NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD.
KIbihs AiTertentiï.
9e Jaargang*
Vrijdag 26 Februari 1892
No 2652,
ABONNEMENTSPRIJS:
ADYEETENTIËN:
„Het Blaadje"
STADSNIEUWS.
Mag meu io liet Spaarne length if liet
FEUILLETON;
De Korporaal van de Garde.
HAARLEM'S DAGBLAD
Voor Haarlem per 3 maanden1,20.
Franco door het geheele Kijk, per 3 uieanden 1,65.
Geïllustreerd Zondagsblad 3 0,30.
Afzonderlijke nummers. 0,05.
Dit blad larschtjot dagelflks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Rorean Kleine Houtstraat No. 9, Haarlem. Telefoewiuuaer 1S2,
val 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 16Ce».ii,
Groete letters naar plaatsrnlmte.
BIJ Abonnement aanzienlijk rabat,
Abonnementen en Advertentibi worden aangenomto door
onze agentes en door alle boekhandelaren en oonrentiers,
Directeur-Uitgever J. C. F1EB1BOOM,
Hoofdagenten voor iet Buitenland: Compagnie Gtnérali de BuhlkiU Mtrenfirl L. BAH Bi f Cin JOMM JOH Mi, Snee., Fsrffs 81Hi Intenrf Mvntmtrtrei
Ondergeteekende brengt beleefdelijk
in herinnering, dat kleine Advertentiên'
bestemd tot plaatsing in
en in de speciale rubriek in het Zater-
dagavondnummer van HAARLEM's
DAGBLAD, 5 Cts. per regel te zaaien,
uiterlijk tot Vrijdagmorgen 12 uur aan
het Bureau kunnen warden ingeleverd.
De Directeur- Uitgever.
J. C. PEKREBOOM.
Haarlem, 25 Februari 1892
Naar wij vernemen, hield de Aid.
Onderl. Verzekering tegen Invaliditeit
en Ongelukken, opgericht 1© Maart
1891, door de vereeniging van Industri-
eelen en Kooplieden, betreffende Bouw
kunde en aanverwante vakken, Woens
dagavond hare eerste algemeene ver
gadering.
Aan het aan de leden uitgebrachte
verslag en de overgelegde rekening en
verantwoording ontleenen wij het vol
gende
Sedert 1 April 1891 tot op heden
werden afgesloten 63 verzekeringen,
waarvan 42 contractanten ioorloopend
voor hunne werklieden, 7 contractanten
alleen voor persoonlijke verzekering,
14 contractanten voor bizondere werken,
terwijl tot heden 9 verwondingen, waar
voor uitkeering is geschied, hebben
plaats gehad.
Aan premie werd ontvangen gedu
rende het jaar 1891 eene som van
/ï873.52, terwijl aan de contractanten
wordt uitgekeerd 30 pet. van de netto
winst bedragende ongeveer 22 pet. van
de door hen betaalde premie, terwijl
op de aandeelen een dividend van
ruim 4 pet. gerekend per jaar kan wor
den uitbetaald.
In het reserve-fonds wordt gestort eene
som van 686.12Va*
Uit een en ander blijkt dat de bo
vengenoemde verzekering in- het afge-
loopen jaar gunstig heeft gewerkt en
dat de deelname in aanmerking geno-
d het kort bestaan der afdeeling
ruimschoots aan de verwachtingen heeft
beantwoord.
Toch mogen wij niet nalaten degenen
onder de beoefenaars der bouwvakken
die tot heden geene verzekering voor
hunne werklieden afsloten, aan te spo
ren met de bepalingen en reglementen
van bovengenoemde verzekering kennis
te maken en alsnog een zoodanige
verzekering af te sluiten.
In de bovenzaal van het Nutsge-
bouw werd Woensdagavond door het
departement Haarlem van de Neder-
landsche Maatschappij ter Bevordering
van Nijverheid een vergadering ge
houden, welke door de leden vrij
goed was bezocht. Nadat de voorzit
ter, de heer G. A. A. Middelberg de
vergadering had geopend en aan de
leden gelegenheid had gegeven tot het
indienen van voorstellen, van welke
gelegenheid geen gebruik werd gemaakt,
verleende hij het woord aan den heer
P. van Capelle, ingenieur uit Rotterdam,
die j een belangrijke voordracht hield
over „Krachts overbrenging door mid
del van electriciteit", waaarbij hij het
een en ander door proeven nader joq
toelichten, dank zij de bereidwilligheid
van een der directeuren van Teylers
Museum, die eenige instrumenten ter
zijner beschikking had gesteld. Na de
rede van den heer van Capelle, bracht
de voorzitter hem namens de vergade
ring haar dank over.
Men zou de voordracht, die professor
Pekelharing uit Delft Woensdagavond
in de bovenzaal der Vereeniging voor
de afd. Haarlem van het Nederl. Werk
liedenverbond hield, kunnen noemen
de historie van onze grondwet. Spreker
begon met ons eraan te herinneren,
hoe, toen den 3011 Nov. 1813 de laatste
telg uit het Oranjehuis landde teSche-
veningen, het de bedoeling niet was,
dat hij zou zijn de absolute monarch
van Nederland, maar een vorst die
door zijne doorluchtige afkomst en
buitenlandsche betrekkingen, verheven
was boven de partijen en de vrijheden
en rechten der burgers zou handhaven.
Betrekkelijk spoedig werd eene Com
missie benoemd, die een grondwet zou
ontwerpen, en wier voorzitter de be
kende Gijsbert Karei van Hogendorp,
reeds vroeger daarvan een schets had
gemaakt, zoodat men deze maar had
te volgen. In 1814 werd die grondwet
aangenomen door 500 notabelen, welke
door de regeering waren aangewezen.
Den dag daarop, werd de Souvereine
Vorst, zooals de titel toen luidde ge
huldigd.
Dat met de zaak een voer een Ne
derlander zoo groote spoed werd ge
maakt, kwam doordat onze vaderen
weer aan hunne zaken wilden en de
politiek wenschten af te doen. Maar
de grondwet van 1814 bestond nog
geen jaar, of ingrijpende veranderingen
waren dringend noodig, tengevolge van
de toevoeging aan ons land van België.
Eene Commissie, bestaande uit even
zoovele Katholieken als Protestanten
en met een Israëliet als Secretaris, ver
gaderde tot het ontwerpen eener nieuwe
grondwet. Op aandringen van de bel-
gische leden werd aan de eenige Kamer
die er was (de 2e), een kamer toege
voegd. Op hun verzoek werd geschrapt
de bepaling dat de Koning van het
Rijk Protestantsch moest zijn. Maar wat
Noord-Nederland niet inwilligde, was
de wensch van Zuid Nederland, dat de
staatsbegrooting elk jaar door de Kamers
zou worden goeogekeurd. Men kwam
ten slotte overeen, dat de gewone
uitgaven voor 10 jaar, doch de buiten
gewone slechts voor 1 jaar vastgesteld
zouden worden.
In Nederland werd die nieuwe grond
wet aangenomen, doch in België ver
wierpen haar de notabelen, voorname
lijk wegens godsdienstige bezwaren.
Door een zeker gegoochel met stem
men, wist men toch later ook in Belgiö,
eene meerderheid aan dat ontwerp te
verzekeren, maar het begin van de ver
eeniging was daardoor al slecht. Van
het begin der samenvoeging af aan, is
er eene stelselmatige oppositie van de
Vlamingen tegen Nederland geweest.
Godsdienst en onderwas waren daar
van de hoofdmotieven, maar er waren
ook financieele redenen.
Belgie had protectie noodig voor zijne
jonge industrie, Nederland kon niet
zonder vrijhandel. En de uitbarsting in
Bugie die het begin was van de scheu
ring werd niet weinig verhaast door de
oprichting te Leuven van een collegium
philosophicum waar de aanstaande gees
telijken verplicht waren een jaar door
te brengen, buiten hun cursus op het
seminarie.
Eerst in 1839 is door Nederland of
ficieel in de scheiding van België berust.
Intusschen was men ook in ons land
van lieverlede tegen Willem I gekant
geworden. De burgerij (de werkman had
toen nog geen woord mee te spreken)
kon zich niet langer vereenigen met
eene persoonlijke regeering, die uit de
hoogte besliste wat voor haar noodig
was. Eene uitbarsting volgde, toen de
koning wilde hertrouwen en wel met
eene belgische, katholieke dame, gravin
Henriette d' Oultremont. Voor de af
keuring die daartegen opging, zwichtte
de koning.
Natuurlijk was door de afscheiding
van Belgiö grondwetsherziening weer
noodig geworden, maar de koning wilde
alleen datgene wijzigen wat door die af-
seheiding moest worden gewijzigd en de
herziening beteekende daardoor niet
veel. De verdeding in gewone
in buitengewone uitgaven verviel,
de 2-j aarlij ksche begrooting werd
ingevoerd en daarbij het beginsel, van
de srratrechterlijke verantwoordelijkheid
der ministers. De provincie Holland
werd verdeeld in tweeön, de verdeeling
die thans nog bestaat.
Kort daarop deed koning Willem I
afstand van de regeering en werd door
Willem II opgevolgd. Deze miste alle
oog voor de beweging van zijn tijd.
Bovendien tobde men met de enorme
staatsschuld, die in 1843 aanleiding gat
tot de bekende leening van Van Hall.
Iu dien tijd kwam Thorbecke in de
Kamer, een man die wonderlijk genoeg,
geen professor is geworden, hoewel hij er
de juiste man voor was.(„Zoo gaat het wel
eens meer," voegt spreker hieraan toe,
wie zou nu beter voor professor geschikt
wezen dan de afgevaardigde van Haar
lem, de heer Farncombe Sanders En
toch is het hem nog nooit aangeboden,
dat weet ik uit zijn eigen mond
Toen Thorbecke het h#ofd der oppo
sitie ,in de kamer was, werd eene motie
aangenomen, die inhield dat grondwets
herziening wenschelijk was. Later liet hij
deze motie volgen door een ontwerp
van. grondwet, dat hij met 8 anderen
indiende, en dat de kamer met 45 tegen
34 stemmen besloot om niet te behan
delen.
In dien tijd was vooral herziening
van het kiesrecht noodig, vandaar de
wensch tot grondwetsrevisie. Voorstellen
door de Regeering in 1848 ingediend,
konden aan de voortstrevende partij
niet behagen en koning Willem II, als
volbloed ^conservatief, wilde niet verder
gaan. Dan, toen de tijding kwam van
de revolutie in Frankrijk en van de
omwenteling in Duitschland, gaf de
koning toe en wenschte herziening in
den meest vooruitstrevenden zin.
Dit geschiedde op 13 Maart. Reeds
den iódea Maart sprak de Kamer hare
wenschen uit, den 17'ieu werd eene
Staatscommissie benoemd onder presi
dium van Thorbecke en, dank zij het
reeds bestaande ontwerp van den voor
zitter, was het voorstel spoedig gereed
en kon reeds den 11 don April worden
ingediend.
Tot dusverre was de Tweede Kamer
door de Prov. Staten gekozen, nu wilde
men regelrechte verkiezingen en uitgebrei
der verantwoordelijkheid der ministers.
De Tweede Kamer nam de grondwet
aan, maar de iste was verdeeld, zoodat
de Koning eenige voor het ontwerp
gestemde personen tot leden der Eerste
Kamer benoemde en zoo het voorstel
deed aannemen.
Sedert 1865 ontstond de werklieden
beweging in ons land en kwam het
denkbeeld op van kiesrecht, afgeschei
den van den cijns.
Thans staan wij nóg midden in de
kwestie, omdat nog altijd geen defini
tieve regeling is verkregen. Spreker ver
wacht ten opzichte van kiesrechtuitbrei
ding binnen de perken der grondwet,
veel van den minister Tak van Poort
vliet.
Door het gevorderde uur is spreker
genoodzaakt hier te eindigen. Daar op
de uitnoodiging van den voorzitter der
afdeeling, niemand inlichtingen wenscht,
dankt de Voorz. den spreker voor zijn
gehouden betoog.
Heden stond voor de Arrondisse-
ments-Rechtbank alhier terecht de zich
noemende Gerardus Willem Bergman,
die op 11 Januari getracht heeft een
gouden horloge te stelen, toébehoorende
aan den goudsmid C. ,de Jong in de
Lange Veerstraat. Deze ontdekte echter
de daad en terwijl de man het horloge
in den zak had, werd de politie geroe
pen en hij ingerekend
De subs. off. van just, zou gaarne,
nu geene schade is geleden, eene zeer
lichte straf eischen, ware het niet dat
de beklaagde vroeger reeds veroordee
lingen heeft ondergaan. Spreker acht
zich dus genoopt, de veroordeeling van
beklaagde tot gevangenisstraf van 9
maanden te eischen.
De ambtshalve toegevoegde verdedi
ger Mr. W. [van Hulst, voerde eenige
verzachtende omstandigheden aan.
De oppasser uit het gesticht Meeren-
berg Grevers, beschuldigd van mishan
deling, is veroordeeld tot een gevange
nisstraf van 7 dagen. De eisch was 1
maand.
Toen onze mede-ingezetene Hendrik
Verkes op den 7den October in het
Zuider-Buitenspaarne met een heDgel
in de hand storid te visschen, kwam
een rijksveldwachter en maakte proces
verbaal tegen hem op, ter zake dat hij
vischte in eens anders vischwater. Inder
daad was het water verpacht door de
gemeente Haarlem aan A. Hartendorp
te Spaarndam.
De heer Verkes begaf zich naar den
advokaat hier ter stede, jhr. mr. F. W.
Van Styrum en verzocht dezen, zijne
zaak bij eventueele dagvaarding tegen
den kantonrechter te bepleiten. Aan
vankelijk had mr. Van Styrum daar
geen ooren naar, i° omdat hij geen
vonnis van den kantonrechter in deze
verwachtte en 2°, omdat zelfs wanneer
er veroordeeling volgde, de straf zich
tot eene zeer geringe geldboete zou
bepalen.
16)
HOOFDSTUK XIH.
De kolonel brengt de zaak i?i orde
(Slot.)
De hc av des huizes zat in een leuningstoel de courant te lezen,
toen Joan Douglas binnentrad. Hij keek eenigszins verwonderd
op, toen hij haar zag binnenkomen, gevolgd door een korporaal
van zijn regiment.
„Hebt gij iets op uw hart, Joan?" vreeg hij.
„Gelukkig niet," antwoordde zij, maar u herinnert zich zeker
nog wel, dat ik u over een mijnheer Clive Dake van het 16 •re
giment der huzaren heb gesproken Ik heb nu hierbij het ge
noegen u Clive Dake voor te stellen."
„Wat," riep de kolonel opspringende uit, „dit is korporaal
Smith."
„Hij is Clive Dake incognito," zeide Joan kalmpjes. „Hij
komt u om raad vragen en ik zal u daarom maar te zamen
laten."
Toen de deur achter haar gesloten was, keerde kolonel Stewart
zich tot Dake en stak hem de hand toe. „Ik had u moeten
kennen, Dake," zeide hij vriendelijk, „maar ik moet u op mijn
woord verzekeren, dat ik er ooit het minste vermoeden van ge
had heb. Ga zitten, goede vriend, vergeet eens voor een oogen-
blik, dat gij korporaal Smith zijt en vertel mij wat voor bezwaren
gij hebt."
„Juffrouw Douglas heeft mij gezegd, dat zij u den brief heeft
laten zien, dien ik haar een jaar geleden geschreven heb."
„Ja, dat heeft zij gedaan; een flinke brief was het. Het speet
mij erg voor u."
„Nog een uur geleden had ik niet het minste vermoeden, dat juf
frouw Douglas bij u was."
„Dacht gij dan, dat zij u had vergeten en met een ander was
getrouwd
„Neen, mijnheer, dat dacht ik niet, ofschoon ik natuurlijk wist,
dat zooiets mogelijk was. Maar ik had gehoord, dat uwe kin
deren eene fransche goevernante hadden, en het kwam nooit bij
mij op, dat gij er misschien, twee zoudt hebben."
„Twee, wat?" vroeg de kolonel verwonderd.
„Twee goevernante.-, meen ik, mijnheer," antwoordde Dake.
„Twee goevernantes wel, wat heeft dat toch met uw huwelijk
te maken?" riep de kolonel uit. „Ik heb er gelukkig geen twee;
ik vind, dat eene al meer dan genoeg is. Gij wilt toch niet zeg
gen, dat gij al dien tijd geloofd heb dat Joan de goevernante
mijner kinderen is?"
„Ja, dat heb ik altijd gemeend," antwoordde Dake.
„Dat verklaart dan ten minste een gedeelte van uw brief, dat
zij noch ik begreep. Nu, ik moet u zeggen, dat zij niet mijne
goevernante is; dat z-al evenwel aan de zaak niets afdoen. Gij
zoudt dus gaarne willen trouwen
„Ja, natuurlijk, mijnheer, maar ik begrijp niet waarvan wij
moeten leven. Zij moet gekleed en gevoed worden, en ik zie
niet iu, hoe een korporaal haar datgene kan geven, waaraan zij ge
wend is," zeide Dake. „Zij wilde, dat ik naar u toeging, maar
ik begrijp het nut er niet van; Joan denkt, dat gij mij wel een
raad zoudt kunnen geven."
„Hoor eens, Dake." zeide de kolonel glimlachende, „éending
kan ik doen, dat Joan zelf wel had kunnen zeggen. Ik kan u de
waarheid vertellen."
„Wat?" zeide Dake, die niet het minste denkbeeld had van
hetgeen er volgen zou.
„In de eerste plaats," zeide kolonel Stewart, „moet ik zeggen,
dat juffrouw Joan Douglas een onbeschaamd wezentje is."
„Mijnheer 1" riep Dake.
„Nu ja, houdt u bedaard. Stuif maar niet zoo op, goede vriend,
maar ik zeg u de waarheid. Zij heeft zich maar brutaal voor de
goevernante mijner kinderen uitgegeven."
„Néén, mijnheer, zij heeft er nooit over gesproken."
„Hoe kwaamt gij er dan bij, om dat te denken?"
„Ik maakte het op uit de verhalen der kinderen. Zij vertelde mij,
dat Joan bij u inwoonde en hun les gaf."
„Eü gij maaktet daaruit op, dat zij goevernante was Het was
hier eene onjuiste gevolgtrekking. Ik houd vol, dat Joan een