NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD. 9e Jaargang. Woensdag 3 Februari 1892* No. 2632, ABONNEMENTSPRIJS Directeur-Uitgever AD VERTEN TI.ÉN: STADSNIEUWS. BINNENLAND. FEUILLETON. Een Wolf in Schaapsvacht. AARL Voor Haarlem per 3 maanden1,20. Franco door het geheele Blijk, per 3 t»e*nden 1,65. Geïllustreerd Zondagsblad 3 0,30. Afzonderlijke nummer»0,05. Dit blad tench(jnt dagelijks, behalve op Zon- en Feeatdagea. Bureau Kleine Houtstraat No. 9, Haarlem. Telefoonnummer 12S. Tan 15 regel» 50 Cent»; iedere regel meer lOCentt. Groste letter» naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabatl Abonnement.» en Advertenties worden aaegeaoaoa door onxe agenten en door alle boekhandelaroa en oourantien. FKEBEBOOMj EoofiagmUn mor het Buittnlani: Cmxpagnit Ohéralt it JPnilieUi Mtrtpfirt Z BA SMS f Cln JOMM I. JOMMS, Arcs tarjji SlHt Iputourf Montnurtrti Haarlem, 2 Februari 1892. Voor „Volksbelang" trad Maandag avond in de bovenzaal van de sociëteit Vereeniging op de heer J. Kramps, van Roermond, met het onderwerp„mis daad en misdadigers." Spreker ving aan met te wijzen op den overal, in de planten- dieren- en menschenwereld bestaanden „struggle tor life," strijd om het bestaan. Een plant, dier of mensch, wiens wapenen niet voldoende zijn om den strijd vol te houden, gaat onder. Maar de mensch gebruikt de hem geschonken wapenen ook om misdaden te plegen. Zoo at men in Vuurland zijne oude grootmoe ders op, en verpletterden vaders om kleinigheden hunne kinderen tegen de rotsen, zoo worden nog in Dahomey groote officieele moordtooneelen gehou den en is in Zoeloeland het sterven van een vorstelijk persoon, het sein tot een menschenslachting in 't groot Zoo werd Damian, die koning Lodewijk XV met een mesje in de zijde stak, op allergruwelijkste wijze vermoord, evenals Balthasar Geraets; zoo werden weleer dui zenden vrouwen, (die wij tegenwoordig lijderessen aan hysterie, epilepsie en hal lucinatie noemen) als heksen gemarteld en vermoord. En wel zijn we in bescha ving vooruitgegaan, maar toch bestaat ten huidigen dage de gruwel van den oorlog nog. Tegelijk met de komst van het denkbeeld van associatie en verdeeling van arbeid in de menschenwereld, ont stond ook het zedelijk bewustzijn noodig waar dikwijls de leden eener maatschappij hunne belangen aan die gemeenschap moeten ten offer brengen. Bij het kind is dat bewustzijn als een onontwikkelde kiem aanwezig, in de jeugd is ,het plagen van zwakkeren en van dieren een genot en die kiem moet door zorgvuldige opleiding worden ont wikkeld. Dat ontwikkelen heet opvoe- den, en die opvoeding krijgt men niet op de gewone lagere school, maar door de lessen en vooral door het voorbeeld der ouders, en van de ruimere omge ving van het kind, ook van den Staat. Maar hoe kan men een ontwikkeld zedelijk bewustzijn eischen bij kinderen, die verblijf moeten houden in donkere, slechte krotten, terwijl vader en moeder den ganschen dag naar de fabriek zijn Spreker acht de uitstallingen van luxe en lekkernijen in onze steden ver slechtend en immoreel, zoolang niet ieder mensch heeft wat een der nobelste mannen uit onzen tijd, kardinaal Man- Ding, noemde „een menschwaardig be staan." Er zijn kinderen, in wie geen kiem van zedelijk bewustzijn aanwezig is, dat zijn de geboren misdadigers. Zij moeten uit de maatschappij worden verwijderd, niet zooals nu nadat, maar voordat zij een misdaad begaan heb ben. Maar waaraan kan men die ge boren misdadigers herkennen? Reeds in vroeger eeuwen was men de meening toegedaan, dat misdadigers te herkennen waren aan uiterlijke ken- teekenen. De anthropologie leert, dat onderanderen groote, misvormde ooren, roode baard gevoegd bij zwart haar, ontwikkelde kaken en jukbeenderen, een scheef gezicht, platte neus, scheel heid en tatoueeren 'eenteekenen zijn van de ongelukkige soort der geboren misdadigers. Natuurlijk kan men dat niet uit een dier kenteekenen opma ken, maar uit verschillende bij elkaar. De meeste gevangenen zijn evenwel door andere oorzaken in den kerker gekomen,ontzettend velen tengevolge van alcoholisme. Drankzucht nu spruit voort uit de armoede van den mensch,ze ontstaat doordat men zijn toestand wil vergeten in een kortstondige opwinding. Het is wat de Franschen noemen ,.le mal de misère". Daarom voegt het ons niet, met trots op gevangenen neer te zien en hen te schuwen, wanneer zij weer in de wereld komen, maar wq moeten allen, rijken en armen te zamen, trach ten dat „kwaad der ellende" uit de maat schappij te bannen. Want waar is het de maatschappij verdient de misdadi gers, die zij heeft. Hiermede eindigde spreker zijn uit voerig betoog. Thans werd gelegenheid tot debat gegeven. De heer Mok kwam op tegen de voorstelling van den spre ker, als zou het begrijpelijk en eenigs- zins verdedigbaar zijn, dat de werkman in zijne ellende naar den drank grijpt, riet is juist andersomde drank maakt hen arm en ellendig. De heer ten Bokkel merkte op, dat hij de misdaden meer aan sociale ver houdingen, dan aan aangeboren eigen schappen wil toeschrijven. Ook 6rave menschen tatoueeren zich bijvoorbeeld en waarom wordt een scheelziende en een gebochelde vaak bitter tegen en later gevaarlijk voor de maatschappij Omdat hun altijd en altijd weer dat gebrek voor de voeten wordt geworpen. De heer Meijer erkent niet, dat er geboren misdadigers zijn. Den heer Schram doet het genoegen, dat de spreken niet tot die fatale conclusie gekomen is, maar het kwaad wel dege lijk gezocht heeft in de maatschappelijke toestanden. De heer de Clercq zeide, naar aan leiding van de drinkkwestie, een woord over het vegetarianisme, terwijl de heer Hofland opmerkte, dat rijken en armen nooit zouden samenwerken, daar zij als vijanden in den klassenstrijd tegenover elkander staan. Al de sprekers werden door den heer Kramps beantwoord en bij monde van den voorzitter den inleider dank ge- gebracht. Maandagmorgen maakten van de brood- en koffie uitdeeliug gebruik 993 j kinderen en 360 volwassenen, en heden morgen 1032 kinderen en 359 volwas- Bij vonnissen der Arrondissements- Rechtbank alnier, dd. 2 Februari 1892, zijn in staat van faillissement verklaard i°. Cornelis Zeegeis, brood-en koek bakker en winkelier te Assendelft, met ingang van 28 Januari jl. 2°. mej. H. M Nobbe van der Valk, winkelierster in hoeden en bontwaren te Haarlem, met ingang van 30 Janu ari 1. In beide faillissementen zijn benoem:! tot Rechter-Commissaris de heer mr. M. G. P. del Court van Krimpen en tot Curator de heer mr. W. Cnoop Koopmars, advocaat en procureur al hier. Te Haarlemmermeer neemt de bede larij zulk eén grooten omvang, dat eenige bewoners van den Ringdijk bij Aalsmeer, zich per adres tot den Bur gemeester gewend hebben, om maatre gelen te nemen en het politietoezicht te verscherpen Indien men echter nagaat dat eene oppervlakte van 20000 H. A. en bijna 16000 inwoners onder toezicht staan van 4 gemeente-veldwachters, zal van ver scherping van politietoezicht geene spra ke kunnen zijn, zoolang het corps veld wachters niet meer dan verdubbeld is. Een vijfde veldwachter is reeds be noemd, en wel Koopmans veldwachter te Nieuwer Amstel. Dat de maatregel van Z. E. den min. van Oorlog om jongelingen in den wa penhandel te oefenen ingang vindt, blijkt uit het feit, dat in de omliggende gemeenten thans reeds wordt les ge geven aan in iedere gemeente gemiddeld 30 jongelingen. Het onderwijs in de verschillende gemeenten werd aanvanke lijk gegeven door 2 onderoff. en 1 kor poraal, terwijl op dit oogenblik daar mede 5 onderofficieren van het 30 bat. 4e Reg. inf. zijn belast. De werkzaamheden aan de inundatie te Hoofddorp, zijn weder in vollen gang. Mocht de winter niet weder invallen dan zullen spoedig eenige honderde werklieden volop werk in Haarlemmer meer kunnen vinden. Letteren en Haast. Van José Echegaray is weder een tooneelstuk, ditmaal een blijspel, „Un critico incipiente", te Berlijn gegeven. Het is door Wilhelm Laufer vertaald en in het Lessing-theater opgevoerd. De inhoud is eene satire op de tooneel critiek. Indien men de critiek der ber- lijnsche bladen gelooven mag, dan heeft het stuk, ondanks een aantal geestige zetten, niet meer dan een „succès d'es- time" gehad. Bij de opvoering is iets voorgevallen, dat wegens zijne algemeene beteekenis vermelding verdient. Er komen in „Der Unerbittliche" de vertaalde titel twee tooneel-recensenten voor. In de grime van den een geloofden de toe schouwers een bekend kroniekschrijver van een der berlijnsche bladen te her kennen. Naar aanleiding hiervan schrijft de directeur van het Lessing Theater aan de Vossische Zeitung„Indien dit vermoeden juist was, dan zouden er geen woorden scherp genoeg zijn om zulk een gemis aan wellevendheid en goeden smaak naar verdienste te brand merken. De waarheid is echter dat de acteur, die de rol schiep, op mijne aan wijzing het portret van den hessischen minister Hassenpflug tot model geno men heeft, dewijl diens karakteristieke kop, met de sluike grijze haren, de als wiskunstig getrokken lijnen en het baardelooze gezicht, mij toeschenen uit stekend bij eenen pedanten idealist te passen, dien de dichter heeft willen teekenen. Het is een bloot physiono- misch toeval, waar zoowel de acteur als ik eerst door de dagbladen opmerkzaam op werd gemaakt, dat er eene niet be doelde gelijkenis op een berlijnsch re censent ontstaan is, en ik verzoek u beleefd, door opneming dezer regelen, mij te bevrijden van een vermoeden, waardoor ik zoowel in mijnen smaak als tooneelbestuurder als in mijn kameraad schappelijk gevoel als schrijver op het gevoeligst gekrenkt word." Inhoud van Eigen Haard 1892, weeknummers 3 en 4.Aleide Ploe gers, door Louise B. B. (vervolg) Haardvisioenen, door Fiore della Neve Aan Boord van de Plymouth, door G. Carelsen een oud-hollandsch woonhuis te Leiden, door H. J. JesseMoment- photographie door Chr. J. Schuver (vervolg en slot); Twee dagen van weelde in het jaarEnaile de Laveleye schietoefeningen op drijvende doelen, door J. W. van Alphende hardrij- dersfamilie KiDgma te Grouw, door L. de JongKardinaal ManningVer scheidenheid. De gewone audiëntie van den minister van Marine zal Vrijdag niet plaats hebben. Er wordt verzekerd, dat de oud-minister van Waterstaat, de heer J. P. Havelaar, thans afgevaardigde voor het district Gouda, dezer dagen zal worden benoemd tot hoofdingenieur bij de Staatsspoorwegen. Hierdoor zou te Gouda weder eene vacature voor de Tweede Kamer ontstaan. Als vermoedelijke opvolger van den heer De Roy van Zuidewijn tot presi dent van de Algemeene Rekenkamer wordt genoemd de heer Borret, de oud afgevaardigde van Oosterhout. Voor de vervulling der vacature van raadsheer in den Hoogen Raad ont staan door het overlijden van mr. Van den Acker, zou het meest in aanmer king komen de heer Ruijs vanBeeren- broek, oud-minister van Justitie. De staatscommissie voor de arbeidsenquête, die tengevolge van de heerschende ziekte hare werkzaam heden moest schorsen, is Maandag in het lokaal der Tweede Kamer weer voortgegaan met het hooren van ge tuigen. Aan de fabrieksbode is het volgende ontleend Men weet, dat, toen in Duitschland de verplichte verzekering tegen onge lukken werd ingevoerd, de werkgevers der verschillende beroepen in vereeni- giDgen zijn bijeengebracht, en dat velen de verwachting koesterden dat deze vereeniging van gelijke belanghebben den nog verdere voordeelen zou ople veren voor arbeiders en werkgever. Met genoegen zien wij thans dat in die richting een zeer nuttige maatregel ophanden is, volgens eene mededee- ling in jhet eerste noramer van de Wok I far is- Correspofidenz, een blad, dat door de zeer bekwame hand van prof. Julius Post geschreven, eene nuttige taak gaat verrichten mededeelen wat in het belang der minderbedeelden ge daan wordt en kan worden. De zaak is deze. De werkman wien een ongeluk over komt, krijgt eene uitkeering, evenredig aan den ernst van het ongeluk dat hem getroffen heeft. Wie bijvoorbeeld ééne hand verliest, krijgt minder dan hq die beide handen verliest. Nu is i het echter eene groote moeielijkheid 35 HOOFDSTUK XXVIII. Hij had nog juist den tijd om op het platform den ouden man op te merken, die korten tijd geleden langs het venster was gegaan. Het was een wanhopige toestand. „Gij moet telegrafeeren," raadde de chef hem aan, toen Dyke hem de zaak had medegedeeld. „Spoedig! Zeg aan het volgende station, dat zij den man moeten vatten." Dyke deed het, doch kreeg een oogenblik later het bericht, dat er zeo'n man niet in den trein was. Een vloek ontsnapte aan den mond van den detective. Moest zijn vijand hem dan altijd te slim zijn? HOOFDSTUK XXIX. De Vergelding. In eene van de kamers van een hotel stond een knap man van middelbaren leeftijd peinzend voor het venster naar het ge woel op straat te kijken, toen hij in zijne overdenkingen werd gestoord door een tikje op zijn schouder. Toen hij omkeek zag hij een jongen naast zich staan met een brief in de hand „Dit is voor u, als het u belieft." Het gele couvert, dat de jongen den heer overhandigde, droeg het adres „Harper Elliston". Elliston want hij was het scheurde het couvert open en las het volgende: „Mijnheer Elliston. Wees zoo goed dezen avond om 7 uur in Blackstreet 388 te komen, daar ik een gewichtige zaak met u te bespreken heb." B. Mijnheer Elliston, die nog maar tien dagen in New-York was, nadat hij van een reisje was teruggekeerd, verdiepte zich in gissingen omtrent den schrijver en het doel van dit brieije. Daar hij evenwel verscheidene kennissen had, wier naam met een B begon, kwam het eerste hem niet onwaarschijnlijk voor. „Ik denk niet, dat het eeüig kwaad kan, als ik mijnheer B. op de genoemde plaats ontmoet. Het is misschien eene zaak van het grootste belang, zooals hij zegt. Als het eens een valstrik was, die Dyke Darrel mij spande, maar kom, die man is immers dood, zooals Martin Skidway zeide. Ik zal maar naar Blackstreet gaan, er mag van komen wat wil." Deze slimme schurk besloot dus om het veHangde bezoek af te leggen en ging zoo zijn ongeluk te gemoet. Tien dagen lang hadden Dyke Darrel en zijn vriend Bernard New-York in alle richtingen doorkruist, voor zij hun prooi ont dekten. Toen hij nu eenmaal gevonden was, besloot de detec tive den schelm te verschalken. Het zenden van den brief was het begin hiervan. Als dit mislukt was, dan zouden zij een ander middel hebben aan gewend. De poging mislukte evenwel niet. Toen mijnheer Elliston in Blackstreet 388 had aangebeld, werd hij in een kamertje gelaten, waarin zich een ledikant bevond benevens eenige noodzakelijke meubelen en dat door een gordijn van een alkoof was gescheiden. De deur werd achter hem gesloten en het gas hoog opge draaid, zoodat zijn gelaat geheel beschenen werd en toen be vond hij zich tegenover Harry Bernard, dien hij een paar maan den geleden eens of twee keer in Woodbury had ontmoet. „Zoo," stamelde Elliston verwonderd. „Zijt gij de man, die mij om een onderhoud vroegt? Wel, het doet mij genoegen u te zien, mijnheer Bernard," en Elliston stak zijne hand uit, terwijl een glimlach zich om zijne dunne lippen plooide. „Ik dacht wel, dat gij mij gaarne zoudt zien," antwoordde de jonge man. „Ik ben ook blij, dat ik u zoo wel zie. Men mist u jn Illinois heel erg." „Het spijt mij, dat ik mijne vrienden daar niet kan opzoeken," antwoordde Elliston, „maar daar is vooreerst nog geen sprake van. Ik moet u nu echter vaarwel zeggen, want ik kan mijn kostbaren tijd hier niet verpraten." Hij keerde zich om en greep den knop van de deur, maar kon haar evenwel niet omdraaien.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1892 | | pagina 1