'kercoupe met dito voet en kristallen zijne gerustheid, antwoordde hij„ik schoteltje12 zilveren theelepeltjes en 1 dacht, dat 't mar mazelen waren -" Tot zilveren suikerschepje in een wit paarle- heden zijn de gevallen met doodelijk en moeren vierkante doos, gemerkt S. R.de ziekte schijnt met kwaadaardig, maar 1 zilveren taarteschepper met bruin ge- I zeer besmettelijk. vlamd heft, gemerkt S. R.; i zilveren Zondag nacht is d! hofstede suikerstrooier1 zilveren suikerpot1van den heer H. C. Vaandrager te zilveren peperstel1 zilveren theelepel 1 zilveren theepot2 zilveren zoutvaatjes; 1 zilveren zoutstel, alles gemerkt S. R. 1 zilveren gemberlepel en vork; 1 zil veren inktkoker; 1 christoffel zuurvaatje, behoorende bij een zuurstel dat men heett laten staan. In denzelfden nacht op gelijke wijze ontvreemd in het voorhuis van den heer C. Raue te Geldrop: 6 Eerlij nsch-zil veren lepels, gemerkt C R 4 a 5 ta felmessen met Berlijnsch-zilveren heften 2 handdoeken met linnen lissen, gemerkt C R 101 tafellaken, geblokt, gemerkt C R1 tinnen waterkruik met schroef, dikwijls gesoldeerd. Genoemde luitenant verzoekt opspo ring en bericht. Uit Amsterdam meldt men: In de vorige week, om twee uur des namiddags, zette de Seamew der „General Stearaschip Navigation Cy" 150 engelsche toeristen hier aan wal, die tot Maandag zijn gebleven. Het geldt hier een der gewone jaarlijksche pleizie, tochtjes naar het continent, die echter voorheen altoos Antwerpen en de fransche havens tot bestemming had den. Door bemiddeling der cargadoors Van Leeuwen, De Kuiper en Tusschen- broek zagen de Engelschen zich bij aankomst te IJmuiden in het bezit ge steld van een beknopten gids, die hun den weg zal wijzen om in den korten tijd van hun verblijf zooveel mogelijk te genieten. Haarlems omstreken, waar thans de hyacinthen bloeien, zijn daarbij siiet vergeten. Aan de Handelskade stonden een 20-tal rijtuigen gereed om de reizigers naar verschillende hotels te brengen. Onze engelsche gasten die deels op eigen gelegenheid reizen, deels zich bij een gezelschap hebben aangesloten schijnen gedachtig te zijn geweest aan de woorden„Wie zijne vrouw lief heett, laat haar thuis." Wij bespeurden slechts drie of vier ladies onder de vele gentlemen. De toestand van vrouw v. d. Laan in Den Haag, die eenige dagen geleden door een messteek in den buik werd verwond, is thans van dien aard, dat alle gevaar als geweken kan worden beschouwd. Een der werklieden van de gasfabriek te Kampen] kwam op treurige wijze om het leven. De stoker Piet de Jong was bezig eenige werkzaamheden te verrichten aan een gedeeltelijk met teerwater ge vulden put. Wellicht be dwelmd geraakt door de gasdampen, viel hjj er voorover in. Hoewel men spoedig kwam toeschieten, bleek het te laat te zijn en mocht ook genees kundige hulp niet baten. De ongelukkige was gehuwd en stond als zeer oppassend bekend. Zaterdag ochtend circa half twaalf is bij het rangeeren aan de draaischijf op het station Nijmegen een joögen van 15 jaar tusschen de buffers geraakt en overreden. De dood volgde onmiddellijk. Dat men in Brabant niet erg be vreest schijnt voor de pokken, blijkt daaruit, dat eenige te Haps huiswaarts keerende vrienden in een huis, waar het waarschuwende briefje „Besmettelijke Ziekte" was aangeplakt, toch hun glaasje bier gingen drinken. Een van hen lijdt thans aan pokziekte toen de geneesheer van Cuijk in het huis van den lijder kwam, om het geval te constateeren en naar den zieke vroeg, kreeg hij van de vrouw ten antwoord„die is nie thuis, maar op 't land ant 't errepel zetten". Hij werd geroepen en de doctor bevond, dat de hoede man met pokken als overladen was. Op eene vraag over Smitshoek, op een klein uur afstand van de kom van Charlois, geheel afgebrand. Huis, schuur, stalling, hooiberg alles ligt tegen den grond, met de overblijfselen van verbrande meubelen, kxeederen, een groot doek van A. van Everdinge, voorstellende een Geldersch landschap; een kleine Hobbema, twee Brenghels enz. Des namiddags omstreek 1 uur kwa-.heeft nog eenige waarde ter vulling men voor de poort van Penajong zes van canapékussens en dergelijke din- Atjehers met |jj BC landbouwproducten en een twintig tal runderenwaaronder acht melk koeien. De paarden zijn op één na het vuur ontvlucht. Een jongeling uit de buurt had alle beesten in den stal los gesneden. Voor de runderen koa dit niet baten. De ouders met hun zoo talrijk kroost hebben groot gevaar ge- loopen in het vuur om te komenonge kleed zijn zij uit het brandende huis gevlucht, gewekt door hun arbeider, die naast hen woont en, tegen één uur in den nacht wakker zijnde, zag dat de hooischelf in brand stond. Die schelf staat aan de overzijde der hofstede, geheel op zich zelf. Weldra was de brand op huis en schuur overgeslagen. Twee van de drie brandspuiten der gemeente Charlois waren een poos later ©p het terrein, doch konden niets meer redden, De schade is groot. In den nacht tusschen Za terdag en Zondag jl. is de boerderij van den veehouder H. Otten te Nigtevecht tot den grond toe afgebrand. Ruim 30 stuks vee kwamen daarbij in de vlam men om, terwijl van den inboedel, be halve van dien van een inwonenden broeder, bijna niets gered werd. De bewoners hadden nauwelijks tijd aan de vlammen te ontkomen; de oudste doch ter bekwam hevige brandwonden, doch niet levensgevaarlijk. Huis en inboedel waren verzekerd het vee niet. Uit Ter Apel meldt meni Van de werkstaking, die volgens ge ruchten, in de Gompascumer Weerdin- ger en Valtervenen aaust. Dinsdag zou aanvangen, is Ter Apel eninhetWeer- dingerveen, wat dan toch het midden punt der beweging zou wezen, niets bekend. Het is vrij zeker dat de werk- loonen evenals het vorige jaar geregeld zijn en het is nog zekerder, dat de arbeiders dankbaar zijn aan het werk te kunnen blijven, want velen hebben het wel noodig. Dat er nu niet bij dezen ot genen vervener eene vraag zal komen hetzij om hooger loon, hetzij om „zwart op wit, de uit te betalen som in handen te krijgen dat kan zijn maar dat sluit toch niet eene werkstaking in van drie der belangrijkste veenkoloniën in dit deel van Drente. RECHTSZAKEN- Ter terechtzitting der vierde kamer der amsterdamsche rechtbank van 14 April j. 1. stond een jonge mau, zoon van goeden huize, terecht. Veel was er reeds in het ouderlijk huis van dezen beklaagde gebeurd, diefstal pleegde deze zoon en de vader sloeg zijn legerstede des nachts op vóór zijn eigen brandkast, ten einde op eigen erf, zooveel moge lijk, de roofzucht van zijn telg te be teugelen niets mocht baten. Fatsoenlijk gekleed, met een radde tong gewapend, zich steeds staande houdende door het denkbeeld van goeden huize te zijn, bestal hij een ieder, die zijn bedoelin gen nog niet kende. Op 14 Februari 11. beklom hij een bovenhuis aan den Groenenburgwal, en ontmoette daar een persoon die hem, wegens zijn fatsoen lijk voorkomen, voor een makelaar hielr Uit de keuken van dat bovenhuis stal hij het gouden horloge van de dienst maagd, verkocht dit bij een koopman aan den Amstel, noemde zich aldaar valschelijk „De Vries", toonde dezen koopman een bankbiljet van/200, ver telde dat hij veel op de Bank had staan en meer dergelijke praatjes. Door den voorzitter der rechtbank ondervraagd, bekende hij den gepleeg- den diefstal van het horloge en bekende tevens de drie laatste maanden voor zijn gevangenneming, zich aan verschil lende diefstallen te hebben schuldig ge maakt, waarna de bovenbedoelde koop man, als getuige gehoord, verklaarde dat deze beklaagde dikwerf voorwerpen als jassen, parapluien, een kloaje, een too- neelkijker, een gouden remontoirhorloge en meer kleinoodiön bij hem ten ver koop had aangeboden. Nadat nog als getuigen werden ge hoord de persoon die beklaagde op het bovenhuis had ontmoet, de eigenaresse van het aldaar gestolen horloge, zoo mede de rechercheur Fijnen door wiens flink optreden het gekaapte uurwerk aan de dienstmaagd kon worden terug geven, vorderde het O. M., vertegen woordigd door den substituut-officier van justitie, mr. baron d'Yvoy, tegen dezen beklaagde wegens diefstal een gevangenisstraf van een jaar. Beklaagde voerde zijn verdediging persoonlijk. Uitspraak op 21 April a. s. Letteren en Eanstt Den 26 en 27 dezer zullen te Groot- Bentveld bij Haarlem stukken van onze Oude School verkocht worden. Daar zal onder den hamer komen een der Rom melpotspelers van Frans Hals, een stuk stammende uit de beroemde collectie Gsell te Weenen. Deze verzameling bood destijds eene plaats aan ter studie over de Hollandsche School, en alle deskundigen zagen haar met leede oogen in 1872 uiteenspatten. Het was bij den verkoop dezer collectie Gsell, dat de Frans Hals'en voor den eersten keer zeer hoog in prijs stegen, om daarna niet meer te dalen. Op dezelfde verkooping te Groot- Bentveld komt onder den hamer een klein duinlandschap van Van der Meer, van Haarlem, ook stammend uit de collectie-Gsell, in kwaliteit en grootte gelijk aan de kleine duinlandschappen van denzelfdenmeester, welke zich be vinden in de museums van Brunswijk en Berlijn. Verder zijn in den catalogus vermeld KOLONIËN- Uit Medan werd den 14011 Maart aan de favabode geseind Den 9<ien Maart heeft eene kleine bende Atjehers, die eene grootere reserve achter zich had, onzen post te Pena joeng aangevallen. Ten gevolge van het snelle optreden van infanterietroepen en maréehaussées werd de vijand tot de vlucht gedwongen met achterlating van vier gevangenen. Aan onze zijde werd éen politie-oppasser gedood, terwijl éen europeesche en twee indische fuseliers gewond werden en twee geweren ver loren gingen. Over het gebeurde te Penajong op den yen Maart schrijft de Atjeh- correspondent van de Be li Cl. het vol gende Sedert 7 Maart jl. was het hier bekend, dat de vijand een geschikte gelegenheid zoude afwachten, om onze hoofdvesti ging aan te vallen. Waar de aanval zou plaats hebben, was niet bekend, wel kon men gissen dat Kota Alara, Gedah of Penajong het eerst zouden geattaqueerd worden, om dat zich de laatste dagen veel volk ophield bij de heilige graven bij Kola Radja Bedil. Op den pen dezer dan had de aanval plaats. verborgen wapens, om quasi hunne passen te deen viseeren. Het oogenblik was goed gekozen, de wijl toen de aflossing der schildwachten had plaats gehad en er slechts twee man met den wachtcommandant in de wacht bleven. In de poort toegelaten, stak de voorste Atjeher den Klingaleeschen politie oppasser de rentjong in het hart, zoodat deze dood neerviel. Een tweede greep het geweer van den suffenden schildwacht, terwijl een paar andere de nog overgeblêvene man schappen der wacht aanvielen en ver wondden. Er vielen toen een paar schoten, waarop de 30 en 40 compagnie van het 120 bat. te Gedah onmiddellijk opmarcheerden en zeer vlug op de plaats des onheils waren. De vijand, die eene reserve in het kreupelhout had, verdween op de na dering der troepen en verspreidde zich, twee onzer geweren medenemende. Bij dien aanval werden gewond de europeesche fuselier Sterling en de in- landsche fuselier Sakiman van het 120 bataljon infanterie. Ook de maréehaussées zijn uitgerukt 'en brachten vier Atjehers op, die be weerden o S 'zoo onschuldig en in die buurt te zijn om gras te snijden. Zij werden dan ook weder ontslagen. Van den vijand werd verder niets gemerkt. Den volgenden dag biacht eene bri gade maréehaussées 41 Atjehers op, die in de buurt van Kroeng Tjoet werden opgepiktwaaronder de laaan van Toengkoep. Ook deze zeer onschuldige lieden werden na een kort verhoor weder los gelaten, Van atjehsche zijde vernam ik, dat die aanval eene wraakoefening was van Tengkoe Hadji, den zoon vanTengkoe Tekarang, omdat een paar weken te voren 5 van zijne karbouwen, die de linie inmarcheerden, door de maré ehaussées zijn ingerekend en doodge schoten. Men schrijft aan het Bat. Nieuws blad uit MuntokIn den nacht van 4 op 5 dezer werd de heer E. door eene bende kwaadwillige mijnwerkers met hun gereedschap aangevallen, zoodat zijn lichaam geheel en al overdekt was met wonden. Dit ongeval had plaats in de mijn n*. 16, terwql E. bezig was de werklieden in te schrijven. Een militaire macht, bestaande uit 15 soldaten, onder aanvoering van den militairen commandant en den contro leur, rukte van Blindjoe uit naar de plaats des onheils en toen die daar aan kwam, lag E. in een hoekje van een der kamers, badende in zijn bloed. Dadelijk werden maatregelen getroffen om den ongelukkige per brancard naar Blinjoe te vervoeren. Wat na de komst van de militaire macht gedaan werd tegen kwaadwilligen en of E. al dan niet gestorven is, van dit alles maakt de brief geen melding. Afwijzend is beschikt op het ver zoek van den Chinees Oei Ah Bej om gratie van de straf des doods, waartoe hij terzake van moord was veroordeeld. Deze Chinees heeft den 3<len Mei 1891 met een zedert overleden landge noot den heer Ph, Janssens, assistent op de tabaksoaderneming St. Cyr, ver moord. Het is waarschijnlijk niet alge meen bekend, dat er te Batavia een vrij uitgebreide handel in menschenhaar wordt gedreventoch is dit onder de Chiaeezen het geval. Zoo wordt b. v. ai het haar, dat bij het reinigen der staarten uitvalt, door de barbiers zorg- zorgvuldig opgeborgen, gesorteerd en te oordeelen naar de moeite en zorg die zij er aan besteden met voor deel verkocht. Zelfs de afval van dien gen, Den 128 Februari vervoegde zich een groote deputatie uit den handel met den burgemeester van Sydney bij den minister-president van New-South- Wales om haar beklag te doen over de behandeling welke de heer Carpenter, vroeger gezagvoerder van den walvisch- voerder Cosla Rica, van Nederlandsch- Indische ambtenaren had ondervonden. Kapitein Carpenter verhaalde hoe hij den 28a Januari 1888 op 32 mijlen van het land in de buurt van Boeree een verlaten prauw had gevonden met een paar vaten arak er in. De prauw dreef weg, maar de arak werd aan boord genomen, doch toen de raatrozen zich er van meester maakten en dit ruzie veroorzaakte, gelastte hij alles in zee te werpen. Het volk wist echter een gedeelte achteraf te houden en dit werd bij aankomst op Batjan tegen 75 pond suiker verruild. Alles was in het jour naal opgeteekend, en hoewel men zes weken op Batjan bleef, werd door de autoriteiten niet de minste opmerking over het gebeurde gemaakt. In April 1888 kwam de kapitein te Macassar, in 1S89 en 1890 op Ternate, maar nie mand zei hem een woord over de zaak; en eersl in April 1891 werd hij ge vangen genomen en onder geleide van den schout van Ternate op een mail boot naar Macassar gebracht. Hij pro testeerde en beriep zich op de engel sche regeering, maar men liet hem niet toe den engelschen consul te telegra- pheeren. Door tusschenkomst van zijn zwager stelde hij den goeverneur der Straits op de hoogte van het gebeurde^ Hij werd in de gevangenis te Macassar opgesloten, en als resultaat van zijn beroep op de engelsche autoriteiten werd 'hij twaalf dagen later naar de poort der gevangenis gebracht en hem gezegd dat hij kon pig ie, het hollandsche woord voer „gaan." De minister Dibbs antwoordde dat de neeren gelijk hadden gehad met bij hem te komen, doch dat hij niet anders kon deen dan aan het opperbestuur vragen de zaak te onderzoeken, het geen dit zeker wel zou willen doen. Hij voor zich betwijfelde geen oogen blik of het zou blijken, dat een of ander ondergesohikte ambtenaar ©p een dier eilanden buiten zijn boekje was gegaan, daar hij wist hoe slordig het daar met de bediening der justitie toeging. De part. corresp. van de N, R. C. schrijft o. a. aan zijn blad. Van Atjeh is het laatste bericht telegraphisch over Medan ontvaDgen, dat de vijand ge tracht zoude hebben onzen post te Penajoeng te overrompelen. Eene bende die dat probeerde werd gesteund door eene aanmerkelijke reserve. Het einde is geweest, dat wij vier gevangenen maakten en enkele gewonden kregen en geweren verloren. Dit bericht behoett nadere bevestiginghet is toch zeer zeldzaam, dat Atjehers in den strijd worden gevangen genomen, en aller minst gebeurt dat hij eene overrompe' ling, die steeds ondernomen wordt door vastbesloten mannen, die het gevaar kennen dat zij loopen. Vechten deze zich liever dood dan zioh gevangen te geven, onze soldaten, die ook van hen niets dan het ergste te wachten hebben,, maken hen liever dood dan hen ge vangen te nemen, en zoo komt dat laatste weinig voer. Het schijnt mij niet onwaarschijnlijk, dat de overrompeling in den beginne gelukt is, dat wij daarbij gewonden hebben gekregen en toen onze geweren zijn buit gemaakt; doch dat ten slotte de aanvallers zijn moeten terugtrekken, en dat de nu gevangenen te ver waren doorgedrongen om behoor lijk weg te kunnen komen. Verder nieuws is er op Atjeh niet; alles blijft er bij het oude, de blokkade is in vol len gang. Maar er wordt hoe langer gaan. Pickett bleef echter naast hem loopen; „ik zou geen derde halve stuiver voor zijn kans gegeven hebben," vervolgde hij, „en ik zou niet minder dan 100 pond voor de mijne hebben willen ontvangen." „Nu, Prickett," antwoordde de advokaat met een innemend lachje, „het was mijn plicht niet om die 100 pond voor u te verdienen." „Neen, daar hebt gij gelijk in. Het bewijzen van iemands onschuld vestigt den naam van den advokaat. Het is mijn zaak niet om meer aanklachten tegen hem in te dienen. Ik zeg niet, luister goed, mijnheer Esden, dat Reuben niet zoo onschuldig is als een pasgeboren kind. Maar ik zou iemand, die hem voor een schuldige aanzag, niet als een dwaas beschouwen, en ik denk dat er op dit oogenblik geen gelukkiger man in de wereld rond loopt, dan uw cliënt. Hij mag u wel zeer dankbaar zijn, mijn heer; neem mij niet kwalijk, dat ik dat zoo maar zeg." uWjj moeten allen onzen plicht doen, Pickett, in de verschil lende betrekkingen waartoe de Voorzienigheid ons heeft ge roepen." De detective lachte flauwtjes, tikte opnieuw aan den rand van zijn hoed en zeide„Vaarwel, mijnheer." Esden wandelde op zijn gemak naar zyn kamers in de Temple. Vergeleken met de duisternis in de gerechtszaal, was het licht van den Augustusavond zeer helder. Glimlachende en zegevie rend had onze vriend het gerechtshof verlaten, maar hoe langer hij liep, des te meer terneergeslagen en gedrukt zag hij er uit. Weldra had hij het doel van zijne wandeling bereikt; hij beklom de trap van een groot huis in Elin Court, trad toen eene kamer op de bovenste verdieping binnen en sloeg de deur gemelijk achter zich toe. Aehter het glazen brie venkastje zag hij een half dozijn brieven voor hem liggen. Hij nam ze er uit, ging naar zijne zitkamer, opende ze en sloeg er een vluchtigen blik in. Iedere brief bevatte een rekening, die reeds meer dan eens was aangeboden ea alle schrijvers waren zonder uitzondering ver wonderd, dat hij hunne vroegere verzoeken om betaling had genegeerd. Toen hij alle had ingezien, frommelde hij de brieven ineen en wierp ze in het vuur. Daarna begaf hij zich met eene uitdrukking van misnoegdheid op het gelaat naar zijne slaapkamer, opende een kistje, waarin zich een bankbiljet van 60 gulden bevond en le digde den inhoud van zijne zakken op de tafel. „Vijf en dertig pond in de bank," zeide hij bij ziehzelf„en 11 pond aan klein geld, dat is een drommels mooi vooruitzicht voor de groote vacantie." Hij deed het bankbiljet in zijne portemonnaie en wierp het overige geld in het kistje. Daarna verliet hij het huis en begaf rich naar eene nabij zijnde herberg, waar hij een beefstuk en een glas bier bestelde. Toen zijn eenvoudig maal hem gebracht was, nam hg de courant op en begon tegelgk te eten en te lezen. Spoedig na zijne komst trad er een ander bezoeker de restau ratie binnen. Hij was in een keurig zwart pak gekleed, dat een weinig te wijd was en droeg onberispelijk linnen. Met eene witten zakdoek veegde hij zich het zweet van het voorhoofd. Toen de keliner hem kwam vragen wat hij wenschte te gehruiken| sprak hij op half weifelenden half vertrouwelijken toon; „het scheen dat hij verlangde een ongaren beefstuk en een pintje bier te hebben. De keliner vertrok om de bestelling uit te voeren, de nieuwaangekomene keek nu voor den eersten keer den tegen over hem zittenden persoon aan en nam hem nauwkeurig op, alsof hij een bekende in hem meende te zien. Hij bleef in die onzekerheid tot de bediende hem het bestelde gebracht en zich weer verwijderd had, dadelijk daarop ging de man in 't zwart naar den advokaat toe en zeide„Neem mij niet kwalijk, mijn heer." Esden keek op, herkende hem en werd eveneens door den aangekomene herkend. Er was trouwens geen vergissen moge lijk; de advokaat nam zijne courant weer op en begon opnieuw te lezen en te eten. De man, die zooeven door de rechtbank onschuldig was verklaard, frommelde zijn zakdoek ineen en keek onthutst voor zich. Spoedig herstelde hij zich echter van zijne verlegenheid en keerde naar zijn tafeltje terug, waar hij zoo flink toetastte, dat hij rijn maal eer geëindigd had, dan de vroeger aangekomene. {Wordt vervolgdj)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1892 | | pagina 2