De groote Michu. Op een middag nam de groote Michu in het speeluur mg in een hoek van de binnenplaats terzyde. Zy gelaat stond ernstig, zoodat de angst mij reeds om het hart sloeg, want de groote Michu was een knaap met stevige vuisten, zoodat ik voor niets ter wereld hem tot mijn vij and wilde maken. ,/Hoot eens/' zeide hij. met zyne ruwe stem, „wilt gij ook in het komplot zijn Ik antwoordde terstond„ja," zeer ge vleid, dat do groote Michu zich met mij wilde bemoeien. Nu vertelde hij mij, wat de zaak was. Het geheim dat hij mij mededeelde, veroorzaakte bij mij een gename gewaarwording, zooals ik sedert dien dag nooit meer zal hebben onder vonden. Eindelyk zou ik dan ook handelend op treden in een avontuur, zou ik een ge heim hebben te bewaren, en slag moe ten leveren. Ongetwijfeld bracht de ge heime vrees, die ik koesterde by het denkbeeld, dat ik aldus aan een gevaar zou blootstaan, er veel toe by, om mij te doen verheugen by het vooruitzicht van de volvoering van het plan. Ik bewonderde den grooten Michu, terwijl hij sprak. Op een harden toon, zooals men tot een dommen rekruut spreekt wydde hij my in het complot in. Toen de klok twee uur sloeg en wy allen weer naar de school gingen, zei hij nog zachtjes aan mijn oor- „Dat is dus af gesproken, niet Zul je niet bang wezen en ons niet verraden ,„0 neen, stellig niet!" Hij keek my recht in de oogen en zei nog: „Als je het verklapte, zou ik je niet slaan, zie je, maar ik zou «an iedereen vertellen dat je een verrader bent en dan zou niemand meer met je willen •spreken. Ik herinner my nog, hoe deze bedrei ging mijn moed aanwakkerde. „Al moet ik ook duizend regels sehrijven," dacht ik, „ik zal Michu nooit verraden!" En met ongeduld zag ik het etensuur te gemoet, dan toch zou het oproer los breken M. Hij zou wel zesmaal zooveel gelust heb-i ben als hy kreeg. Het toeval wilde, dat de jongste secondant vlak tegenover hem aan tafel zat en daar de onderwyzers allen een dubbele portie kregen, benydde Michu hem voortdurend. „Ik ben wel tweemaal zoo groot als hij," placht Michu te zeggen en hy laat niets over op zyn bord. „Dat is toch een bewijs, dat ik veel te weinig krijg. III. De groote Michu was de zoon van een boer, een ongeletterd man, die ver standig genoeg was om zyn zoon hooger to willen zien. Hy was veel ouder dan wy, achtien jaar, maar zat nog in de vierde klasse, omdat hy niet vlug leerde. Maar wat hy eenmaal wist, dat vergat hij nooit weer. Daarbij had hij een zeer zacht karakter en, wat ons niet het minst verwonderde, het beviel hem op school. Alleen kwelde hem een dingde hon ger. De groote Michu had altyd honger. Nooit heb ik zulk een eetlust gezien en Michu, de fiere Michu, bedelde by ons om korsten brood. Als boerenzoon, op gegroeid in de wei, had hy van de schrale keuken der school meer te lyden, dan een van ons. Wy daarentegen waren kieskeurig. ïk herinner my nog een paar gerechten, die geregeld eens in de week terugkeerden, kabeljauw met een roodachtige saus en princesseboonen met witte saus, die wy allen van ganscher harte verfoeiden. De groote Michu klaagde dan even hard als wy, maar eigenlyk was het alleen over de hoeveelheid, dat hij ontevreden was. De aanvoerders van den den besloteD, dat wij ons eindelijk tegen de kabeljauw met roode saus en de prin cesseboonen met witte saua zouden ver zetten. Natuurlijk had men aan Michu verzocht, den opstand te leiden. Het plan was doodeenvoudig, maar heldhaftig als men maar ieder voedsel weigerde, zou de directeur wel gedwongen zyn, om voor betere spijzen te zorgen. Michu offerde zich op, door de benoeming als leider van den opstand aan te nemen. Hem deerde het niet, dat de kabeljauw en de boontjes beide oneetbaar waren alles wat bij wenschte, was meer te hebbeo, er zooveel van te eten als hij lustte. Toen wij des avonds in de eetzaal waren {het was de dag van de kabel jauw) begon de werkstaking met eene echoone eenstemmigheid. Alleen brood was geoorloofd.,. De schotels kwamen, maar wij raakten ze niet aan en aten ons droog brood. Er werd niet gesproken, alleen de jong- sten lachten onder elkaar. Michu raakte zelfs zijn brood niet aan. Met de el- bogen op tafel, staarde hij verachtelijk saar den secondant tegenover hem, die zyn eten naar binnen schrokte. De onderwijzer, die surveillance had, liet den directeur roepen en onderrichtte hem van wat er geschiedde. De directeur was woedend en vroeg op ruwen toon •wat er aan het eten ontbrak. „Hij at het toch zelf ook en vond het heerlijk De groote Michu stond op. „Mynheer," zei hy bedaard, „de kabeljauw is bedor ven, wy kunnen die niet eten I" „Welzoo!" riep de surveillant „vroeger hebt gij toch den halven schotel wel eens heel alleen leeg gegeten I" Michu kreeg een kleur en antwoordde niet. Men liet ons hongerig naar bed gaan, „om er maar eens goed over na te denkeD." IV. jongsten secondant, die om ons te plagen, met bizonder veel drukte zat te eten, en wierp dat bord midden in de zaal. Daarop hiet hy de Marseilaise aan. Dat was het signaal. Borden, glazen en fles schen vlogen door de lucht. De onder wijzers, verschrikt, haastten zich de eet- uiteen huDner kreeg een schotel op zyn rug, zoodat de witte saus hem be8patte. Wij besloten de vesting te versterken. Al de deuren werden met tafels en stoe len gebarricadeerd. In onze woede had den wy allen een wapen in de hand, deze een zakmes, gene de poo. van een stoel. Inmiddels maakten wij een onbe schrijflyk lawaai en sloegen alles kort en klein. Drie uur lang liet men ons begaan Allengs moesten wij wel bedaren. Achter in de eetzaal waren twee groote vensters, die op den tuin uitkwamen. De vrees achtigsten, bar.g over de lange straffe loosheid waarin men ons liet, openden de een na den ander een van die ramen en verdwenen in den tuin. Eindelyk had Michu nog slechts een tiental kameraden om zich heen. „Gaat de anderen opzoeken," zeide hij met vaste stem tot hen, „het is ge noeg als er cén schuldige is." Daarop wendde hij zich tot mij, daar ik aarzelde en zei„ik geef je je woord terug Toen de directeur eindelijk de eetzaal binnendrong, gevolgd door al de leeraren vond hij Michu alleen, op een punt van een tafel gezeten, te midden van het gebroken glaswerk. Dienzelfden avond werd hij van school gejaagd en naar zyn vader teruggezon den. Ons baatte de opstand weinig eenige weken achtereen zagen wij de kabeljauw en de princesseboonen niet terug, maar daarna kwamen zy weer eens in de week op tafel. Alleen werd do kabeljauw nu voorgediend met witte saus waren de boonen met roode saus overgoten. Eerst langen tijd daarna zag ik Michu terug. Hij had zijne studie niet mogen voortzetten op een andere school en be arbeidde nu de stukjes grond, die zyn vader hem by zyn dood had nagelaten. „Ik zou toch een slechte dokter of u slechte advokaat zyn geweest" zei hy, „ik ben te koppig. Voor een boer komt er dat zoo niet op aan. Maar jelui hebt my er voor laten zitten, my die juist zooveel van kabeljauw en van prineesse- boonen hield!" HAARLEMMER HALLETJES, Een Zaterdaga vond praatje. CXXVL Toen ik onlangs op den Dreef in een zeldzaam morgenzonnetje wandelde, zag ik een politieagent staao, die zoo mis troostig keek, dat ik hem aansprak en vroeg wat er aan scheelde. „Och meneer," zei hij, „/we zijn op 't bureau allemaal het land op gejaagd, de adjuncten en de inspecteur ook. Al leen meneer de commissaris bromt niet „Maar waarom dan toob, vrind zoo vroeg ik. „Heb jelui hier geen le ventje als prinBen De agenten hebben zoo'n geregeldeo en gemakkelyken dienst ea de inspecteurs worden zoo duizeling wekkend hoog bezoldigd. Gaat de politie ook al ontevreden worden „Och nee, meneer, maar 't is om den vryen dag dien we met het nieuwe jaar zouden krygen.* „O ja, 't waar ook, de Raad heeft besloten, dat jelui te beginnen met Ja nuari, elk om de 1-4 dagen den vryen dag hebben zoudt. En „Wy krygen hem niet!" „En de Raad heeft er toch geld voor gegeven J, meneer, en ik weet ook dat er een plan van een van de inspecteurs naar den burgemeester is gegaan, maar de burge meester vond dit plan niet goed. Ondertus- schen krygen wij onzen vryen dag niet.Kan meneer daar misschien niet eens wat aau doen, dat we onzen vryen dag teeh krygen Want of wy al brommen in 't bureau, dat hoort de burgemeester toch niet Ik dacht een oogenblik na. „Ja, myn beste vriend, dat zou ik wel willen, maar ik vrees dat het niet veel baten De beide volgende dagen sprak Michu ons moed in. Hij zei, dat wij moesten volhouden, dat alleen lafaards den strijd opgaven. Blijkbaar wilde hij toonen, dat hy wel buiten eten kon als hy dat wilde. En voor hem was de zaak erger dan voor een onzer. Wij verstopten in de les senaars oonfituren, chocolade of Bpek, zoodat wij althans geen droog brood be hoefden te eten. Maar, hy Michu, die geen zakgeld en geen kennissen in de stad had, moest leven op de weinige broodkorsten, die hij wist te verzamelen, En op den tweeden dag verklaarde de directeur, dat wy tot straf voor onze koppigheid, ook geen brood meer zouden krygen. Dit deed den opstand ui'breken. Het was de dag van de princesseboouen, Toen we aan tafel zaten, stond Michu plotseling op, greep het bord van den zou. Als het de politie geldt, dan kan de burgemeester de besluiten van den •Raad uitvoeren als hy dat goed vindt en laten liggen als hij het niet doen wil. Voel je wel? Heeft de burgemoes- ter lust om een nieuwen agent van po- litie te benoemen, dan, moet de Raad be sluiten of hy het geld ervoor wil geven maar verzoekt deSaad aan den burge meester om een agent er bij te nemen, dan kan de burgemeester dat doen of niet. Ja, ga, datj) is allergeestigst geregeld 'in onze wetgeving." „Dat vind ik ook," zei de agent ver wonderd. „O, er zyn nog wel meer aardigheden op te merken. De burgemeester, de eerste burger van de stad, is een door het Rijk benoemden ambtenaar, maar wordt door de stad bezoldigdde com missaris van politie wordt ook benoemd door het Rijk, maar betaald door de ge meente. Maar dat doet er nu niet toe, ik zal eens kyken of ik wat voor j« kan doen Goeden morgen Verderop wandelend, schoot my te binnen, dat de Raad besloten had tot het aanstellen van een epecialen wach ter voor den Hout. Die zou er dan toch wel wezen, lfaar nergens zag ik tus- schen de boomea d@ uniform van dien ongelukkige die gecondemneerd is zyn leven tusschen die zwygende boomen le alyien. „Zou de man zich nu al vau kant hebben gemaakt uit verveling?" dacht ik en keek met eenige vrees naar boven, angstig bij de gedachte dat op het on verwachtst myn hoofd tegen zyn laaraen zou aanbotsen. Maar zooals de roman schrijvers zeggen „ik zag niets dan de natuur in haren winterslaap, zacht ade mend met een briesje, dat suisde door de popels." Maar vandaag kreeg ik de oplossing van het raadsel. Burgemeester en Wet houders willen zes nieuwe agenten 3e {Naar het Framck.) U i E l\ L V l). Het geval meteen ma d, die jl. Maandag in het kabinet vaa den minister van buitenlandsche zaken, gelijk het heette, zou zijn doorgedrongen en daar misbaar zou hebben gemaakt, heeft zich naar van vertrouwbare zyde ver zekerd wordt geheel anders toegedragen dan in het Rmgeche Dagblad voorge steld is. De 30-jarige man, volgens opgave genaamd B. en komende uit Kampen, in uiterlyk en kleeding geheel anders dan zy, die zich gewoonlijk bij een mi nister van buitenlandsche zaken ver voegen, vroeg aan den kamerbewaarder den minister te mogen spreken. Hoewel het geen audiëntiedag was, werd hij echter niet daarnaar verwezen, omdat hy zeide over particuliere aangelegenheden een onderhoud te wenschen, onder me- dedeeliog, dat hy den minister per tele gram van zyn komst had verwittigd, wal later bleek juist te zijn. De persoon heeft ruim een kwartier in de boden kamer en later in de antichambre ge wacht, omdat de minister in besogne was en werd daarna op de gewone wijze aangediend en by ZExc. toegelaten. Van binnendringen in het kabinet was geen sprake. Uit 's mans woorden bleek al dadelijk, dat hy voor zyn zaak aan een verkeerd adres was terechtgekomen, want dat hij zich daarvoor by de politie moest ver voegen, wat de minister den bezoeker luide te kennen gaf, die, wellichteenigs- zins bedremmeld, in zenuwaehtigen toe stand en waggelende de deur uitging. TuÉSchen zijn binnentreden en ver laten van 's ministers kabinet verliep nauwelijks den minuut. Het toelaten van zulke menschen moge aan het departement van buiten landsche zaken tot de zeldzaamheden behooren, het bleek, dat de kleeding van iemand geen beletsol is, om door den minister in zyn kabinet te worden ont vangen. Op villa „Erica" van den heer C. W. Groskamp te Hilvertum, is dezer dagen een vogel gevangen, die thaus zelden in ons vaderland voorkomt. Het is een torenvalk (Falco tinnunculus aUudarius), Het dier heeft de grootte van eene kleine kipde kop is grys met zwarte streep onder het oog keel borst en buik zijn wit, de beide laatste met langwerpig gryze vlekken de rug en vleugels zijn roodbruin met py Wormige zwarte vlekken en de slagpennen zwart De grijze staart heefteen zwarten band en is aan het uiteinde wit. Verder heeft het dier gele poolen, oogkriDgen en washuid. Deze vogel Destelt in toren-, bouwval len en boomen, en voedt zich met veld muizen, jonge vogels en irsecten. In het najaar verlaat hij ons land en keert in het voorjaar terug. De heer Groskamp heeft den vogel aan „Artis" ten geschenke gegeven. De stoomboot Siegfried, van de Nederlandsche Stoombootreedery, heeft Vrydag middag te 12l/a uur naby het Alblasserdam che veer Van Fop Smit Co. de Oostduivelandsche hoogaars No. 394 in i.en grond geloopen. Het volk van de hoogaars redde zich door op het anker van de Siegfried te klimmen. Onder bevel van den kapi- tein Alard, commandant der marechaus sees te Roermond, werd Donderdag het uitgestrekte Echterboseh, gelegen op drie uren afstand van Roermond, door een 25tal maréchaussees doorzocht, daar be richt ontvangen was, dat de moordenaar van vrouw K. te Haaren, en van de jeugdige A. M. uit Hagen zich daar zou ophoudeD. Op pruisisch grondgebied hadden een lOtal gendarmen postgevat, zoodat de moordenaar, zoo hij zich ter plaatse had bevondeD, in de val had moeten loopen. Na eenen dryfjacht van 8 uur v. m. tot 2 uur n. m., die geen gunstig re sultaat opleverde, trok men op last van den kapitein naar de verschillende stand plaatsen terug. Uit Middelburg meldtmen dat eene 63-jarige weduwe 'aldaar Don derdagavond met het rijtuig van haren klasse en een vyfden adjunct-inspecteur benoemen, omdat zy anders geen kans zien, aan den wenech van den Raad te voldoen, om het politiepersoneel eens in de 14 dagen een dag vrijaf te gevan. Nu denk ik, dat menig Raadslid zoo nog wel eens zal onderzoeken of het niet op andere manier kan gedaan vrordeD, want dit voorstel kost ruim 3000 galden per jaar {de afzonderlijke Houtbewaker is dan namelijk onnoodig.) Gaat hot evenwel alleen op deze manier, welnu wie a zegt, moet ook b aandurven en rust 'behoort iedereen te hebben. 'In elk geval ben ik er bly om, dat de Burgemeester gevolg wil geven aan den wensch van dea Raad. „Zeg Fidelio, weet jy in hoeveel soorten de Haarlemmers verdeeld wor den Aldus vroeg mij mijn neef Wou ter, een goedhartige vent au fond, maar die zich wed eens scherper uitdrukt dan hijj wil. „Wel, in ryken, middslmatig-gegosden en armen, zou ik zeggen." „Mis geraden. Die indeeling is veel te afgezaagd. Je moest -er niet mee voor den dag durven komen." „Zoo! Nu, in belastingbetalende en met-belastingbetalende menschen, dan 5" „Man, man, wat ben je weinig oor spronkelijk." „Dank je voor 't compliment. In dik ken en dunnen, dan F" „Schaam je over zoo'n flauwiteit. Ik zal 'tje dan maar zeggen. De ingezetenen van Haarlem worden verdeeld in twee soorten, vaststaande en wankelende inge zetenen. Onthoud 't nu goed, vaststaande en wankelende." t Is misschien razend geestig, maar ik vat de finesse niet. Zou Uwe Diep heid zoo goed willen wezen, my Hare bedoeling nader toe te lichten „Word nu niet ironisch, want dat gaat je al heel slecht af. Ik heb gezegd: schoonzoon werd afgehaald, om by hem den avond door te brengeD. Voor diens woning willende uitstappen, sloeg het paard op hol en geraakte met het rijtuig de gracht by de Seisbrug te water.» De dame is verdronken. Men meldt uit Gramsber- n Was Woensdag nog alle hoop geves tigd op den goeden toestand van den Vechtdijk, den volgenden dag vernam men dat ook die wederom ia bezweken en reeds eene opening had veroorzaakt- van p. m. 8 meter. Met volle kracht stroomde het Vechtwater binnen, zich een weg basende door den doorgebroken keerdijk naar de buurtschappen Holthe- me en den Velde, verder over de dijken van het Overijselseho kanaal naar de Koningsbrug, de tusschenliggende gron den onderzettende. Gelukkig echter is de waterstand in de rivier de Vecht minder hoog dan een jaar geleden, en bevindt zich de Konings brug in bateren toestand. Is het opmerkelijk dat de doorbraken steeds in dea nacht voorkomeD, wanneer de dijken zonder toezicht zyn, do doorbraak van den Vecbtdijk wordt ech* ter toegeschreven aan het losloopen van een duiker, die daar ter plaatte gelegd en wellicht niet voldoende versterkt wae. Men meldt uit Hengeloo (O.): In den nacht van Woens-ag op Don derdag is een landbouwer, genaamd K., in eene sloot voor het kotfWhuis van J. W. v. W. alhier te water geraak» en verdronken. K. had Woensdagavond dit koffiehuis bezocht en verkeerde vermoe delijk omdor den invloed van sterke© drank. Als eene bizonderheid vermelden wy nog, dat het volksgeloof hier nog allyd wil, dat men een drenkeling met de voeten in het water laat liggen tot de politie er by komt. Daar men in dit geval den aldus omgekomene eerst 's mor gens vond, was er aan opwekking va© bet leven natuurlijk toch niet meer te denken, maar dit gebruik kan onder andere omstandigheden ook kwadere ge° volgen hebben. de Haarlemmers werden verdeeld in vast staande en wankelende ingezetenen." „Vertel mij eerst eens: wie maakt die verdeeling P" „De wethouder belast met den in dezen tyd zoo veelbesproken gemeente-reini gingsdienst. Toen het glad was in de stad, kwamen er eerst mannen met schop pen en schopten de sneeuw weg." „Was dat soms weer geen goede maat regel in jou oogen?" „Een excellente maatregel. Er werd geschopt in de Groote Houtstraat, Ane- gang, Veerstraat en andere straten. Maar er werd niet geschopt in de Warmoes straat, op de Groote Markt, op de Singels, op het Meienpad, op het Spaarne. Nu dunkt me zoo, dat daarvoor geen ander motief kan bestaan hebben, daa dit, dat de wethouder meendede lui, die in de Groote Houtstraat Anegang, Veerstraat en die eenige andere straten wonen, zyn wankelende en de bewoners van de andere wijken (waar niet geschopt werd) zijn vaststaande in gezetenen." „Flauwe ventdat was natuurlijk omdat. „Stil, wacht nog evenToen er dan zo© hier en daar geschopt was, beg het te dooien, zoo heel eventjes, alleen op den dag. Maar 's nachts vroor het weer en den volgenden morgen ging driekwart van de haarlemsche mensch heid weer tegen wil en dank uit glijden. Op een goeien morgen kwamen erzand- wagens aanrollen, en met bekwame hand strooiden de geleide, s zand op de glad de paden. Weet je waar? Op de Raaks, op de Oude Gracht, op de Zijlstraat, op de Groote Markt. Men kad dus ingezien, dat ook de bewoners van die wyken tot de wankelende behooren." „Wouter," zeiik, „jegeestigheid grenst aan het ongelooflijke. Waa om werd in de straten die je daar noemt, geschopt en zand gestrooid Omdat die straten het drukst worden begaan, en anders GEUE.VtiD NIEMVS. Van Meissonier, die niet uitmuntte deer fijne manieren, vertelt Farfadet in de Indépendance een grap. Een hond van den schilder was ziek, in de buurt woonde geen veearts. Toevallig ontmoette Meissonier op dat tijdstip een van do beroemdste Parijsche geneeskundigen, en met veel verontschul digingen verzocht hij dezen dringend eens naar zyn hond te komen zien. De dokter was zoo goed het te doen, gaf eenigen raad en het beest werd beur. Eenigen tijd naderhand ontving hy van Meissonier eeu briefje, waarin by ver zocht werd zyn rekening in te zenden „voor geoeeskuadige diensten aan eeu hond." „Ik ben niet gewoou" had Meissonier de liefelijkheid er bij te schry- ven „iemand iets schuldig te bly ven." De doktor wierp het briefje in de* scheurmand, maar na eenige dagen werd er een tweede bezorgd. Toen zond hiji een mondelinge boodschap „Zeg aan mynheer Meissonier dat ik juist een nieuw sluithek voor mijn tuin heb laten zetten. Laat hem dit verven, dan zyn wy quitte. niet." „En de Waraoessfcraat dan? Die wordt toch ook nogal drvk begaan, zou ik zoo denkon en ik zeg je, dat ze wel een ijs vlakte leek. En 'c Spaarne, wordt dat ook niet beloopen Bovendien op de stilste straten is het gladder, dan waar vele met8chen luopen, dat spreekt van zelf." „Maar wat wou jij dan, onuitstaanbare mopperaar die je bent?" „Geea vleierijtjes asjeblieft. Wat ik wou? Dat de goede ouwe tyd weer aanbrak,, toen iedereen zich haastte om zand of aseh of turfmolm voor zijn dtur te gaan strooien, wanoeer de Damiaatjes werden geluid. Vroeger werd dat altijd gedaan en iedereen was er mee gebaat, behalve de Blekende ea glijende jongens, maar overmits die g8en belasting betalen, tellen die niet mee. Waarom gebeurt dat nu niet meer?" „Omdat de menschen nu niat meer op tiet luiden van de Damiaatjes letten, denk ik." „Misschien wel, maar dan zou ee© agent van politie, rondgaande aan de> huizen, een nitroepteeken achter het verzoek kunnen wezen. En je zoudt eens zien, dan deed iedereen het weer. De menschen zijn ran nature tot het goede geneigd, maar ze moeten er eens aan herinnerd worden. Ik geloof zeker, dat als die maatregel weer werd toegepast {itigevoerd mag ik niet zeggen, want hij s'aatnog altijd in onze politie-veroideniDg) dan zouden de ingezetenen niet meer in vaststaande en wankelende ingezetenen behoeven te worden verdeeld. Wat zeg je daarvan Heb ik geen gelyk „Hm," zei ;k, maar eigenlyk vond ik, dat er niet veel tegon in te brengen was. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1892 | | pagina 6