De groote Michu.
Op een middag nam de groote Michu
in het speeluur mg in een hoek van de
binnenplaats terzyde. Zy gelaat stond
ernstig, zoodat de angst mij reeds om
het hart sloeg, want de groote Michu was
een knaap met stevige vuisten, zoodat
ik voor niets ter wereld hem tot mijn vij
and wilde maken.
,/Hoot eens/' zeide hij. met zyne ruwe
stem, „wilt gij ook in het komplot zijn
Ik antwoordde terstond„ja," zeer ge
vleid, dat do groote Michu zich met mij
wilde bemoeien. Nu vertelde hij mij, wat
de zaak was. Het geheim dat hij mij
mededeelde, veroorzaakte bij mij een
gename gewaarwording, zooals ik sedert
dien dag nooit meer zal hebben onder
vonden.
Eindelyk zou ik dan ook handelend op
treden in een avontuur, zou ik een ge
heim hebben te bewaren, en slag moe
ten leveren. Ongetwijfeld bracht de ge
heime vrees, die ik koesterde by het
denkbeeld, dat ik aldus aan een gevaar
zou blootstaan, er veel toe by, om mij
te doen verheugen by het vooruitzicht
van de volvoering van het plan.
Ik bewonderde den grooten Michu,
terwijl hij sprak. Op een harden toon,
zooals men tot een dommen rekruut spreekt
wydde hij my in het complot in. Toen
de klok twee uur sloeg en wy allen
weer naar de school gingen, zei hij nog
zachtjes aan mijn oor- „Dat is dus af
gesproken, niet Zul je niet bang wezen
en ons niet verraden
,„0 neen, stellig niet!"
Hij keek my recht in de oogen en
zei nog:
„Als je het verklapte, zou ik je niet
slaan, zie je, maar ik zou «an iedereen
vertellen dat je een verrader bent en
dan zou niemand meer met je willen
•spreken.
Ik herinner my nog, hoe deze bedrei
ging mijn moed aanwakkerde. „Al moet
ik ook duizend regels sehrijven," dacht
ik, „ik zal Michu nooit verraden!"
En met ongeduld zag ik het etensuur
te gemoet, dan toch zou het oproer los
breken
M.
Hij zou wel zesmaal zooveel gelust heb-i
ben als hy kreeg. Het toeval wilde, dat
de jongste secondant vlak tegenover hem
aan tafel zat en daar de onderwyzers
allen een dubbele portie kregen, benydde
Michu hem voortdurend. „Ik ben wel
tweemaal zoo groot als hij," placht Michu
te zeggen en hy laat niets over op zyn
bord. „Dat is toch een bewijs, dat ik
veel te weinig krijg.
III.
De groote Michu was de zoon van
een boer, een ongeletterd man, die ver
standig genoeg was om zyn zoon hooger
to willen zien. Hy was veel ouder dan
wy, achtien jaar, maar zat nog in de
vierde klasse, omdat hy niet vlug leerde.
Maar wat hy eenmaal wist, dat vergat
hij nooit weer. Daarbij had hij een zeer
zacht karakter en, wat ons niet het minst
verwonderde, het beviel hem op school.
Alleen kwelde hem een dingde hon
ger. De groote Michu had altyd honger.
Nooit heb ik zulk een eetlust gezien en
Michu, de fiere Michu, bedelde by ons
om korsten brood. Als boerenzoon, op
gegroeid in de wei, had hy van de schrale
keuken der school meer te lyden, dan
een van ons.
Wy daarentegen waren kieskeurig. ïk
herinner my nog een paar gerechten, die
geregeld eens in de week terugkeerden,
kabeljauw met een roodachtige saus en
princesseboonen met witte saus, die wy
allen van ganscher harte verfoeiden. De
groote Michu klaagde dan even hard als
wy, maar eigenlyk was het alleen over
de hoeveelheid, dat hij ontevreden was.
De aanvoerders van den
den besloteD, dat wij ons eindelijk tegen
de kabeljauw met roode saus en de prin
cesseboonen met witte saua zouden ver
zetten. Natuurlijk had men aan Michu
verzocht, den opstand te leiden. Het
plan was doodeenvoudig, maar heldhaftig
als men maar ieder voedsel weigerde,
zou de directeur wel gedwongen zyn, om
voor betere spijzen te zorgen. Michu
offerde zich op, door de benoeming als
leider van den opstand aan te nemen.
Hem deerde het niet, dat de kabeljauw
en de boontjes beide oneetbaar waren
alles wat bij wenschte, was meer te
hebbeo, er zooveel van te eten als hij
lustte.
Toen wij des avonds in de eetzaal
waren {het was de dag van de kabel
jauw) begon de werkstaking met eene
echoone eenstemmigheid. Alleen brood
was geoorloofd.,.
De schotels kwamen, maar wij raakten
ze niet aan en aten ons droog brood.
Er werd niet gesproken, alleen de jong-
sten lachten onder elkaar. Michu raakte
zelfs zijn brood niet aan. Met de el-
bogen op tafel, staarde hij verachtelijk
saar den secondant tegenover hem, die zyn
eten naar binnen schrokte.
De onderwijzer, die surveillance had,
liet den directeur roepen en onderrichtte
hem van wat er geschiedde. De directeur
was woedend en vroeg op ruwen toon
•wat er aan het eten ontbrak. „Hij at het
toch zelf ook en vond het heerlijk
De groote Michu stond op. „Mynheer,"
zei hy bedaard, „de kabeljauw is bedor
ven, wy kunnen die niet eten I"
„Welzoo!" riep de surveillant „vroeger
hebt gij toch den halven schotel wel eens
heel alleen leeg gegeten I"
Michu kreeg een kleur en antwoordde
niet. Men liet ons hongerig naar bed gaan,
„om er maar eens goed over na te
denkeD."
IV.
jongsten secondant, die om ons te plagen,
met bizonder veel drukte zat te eten,
en wierp dat bord midden in de zaal.
Daarop hiet hy de Marseilaise aan. Dat
was het signaal. Borden, glazen en fles
schen vlogen door de lucht. De onder
wijzers, verschrikt, haastten zich de eet-
uiteen huDner kreeg een schotel
op zyn rug, zoodat de witte saus hem
be8patte.
Wij besloten de vesting te versterken.
Al de deuren werden met tafels en stoe
len gebarricadeerd. In onze woede had
den wy allen een wapen in de hand,
deze een zakmes, gene de poo. van een
stoel. Inmiddels maakten wij een onbe
schrijflyk lawaai en sloegen alles kort
en klein.
Drie uur lang liet men ons begaan
Allengs moesten wij wel bedaren. Achter
in de eetzaal waren twee groote vensters,
die op den tuin uitkwamen. De vrees
achtigsten, bar.g over de lange straffe
loosheid waarin men ons liet, openden
de een na den ander een van die ramen
en verdwenen in den tuin. Eindelyk
had Michu nog slechts een tiental
kameraden om zich heen.
„Gaat de anderen opzoeken," zeide
hij met vaste stem tot hen, „het is ge
noeg als er cén schuldige is."
Daarop wendde hij zich tot mij, daar
ik aarzelde en zei„ik geef je je woord
terug
Toen de directeur eindelijk de eetzaal
binnendrong, gevolgd door al de leeraren
vond hij Michu alleen, op een punt
van een tafel gezeten, te midden van
het gebroken glaswerk.
Dienzelfden avond werd hij van school
gejaagd en naar zyn vader teruggezon
den. Ons baatte de opstand weinig
eenige weken achtereen zagen wij de
kabeljauw en de princesseboonen niet
terug, maar daarna kwamen zy weer
eens in de week op tafel. Alleen werd do
kabeljauw nu voorgediend met witte saus
waren de boonen met roode saus
overgoten.
Eerst langen tijd daarna zag ik Michu
terug. Hij had zijne studie niet mogen
voortzetten op een andere school en be
arbeidde nu de stukjes grond, die zyn
vader hem by zyn dood had nagelaten.
„Ik zou toch een slechte dokter of
u slechte advokaat zyn geweest" zei
hy, „ik ben te koppig. Voor een boer komt
er dat zoo niet op aan. Maar jelui hebt
my er voor laten zitten, my die juist
zooveel van kabeljauw en van prineesse-
boonen hield!"
HAARLEMMER HALLETJES,
Een Zaterdaga vond praatje.
CXXVL
Toen ik onlangs op den Dreef in een
zeldzaam morgenzonnetje wandelde, zag
ik een politieagent staao, die zoo mis
troostig keek, dat ik hem aansprak en
vroeg wat er aan scheelde.
„Och meneer," zei hij, „/we zijn op 't
bureau allemaal het land op gejaagd, de
adjuncten en de inspecteur ook. Al
leen meneer de commissaris bromt
niet
„Maar waarom dan toob, vrind
zoo vroeg ik. „Heb jelui hier geen le
ventje als prinBen De agenten hebben
zoo'n geregeldeo en gemakkelyken dienst
ea de inspecteurs worden zoo duizeling
wekkend hoog bezoldigd. Gaat de politie
ook al ontevreden worden
„Och nee, meneer, maar 't is om den
vryen dag dien we met het nieuwe jaar
zouden krygen.*
„O ja, 't waar ook, de Raad heeft
besloten, dat jelui te beginnen met Ja
nuari, elk om de 1-4 dagen den vryen
dag hebben zoudt. En
„Wy krygen hem niet!"
„En de Raad heeft er toch geld voor
gegeven
J, meneer, en ik weet ook dat er een
plan van een van de inspecteurs naar den
burgemeester is gegaan, maar de burge
meester vond dit plan niet goed. Ondertus-
schen krygen wij onzen vryen dag niet.Kan
meneer daar misschien niet eens wat
aau doen, dat we onzen vryen dag teeh
krygen Want of wy al brommen in
't bureau, dat hoort de burgemeester toch
niet
Ik dacht een oogenblik na. „Ja, myn
beste vriend, dat zou ik wel willen,
maar ik vrees dat het niet veel baten
De beide volgende dagen sprak Michu
ons moed in. Hij zei, dat wij moesten
volhouden, dat alleen lafaards den strijd
opgaven. Blijkbaar wilde hij toonen, dat
hy wel buiten eten kon als hy dat
wilde.
En voor hem was de zaak erger dan
voor een onzer. Wij verstopten in de les
senaars oonfituren, chocolade of Bpek,
zoodat wij althans geen droog brood be
hoefden te eten. Maar, hy Michu, die
geen zakgeld en geen kennissen in de
stad had, moest leven op de weinige
broodkorsten, die hij wist te verzamelen,
En op den tweeden dag verklaarde de
directeur, dat wy tot straf voor onze
koppigheid, ook geen brood meer zouden
krygen.
Dit deed den opstand ui'breken.
Het was de dag van de princesseboouen,
Toen we aan tafel zaten, stond Michu
plotseling op, greep het bord van den
zou. Als het de politie geldt, dan kan
de burgemeester de besluiten van den
•Raad uitvoeren als hy dat goed vindt
en laten liggen als hij het niet doen
wil. Voel je wel? Heeft de burgemoes-
ter lust om een nieuwen agent van po-
litie te benoemen, dan, moet de Raad be
sluiten of hy het geld ervoor wil geven
maar verzoekt deSaad aan den burge
meester om een agent er bij te nemen,
dan kan de burgemeester dat doen of niet.
Ja, ga, datj) is allergeestigst geregeld 'in
onze wetgeving."
„Dat vind ik ook," zei de agent ver
wonderd.
„O, er zyn nog wel meer aardigheden
op te merken. De burgemeester, de
eerste burger van de stad, is een door
het Rijk benoemden ambtenaar, maar
wordt door de stad bezoldigdde com
missaris van politie wordt ook benoemd
door het Rijk, maar betaald door de ge
meente. Maar dat doet er nu niet toe,
ik zal eens kyken of ik wat voor j« kan
doen Goeden morgen
Verderop wandelend, schoot my te
binnen, dat de Raad besloten had tot
het aanstellen van een epecialen wach
ter voor den Hout. Die zou er dan toch
wel wezen, lfaar nergens zag ik tus-
schen de boomea d@ uniform van dien
ongelukkige die gecondemneerd is zyn
leven tusschen die zwygende boomen le
alyien.
„Zou de man zich nu al vau kant
hebben gemaakt uit verveling?" dacht
ik en keek met eenige vrees naar boven,
angstig bij de gedachte dat op het on
verwachtst myn hoofd tegen zyn laaraen
zou aanbotsen. Maar zooals de roman
schrijvers zeggen „ik zag niets dan de
natuur in haren winterslaap, zacht ade
mend met een briesje, dat suisde door
de popels."
Maar vandaag kreeg ik de oplossing
van het raadsel. Burgemeester en Wet
houders willen zes nieuwe agenten 3e
{Naar het Framck.)
U i E l\ L V l).
Het geval meteen ma d, die
jl. Maandag in het kabinet vaa den
minister van buitenlandsche zaken, gelijk
het heette, zou zijn doorgedrongen en
daar misbaar zou hebben gemaakt, heeft
zich naar van vertrouwbare zyde ver
zekerd wordt geheel anders toegedragen
dan in het Rmgeche Dagblad voorge
steld is.
De 30-jarige man, volgens opgave
genaamd B. en komende uit Kampen,
in uiterlyk en kleeding geheel anders
dan zy, die zich gewoonlijk bij een mi
nister van buitenlandsche zaken ver
voegen, vroeg aan den kamerbewaarder
den minister te mogen spreken. Hoewel
het geen audiëntiedag was, werd hij
echter niet daarnaar verwezen, omdat hy
zeide over particuliere aangelegenheden
een onderhoud te wenschen, onder me-
dedeeliog, dat hy den minister per tele
gram van zyn komst had verwittigd,
wal later bleek juist te zijn. De persoon
heeft ruim een kwartier in de boden
kamer en later in de antichambre ge
wacht, omdat de minister in besogne
was en werd daarna op de gewone
wijze aangediend en by ZExc. toegelaten.
Van binnendringen in het kabinet was
geen sprake.
Uit 's mans woorden bleek al dadelijk,
dat hy voor zyn zaak aan een verkeerd
adres was terechtgekomen, want dat hij
zich daarvoor by de politie moest ver
voegen, wat de minister den bezoeker
luide te kennen gaf, die, wellichteenigs-
zins bedremmeld, in zenuwaehtigen toe
stand en waggelende de deur uitging.
TuÉSchen zijn binnentreden en ver
laten van 's ministers kabinet verliep
nauwelijks den minuut.
Het toelaten van zulke menschen
moge aan het departement van buiten
landsche zaken tot de zeldzaamheden
behooren, het bleek, dat de kleeding van
iemand geen beletsol is, om door den
minister in zyn kabinet te worden ont
vangen.
Op villa „Erica" van den
heer C. W. Groskamp te Hilvertum, is
dezer dagen een vogel gevangen, die
thaus zelden in ons vaderland voorkomt.
Het is een torenvalk (Falco tinnunculus
aUudarius), Het dier heeft de grootte
van eene kleine kipde kop is grys met
zwarte streep onder het oog keel borst
en buik zijn wit, de beide laatste met
langwerpig gryze vlekken de rug en
vleugels zijn roodbruin met py Wormige
zwarte vlekken en de slagpennen zwart
De grijze staart heefteen zwarten band
en is aan het uiteinde wit. Verder
heeft het dier gele poolen, oogkriDgen
en washuid.
Deze vogel Destelt in toren-, bouwval
len en boomen, en voedt zich met veld
muizen, jonge vogels en irsecten. In het
najaar verlaat hij ons land en keert in
het voorjaar terug.
De heer Groskamp heeft den vogel
aan „Artis" ten geschenke gegeven.
De stoomboot Siegfried, van
de Nederlandsche Stoombootreedery, heeft
Vrydag middag te 12l/a uur naby het
Alblasserdam che veer Van Fop Smit
Co. de Oostduivelandsche hoogaars No.
394 in i.en grond geloopen. Het volk van
de hoogaars redde zich door op het anker
van de Siegfried te klimmen.
Onder bevel van den kapi-
tein Alard, commandant der marechaus
sees te Roermond, werd Donderdag het
uitgestrekte Echterboseh, gelegen op drie
uren afstand van Roermond, door een
25tal maréchaussees doorzocht, daar be
richt ontvangen was, dat de moordenaar
van vrouw K. te Haaren, en van de
jeugdige A. M. uit Hagen zich daar zou
ophoudeD.
Op pruisisch grondgebied hadden een
lOtal gendarmen postgevat, zoodat de
moordenaar, zoo hij zich ter plaatse had
bevondeD, in de val had moeten loopen.
Na eenen dryfjacht van 8 uur v. m.
tot 2 uur n. m., die geen gunstig re
sultaat opleverde, trok men op last van
den kapitein naar de verschillende stand
plaatsen terug.
Uit Middelburg meldtmen
dat eene 63-jarige weduwe 'aldaar Don
derdagavond met het rijtuig van haren
klasse en een vyfden adjunct-inspecteur
benoemen, omdat zy anders geen kans
zien, aan den wenech van den Raad te
voldoen, om het politiepersoneel eens in
de 14 dagen een dag vrijaf te gevan.
Nu denk ik, dat menig Raadslid zoo
nog wel eens zal onderzoeken of het niet
op andere manier kan gedaan vrordeD,
want dit voorstel kost ruim 3000 galden
per jaar {de afzonderlijke Houtbewaker
is dan namelijk onnoodig.)
Gaat hot evenwel alleen op deze
manier, welnu wie a zegt, moet ook b
aandurven en rust 'behoort iedereen te
hebben. 'In elk geval ben ik er bly om,
dat de Burgemeester gevolg wil geven
aan den wensch van dea Raad.
„Zeg Fidelio, weet jy in hoeveel
soorten de Haarlemmers verdeeld wor
den Aldus vroeg mij mijn neef Wou
ter, een goedhartige vent au fond, maar
die zich wed eens scherper uitdrukt dan
hijj wil.
„Wel, in ryken, middslmatig-gegosden
en armen, zou ik zeggen."
„Mis geraden. Die indeeling is veel
te afgezaagd. Je moest -er niet mee voor
den dag durven komen."
„Zoo! Nu, in belastingbetalende en
met-belastingbetalende menschen, dan 5"
„Man, man, wat ben je weinig oor
spronkelijk."
„Dank je voor 't compliment. In dik
ken en dunnen, dan F"
„Schaam je over zoo'n flauwiteit. Ik
zal 'tje dan maar zeggen. De ingezetenen
van Haarlem worden verdeeld in twee
soorten, vaststaande en wankelende inge
zetenen. Onthoud 't nu goed, vaststaande
en wankelende."
t Is misschien razend geestig, maar
ik vat de finesse niet. Zou Uwe Diep
heid zoo goed willen wezen, my Hare
bedoeling nader toe te lichten
„Word nu niet ironisch, want dat
gaat je al heel slecht af. Ik heb gezegd:
schoonzoon werd afgehaald, om by hem
den avond door te brengeD. Voor diens
woning willende uitstappen, sloeg het
paard op hol en geraakte met het rijtuig
de gracht by de Seisbrug te water.»
De dame is verdronken.
Men meldt uit Gramsber-
n
Was Woensdag nog alle hoop geves
tigd op den goeden toestand van den
Vechtdijk, den volgenden dag vernam
men dat ook die wederom ia bezweken
en reeds eene opening had veroorzaakt-
van p. m. 8 meter. Met volle kracht
stroomde het Vechtwater binnen, zich
een weg basende door den doorgebroken
keerdijk naar de buurtschappen Holthe-
me en den Velde, verder over de dijken
van het Overijselseho kanaal naar de
Koningsbrug, de tusschenliggende gron
den onderzettende.
Gelukkig echter is de waterstand in
de rivier de Vecht minder hoog dan een
jaar geleden, en bevindt zich de Konings
brug in bateren toestand.
Is het opmerkelijk dat de doorbraken
steeds in dea nacht voorkomeD, wanneer
de dijken zonder toezicht zyn, do
doorbraak van den Vecbtdijk wordt ech*
ter toegeschreven aan het losloopen van
een duiker, die daar ter plaatte gelegd
en wellicht niet voldoende versterkt wae.
Men meldt uit Hengeloo (O.):
In den nacht van Woens-ag op Don
derdag is een landbouwer, genaamd K.,
in eene sloot voor het kotfWhuis van J.
W. v. W. alhier te water geraak» en
verdronken. K. had Woensdagavond dit
koffiehuis bezocht en verkeerde vermoe
delijk omdor den invloed van sterke©
drank.
Als eene bizonderheid vermelden wy
nog, dat het volksgeloof hier nog allyd
wil, dat men een drenkeling met de
voeten in het water laat liggen tot de
politie er by komt. Daar men in dit
geval den aldus omgekomene eerst 's mor
gens vond, was er aan opwekking va©
bet leven natuurlijk toch niet meer te
denken, maar dit gebruik kan onder
andere omstandigheden ook kwadere ge°
volgen hebben.
de Haarlemmers werden verdeeld in vast
staande en wankelende ingezetenen."
„Vertel mij eerst eens: wie maakt die
verdeeling P"
„De wethouder belast met den in dezen
tyd zoo veelbesproken gemeente-reini
gingsdienst. Toen het glad was in de
stad, kwamen er eerst mannen met schop
pen en schopten de sneeuw weg."
„Was dat soms weer geen goede maat
regel in jou oogen?"
„Een excellente maatregel. Er werd
geschopt in de Groote Houtstraat, Ane-
gang, Veerstraat en andere straten. Maar
er werd niet geschopt in de Warmoes
straat, op de Groote Markt, op de Singels,
op het Meienpad, op het Spaarne. Nu dunkt
me zoo, dat daarvoor geen ander motief kan
bestaan hebben, daa dit, dat de wethouder
meendede lui, die in de Groote Houtstraat
Anegang, Veerstraat en die eenige andere
straten wonen, zyn wankelende en de
bewoners van de andere wijken (waar
niet geschopt werd) zijn vaststaande in
gezetenen."
„Flauwe ventdat was natuurlijk
omdat.
„Stil, wacht nog evenToen er dan
zo© hier en daar geschopt was, beg
het te dooien, zoo heel eventjes, alleen
op den dag. Maar 's nachts vroor het
weer en den volgenden morgen ging
driekwart van de haarlemsche mensch
heid weer tegen wil en dank uit glijden.
Op een goeien morgen kwamen erzand-
wagens aanrollen, en met bekwame hand
strooiden de geleide, s zand op de glad
de paden. Weet je waar? Op de Raaks,
op de Oude Gracht, op de Zijlstraat, op
de Groote Markt. Men kad dus ingezien,
dat ook de bewoners van die wyken tot
de wankelende behooren."
„Wouter," zeiik, „jegeestigheid grenst
aan het ongelooflijke. Waa om werd in
de straten die je daar noemt, geschopt
en zand gestrooid Omdat die straten
het drukst worden begaan, en anders
GEUE.VtiD NIEMVS.
Van Meissonier, die niet
uitmuntte deer fijne manieren, vertelt
Farfadet in de Indépendance een grap.
Een hond van den schilder was ziek,
in de buurt woonde geen veearts.
Toevallig ontmoette Meissonier op dat
tijdstip een van do beroemdste Parijsche
geneeskundigen, en met veel verontschul
digingen verzocht hij dezen dringend eens
naar zyn hond te komen zien. De dokter
was zoo goed het te doen, gaf eenigen
raad en het beest werd beur.
Eenigen tijd naderhand ontving hy van
Meissonier eeu briefje, waarin by ver
zocht werd zyn rekening in te zenden
„voor geoeeskuadige diensten aan eeu
hond." „Ik ben niet gewoou" had
Meissonier de liefelijkheid er bij te schry-
ven „iemand iets schuldig te bly ven."
De doktor wierp het briefje in de*
scheurmand, maar na eenige dagen werd
er een tweede bezorgd. Toen zond hiji
een mondelinge boodschap „Zeg aan
mynheer Meissonier dat ik juist een nieuw
sluithek voor mijn tuin heb laten zetten.
Laat hem dit verven, dan zyn wy
quitte.
niet."
„En de Waraoessfcraat dan? Die wordt
toch ook nogal drvk begaan, zou ik zoo
denkon en ik zeg je, dat ze wel een ijs
vlakte leek. En 'c Spaarne, wordt dat
ook niet beloopen Bovendien op de
stilste straten is het gladder, dan waar
vele met8chen luopen, dat spreekt van
zelf."
„Maar wat wou jij dan, onuitstaanbare
mopperaar die je bent?"
„Geea vleierijtjes asjeblieft. Wat ik wou?
Dat de goede ouwe tyd weer aanbrak,,
toen iedereen zich haastte om zand of
aseh of turfmolm voor zijn dtur te gaan
strooien, wanoeer de Damiaatjes werden
geluid. Vroeger werd dat altijd gedaan
en iedereen was er mee gebaat, behalve
de Blekende ea glijende jongens, maar
overmits die g8en belasting betalen, tellen
die niet mee. Waarom gebeurt dat nu
niet meer?"
„Omdat de menschen nu niat meer
op tiet luiden van de Damiaatjes letten,
denk ik."
„Misschien wel, maar dan zou ee©
agent van politie, rondgaande aan de>
huizen, een nitroepteeken achter het
verzoek kunnen wezen. En je zoudt eens
zien, dan deed iedereen het weer. De
menschen zijn ran nature tot het goede
geneigd, maar ze moeten er eens aan
herinnerd worden. Ik geloof zeker, dat
als die maatregel weer werd toegepast
{itigevoerd mag ik niet zeggen, want hij
s'aatnog altijd in onze politie-veroideniDg)
dan zouden de ingezetenen niet meer in
vaststaande en wankelende ingezetenen
behoeven te worden verdeeld. Wat zeg
je daarvan Heb ik geen gelyk
„Hm," zei ;k, maar eigenlyk vond ik,
dat er niet veel tegon in te brengen was.
FIDELIO.