje niet wel bij het hoofd was en nu een ongeluk had ge had, waarbjj zij haar hoofd verwond had. „Arme witte lelie," mompelde de negerin op meewarigen toon toen het meisje weer kon opzitten. „Waar ben ik vroeg Nelly. „Gij zijt bij goede menschen, liel kind," antwoordde haar ziekenoppasster. „Uw neef heeft gezegd, dat gij naar huis gaat, zoodra gij reizen kunt." „Mijn neef?" Nelly staarde de oude negerin verwonderd aan. Plotseling schoot het voorval in den kerker in Clarkstreet haar te binnen. Zij had ook zoo lang in hevige koorts gelegen, dat zij vol strekt niet wist, hoeveel tijd er na die worsteling in den kelder al weer verloopen was.' Wat was er in dien tijd gebeurd? Hoe was het met haar

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1892 | | pagina 1