Kind of Tijger. Het stoomschip Colon van Liverpool naar Zuid-Amerika was pas een dag onderweg, maar reeds hadden wij passa giers goed keonis gemaakt en zaten in de rookkamer genoeglijk te praten. Het was elt uur 's avonds, er was wat kaart gespeeld, maar men was er mede opge houden en vier van ons giogen met den kapitein nog een uurtje boven op het dek zitten, daar het een prachtige, stille nacht was. Een onzer, een ingenieur die in Peru spoorwegen had helpen aanleggen, ver telde een en ander daarover en zei ter loops, dat hij in al den tijd dat hij in Amerika verblijf had gehuudeD, niets had bemerkt van een wild dier, behalve een jong tijgertje. Toen hij dit zeide, zagen wij allen dat d8 kapitein rilde en dat zijn gezicht betrok. /yWat scheelt u kapitein Hebt gij meer ondervinding van tijgers vroeg de ingenieur. //Als dat zoo is, vertel het ons dan." z/Ja, ja, vertel het ons/ riepen de anderen in koor. Kapitein Paul stak een sigaar op en zei: a We 1, het is een merkwaardig ver haal, en het lijkt mij soms nóg een droom toe, maar iets dat ik in mijn koffer heb, bewijst mij dan dat het wel degelijk waarheid is geweest en geen hallucinatie. Ik was vroeger opzichter by eene firma, die zich ten doel stelde gezonken schepen te lichten. Myn vrouw en mijn kleine jongen, die toen tien maanden oud was, waren bij mij, toen ik op zekeren dag voor vier maanden naar Guayaquil werd gezonden, om daar een schip te lichten. Guayaquil is een heete, kleine stad, zestig mylen van de zeekust verwij derd en ik huurde dadelyk een gemeu bileerd huis twee mijlen van de stad en bracht daarin mijn vrouw en kind en onze dienstbode. Eiken morgen reed ik te paard naar mijn arbeid en keerde lederen avond weer terug. Het was zeer warm en er waren milliarden muskiete.;, om over de vliegen niet te spreken, maar ons huis was zoo licht en open, dat men er elk windje duidelijk in gevoelde, zoodat wy er waarlyk geen onaangenaam leven haddm. Er waren zes kamers in het huis en ze waren alle gelijkvloers. Dikwijls waarschuwde ik myn vrouw, om de deuren des nachts toch niet te laten aanstaan, want hoewei er voorin- brekers eeen vrees bestor^ "ebeurde aan het kind 4*.- a- - - fnv zóó nil én dan toch, dat wilde dieren zich buiten het kreupelhout waftguen. Men had er zelfs by de stad gezien. Maar toen wy er wat langer woonden, wij het gevaar zoo niet meer en lieten vaak een deur open, vooral om dat het 's nachts dikwyls zeer warm was. Op zekeren avond was ik in de stad opgehouden en het was bijna midder nacht, toen ik mijn paard besteeg om terug te keeren. Het was een prachtige nacht, juist als deze. L'e rnaao verlichtte den weg, zoodat ik geen gevaar had om te verdwalen en juist toen ik den heuvel voor mijn huis overreed, zag ik dat de voordeur wijd openstond. Nadat ik afgestegen was en mijo paard had verzorgd, ging ik het huis binnen en sloot zorgvuldig de deur. Gij allen weet, hoe voorzichtig een man loopt in een hui3 waar een kind slaapt, dat nog geen jaar oud is. Voorzichtig heid is dan vaak zelfbehoud. Op de trap trok ik mijn laarzen nit en sloop mijn eigen kamer- binnen, die het dichtst bij de trap was. Ik hoorde een zacht geluid, eenig8zin8 snuivend, zooals een kind vaak ademhaalt en begreep, dat myn vrouw het kind in myn bed had gelegd, 't Was stikdonker in de kamer en ik meende, dat mijn vrouw die dik wyls hoofdpijn had en dan 's nachts op stond, om zich het hoofd met koud water te verfrisscheD, nu weer last had van die kwaal en het kind in mijo bed had gelegd, om het dien nacht rustig te laten doorslapen. Om haar niet wakker te maken, besloot ik maar in mijn kamer te blyven en naast onzen kleinen jongen te gaan slapen. Zonder gedruisch kleedde ik mij uit en stapte in bed over het kind heen Het verroerde zich niet maar het scheen my toe, dat de ademhaling luider was dan gowoonlyk. Ik kan niet lang geslapen hebben, toen ik wakker schrikte door een ge wicht, dat plotseling over myn borst viel. „O," dacht ik, //dat is het hoofd van onzen jongen, die over zyJe valt.' Zachtjes wilde ik hem weer recht leggen, en toen ik het hoofd aanvatte, dacht in half slapenden toestand, dat het bizonder harig en lang was. Ellenlang leek mij dat hoofd en toen ik er met de hand over streek, voelde ik tanden lang en scherp... Opeens was ik helder wakker en begreep, dat het niet het kind was, dat naast mij lag, maar dat het zware ding op myn borst was de poot van een groot beest. Ik bleef kalm genoeg, om stil te bly ven liggen. Hoe ter wereld bad ik dat schorre ademhalen kunnen houden voor de zachte ademhaling van ons kindji Wel, juist omdat ik aan niets anders dan «na gedacht. Het is my onmogelyk, de gedachten te beaGhr^ven welke mij m oogenblikken vervulden. Eerst was ik yskoud en mijn lichaam scheen te krimpen van afgryzen. Daarop brak het zweet mij aan alle kanten uit. Het was nog altyd stikdonker, en het. erg3te was, dat ik met geen mogelijkheid mij eene voorstelling kon maken van de lokali teit waar het bed en waar de deur was. Het eonige wat ik kou doen, was na- tuurlyk doodstil liggen lot het licht ge noeg in de kamer zou wezen, dat ik de deur kon zien. Ik bad hartelijk, dat het dier naast my (ik wist natuurlijk nog niet eens, wat voor een dier het was) niet mocht wakker worden door een ot ander geraas in net huis. Met geen mo- ;elijkheid kon ik bedeaken, hoe laat het wel zou wezen, de eenige gedachte die mijn kloppend hoofd vervulde was, dat ik naast een kolossaal dier lag dat zijn poot op mij had gelegd en dat ik verloren wanneer het wakker werd voordat ik had kunnen ontsnappen. Plotseling hoorde ik den kleinen joegen schreien. Goddank hy was bij mijn vrouw ie de kamer. Hoe goed deed mij dat geluid, want ik kou niet auders denken of het dier had het kind verslonden voor dat het in myn bed was gaan liggen. oogenblik vreesde ik, dat het schreien van het kind het beest zou doen ont waken, maar gelukkig was het op de stem van zijoe moeder dadelijk weer Btil. Alles was weer stil, uitgezonderd de ademhaling van het dier. Al dien tijd was ik in dezelfde houding blijven lig gen, zelfs den moed missende om mijn hand van da poot van het dier af te nemen. Ik bemerkte dat de morgen kwam, daar de lucht kouder werd. Zon der deken lag ik daar, rillende van angst, ia het koude zweet. Ik gevoelde mij uitgeput en moede, maar verzette- mij krachtig tegen de aanvechtingen van den slaap. Als ik indommelde, was ik verloren. Eindelijk eindelyk zag ik eene flauwe schemering aan het einde van de kamer. Het was hot daglicht! z/Nog maar een paar minuten," zeide ik tot mijzelvon. Allengs werden de meu belen in de kamer zichtbaar en eindelijk zag ik de deur, die zich vlak tegenover het bed bevond. De deur stond half open. Ik wachtte eenige oogenblikken langer tot dat er meer licht was; toen greep ik de zware poot en wierp die van mij af. Eén sprong en ik was uit het bed Met een tweede sproDg was ik ia de gang, een smeet de deur dicht mot een slag! Uit de kamer klonk een woest ge brom eB een hevig gekraak. Mijn vrouw zou u het overige beter kunnen vertellen dan ik, ™aaF daar niet hiér is zal ik het vertellen zooals ik het haar heb hooren doen. Zij werd wakker door eèn vreeselyk gillen, vergezeld ?&n een zwaar gebrul. Toen zy in de gang snelde, zag ze m'i staan met de deurknop in de hand en gillend uit al myn macht. De kleine jon gen voegde zich in het koor. Aanvan kelijk dacht mijn vrouw, dat ik gek ge worden was, maar gelukk g kon ik haar nog vragen om hulp te roepeu en een oogenblik later kwamen de stalknechten de tuinjongen voor den dag. Met een touw bondon wij de knop van de deur, die naar binnen open ging, aan een andere deur vast, zoodat er van ope nen geen sprake kon wezen. Ik zond toen mijn vrouw en den jongen naar destal, uit vrees, dat bet beest een paneel uit de deur zou slaau ea op de binnen plaats een ladder tegen het venster plaatsende, klom ik erop met mijn geweer. Eerst stiet ik oen gat ia het venster en stak daar mijn geweer doorheen. Wel dra zag ik de oogen van het beest eo zoo precies mogelijk mikkende, gaf ik vuur. Het volgende oogenblik zag ik een groot lichaam een sprong doen naar het venster en, den aanval willende ontwij ken, viel ik van den ladder naar beneden en verstuikte mijn enkel zoodanig, dat toon ik wilde opstaan, ik flauw viel van de pijn. Toen ik de oogen weer opende, lag ik in mijn bed en zat mijn vrouw er voor, met ons kind in de armen. Zij vertelde mij, dat zy nadat ik bewusteloos was geworden, de ladder was opgeklommen en met een tweeden kogel den stervenden tij jer (want het was een tijger, van het grootste soort nog wel) bad afgemaakt." Toen de kapitein zijq verhaal had ge ëindigd, waren wy allen stil. Ik rilde en ik geloof, dat de anduren ook niet moediger waren. HAAULËilUEU HALLETJES. Ssn Zatsrdagaïondpraatje. cxxv. /,Die oorlog weet watzei myn oude tante," mensch meosch, 't- is een kruis, dat oorlog voeren Jonge kerels in den bloei van d'r leeftijd finaal doodgescho ten of doodgestoken, met achterlating van een vrouw met zes kinderen, nog te jong om hun treurig verlies te be seffen z/Nu, nu, tante," zei ik, //rekruten van twintig jaar en dan zes kinderen achter laten Dat is toch niet zoo heelemaal waar!" z/Neef," zei myn tante en ze Echoot door haar dikke brilleglazen een scherpen blik op mij af, die mij vermoord zou hebben als 't een dolk was geweest, zoo doorborend was hij, /,neef praat me er niet vanJij bent er ook al een van de lui, die zeggen dat de oorlog eeD noodzakelijk kwaad is. Schamen moest je je, egöisten van mannen die jelui bent. 't Kan je niemendal schelen, of honderde armen vrouwen haar man of haar zoon verliezen, jelui verdraait er je hand niet cm..." z/Maar tante," zei ik, //die mannen en die zoons die doodgeschoten en gestoken worden, zyn wij zelf. Me dunkt dus, dat we er nog wel een beetje belang bij hebben, bij een oorlog bedoel ik. Wij laten er ons leven by, en u en uw sekse bly ven achter, met zes kinderen zooals u zegt. Ik weet heusch op dit oogenblik niet wat ik liever zou willen, dood gaan of achter blijven." //'t Is wat êels," zei tante en met echl vrouwelijke handigheid liet zij dat punt voor wat het was en gooide het, zonder blikken of blozen, over een anderen boeg. //Eiken dag lees je in de kranten, dat er weer een nieuw moordtuig is uitgevon den, een geweer, een revolver of een kanon. Tot dat oogenblik dachten de menschen, dat dertig schoten in de mi nuut het hoogste was maar daar komt een kapitein van de artillerie met een ding aandragen, dat veertig kogels in de minuut afschiet. Een goevernement, dat het geld van de belastingschuldigen maar om 't grijpen heeft, geeft tiendui- zende bij tienduizende guldens uit om de nieuwe uitvinding te koopen en dan jegt het er nog eenige honderdduizenden {jÜ, om al de geweren volgens het nieuwe 6ysteem te laten inrichten. En datheele B i iV E L A Van de zonderlinge vergis- sing, door mr. Haffmans ten opzichte van den heer Poelman gemaakt, wordt de volgende verklaring gegeven Bij het voorlaatste nucnmer van zyn propaganda tydschrift heeft de Bond voor Landnationalisatie verzonden een ontwerp van wet, houdende eenige voorzieningen tot opheffing van de Armoede en Ellende, waar onder het grootste gedeelte van het Neder- landsche volk gebukt gaat en ter duurzame voorkoming daarvan, door Malavidi. Van deze brochure werd ook een exemplaar gezonden aan alle Kamerleden en mr. Haffmans heeft er dus ook een ontvangen. Nu houde men in het oog, dat het latijnsche pseudo van den schrijver be- teekent slecht zien en dat dr. Poelman naar men weet, blind of byna blind is, Do heer Hafimans zal dus gèmöënd böb- bsn een bizonder goeden zet te doen, door deze twee zaken met elkander in ver band te brengen en zoodoende aan dr. is net precies klaar, maar dan komt et een majoor van de infanterie en die presenteert een geweer, dat vijf en veertig schoten ïn 't uur doetEn weg ben je de soldaten van dat goever nement zyn weg, als er oorlog komt, want hun geweren zyn ouderwetsch ge worden en ze leggen 't af en het lieve geld is weg en alles is wegBehalve de kapitein van de artillerie en de ge weer fabrikant, die van hun renten zijn gaan leven!" z/Maar tante wat is u gebeten op die arme nieuwe geweren Wat hindert het of de minister van oorlog al nieuwe geweren laat maken z/Wat het mej hindert? wat het me hindert? Betaal ik dan myn belasting □iet en zou ik niet veel minder moeten betalen als het budget van oorlog niet was z/Och kom, maar u moet niet denken dat als het heele leger eens werd afgeschaft, de belastingen opeens zoo zouden verminde ren.Dan zou deze minister zeggen: //wacht," nu er voor oorlog niets meer noodig is, wil ik wel een sommetje méér hebben voor bruggenbouw; en een ander zou geld willen hebben voor den aanleg van sporen op Java en een derde, om een paar gevangenissen by te bouwen (want die zitten allemaal vol) en een vierde voor weer wat anders en de duiten, die anders aan //hoofdstuk Oorlog" werden besteed, zouden eenvoudig op een ander hoofdstuk gebracht worden." 't Kan wel wel wezen", zei tante, z/want dat heb ik wel gemerktals iemand in de Kamer wil of in den Ge meenteraad, dan zegt hy dat hy vóór be zuiniging is, maar zit hij eenmaal op het gestoelte der eere, dan wordt je be lasting er niet lager door welnee, altijd maar hooger. Als dat zoo doorgaat, dan komen we aan de tiende penning, die Alva indertijd van de menschen vorderde. Maar we hadden het over den oorlog. Kijk, ik zou zoo graag willen, dat de menschen het op een andere manier afdeden." z,Op welke manier dan, tantelief Ze kunnen er toch niet om loten, wie ge lijk heeft of er om opgooien, kruis of munt?" z/Gelyk hebben? is het dan om gelijk hebben te doen Kom neef, dat weet je toch wel beter. De oorzaak van een oorlog is altyd een bagatel, waarover twee mearchen in 't gewone leven zich niet eens boos over zouden maken. Een glas water, dat een onhandige gezant over de japon van een koningin omver Poelman het vaderschap van dit wets ontwerp toe te kennen Men deelt aan het U. D. mede, dat de onlangs te Berlijn door Pfeiffer en Canon gelyktijdig ontdekte iüflueDza-bacil ook te Utrecht bij i. flu- enza-lijders is gevonden. Praeparaten en reine cultures ziju in de vergadering van de afdeeling Utrecht der Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der genees kunde door prof. Spronck verloond. De Berliner BorsenZeitung ontving weder van het telegraaf-bureau vaDHirscheen sensatie-bericht uit Utrecht Op don spoorweg RozendaalVlissin.en zou in eenen coupé tweede klasse eene vrouw vermoord en beroofd zija gewor den. Bij aankomst van deu trein te Vlissingen kwam men tot de ontdek king van het vreesslyk geval. Van den moordenaar was geen spoor te ontdekken. Evenmin gelukkig van de waarheid van het bericht. Naar men verneemt, is eene antieke kruik, die in 1883 door een arbeider van Twyzel gevonden werd bij de vergraving van het stroomkanaal de Lits onder Oostermeer, en eerst als waar deloos werd weggeworpen, dezer dagen overgegaan in handen van een engel— schen lord voor de som van f 2000. Zij droeg te midden van wapenafbeeldin gen en lauwerkransen in basreliëf het opschrift PETER: bVARTZENBVRCH VNDEMARGRET: VAN: NECHTRSLM G: R: SIN HVSFRAVANNO 1586. Het bestunr der Vr y e Vr ou wen Veremiging bad voor Donderdag avond eene lezing aangekondigd, door madll. Popelin, docteur en droitin het lokaal Odéon te houden ia Amsterdam* j. M. Drucker deelde deo aanwe zigen echter mede, dat madll. Popelin verhinderd was baar belofte gestand te doen, en deed een tweetal brieven voor lezen, waaruit bleek dat de genoemde dame te Brussel bedlegerig was, lijdende aan een aanval van influenza, eu daarom onder betuiging van leedwezen verzocht, haar voordracht 8 of 14 dagen uit te stellen. Het bestuur stelde dus voor, de toegangsbewijzen terug te geven en voor eene volgende vergadering, na herstel van inadlle Popelin, geldig te doen zyn. Om de aanwezigen niet ongetroost naar huis te laten gaan, hield mej. Drucker een voordracht ovor de Heksenprocessen die door het vrij talryk publiek werd toegejuicht. C. M. te A n d ij k is, staande als getuige voor de errondissem ent-rccht- bank te Alkmaar, in hechtenis genomen verdacht van meineed. Op 25 Januaïiis teËmmë- rik verdronken L. H., oud 25 jaar, wo nende te Kralingen, matroos op bet gooit een vechtpartij tusschen matro> zen van de eeoe en beschonken burgers van de andere natieom zulke la la redene i maakt men oorlog. Wel, als het om gelijk hebban te doen was, dan moesten allo europeesehe volken den Czaar van Rusland dreigen, dat zij hem den oorlog zouden aandoen, als hij niet ophield met de Joden zoo barbaarsch te vervolgen en niet wat meer deed, om den hongersnood in zijn Rijk te ver helpen. Maar daarover denken zeniet!" z/Tante, tante, wat slaat u weer door Hoe wou u het stellen zonder oorlog De rassenhaat //Rassenhaat? Maar neefje, die wordt er juist door de oorlogen ingebracht, 't Kan toch een Franschman niet schelen, of de Duitscher een keizer vereert, even min als het den Duitscher raakt dat de Franschman liever een republiek heeft. Als de Franschman „non" en de Duit scher //nein" zegt, bedoelen ze immers precies hetzefde. Waarom zullen die twee groote volken elkaar nu haten Niet omdat het eene volk zwarte oogen en haar en het andere blauwe oogen en blond haar heeft ook niet, omdet eeuwen geleden de wederzijdsche voor ouders, die toen nog onbeschaafd waren, elkaar hebben afgeklopt.Neen, daarom niet. Maar komdat de Duitschera op school uit hunne geschiedenisboekjes leeren, dat Napoleon I een groote tiran was, die het groote duitsche volk schandelijk heeft onderdrukt, en omdat de fransche jongens op hunne scholen hooren van den slag van Sodan en van het beleg van Parijs. Daardoor komt het, dat de Franschen brullen //revancheen dat de Duitschers tusschen hunne blonde knevels door, brommen //der Erbfeind." Gekwetste eigenliefde is het, anders niet, voortdurend aangekweekt door de zoogenaamde vaderlandslievende betoogen in boeken en redevoeringen." z/Maar tante, nu cyfert u toch alles weg. Is vaderlandsliefde, is heldenmoed niets meer waard /,Wel natuurlyk, neef. Ik heb allen eerbied voor den moed van een soldaat, die zich opoffert aan den hoek van een weg om zyue kameraden te redden voor den officier die aan het hoofd van zijne troepen, het eerst den voet zet in de bestormde benting maar we zouden van zoo'n zelfopoffering in het dagelyksch leven zooveel meer genot kunnen hebben. Vaderlandsliefde! niemand houdt meer vao zyn vaderland dan ik van het mijne maar 'c zou me toch innig pyn doen, als ik ten plez'.eie van mya vaderland een Duitscher of een Franschman moest van kant maken, die ook aan zijn vaderland hangt, maar het door mijn schnld nooit zal wee zien. Ja, lach maar otn je ouwe tante ik weet wel, dat je denk*'t is weer een echte vroawenredenering, veel hart, maar geen verstand. Je kunt denken wat je wilt, maar ik blijf or bij dat de oorlog een groot kwaad is, dat de menschen zichzelven op den hals halen." ,/Maar u sprak daar straks van een andere manier om een kwestie tusschen volken af te doen Hoe wou u dat dan gedaan hebben z/Wel, kijk, als nu by voorbeeld Frank rijk en Duitschland samen ruzie kregen, dan wou ik dat keizer Wilhelm en president Carnot een samenkomst hielden „la Frankrijk of in Duitschland, tante ;/In België of in Nederland, neef, op ODzydig gebied. En dan zouden ze elkaar eens kunnen onderhouden over de kwes tie die uitgemaakt moest worden. Kon den ze het niet eens worden, wie gelijk had, dan konden ze er om loten en de gene die het won, kreeg dan een vooraf vastgestelde som gelds van dengene, die ongelijk had." Ik begon te laohen. ,,'t Is wel een voudig, tante, dat moet ik zeggen. U kan het keizer Wilhelm eens voor stellen z/Die zegt natuurlijk neen, dat spreekt vanzelf, want een keizer, ook al is hy zoo machtig als die van Duitschland, is daarom nog niet alleen baas. Hy moet rekeniüg houden met zyn raadgevers, met zijn leger dat eerzuchtig en met zyn volk, dat verbitterd is waaróm heb je straks al gezegd. Maar dat de hand van kei zer Wilhelm zal beven, wannetr hy over een of twee of tien jaar de oorlogsverkla ring onderteekent, daar ben ik zeker van. Kyk, ik heb daar juist een fransch werk gelezen over de marine van dezen tyd en daarin worden opgesomd al de reusachtige schepen, die tonnen gouds kosten en die speciaal gebouwd zyn, om in vredestyd in een haven te liggen of wat op en neer te varen, en in oorlogs- ty d om mekaar door en door te schieten. De bepantsering wordt boe langer hoe dikker, maar de kogels gaan er hoe langer hoe vlugger er doorheen. In dat fransche werk, dat overigens heel mooi is, lees ik dat een van die zee- kasteelen een kanon heeft, dat een kogel van 900 kilo afschiet, en dat kogeltje legt per seconde 580 meters af. Dan heb je het beroemde Maxim-kanon, dat twaalfhonderd schoten in een minuut kan doen, dat is twintig in de seconde. Je begrypt 1 et haast'nief, maar 't staat er. En dan hebt je eindelek die torpedo's, helsche machines, die zoo ingenieus zijn samengesteld, dat het iemand spijt, dat de uitvinder zijn knapheid niet aan iets anders heeft besteod. Die vreeselyke werk« tuigen komen onder water door met snel» heid op een schip aanzetten en ais ze er tegen aanbotseD, maak je dan maar uit de voeten I Het grootste zeekasteel krygt een gat, dat het vol water loopt en in een oogwenk naar den grond gaat. Nu wil ik toch maar zeggen, dat die uitvinders van die helsche machines heel wat beter zouden hebben gedaan, wanneer ze met hun knappe koppen toestellen hadden, uitgevonden, cm menschen uitbrandende huizen te redden of om de veiligheid op de sporen te verzekeren ,/Maar zou u dan willen, dat als bij voorbeeld Nederland eens werd aange vallen, het zich niet verdedigde //Zeker zou ik willen, dat we ons dan. verdedigdenMaar ik zou willen, dat. geen volk er meer aan dacht een ander, volk aan te vallen en hoe langer de oor log uitblijft, des te minder gevaar is ei\ dat hy komen zal. Maar is hy er een* maal, dan is er geen houden meer aan de menschen dan begint men weer te brommen: ^erfvyand" en te roepen //wraak Misschien is dat gedurig moord* dadiger maken van de wapens wel een van de redenen, waarom van jaar tot jaar de oorlog dien iedeiesn voorspelt, niet komtAls dat zoo was, zou ik willen dat er maar iederen dag kwaadaardiger oorlogswerktuigen werden uitgevonden misschien bleef dan de oorlog voorgoed weg." Ik glimlachte ereis en stond meteen op, om heen te gaan. ,/Er zou tegen dat alles nog wel een en ander in te brengen wezen, tante, maar ik vrees dat wanneer ik dat deed, er zooal geen oorlog tus schen OD8 uitbreken, dan toch de vredö verstoord worden zou. Liever gun ik u dus het laatste woord." Myn tante, die zich al sehrap had ge zet om mijn antwoord té hooren, keek alsof ze door de kamerdeur plotseling een torpedo op zich zag afkomen, maar ife< met de snelheid van een 900 kilo's-ka- nonskogel, nam afscheid en verdween. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1892 | | pagina 6