NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
9e Jaargang.
Zaterdag: 30 April 1892*
No. 2706.
A I 0HNEMENTSPRIJ8
ADYERTENTIÊS:
NABETRACHTING
STADSNIEUWS.
De Gastastü te Haarlem.
FEUILLETON
Een blik in den afgrond.
RLEWTS DAGBL
Voor Haarlem per 8 maanden r 1,20.
Franco door het geheele Hijk, per 3 m*.ander, 1,65.
Geïllustreerd Zondagihlad 3 0,30.
Afzonderlijke nummer» 0,05s
Die blad vewchjjBt dageltjka, behalv. op Frwrniagea.
Bar.an: Kleine Hontatraat No, 9, Hurlem Telefo.aanii.Bier 132,
Diroctenr-Uitgjivaf
tab 15 resell 50 Cents; iedere reg-eJ meer 10Cent?;
Greete letters na»? plaatsruimte.
Bij A'fceanei&eEt aasxieRlijk rabat*
Abowaaitt8dit«B se Ad vertes tm wordes Ab»geaone9 doe?
O&80 fcg©R'fce» ss door alle fceskksusdssl&ïsfe cours» fcfors
FI1BSBOOM,
Hoofdagenten voor iet Buitenlandi Compagnie Qtoiérak ie Fmilieiié Btrnngbt &i L, DAfV&M €t.} J9HM J. JÖ2fM&9 F&rjfs 81W# Fne&exrp Mttdmafiri
Het bijvoegsel van het blad dat
Zaterdagavond verschijntzal bevatten
Het italiaansch meisje. Be bewegi?ig
der hemellichamen. Binneji en
Buitenlandsche berichtenVaria.
Kleine advertentië?i uit het Blaadje
No. XVII. Be Gask-westie te Haar
lem (Stol). Adverlentièn enz.
uit den
GEMEENTERAAD.
XLIII.
Dat de gemeenteraadszitting van dezen
Woensdag alleen was belegd voor de
geheime zitting, was duidelijk genoeg.
De vier punten, die op de agenda van
de ofenbare zitting stonden, waren niet
belangrijk genoeg, om langdurige dis
cussie uit te lokken.
Zoo dachten wij leeken. Maar wij
hadden verkeerd gezien. Over de vier
zaken weid gedelibereerd tot kwartier
voor vieren en de heer de Kan ter zat
op zijn stoel te schuiven en bromde
daar een beetje bij, alsot genoemde
stoel vol spelden zat en deze wethouder
geprikt werd.
Een deel van de discussie liep over
een zeker straatmeubel, dat men niet
in gezelschap pleegt te noemen
verschoppeling van heel de bur
gerij, wanüeer het er op aankomt het
meubel voor zijn woning te hebben.
Met zoo'n meubel waren Burgemeester
en Wethouders aan het heen- en weer-
sjouwen geweest. Dat wil zeggenop
het papier, niet in werkelijkheid. Eerst
hadden de heeren het van den blinden
muur op de Nieuwe Groenmarkt ge
dragen naar de pomp op dat pleintje.
Toen er een smartkreet opging van de
omwonenden, pakte het dagelijksch be
stuur zijn vrachtje weer op en wilde het
juist naar de telephoonpaal sjouwen, die
op de Groenmarkt staat, toen een niet
minder schelle angstkreet opging uit de
kelen van andere omwonenden. Hijgend
en uitgeput van vermoeidheid, zeiden
B. en W. tot eikanderen: „Waar thans
den voet gewend, dat elkeen zij con
tent Men besloot het gehate meubel
de Zijlstraat uit te brengen en het ergens
bij de Zijlbrug neer te zetten. En aldus
werd besloten en de Raad vond het
goed. De bewoners van de Nieuwe
Groenmarkt jubelden. Als nu straks,
wanneer meerbedoeld meubel bij de
Zijlbrug- wordt neergezet, ook maar niet
een noodkreet van dien kant opstijgt.
Gelukkig wonen de menscheii er daar
i nogal ver af, de katoenfabriek zal er
niet tegeD hebben en de Zijlbrug zelf
fs gemeente ambtenaar, en moet dus
den mond houden.
De heeren Macaré en de Haan waren
het niet met elkaar eens, toen bespro
ken werd hoe men in het buitenland
die meubels plaatst. „Achteraf", zei de
heer Macaré, „met bordjes aan de
straten, om aan te duiden waar men ze
vinden kan." „Weineen", zei de
heer de Haan, „te Parijs staan ze rond
uit op de drukke boulevards; en Parijs
staat toch aan 't hoofd der beschaving
Nu, nu, meneer de Haan, van die
buitengewone beschaving te Parijs wor
den in den laatsten tyd toch wel wat
41 te knallende bewijzen gegeven.
Voorts werd er ernstig over gespro
ken, dit heerenmeubel voortaan ook
toepasselijk te maken voor damesmeu
bel. Naar men zegt, zal eerstdaags eene
deputatie van zandvoortsche vischdames
over dat denkbeeld eene meeting be
ieggen, waarin juffrouw heila, ik be
doel mevrouw Drucker als spreekster
zal optreden met het onderwerp„de
vrouw heeft evenveel recht op meubelen
als de man."
Het bericht behoeft evenwel nog na
dere bevestiging.
Toen kwam een wijziging in de ver
ordening omtrent de politie aan de orde.
Ook daarover viel zeer veel te bewe-
reü, hoewel de zaak die de wijzigingen
noodig maakte (de uitbreiding van het
politiepersoneel) reeds lang was goed
gekeurd. De heer de Clercq gaf zich de
onvruchtbare moeite, om er nog eens
op aan te dringen dat de agenten van
politie toch onderricht zullen worden in
het leggen van verbanden enz. bij plotse
linge ongevallen.
De Raad had nog maar een paar
weken van te voren, besloten dat dit
niet zou gebeuren en besliste natuurlijk
dezen keer niet, dat het wèl geschieden
zou. We kwamen er dus niet verder
mee, jammer genoeg van den kostelij-
ken stadstijd. Het eenige nieuws wat we
hoorden was, dat een slagaderverwon-
ding niet, maar een slagaderbreuk wel
doodelijk is. Het publiek wordt dus
beleefd uitgenoodigd zich voor slagader
breuken te wachten
Aanvankelijk was de Raad maar heel
mager bezocht, maar gelukkig kwamen
er langzamerhand meer leden, een voor
een, als het ware binnendruppelen door
de deur der vestiaire, zoodat men ten
slotte met zijn vijf en twintigen op ge
heimzinnige wijs de geheimen van de
geheime vergadering kon bespreken. Ik
heb gegronde vermoedens, dat het ge
heim „gas" heette.
Toen wij de deur uitgingeü, viel mijn
oog nog eens op de portretten van onze
Koninginnen boven de deuren. Nu
Hunne Majesteiten eerlang onze stad
komen bezoeken, mag men weieens een
spaarpot maken voor een paar nieuwe
lijsten om de portretten. De tegenwoor
dige lijsten zijn niet alleen ordinair,
maar passen ook volstrekt niet in het
iDterieur van de Raadszaal.
Als de leden die met het gezicht
naar de portretten gekeerd zitten, eiken
avond de dubbeltjes die in hun porte
monnaie zijn, er uit leggen en de leden
die met de rug erheen gekeerd zijn,
geregeld de 2ets. stukken opsparen,
zal men er gauw wezen.
Haarlem, 29 April 1892
De indeeling van de militie 1892 bij
het alhier verblijf houdende bat. inf. is
als volgt
Op 3 Mei uit den Helder pl. m. 30
miliciens, en op 13 Mei uit Haarlem
m. 130 miliciens.
De miliciens der lichting 1891 van
het niet-blijvend gedeelte worden mor
gen (Zaterdag) in het genot van groot
verlof gesteld, en mogen, voor zoover
zij voor eigen rekening huiswaarts kee-
ren of geen recht op verveer voor
's Rijks rekening hebbeD, heden ver
trekken.
Op verzoek van eenige groote gas-
verbruikers hier ter stede heeft de heer
J. S. Theunissen, ingenieur bij het ge
meente gasbureau te Amsterdam, een
zeer lijvig rapport uitgebracht over de
gaskwestie te Haarlem.
Nadat de heer Theunissen in eene
inleiding o. a. heeft betoogd, dat de
tegenwoordige fabriek te Haarlem ver
ouderd is en onvoldoende, geeft hij
eepige opmerkingen over het lichtgevend
vermogen van gas en komt tot de
slotsom, dat het zeer belangrijk is de
lichtkracht van het gas nauwkeurig te
kunnen meten, waartoe de photometrie
de middelen aan de hand doen.
Uit het advies blijkt, dat den heer
Theunissen eenige vragen ter beantwoor
ding zijn gesteld. De eerste vraag is
„Zijn de voorschriften ter bepaling van
de lichtsterkte voldoende, of kan de
concessionaris op de eene of andere
wijze de aangenomen lichteenheid ver
minderen, of de wijze van meting van
de lichtkracht van het gas op onjuiste
wijze inteipreteeren, ten gevolge van
een gebrek in de inschrijving!?"
„Op dit oogenblik," antwoordt de
heer Theunissen, „is de omschrijving die
de haarlemsche gasfabriek in haar voor
stel hieiover geeft,duidelijk en voldoende,
maar zij zou voor latere deskundigen,
die op andere wijze zouden werkeD,
onvoldoende kunnen zijn." Hij raadt dus
aan, dat tbij eventueele contractsverlen-
ging door den concessionaris twee vol
komen gelijke branders met glazen als
bedoeld zijn, worden overgelegd; dat elk
der partijen op een daaraan bevestigd
etiket haar zegel plaatst en ieder een
dezer branders onder hare berusting
houdt, om bij mogelijk verschil van
gevoelen te kunnen worden vertoont.
Als lichteenheid is de engelsche parle-
mentskaars het beste.
De tweede aan den heer Theunisser
gestelde vraag luidt aldus
„Is het mogelijk, van Gemeentewege
een volkomen goede controle uit te
oefenen ©p de lichtkracht en de zui
verheid van het gas, overeenkomstig
de bepalingen van het aanbod der
concessionarissenof welke bepalingen
zouden te dien einde nog bijgevoegd
moeten worden
Hierop antwoordt de heer Theunissen,
dat de photometer, waarmee de Haar
lemsche Gasfabriek de lichtkracht wil
meten, (den door Sugg Co. ge wij
zigden Evans-photometer), verouderd
is en daarom at te keuren.
Men is allerwege bezig, naar een
vertrouwbaren lichtstandaard te zoeken.
De heer Theunissen acht dus beter, dat
de gemeente Haarlem zich niet binde
aan den in het voorstel genoemden pho
tometer, en merkt verder op, dat de
boeten die de concessionaris bij niet
nakoming der bepalingen omtrent licht
sterkte zal moeten betalen zeer hoog
zullen moeten zijn. Ook omtrent de
waarborgen van zuiverheid wil de heer
Theunissen de gemeente vrijgelaten zien
in de keuze van de toestellen.
Vraagpunt III is van niet mindér
groot aanbelang. Het luidt aldus: „Is
het mogelijk, dat met behoud van de
zelfde lichtkracht door concessionarissen
een kwaliteit gas geleverd wordt, welke
in het gebruik onvoordeeliger is voor de
gasconsumenten m. a. w. kan de be
wering van sommigen waarheid bevatten,
dat bij verlaging van den gasprijs de
gaslabrikant het in zijn macht heeft, het
gasverbruik tegen den wil der verbrui
kers in, te vergrooten, zoodat ten slotte
de gasrekening met lagen gasprijs toch
even hoog blijft als vroeger bij een
hoogen prijs?"
Het antwoord van den heer Theu
nissen komt hierop neerdruk en warmte
beheerschen die meting eenigermate. Is
de lichtdruk hoog en staat de gasmeter
op een koele plaats, dan ontvangt de
consument iets meer voor zijn geld dan
in de tegenovergestelde gevalleneen
lage barometerstand in groote warmte
b. v. in den zomer, of als de gasmeter
dicht bij een stookplaats staat, zijn in
1 het nadeel van den verbruiker.
1 Overigens moet de verbruiker de
hoofdkraan goed afgesloten houden, als
hij geen gas behoeft. Dat een gasfabri-
kant opzettelijk lucht in de buizen zou
brengen, is niet in zijn belang, want
het benadeelt de lichtkracht. Voorts
moet de verbruiker voor goede regula
teurs zorgdragen.
Waar het op aankomt is, te zorgen
dat de lichtkracht voldoende blijft. Daalt
deze, dan stijgt de gasrekeniDg.
Volgt vraag IV. „Bestaan er middelen,
om bij verhooging van de drukking in
de hoofdleiding, de drukking op de
plaats van verbruik tegen te gaan en
zijn deze middelen als afdoende te
beschouwen
Als afdoend middel tegen gasverspil-
ling beveelt de heer T. de zoogenaamde
drukregulateurs aan, en de verbruiks-
regulateurs.
Vraag V. „Is de prijs, welke de
Maatschappij gesteld heeft voor het
gas, namelijk 6j ct, per MJ, waarvan
bovendien cent aan de gemeente moet
betaald worden, te beschouwen als een
lage prijs, in verband met dien in an
dere steden, van gelijken omvang als
Haarlem
In antwoord op die vraag geeft de
heer Theunissen een overzicht van
de gasprijzen in de even groote of
grootere steden van ons land, waar
gemeentefabrieken zijn en komt dan tot
de conclusie, dat de prijs door de fabriek
te Haarlem nu aangeboden, overeenkomt
met den gemiddelden prijs die tegen
woordig in de tien voornaamste steden
van ons land met gemeentefabrieken,
betaald wordt.
Daar wij van dit rapport eerst in den
namiddag vernamen en het excerpeeren
door de lijvigheid ervan, nogal moeilijk
is, volgt het slot (nog vijf vragen en
antwoorden) in ons eerstvolgend nummer.
De adviseur komt niet met zoovele
woorden, tot de conclusie dat, mits op
een goed doordacht contract, de voor
stellen der gasfabriek moeten word en
aangenomen, maar het slot van zijn
rapport geeft die meening meer dan
duidelijk te verstaan.
Wij kunnen nog mededeelen, dat
door den heer p. Goedkoop Dzd. een
afschrift van het rapport hedenmorgen
aan den burgemeester is overhandigd,
ten einde er de speciale Raadscommis
sie mede in kennis te stellen.
De verschillende opgaven van de
vereischen tot het verkrijgen van een
bewijs van bekwaamheid als meester en
gezel, waartoe tegen het einde van dit
jaar te 's-Hage gelegenheid zal worden
gegeven, zijn thans verschenen en we 1
voor meubelmakers, huisschilders, koper
slagers en kopergieters, timmerlieden en
huissmeden.
Deze stukken leggen op het Museum
111
HOOFDSTUK V.
Dit gezegde bracht Esden weer in een goede luim. Hij had
het er wel voor over een weinig geplaagd te worden, als die
kwelling hem in juffrouw Pharr's gunst deed stügen. Hij kon
sich echter J. P. nog maar niet uit de gedachten stellen. Op som
mige oogenblikken zag hij hem als het ware voor zich met zijn
grooten neus en half geopenden mond.
Het was ondertusschen zijn plicht om zich niet te veel aan
zijne sombere gedachten over te geven, maar belangstelling in
het werk van juffrouw Pharr aan den dag te leggen. De dokter
en juffrouw Wyncott sloofden zich uit in het geven van raad
gevingen en wilde gaarne zelf het werk doen.
De plaats was een klein paradijs voor een landschapsschilder;
op elke zes schreden had men een nieuw gezicht. Alle leden
van het gezelschap werden op hunne beurt vereeuwigd en toen
de tijd voor koftedrinken aanbrak, was juffrouw Pharr's ijver
nog in 't geheel niet bekoeld, zoodat zjj graag haar werk had
voortgezet.
Er werd nu een tafellaken over het gras gespreid, dat spoedig
met allerlei smakelijke eetwaren was bedekt. Zij hadden nog niet
gedaan, toen Esden, die toevallig den weg opkeek, eene ver-
wensching uitte.
J. P/s armoedige gestalte was namelijk op den straatweg zicht
baar, vergezeld van den tuinmansjongen.
„Wat scheelt er aan, Wyncott?" vroeg de oude dokter.
„Dat is nu toch de onuitstaanbaarste man, dien ik ooit gezien
heb," antwoordde hij. „Daar komt een mijner clienten aan, dien
ik bovendien persoonlijk ken. Hij schijnt te denken, dat die
persoonlijke kennismaking hem het recht geeft om mij hierover
de zaak te komen spreken. Ik kan het niet uitstaan en zal hem
naar zijn zaakwaarnemer zenden."
Dit zeggende, liep hij zijn onwelkomen bezoeker tegemoet, die,
toen hij hem zag naderen, met zijn stok, als teeken van herken
ning ging zwaaien en daarna in zijn zak woelde om den jongen
een fooitje te geven. Hij droeg handschoenen, waarvan de vin
gers veel te lang waren en was bovendien van nature een van
die onhandige menschen, die niets gemakkelijk kunnen doen;
daardoor had hij zjjn fooitje juist gevondeD, toen Esden hem
genaderd was. Zij bewaarden beiden het stilzwijgen tot de jongen
de gift in ontvangst had genomen en zich na een groet had
verwijderd.
„Nu, mijn waarde, wat komt gij hier eigenlijk doen vroeg
Esden ongeduldig.
„Wel, ziet gij," mompelde de bezoeker verlegen, „gij hadt
moeten telegrafeeren, Esden."
„Wel drommels, man, dat heb ik gedaan."
J. P. zag er zoo onthutst uit als iemand, die onverwacht is gearres
teerd en keek Esden met open mond aan.
„Ik heb het toch niet ontvangen. Aan welk adres zondt
gij het?"
„Wel, ik heb het naar het kantoor gezonden na ontvangst van
het uwe."
„O," zeide J. P., „dan weet ik wel, waardoor ik het niet ont
vangen heb. Ik ben vanmorgen niet naar het kantoor geweest,
maar wachtte thuis op uw antwoord. Wat melddet gij
„Ik telegrafeerdealles is in orde, stel je toch niet als een
oude dwaas aan." Esden legde beide handen op J. P.'s schou
ders en gaf hem een gemeenzaam tikje. „Gij moet maar weer
naar huis gaan," zeide hij, terwijl hij een lachend gezicht zette,
„stel je hart maar gerust."
„Nu, door deze woorden neemt gij mij een pak van 't hart.
Zij vertelden echter gisterenavond in de city, dat gij hemel en
aarde bewogen hadt om honderd vijftig pond te leenen en dat
maakte mij zoo ongerust."
„Nu, hoor eens, ik heb u geschreven en daarna geseind, dat
alles in orde was, en nu zeg ik het nog eens in uw gezicht, dat
het zoo is."
„Nu, daar ben ik dan van harte blij om," zeide J. P.
„Gij zuit er nooit meer over hooren," zeide Esden.
J. P. zeide opnieuw, dat hij hem hierdoor een pak van 't hart
had genomen, hij zag er evenwel uit alsof hij een zwaarder last
te dragen had gekregen.
„Ziet gij, Esd'en," zeide hij, als om zijne ongeduld te ver de