Kind of Tijger.
Het stoomschip Colon van Liverpool
naar Zuid-Amerika was pas een dag
onderweg, maar reeds hadden wij passa
giers goed keonis gemaakt en zaten in
de rookkamer genoeglijk te praten. Het
was elt uur 's avonds, er was wat kaart
gespeeld, maar men was er mede opge
houden en vier van ons giogen met den
kapitein nog een uurtje boven op het
dek zitten, daar het een prachtige, stille
nacht was.
Een onzer, een ingenieur die in Peru
spoorwegen had helpen aanleggen, ver
telde een en ander daarover en zei ter
loops, dat hij in al den tijd dat hij in
Amerika verblijf had gehuudeD, niets
had bemerkt van een wild dier, behalve
een jong tijgertje. Toen hij dit zeide,
zagen wij allen dat d8 kapitein rilde en
dat zijn gezicht betrok.
/yWat scheelt u kapitein Hebt gij
meer ondervinding van tijgers vroeg
de ingenieur. //Als dat zoo is, vertel het
ons dan."
z/Ja, ja, vertel het ons/ riepen de
anderen in koor.
Kapitein Paul stak een sigaar op en
zei: a We 1, het is een merkwaardig ver
haal, en het lijkt mij soms nóg een
droom toe, maar iets dat ik in mijn
koffer heb, bewijst mij dan dat het wel
degelijk waarheid is geweest en geen
hallucinatie.
Ik was vroeger opzichter by eene
firma, die zich ten doel stelde gezonken
schepen te lichten. Myn vrouw en mijn
kleine jongen, die toen tien maanden
oud was, waren bij mij, toen ik op zekeren
dag voor vier maanden naar Guayaquil
werd gezonden, om daar een schip te
lichten.
Guayaquil is een heete, kleine stad,
zestig mylen van de zeekust verwij
derd en ik huurde dadelyk een gemeu
bileerd huis twee mijlen van de stad
en bracht daarin mijn vrouw en kind
en onze dienstbode. Eiken morgen reed
ik te paard naar mijn arbeid en keerde
lederen avond weer terug. Het was zeer
warm en er waren milliarden muskiete.;,
om over de vliegen niet te spreken, maar
ons huis was zoo licht en open, dat men
er elk windje duidelijk in gevoelde,
zoodat wy er waarlyk geen onaangenaam
leven haddm. Er waren zes kamers in
het huis en ze waren alle gelijkvloers.
Dikwijls waarschuwde ik myn vrouw,
om de deuren des nachts toch niet te
laten aanstaan, want hoewei er voorin-
brekers eeen vrees bestor^ "ebeurde aan het kind
4*.- a- - - fnv
zóó nil én dan toch, dat wilde dieren
zich buiten het kreupelhout waftguen.
Men had er zelfs by de stad gezien.
Maar toen wy er wat langer woonden,
wij het gevaar zoo niet meer en
lieten vaak een deur open, vooral om
dat het 's nachts dikwyls zeer warm
was.
Op zekeren avond was ik in de stad
opgehouden en het was bijna midder
nacht, toen ik mijn paard besteeg om
terug te keeren. Het was een prachtige
nacht, juist als deze. L'e rnaao verlichtte
den weg, zoodat ik geen gevaar had om
te verdwalen en juist toen ik den heuvel
voor mijn huis overreed, zag ik dat de
voordeur wijd openstond.
Nadat ik afgestegen was en mijo
paard had verzorgd, ging ik het huis
binnen en sloot zorgvuldig de deur. Gij
allen weet, hoe voorzichtig een man
loopt in een hui3 waar een kind slaapt,
dat nog geen jaar oud is. Voorzichtig
heid is dan vaak zelfbehoud. Op de
trap trok ik mijn laarzen nit en sloop
mijn eigen kamer- binnen, die het dichtst
bij de trap was. Ik hoorde een zacht
geluid, eenig8zin8 snuivend, zooals een
kind vaak ademhaalt en begreep, dat
myn vrouw het kind in myn bed had
gelegd, 't Was stikdonker in de kamer
en ik meende, dat mijn vrouw die dik
wyls hoofdpijn had en dan 's nachts op
stond, om zich het hoofd met koud water
te verfrisscheD, nu weer last had van
die kwaal en het kind in mijo bed had
gelegd, om het dien nacht rustig te laten
doorslapen. Om haar niet wakker te
maken, besloot ik maar in mijn kamer
te blyven en naast onzen kleinen jongen
te gaan slapen.
Zonder gedruisch kleedde ik mij uit
en stapte in bed over het kind heen
Het verroerde zich niet maar het scheen
my toe, dat de ademhaling luider was
dan gowoonlyk.
Ik kan niet lang geslapen hebben,
toen ik wakker schrikte door een ge
wicht, dat plotseling over myn borst viel.
„O," dacht ik, //dat is het hoofd van
onzen jongen, die over zyJe valt.'
Zachtjes wilde ik hem weer recht leggen,
en toen ik het hoofd aanvatte, dacht
in half slapenden toestand, dat het
bizonder harig en lang was. Ellenlang
leek mij dat hoofd en toen ik er met
de hand over streek, voelde ik tanden
lang en scherp...
Opeens was ik helder wakker en
begreep, dat het niet het kind was, dat
naast mij lag, maar dat het zware ding
op myn borst was de poot van een
groot beest.
Ik bleef kalm genoeg, om stil te bly ven
liggen. Hoe ter wereld bad ik dat
schorre ademhalen kunnen houden voor
de zachte ademhaling van ons kindji
Wel, juist omdat ik aan niets anders dan
«na gedacht.
Het is my onmogelyk, de gedachten
te beaGhr^ven welke mij m
oogenblikken vervulden. Eerst was
ik yskoud en mijn lichaam scheen te
krimpen van afgryzen. Daarop brak het
zweet mij aan alle kanten uit. Het was
nog altyd stikdonker, en het. erg3te was,
dat ik met geen mogelijkheid mij eene
voorstelling kon maken van de lokali
teit waar het bed en waar de deur
was.
Het eonige wat ik kou doen, was na-
tuurlyk doodstil liggen lot het licht ge
noeg in de kamer zou wezen, dat ik de
deur kon zien. Ik bad hartelijk, dat het
dier naast my (ik wist natuurlijk nog
niet eens, wat voor een dier het was)
niet mocht wakker worden door een ot
ander geraas in net huis. Met geen mo-
;elijkheid kon ik bedeaken, hoe laat het
wel zou wezen, de eenige gedachte die
mijn kloppend hoofd vervulde was, dat
ik naast een kolossaal dier lag dat zijn
poot op mij had gelegd en dat ik verloren
wanneer het wakker werd voordat ik
had kunnen ontsnappen.
Plotseling hoorde ik den kleinen
joegen schreien. Goddank hy was bij mijn
vrouw ie de kamer. Hoe goed deed mij dat
geluid, want ik kou niet auders denken of
het dier had het kind verslonden voor
dat het in myn bed was gaan liggen.
oogenblik vreesde ik, dat het schreien
van het kind het beest zou doen ont
waken, maar gelukkig was het op de
stem van zijoe moeder dadelijk weer
Btil.
Alles was weer stil, uitgezonderd de
ademhaling van het dier. Al dien tijd
was ik in dezelfde houding blijven lig
gen, zelfs den moed missende om mijn
hand van da poot van het dier af te
nemen. Ik bemerkte dat de morgen
kwam, daar de lucht kouder werd. Zon
der deken lag ik daar, rillende van
angst, ia het koude zweet. Ik gevoelde
mij uitgeput en moede, maar verzette-
mij krachtig tegen de aanvechtingen van
den slaap. Als ik indommelde, was ik
verloren.
Eindelijk eindelyk zag ik eene
flauwe schemering aan het einde van de
kamer. Het was hot daglicht!
z/Nog maar een paar minuten," zeide
ik tot mijzelvon. Allengs werden de meu
belen in de kamer zichtbaar en eindelijk
zag ik de deur, die zich vlak tegenover
het bed bevond. De deur stond half open.
Ik wachtte eenige oogenblikken langer
tot dat er meer licht was; toen greep
ik de zware poot en wierp die van mij
af. Eén sprong en ik was uit het
bed
Met een tweede sproDg was ik ia de
gang, een smeet de deur dicht mot een
slag! Uit de kamer klonk een woest ge
brom eB een hevig gekraak.
Mijn vrouw zou u het overige beter
kunnen vertellen dan ik, ™aaF daar
niet hiér is zal ik het vertellen zooals ik
het haar heb hooren doen.
Zij werd wakker door eèn vreeselyk
gillen, vergezeld ?&n een zwaar gebrul.
Toen zy in de gang snelde, zag ze m'i
staan met de deurknop in de hand en
gillend uit al myn macht. De kleine jon
gen voegde zich in het koor. Aanvan
kelijk dacht mijn vrouw, dat ik gek ge
worden was, maar gelukk g kon ik haar
nog vragen om hulp te roepeu en een
oogenblik later kwamen de stalknechten
de tuinjongen voor den dag.
Met een touw bondon wij de knop van
de deur, die naar binnen open ging, aan
een andere deur vast, zoodat er van ope
nen geen sprake kon wezen. Ik zond toen
mijn vrouw en den jongen naar destal,
uit vrees, dat bet beest een paneel uit
de deur zou slaau ea op de binnen
plaats een ladder tegen het venster
plaatsende, klom ik erop met mijn geweer.
Eerst stiet ik oen gat ia het venster
en stak daar mijn geweer doorheen. Wel
dra zag ik de oogen van het beest eo
zoo precies mogelijk mikkende, gaf ik
vuur. Het volgende oogenblik zag ik een
groot lichaam een sprong doen naar het
venster en, den aanval willende ontwij
ken, viel ik van den ladder naar beneden
en verstuikte mijn enkel zoodanig, dat
toon ik wilde opstaan, ik flauw viel van
de pijn.
Toen ik de oogen weer opende, lag ik
in mijn bed en zat mijn vrouw er voor,
met ons kind in de armen. Zij vertelde
mij, dat zy nadat ik bewusteloos was
geworden, de ladder was opgeklommen
en met een tweeden kogel den stervenden
tij jer (want het was een tijger, van het
grootste soort nog wel) bad afgemaakt."
Toen de kapitein zijq verhaal had ge
ëindigd, waren wy allen stil. Ik rilde
en ik geloof, dat de anduren ook niet
moediger waren.
HAAULËilUEU HALLETJES.
Ssn Zatsrdagaïondpraatje.
cxxv.
/,Die oorlog weet watzei myn oude
tante," mensch meosch, 't- is een kruis,
dat oorlog voeren Jonge kerels in den
bloei van d'r leeftijd finaal doodgescho
ten of doodgestoken, met achterlating
van een vrouw met zes kinderen, nog
te jong om hun treurig verlies te be
seffen
z/Nu, nu, tante," zei ik, //rekruten van
twintig jaar en dan zes kinderen achter
laten Dat is toch niet zoo heelemaal
waar!"
z/Neef," zei myn tante en ze Echoot
door haar dikke brilleglazen een scherpen
blik op mij af, die mij vermoord zou
hebben als 't een dolk was geweest, zoo
doorborend was hij, /,neef praat me
er niet vanJij bent er ook al een van
de lui, die zeggen dat de oorlog eeD
noodzakelijk kwaad is. Schamen moest
je je, egöisten van mannen die jelui bent.
't Kan je niemendal schelen, of honderde
armen vrouwen haar man of haar zoon
verliezen, jelui verdraait er je hand niet
cm..."
z/Maar tante," zei ik, //die mannen en
die zoons die doodgeschoten en gestoken
worden, zyn wij zelf. Me dunkt dus, dat
we er nog wel een beetje belang bij
hebben, bij een oorlog bedoel ik. Wij
laten er ons leven by, en u en uw sekse
bly ven achter, met zes kinderen zooals
u zegt. Ik weet heusch op dit oogenblik
niet wat ik liever zou willen, dood gaan
of achter blijven."
//'t Is wat êels," zei tante en met echl
vrouwelijke handigheid liet zij dat punt
voor wat het was en gooide het, zonder
blikken of blozen, over een anderen boeg.
//Eiken dag lees je in de kranten, dat er
weer een nieuw moordtuig is uitgevon
den, een geweer, een revolver of een
kanon. Tot dat oogenblik dachten de
menschen, dat dertig schoten in de mi
nuut het hoogste was maar daar
komt een kapitein van de artillerie met
een ding aandragen, dat veertig kogels
in de minuut afschiet. Een goevernement,
dat het geld van de belastingschuldigen
maar om 't grijpen heeft, geeft tiendui-
zende bij tienduizende guldens uit om
de nieuwe uitvinding te koopen en dan
jegt het er nog eenige honderdduizenden
{jÜ, om al de geweren volgens het nieuwe
6ysteem te laten inrichten. En datheele
B i iV E L A
Van de zonderlinge vergis-
sing, door mr. Haffmans ten opzichte
van den heer Poelman gemaakt, wordt
de volgende verklaring gegeven
Bij het voorlaatste nucnmer van zyn
propaganda tydschrift heeft de Bond voor
Landnationalisatie verzonden een ontwerp
van wet, houdende eenige voorzieningen tot
opheffing van de Armoede en Ellende, waar
onder het grootste gedeelte van het Neder-
landsche volk gebukt gaat en ter duurzame
voorkoming daarvan, door Malavidi. Van
deze brochure werd ook een exemplaar
gezonden aan alle Kamerleden en mr.
Haffmans heeft er dus ook een ontvangen.
Nu houde men in het oog, dat het
latijnsche pseudo van den schrijver be-
teekent slecht zien en dat dr. Poelman
naar men weet, blind of byna blind is,
Do heer Hafimans zal dus gèmöënd böb-
bsn een bizonder goeden zet te doen, door
deze twee zaken met elkander in ver
band te brengen en zoodoende aan dr.
is net precies klaar, maar dan
komt et een majoor van de infanterie
en die presenteert een geweer, dat vijf en
veertig schoten ïn 't uur doetEn weg
ben je de soldaten van dat goever
nement zyn weg, als er oorlog komt,
want hun geweren zyn ouderwetsch ge
worden en ze leggen 't af en het lieve
geld is weg en alles is wegBehalve
de kapitein van de artillerie en de ge
weer fabrikant, die van hun renten zijn
gaan leven!"
z/Maar tante wat is u gebeten op die
arme nieuwe geweren Wat hindert het
of de minister van oorlog al nieuwe
geweren laat maken
z/Wat het mej hindert? wat het me
hindert? Betaal ik dan myn belasting
□iet en zou ik niet veel minder moeten
betalen als het budget van oorlog
niet was
z/Och kom, maar u moet niet denken
dat als het heele leger eens werd afgeschaft,
de belastingen opeens zoo zouden verminde
ren.Dan zou deze minister zeggen: //wacht,"
nu er voor oorlog niets meer noodig is,
wil ik wel een sommetje méér hebben
voor bruggenbouw; en een ander zou
geld willen hebben voor den aanleg van
sporen op Java en een derde, om een
paar gevangenissen by te bouwen (want
die zitten allemaal vol) en een vierde
voor weer wat anders en de duiten, die
anders aan //hoofdstuk Oorlog" werden
besteed, zouden eenvoudig op een ander
hoofdstuk gebracht worden."
't Kan wel wel wezen", zei tante,
z/want dat heb ik wel gemerktals
iemand in de Kamer wil of in den Ge
meenteraad, dan zegt hy dat hy vóór be
zuiniging is, maar zit hij eenmaal op
het gestoelte der eere, dan wordt je be
lasting er niet lager door welnee,
altijd maar hooger. Als dat zoo doorgaat,
dan komen we aan de tiende penning,
die Alva indertijd van de menschen
vorderde. Maar we hadden het over den
oorlog. Kijk, ik zou zoo graag willen,
dat de menschen het op een andere
manier afdeden."
z,Op welke manier dan, tantelief Ze
kunnen er toch niet om loten, wie ge
lijk heeft of er om opgooien, kruis of
munt?"
z/Gelyk hebben? is het dan om gelijk
hebben te doen Kom neef, dat weet je
toch wel beter. De oorzaak van een
oorlog is altyd een bagatel, waarover
twee mearchen in 't gewone leven zich
niet eens boos over zouden maken. Een
glas water, dat een onhandige gezant
over de japon van een koningin omver
Poelman het vaderschap van dit wets
ontwerp toe te kennen
Men deelt aan het U. D.
mede, dat de onlangs te Berlijn door
Pfeiffer en Canon gelyktijdig ontdekte
iüflueDza-bacil ook te Utrecht bij i. flu-
enza-lijders is gevonden. Praeparaten en
reine cultures ziju in de vergadering van
de afdeeling Utrecht der Nederlandsche
Maatschappij tot bevordering der genees
kunde door prof. Spronck verloond.
De Berliner BorsenZeitung
ontving weder van het telegraaf-bureau
vaDHirscheen sensatie-bericht uit Utrecht
Op don spoorweg RozendaalVlissin.en
zou in eenen coupé tweede klasse eene
vrouw vermoord en beroofd zija gewor
den. Bij aankomst van deu trein te
Vlissingen kwam men tot de ontdek
king van het vreesslyk geval. Van den
moordenaar was geen spoor te ontdekken.
Evenmin gelukkig van de waarheid
van het bericht.
Naar men verneemt, is eene
antieke kruik, die in 1883 door een
arbeider van Twyzel gevonden werd bij
de vergraving van het stroomkanaal de
Lits onder Oostermeer, en eerst als waar
deloos werd weggeworpen, dezer dagen
overgegaan in handen van een engel—
schen lord voor de som van f 2000. Zij
droeg te midden van wapenafbeeldin
gen en lauwerkransen in basreliëf het
opschrift
PETER: bVARTZENBVRCH
VNDEMARGRET: VAN:
NECHTRSLM
G: R: SIN HVSFRAVANNO
1586.
Het bestunr der Vr y e Vr ou
wen Veremiging bad voor Donderdag
avond eene lezing aangekondigd, door
madll. Popelin, docteur en droitin het
lokaal Odéon te houden ia Amsterdam*
j. M. Drucker deelde deo aanwe
zigen echter mede, dat madll. Popelin
verhinderd was baar belofte gestand te
doen, en deed een tweetal brieven voor
lezen, waaruit bleek dat de genoemde
dame te Brussel bedlegerig was, lijdende
aan een aanval van influenza, eu daarom
onder betuiging van leedwezen verzocht,
haar voordracht 8 of 14 dagen uit te
stellen. Het bestuur stelde dus voor, de
toegangsbewijzen terug te geven en voor
eene volgende vergadering, na herstel
van inadlle Popelin, geldig te doen zyn.
Om de aanwezigen niet ongetroost naar
huis te laten gaan, hield mej. Drucker
een voordracht ovor de Heksenprocessen
die door het vrij talryk publiek werd
toegejuicht.
C. M. te A n d ij k is, staande
als getuige voor de errondissem ent-rccht-
bank te Alkmaar, in hechtenis genomen
verdacht van meineed.
Op 25 Januaïiis teËmmë-
rik verdronken L. H., oud 25 jaar, wo
nende te Kralingen, matroos op bet
gooit een vechtpartij tusschen matro>
zen van de eeoe en beschonken burgers
van de andere natieom zulke la
la redene i maakt men oorlog. Wel,
als het om gelijk hebban te doen was,
dan moesten allo europeesehe volken den
Czaar van Rusland dreigen, dat zij hem
den oorlog zouden aandoen, als hij niet
ophield met de Joden zoo barbaarsch te
vervolgen en niet wat meer deed, om
den hongersnood in zijn Rijk te ver
helpen. Maar daarover denken zeniet!"
z/Tante, tante, wat slaat u weer door
Hoe wou u het stellen zonder oorlog
De rassenhaat
//Rassenhaat? Maar neefje, die wordt
er juist door de oorlogen ingebracht,
't Kan toch een Franschman niet schelen,
of de Duitscher een keizer vereert, even
min als het den Duitscher raakt dat de
Franschman liever een republiek heeft.
Als de Franschman „non" en de Duit
scher //nein" zegt, bedoelen ze immers
precies hetzefde. Waarom zullen die
twee groote volken elkaar nu haten
Niet omdat het eene volk zwarte oogen
en haar en het andere blauwe oogen
en blond haar heeft ook niet, omdet
eeuwen geleden de wederzijdsche voor
ouders, die toen nog onbeschaafd waren,
elkaar hebben afgeklopt.Neen, daarom niet.
Maar komdat de Duitschera op school
uit hunne geschiedenisboekjes leeren,
dat Napoleon I een groote tiran was,
die het groote duitsche volk schandelijk
heeft onderdrukt, en omdat de fransche
jongens op hunne scholen hooren van
den slag van Sodan en van het beleg
van Parijs. Daardoor komt het, dat de
Franschen brullen //revancheen dat
de Duitschers tusschen hunne blonde
knevels door, brommen //der Erbfeind."
Gekwetste eigenliefde is het, anders
niet, voortdurend aangekweekt door de
zoogenaamde vaderlandslievende betoogen
in boeken en redevoeringen."
z/Maar tante, nu cyfert u toch alles
weg. Is vaderlandsliefde, is heldenmoed
niets meer waard
/,Wel natuurlyk, neef. Ik heb allen
eerbied voor den moed van een soldaat,
die zich opoffert aan den hoek van een
weg om zyue kameraden te redden
voor den officier die aan het hoofd
van zijne troepen, het eerst den voet
zet in de bestormde benting
maar we zouden van zoo'n zelfopoffering
in het dagelyksch leven zooveel meer
genot kunnen hebben. Vaderlandsliefde!
niemand houdt meer vao zyn vaderland
dan ik van het mijne maar 'c zou
me toch innig pyn doen, als ik ten
plez'.eie van mya vaderland een Duitscher
of een Franschman moest van kant
maken, die ook aan zijn vaderland
hangt, maar het door mijn schnld nooit
zal wee zien. Ja, lach maar otn je ouwe
tante ik weet wel, dat je denk*'t
is weer een echte vroawenredenering,
veel hart, maar geen verstand. Je kunt
denken wat je wilt, maar ik blijf or bij
dat de oorlog een groot kwaad is, dat
de menschen zichzelven op den hals
halen."
,/Maar u sprak daar straks van een
andere manier om een kwestie tusschen
volken af te doen Hoe wou u dat dan
gedaan hebben
z/Wel, kijk, als nu by voorbeeld Frank
rijk en Duitschland samen ruzie kregen,
dan wou ik dat keizer Wilhelm en president
Carnot een samenkomst hielden
„la Frankrijk of in Duitschland,
tante
;/In België of in Nederland, neef, op
ODzydig gebied. En dan zouden ze elkaar
eens kunnen onderhouden over de kwes
tie die uitgemaakt moest worden. Kon
den ze het niet eens worden, wie gelijk
had, dan konden ze er om loten en de
gene die het won, kreeg dan een vooraf
vastgestelde som gelds van dengene, die
ongelijk had."
Ik begon te laohen. ,,'t Is wel een
voudig, tante, dat moet ik zeggen. U
kan het keizer Wilhelm eens voor
stellen
z/Die zegt natuurlijk neen, dat spreekt
vanzelf, want een keizer, ook al is hy zoo
machtig als die van Duitschland, is
daarom nog niet alleen baas. Hy moet
rekeniüg houden met zyn raadgevers,
met zijn leger dat eerzuchtig en met zyn
volk, dat verbitterd is waaróm heb je
straks al gezegd. Maar dat de hand van kei
zer Wilhelm zal beven, wannetr hy over
een of twee of tien jaar de oorlogsverkla
ring onderteekent, daar ben ik zeker
van. Kyk, ik heb daar juist een fransch
werk gelezen over de marine van dezen
tyd en daarin worden opgesomd al de
reusachtige schepen, die tonnen gouds
kosten en die speciaal gebouwd zyn, om
in vredestyd in een haven te liggen of
wat op en neer te varen, en in oorlogs-
ty d om mekaar door en door te schieten.
De bepantsering wordt boe langer hoe
dikker, maar de kogels gaan er hoe
langer hoe vlugger er doorheen. In
dat fransche werk, dat overigens heel
mooi is, lees ik dat een van die zee-
kasteelen een kanon heeft, dat een kogel
van 900 kilo afschiet, en dat kogeltje
legt per seconde 580 meters af. Dan heb
je het beroemde Maxim-kanon, dat
twaalfhonderd schoten in een minuut
kan doen, dat is twintig in de seconde.
Je begrypt 1 et haast'nief, maar 't staat
er. En dan hebt je eindelek die torpedo's,
helsche machines, die zoo ingenieus zijn
samengesteld, dat het iemand spijt, dat
de uitvinder zijn knapheid niet aan iets
anders heeft besteod. Die vreeselyke werk«
tuigen komen onder water door met snel»
heid op een schip aanzetten en ais ze er
tegen aanbotseD, maak je dan maar uit
de voeten I Het grootste zeekasteel krygt
een gat, dat het vol water loopt en in
een oogwenk naar den grond gaat. Nu
wil ik toch maar zeggen, dat die uitvinders
van die helsche machines heel wat beter
zouden hebben gedaan, wanneer ze met
hun knappe koppen toestellen hadden,
uitgevonden, cm menschen uitbrandende
huizen te redden of om de veiligheid
op de sporen te verzekeren
,/Maar zou u dan willen, dat als bij
voorbeeld Nederland eens werd aange
vallen, het zich niet verdedigde
//Zeker zou ik willen, dat we ons dan.
verdedigdenMaar ik zou willen, dat.
geen volk er meer aan dacht een ander,
volk aan te vallen en hoe langer de oor
log uitblijft, des te minder gevaar is ei\
dat hy komen zal. Maar is hy er een*
maal, dan is er geen houden meer aan
de menschen dan begint men weer
te brommen: ^erfvyand" en te roepen
//wraak Misschien is dat gedurig moord*
dadiger maken van de wapens wel een
van de redenen, waarom van jaar tot jaar
de oorlog dien iedeiesn voorspelt, niet
komtAls dat zoo was, zou ik willen
dat er maar iederen dag kwaadaardiger
oorlogswerktuigen werden uitgevonden
misschien bleef dan de oorlog voorgoed
weg."
Ik glimlachte ereis en stond meteen
op, om heen te gaan. ,/Er zou tegen dat
alles nog wel een en ander in te brengen
wezen, tante, maar ik vrees dat wanneer
ik dat deed, er zooal geen oorlog tus
schen OD8 uitbreken, dan toch de vredö
verstoord worden zou. Liever gun ik u
dus het laatste woord."
Myn tante, die zich al sehrap had ge
zet om mijn antwoord té hooren, keek
alsof ze door de kamerdeur plotseling een
torpedo op zich zag afkomen, maar ife<
met de snelheid van een 900 kilo's-ka-
nonskogel, nam afscheid en verdween.
FIDELIO.