Kleine Aüvertentiën.
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
9e «Jaargang.
Vrijdag 19 Februari 1892.
No. 2646.
A BON NEMEN TSPKIJS
ADVERTEN TIÉN:
„IStit Blaadje"
STADSNIEUWS.
PALEIS VAN JUSTITIE.
BINNENLAND.
FEUILLETON
De Korporaal van de Garde.
HAARLEM'S DAGBLAD
Voor Haarlem per 3 maanden1,20.
Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden 1,65.
Geïllustreerd Zondagsblad 3 0,30.
Afzonderlijke nummers. 0,05.
Dit blad jr.v.tjnt dagelfjks, behalve op Zou- en Feestdagen.
Bureau Kleine Houtstraat No. 9, Haarlem. Telefoonnummer IS2.
1—5 regels 50 Cents; ieders regel meer 10 Cents
Groete letters naar plaatsruimte.
Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Abonnementen'er Advertenties worden sangeaomrr doof
on» agenten en door alle boekhaadelarea ea ootrantier».
Directeur-Uitgever J. O. FE EB SB OOM.
Hoofdagenten mor hit BuitenlandCompagnie Gtnérale de PtilioUt Btr.ngir, L ltJi.il f O», JOMJt I. JOKBi, Secs, /er*. SlHs Ithioerg MmtmaHrt.
I nummer niet vermeld, dat de Raad met
jBij dit Nummer is gevoegdalgemeene stemmen, op voorstel van
het Gemeenteraadsver slag van den heer de Clercq, besloot aan den
17 Februario
Ondergeteekende brengt beleefdelijk
in herinnering, dat kleine Advertentiön'
bestemd tot plaatsing in
en in de speciale rubriek in het Zater
dagavondnummer van HAARLEM's
DAGBLAD, 5 Cts per regel te zamen,
uiterlijk tot Vrijdagmorgen 12 uur aan
het Bureau kunnen worden ingeleverd.
Be Directeur Uitgever.
J. C. PEEREBOOM.
No. 8 van het Geïllustreerd Zondags-
bladt dat in Haarlem uitsluitend aan
Geabonneeiden van Haarlemss Dagblad
wordt geleverd, zal bevatten
In de wittebroodsweken, met illustra
tie.Een scheepsgebruik, met illustratie.
Het uitsterven der Amerikaansche
buftels, met illustratie. Het verza
melen van eetbare vogelnestjes op Java,
met illustratie. Valsche kaartspelers
in een Mexicaansche herberg, met illu
stratie. De nieuwe erfprins van En-
land, met portret. Gevaren van de
hertenjacht, met illustratie. Een vos-
senstreek. Miniatuurtjes. Op het
kerkhof, met illustratie. Het alumi
nium, het metaal der toekomst. Een
vriendelijke wenk. Twee armbanden.
Breekbaar, met illustratie. Het
hoofd-postkantoor te Marocco, met
illustratie. Oud eerwaardig geslacht,
met illustratie. Wat is schoonheid
Een onbetaalbare pijp. Echt
Amerikaansch, met drie illustraties.
Anecdoten. Schaakrubriek. Me-
dedeelingen.
Haarlem, 18 Februari 1892.
Door een misverstand werd in het
beknopt Raadsverslag in ons vorig
gewezen waagmeester A. M. Schraders,
boven zijn pensioen van 325, nog eene
jaarlijkscbe gratificatie van 100 toe te
leggen.
Woensdagavond gaf he*- orkest onder
directie van den heer Kriens een con
cert voor de leden der sociëteit „Ver
eeniging", met medewerking van het
mannenkwartet „Zang en Vriendschap",
van hier.
Dit kwartet, bestaande uit de heeren
A. C. Reisig, uit den Haag, ie tenor,
J. van Breemen Jzn, 2e tenor, H. van
Breemen, ie bas en P. van Ooij, 20 bas,
heeft ecnige maanden geleden den eer
sten prijs behaald op een concours te
Winschoten. De beide nummers, waar
mede het toen de victorie behaalde,
prijkten ook Wcensdag met nog twee
andere op het programma.
Het was voor de eerste maal, dat wij
Uit kwartet hoorden, maar ons bleek al
dadelijk, dat het uit goede krachten be
staat. Alleen scheen ons de ie tenor wat
geagiteeid en was daardoor het aan-
pjkken niet altijd zoo gelijk, als het
had kunnen wezen. Vergissen wij ons
niet, dan studeert dit kwartet onder de
leiding van den heer Krienswij houden
ons overtuigd, dat het bij voortgezette
studie aan hooge eischen zal kunnen
voldoen.
De heer Kriens gaf een klarinet-solo
„A Perfido" van Beethoven en blies
deze kleine compositie artistiek en met
een mooi, vol geluid, zooals wij dat van
hem. gewoon zijn.
Met het onderwerp „Opvoeding" trad
Woensdagavond in Teyler op de heer
dr. P. H. Ritter uit Amsterdam. De
zaal was bizonder vol, wel een bewijs
voor de goede reputatie van het talent des
sprekers. Het onderwerp betrof het be
roemde boek van Herbert Spencer over
opvoeding, en wel hoofdzakelijk besprak
de heer Ritter het derde hoofdstuk van dat
boek, n.l. de zedelijke opvoeding. Spencer
begint met aan te toonen hoe treurig het
met de zedelijke opvoeding gesteld is, en
hoe de ouders naar geheel verkeerde mo
tieven de overtredingen runner kinde
ren straffen. Het opvoedingsstelsel van
Spencer nu, is gebouwd ©p het begin
sel, dat wij de opvoeding moeten vinden
in de natuur en ons bij het bepalen
van wat goed en kwaad is, moeten hou
den aan deze definitiën Goed is, wat goed
is in de gevolgen, en kwaad is, wat kwaad
is in de gevolgen. Steeds moeten wij het
verband dat bestaat tusschen oorzaak en
gevolg voor oogen houden.De natuur straft
ook rechtvaardig en evenredig aan de
overtreding, zij straft ook onmiddellijk,
en voor die straf is geen genade. Laat
het kind de gevolgen van zijne overtre
dingen ondervinden, zegt Spencer.
De opvoeder moet passief optreden
en slechts de uitlegger zijn van de
natuur. Wanneer het overtredingen van
I ernstiger aard geldtmoeten de
ouders als opvoeders koel zijn tegen de
kinderen, en nun daardoor toonen, dat
zij door hunne overtredingen, de ouder
lijke genegenheid moeten d ^rven. Tegen
dit opvoedingstelsel nu komt spreker
op. Goed is niet, wat goed is in de
gevolgen, want wij kunnen de gevolgen
niet voorzien, en mogen ook dikwijls
geen rekenschap houden met de even-
tueele gevolgen van onze handelin
gen.
Ook is het niet waar, dat de natuur
rechtvaardig is, en haar straf evenredig
is aan de overtreding. De natuur blijft
neutraal, daar zij aan mechanische wet
ten gebonden is. Spencer zegt ook, dat
de natuur onmiddellijk straft.
Dit is ook onwaar, en spreker be
grijpt niet hoe de groote Spencer dit
heeft kunnen neerschrijven.
In zijn stelsel is nog iets af te keuren,
nml. dat er geen plaats is voor genade
en vergiffenis. Spreker zou het daarom
betreuren, wanneer dit stelsel aanhang
vond. Neen het stelsel van de zedelijke
opvoeding moet gebouwd worden op
de wederzijdsche liefde van de ouders
en hunne kinderen. Het geweten, dat
den mensch rechtop houdt, moet het
uitgangspunt zijn van de opvoeding.
Straf moet worden vervaDgen door
tuchtwij moeten de gebreken onzer
kinderen dag aan dag beteugelen, deze
door atrophie doen sterven. Wij moeten
de kinderen aan ons hechten, de min
sten zqn tegenover onze kinderen, en
daar wij verplicht zijn hiervoor veel
voor hen op de offeren, moeten wij
Daar het beginsel der reine liefde han
delen. Niet passief zooals het stelsel
van Spencer wil, maar actief moeten
wij bij de opvoeding optreden.
Voor de Arrondissements-Rechtbank
stond heden terecht de oppasser uit het
gesticht Meerenberg Grevers, beschul
digd van mishandeling van zekeren van
Bakel, op den avond van 13 Septem
ber 1891.
Na is het wel eigenaardig, dat op
dien avond de beklaagde Grevers op
zoo geduchte manier gesneden en ge
stoken is, dat hij bij den dood af was
en met groote moeite in het leven is
gehouden. Toch staat niet de man, die
hem wondde, maar de gewonde Grevers
zelf heden voor de rechtbank als be
klaagde.
De oplossing van dit raadsel is „een
lief gezichtje," Anna Boekhout, eene
dienstbode van het gesticht Meerenberg
heeft eerst vei keering gehad met zekeren
Severijnse, daarop met de tegenwoordig
beklaagde Grevers en, toen zij ook dezen
den bons had gegeven, met van Bakel.
Grevers nu was er woedend over dat
zijn meisje hem bedankt had. Hij be
sloot zich te wreken, wond zich den
i3den September opzettelijk op en trof
in den avond van dien dag van Bakel
met Anna Boekhout aan, kalm en netjes
wandelend in een donker laantje. j
Hij gat daarop Van Bakel een slag
in bet gezicht en voor dien slag staat
hij nu terecht.
Nadat de klap gegeven was, is Grevers
op zoo verregaande wijze mishandeld
en met messteken half vermoord. Maar
door wien „Vermoedelijk door Seve
rijnse," zegt de officier'van justitie, „die
op eenige wijze zijn eveneens afgescheep- j
ten medeminnaar Grevers te hulp heeft
willen komen, maar in de duisternis
hem onwetens en onwillens met zijn
mes gesneden heeft."
Zoo komt het, dat Grevers, de meest
benadeelde van allen, alleen als be
klaagde terecht staat. De subs. Off. van
just, requireert zijne veroordeeling tot
een gevangenisstraf van 1 maand. I
Daarop stond terecht Willem Paap
van Zandvoort, ter zake van meineed.
Beklaagde n. 1. heeft, terwijl hij als ge- j
tuige werd opgeroepen, in eene door
zekeren Bier en Broodspot gepleegde
mishandeling van vrouw Paap, ver
klaard dat B. en B. de vrouw niet had
geschopt, en niet had getrapt, terwijl
hij slechts kon zeggen: ik heb niet
geziejidat het gebeurd is.
De subs. off. van just,, Mr. Joh. P. van
Outeren. requireert na zeer uitvoerige en
doorwrochte motiveering zijner opinie, j
de vrijspraak van den beklaagde, hoofd
zakelijk op grond dat bij dezen niet heeft
bestaan „dolus," d. w. z. het opzet om
eene valsche getuigenis af te leggen en
dat het verschil tusschen wat hij ver
klaard heeft en had moeten verklaren,
hem niet duidelijk is. I
I De verdediger, van beklaagde Mr.
L. W. van Gigch, van Amsterdam,
isluit zich na uitvoerig pleidooi bij de
conclusie van den ambtenaar van het
O. M. aan.
j Te Haarlemmermeer is op B.rd af
gebrand een huis toebehoorende aan
'W. Alderluste.
Volgens verklaring van den bewoner,
is door het omstooten der lamp den
brand ontstaaD, welke aangewakkerd
door den feilen wind, het blusschen
onmogelijk maakte.
Van den inboedel is nog iets kunnen
gered worden.
Bij koninklijk besluit zijn
benoemd tot notaris binnen het arr.
Amsterdam, ter standplaats de gemeente
Bnssum, S. Scheffelaar Klots, candi-
daat-notaris te Ginneken, en R. Ph. A.
van Rees, met ingang van 1 April, tot
burgemeester der gemeente Maassluis,
met toekenning van eervol ontslag als
burgemeester der gemeente Hellevoet-
sluis.
H. M. de Koningin-Regen-
tes, vergezeld van een hofdame, begaf
zich Woensdagmiddag te 2.35 u. naar het
gesticht voor minderjarige idioten te
's Hage, welks Beschermvrouw H. M.
is, en dat sinds 1886 de eer van het
vorstelijk bezoek niet had genoten.
H. M. werd in de regentenkamer ont
vangen door het bestuur en corps, ter
wijl de directeur, de heer A. K. Wy-
merga en diens echtgenoote het voorrecht
mochten hebben H.M. door de inrichting
rond te leiden. Alle schoollokalen wer
den door H. M. bezocht en het onderwijs
in alle klassen een wijle door de vorstin
bijgewoond. Gedurende het bezoek
werden op last van H. M. aan de
kinderen versnaperingen uitgereikt. Op
de ziekenzaal gekomen, onderhield de
Regentes zich daar minzaam en treffend
met een kleine patiente. Het geheele
bezoek heeft, naar H. M. geliefde te
betuigen, haar tevredenheid met de in
richting weggedrag n-
- Te 3.30 verliet H. M. met gevolg
het gesticht.
De talrijke volksmenigte wachtte
aan den ingang om de vorstin bij haar
vertrek toe te juichen. Het behaagde
H. M. een geschrift in ontvangst te doen
nemen, dat door mevrouw Stuten aan
H. M. werd aangeboden.
De minister van Oorlog
brengt ter kennis van belanghebbenden
10. In de maanden Juni en Juli zal
er een examen worden gehouden voor
toelating van jongelieden als cadet aan
de Koninklijke Militaire Academie
20. voor dit examen wordt het na
volgende aantal plaatsen opengesteld
a. ten behoeve van den dienst hier
le lande infanterie 10, cavalerie 4, ar
tillerie 6, genie 6 te zamen 26.
b. ten behoeve van den dienst in
10)
HOOFDSTUK VIII.
De hooge buitendeur, die altijd wijd openstond, was nu ge
sloten; daarop was een papier geplakt, waarop iets stond geschreven?
dat drie vier mannen stonden te lezen. Dake bleef staan, geheel on
bewust van het feit, dat een der lezers hem had herkend en
zijn metgezel aanstootte om naar een van de jonge Dake's te
zien. Hij las het volgende
„De heeren Clive, Walton en Dake zijn in de treurige
noodzakelijkheid hunne betalingen te staken, tengevolge van
de laatste bankroeten en de plotselinge verdwijning van
hun kassier."
Het was een treurig oogenblik voor Dake. Hij bleef een oogen-
biik geheel verplet staan, maar liep toen voort en belde aan
de zijdeur aan, die gebruikt werd door de eigenaars van het
kantoor.
Eene hem onbekende dienstbode deed op zijn bellen open.
„Ik ben mijnheer Clive Dake," zeide hij, daar hij instinctmatig
vermoedde, dat hij moeilijk toegang zou krijgen, tenzij hij zijn
naam niet dadelijk opgaf. „Zijn de heeren op 'tkantoor?"
„Ja, mijnheer. Mijnheer Dake zelf is hier," antwoordde het
meisje, „met mijnheer Jack en mijnheer Bernard."
Zij bracht hem in eene kamer, waar zij hem verzocht nog
even te willen wachten. Na vijf minuten kwam zijn neef Jack
Dake de kamer binnen.
„Zoo, Jack, oude jongen," zeide Clive.
Jack drukte hem ontstuimig de hand „Clive, beste kerel, ik
ben blij, dat gij gekomen zijt. De oude heer is den geheelen
morgen in onrust geweest, omdat hij niets van u gehoord had.
Hij verwacht een storm van verwijtingen van u, maar het is
zijne schuld niet, Clive, dat kan ik u verzekeren."
„Mijne beste Jack," riep Clive uit, ik had nog moeten mee-
deelen, dat de Dake's erg familieziek waren en zeer aan elkaar
gehecht waren, „dat had hij niet van mij moeten denken. Ik weet,dat
het mijne schuld is, ik had dadelijk moeten telegrafeeren, maar
op mijn woord, het Dieuws greep mij zoo aan, dat ik er geheel
niet aan gedacht heb."
„Nu, kom dan mee en stel vader liefst dadelijk gerust," zeide
Jack. Bij de deur keerde hij zich om en legde de hand op den
schouder van zijn neef„Beste Clive, het is hier een
tieuiige boel, wij zullen wel niets uit de zaak kunnen redden."
„Kom, het is gelukkig uw schuld niet," zeide Dake, wiens
hart bloedde bij de smart, die hij in de oogen van zijn
neef las.
„Als gij mijn vader gisteren gezien hadt, Clive, ik weet, dat
het voor u de ergste slag is, daar gij uw geld er op eiken tijd
uit hadt kunnen krjjgen, dan zoudt gij hem uit het diepst
van uwe ziel beklaagd hebben."
„Dat doe ik," zeide Clive.
„Dat is edel van u, Clive; het is voor Bertram ook een treurig
geval, zoo kort geleden, ja, nog geen jaar getrouwd. Maar Bert
is jong, zijne vrouw heeft hem lief en steunt hem in zijn ver
lies. Voor vader is het 't ergste, hij is te oud om iets nieuws le
beginnen en zich aan armoede te gewennen."
„Breng mij btf hem," zeide Clive.
De neven gingen nu te zamen naar de kamer van mijnheer
Dake, waar de oude man, die zijn hoofd steeds zoo fier omhoog
gehouden had en zoovelen armen en behoeftigen tot troost en
steun geweest was, in angstige spanning den neef zat af te wach
ten, wiens geheele vermogen in den val van de groote firma te
niet ging.
De oude heer stond bij Dake's komst van zijn stoel op, alsof
hij gevoelde, dat hij niet langer het recht had om te zitten in
tegenwoordigheid van hen, die door hem moesten lijden.
Zijn zoon Bertram stond trotsch en fier achter zijn vaders
stoel alsof hij gereed stond om, als het noodig was, te strijden
met hem, die altijd een zijner beste vrienden was geweest. Eene
onnoodige voorzorg. Toen Clive Dake het vervallen, oude gelaat
zag, dat hem altijd zoo vriendelijk had toegelachen, snelde hij
naar zijn oom toe, viel hem om den hals en het volgende
oogenblik had John Dake, de chef van de eens zoo groote firma,
het hoofd op den schouder van zijn neef gelegd en snikte als