POLITIEK OVERZICHT.
eene vrouw en 5 jonge kinderen na.
Te B a n h o l t-Mheer (L.)heeft
Zondagavond eene vechtpartij plaats
gehad, waarbij zekere Kevers zoodanig
door een messteek in den buik werd
verwond, dat zyn leven in gevaar ver
keert.
Zondagnacht omstreeks
12% ure brak er een buitengewoon felle
brand uit in de stoomkistenfabriek van
de heeren Sillevis Zonen te Kuilen
burg. De fabriek met al de kostbare
machinerieën is totaal verbrand en aan
blusschen viel niet denken.
Om de ramp nog te vergrooten, zijn
mede eene prooi der vlammen gewor
den eenige duizenden gezaagde planken
welke op groote stuiken stonden achter
de fabriek. De brand nam zoo snel in
hevigheid toe, dat alles in een ©ogenblik
éene vuurzee geleek.
Dj schade voor de gemeente is zeer
groot, daar de kistenmakers nu geheel
buiten werk zijn. De belendende wonin
gen, toebehoorende aan de Maatschappij
van de Kuilenburgsche gasfabriek, zijn
met groote inspanning behouden geble
ven. De fabriek is verzekerd, doch het
gezaagde hout niet, evenmin ongeveer
16,000 stuks gemaakte kisten, welke in
het magazijn ter verzending gereed ston
den.
Hoe de brand is aangekomen weet
men niet. De schade is voor de firma
zeer belangrijk.
Maandag middag was men den brand
meester.
Omtrent de werkstaking
aan de flesschenfabriek onder Vrijenban
wordt nader gemeld:
De eisch betreft slechts het ontslag
van den meesterknecht; die eisch is
gesteld nadat het werk feitelijk gestaakt
was en zonder dat iemand vóór den dag
der werkstaking ook maar eene enkele
klacht omtrent dien man bij den direc
teur had ingediend.
Het aanbod van den directeur om ge
durende 3 weken de leiding in de fabriek
geheel op zich te nemen en een nauw
keurig onderzoek naar de grieven in te
stellen, kon de werkstaking niet voorko
men.
Zaterdag is aan de gezamenlijke glas
blazers kennis gegeven dat zij, die zich
niet vóór of uiterlijk op Woensdag a. s.
des middags te 12 uur, bereid hebben
verklaard het werk te hervatten, niet
meer in dienst worden genomen,
Uit 'sHeer-Arendskerke
wordt van 30 Juli gemeld
Kort voor de sneltrein van 8 uur
den overweg bij wachtpost no. 46 zou
passeeren, zou nog een wagen geladen
met koolzaad de rails oversteken. Op
de rails gekomen, zakte de wagen, door
het breken van de as, ineen. De ar
beiders in den omtrek snelden dadelijk
toe om de zakken buiten gevaar te
brengen. Vóór de laatste zakken gelost
waren, snelde de trein voorbij en smeet
de stukken van de wagen en overge
bleven zakken links en rechts. Ofschoon
men met de roode vlag den aankomen'
den trein, zooveel men kon, gewenkt
had, schijnt dit door den machinist niet
opgemerkt te zijn. De paarden waren
in tijds afgespannen. Geen andere on
gelukken hebben plaats gehad.
RECHTSZAKEN-
Het O. M. bij de rechtbank te Hee
renveen heeft tegen Postma wegens
poging tot doodslag op Akke de Jong
5 jaar gevangenisstraf geëischt.
Letteren en Kunst,
Naar aanleiding van een bericht in
ons blad van 23 Juni over het portret
van de predikant Casparus Sibélius, van
de hand van Frans Hals, dat 10.00©
moet opbrengen, welk bericht door het
Hdbl. werd overgenomen, is door den
heer Hofstede de Groot aan bovenge
noemd blad een bericht verzonden,
waarin hij mededeelt de echtheid van
deze sthilderij in twijfel te trekken. Als
ingezonden stuk wordt in bet Hbld. van
31 Juli jl. hierop het volgende ge
schreven, door iemand zich ondertee-
kenende „Ars."
Aan de Redactie
„Zooeven las ik in uw geacht blad
een u toegezonden bericht van den
heer Hofstede de Groot. Deze heer
trekt de echtheid van genoemd portret
in twijfel, ja, durft zelfs beweren, dat
het portret in kwestie een kopie (sic)
zou zijn. Dit verwondert mij ten zeerste,
daar de groote Frans Hals kenner, nu
wijlen mr. C. Vosmaer zeer zeker een
alleszins bevoegd beoordeelaar juist
datzelfde portret, uit 's meesters hoogsten
bloeitijd, voor een echt en origineel werk
heeft verklaard. De heer De Groot doet
een zóo positieve uitspraak, alsof hij zelf
bij het schilderen van het portret tegen
woordig is geweestmisscnien heeft hij
zich, toen hg deze uitspraak deed, in
het atelier van Adriaen Brouwer ge
waand 1 Dit portret is dan ook zonder
eenig voorbehoud, een echt en origineel
werk van den beroemdtn meester, het
doek is op enkele plaatsen door den
tand des tijds reeds geheel vergaan en
versletenhier valt dus volstrekt niet
aan een kopie te denken. Dat het por
tret in kwestie, hetgeen een der 17 be
kende portretten is, die ons door de
gravure van den beroemden Jonas
Suijderhoef bekend zijn, niet geheel
intact en hier en daar overschilderd is,
„concedo." Wanneer echter de heer De
Groot zoo positief van een kopie durft
spreken, dan zal hij in elk geval moeten
weten, waar zich het origineel bevindt,
waarnaar dit portret dan zou gekopieerd
zyn. Zoolang hij dit niet kan zeggen,
houdt inzender dezes het portret, dat
thans te Haarlem wordt tentoongesteld,
en zeer terecht algemeen wordt bewon.
derd, met den beroemden Hals kenner
en meer andere bevoegde kunstenaars,
voor een onbetwistbaar echt en origineel
werk van den genialen meester. Het is
van algemeene bekendheid, dat Frans
Hals bij zijn leven, evenals Hobbema
en meer groote kunstenaars der 17e
eeuw, een zeer geringe belooning voor
zijn werk ontving, dat zijn werk toen
niet zeer beroemd was, zoodat niemand
er toen aan dacht eene schilderij van
hem te kopieeren. Eerst sinds een 20-tal
jaren wordt het werk van den grooten
portretschilder bij uitnemendheid, evenals
dat van Hobbema, naar waarde geschat
Hoe 't zij, uit de uitgedrukte hoop
van den heer De Groot, dat men liever
een paardenstuk van Ph. Wouwerman
zou aankoopen, zou ik moeten opmaken
dat genoemde heer zeker een werk van
dien meester voor het haarlemsche
museum voor tienduizend gulden te
koop heeftde Haarlemsche Croesussen
weten nu aan welk adres zij zich voor
een Ph. Wouwerman kunnen vervoegen,
Voor de opname dezer regelen zeg
ik u, Mijnheer den Redacteur,hier
mede rayn oprechten dank."
Inhoud van „Eigen Haard" aflev.
7 (No. 27—No. 30.) Epiloog door
Louis Couperus, met illustr. Het
andere, door Tyra. Ingang eener
Javaansche kampong te Soerabaja.
Nog iets over papegaaien. Impres
sies, door Annie Lagaay. Een paar
kijkjes op den zegetocht der Koningin
nen door het Noorden, door Jo de
Vries, met illustr. Een dynamiet-
aanslag, naar het duitsch. Een uit
den grond gestampte stad. Haar
moeder, naar het duitsch. Een vijftig
jarig jubileum, met illustr. Schrift
lezing of de kunst personen naar hun
handschrift te beoordeelen, door H. W.
Cornelis. De geschenken aan de
bevolking der stad en der Staten van
Groningen aan H. M. de Koningin,
muizen. Een dag uit vele, door A.
Peaux. Iets ©ver sport en over de
Sporttentoonstelling te Scheveningen,
door Willem Muiier, met illustr. De
^kritieke dagen" van Faib. Een
harde les, door H. Bertrand. Voor
zomer poseeren, bij de plaat. De
internationale muziek- en tooneel-ten-
toenstelling te Weenen, met illustr.
Het inzamelen van de caoutchouc in
het bekken van de Amazone-rivier.
Het kunstmatig voortbrengen van regen
Verscheidenheden.
M. de
met illustr. Een inspectiereisje in de
Westerafdeeling van Borneo. Roos aan
Roos. naar de schilderij. Maan-
bijgeloof. Een epidemie onder de
KOLONIËN-
BATAVIA, 1 Juli.
Omtrent het al ot niet doorgaan van
de expeditie naar Lombok is nog geen
besluit genomen. De gouverneur-gene
raal heeft den minister van koloniën
meêgedeeld hoe de toestand is en de
beslissing aan hem overgelaten, zonder
er een advies bij te voegen.
In Thieme's N. Advbl. van 27
Juni leest men:
Naar luid van een te Soerabaja ont
vangen particulier schrijven uit Lombok,
van een olficier der marine, heeft de
Sultan alle handelsverkeer met Hr. Ms.
oorlogsschepen ten strengste verboden.
Eene overtreding van dit verbod wordt
door hem met den dood gestraft. De
onzen zijn dus geheel verstoken van al
wat de wal voor hunne voeding ople
vert. Volgens datzelfde schrijven, moet
de Sultan zich uitgelaten hebben nog
niets van het ultimatum, door onze re
geering gesteld, aangenomen te hebben.
Ook beweert hij 30,000 man troepen
in het veld te kunnen brengen. Behalve
het stoomschiponlangs vermeld
moet de marine ter reede Lombok
nog ésn vaartuig hebben aangehaald,
doch later van beide de inbeslagname
weder hebben opgeheven.
Ter vervanging van de „Java" is de
„Lombok" van Soerabaja naar de wate
ren van Lombok vertrokken.
Een van den resident van Am-
boina ontvangen rapport meldt, dat in
den avond van 7 Juli jl. te Amboina
geluiden als van kanonschoten in noord
westelijke richting werden gehoord, ter
wijl in den daarop volgenden morgen
eene lichte vloedgolf in de baai aldaar
viel waar te nemen.
Van den resident van Batavia is
het volgende bericht ontvangen, ge-
dagteekend 28 Juni jl.
Gisteren ochtend is kampong-mandoer
Bodjorg-Rankas, land Tjampea, door
een achttal lieden afgemaakt op het
oogenblik dat hij een hunner wilde ar
resteeren wegens het huisvesten van een
bezoeker zonder kennisgave aan de
politie. Gisteren avond stelden de da
ders zich vrijwillig in handen der poli
tie. Vermoedelijk oorzaak van moord
groote verbittering tegen dat kamppong-
hoofd. Overigens alles rustig.
Naar aanleiding van de uitbarsting
van den vulkaan Awoe op Groot San-
gir deelt men het volgende mede
De Awoe is, zoover bekend, de eenige
vulkaan die in de Molukken zeer groote
verwoestingen heeft aangericht. Van
den ioen tot en met den i6en Decem
ber 1711 kwamen daarbij om Sjamsia-
land en zijn zoon, de prinses Lorolabo
en hare dochter Sarabanong en over de
2000 inwoners van het rijk K2ndahar.
Van den 2en tot en met den 17 an
Maart 1856 had er we Ar een uitbarsting
plaats, die aan 3000 menschen het leven
kostte. Het kokende water, dat de
vulkaan toen uitwierp, ging met zulk
eene vaart naar beneden, dat niemand
in den omtrek zich kon redden.
In den krater bevindt zich aan een
der zijwanden een kom vol water en de
inlanders zeggen dat, zoolang dat water
niet kookt, er geen gevaar is. In hoe
verre dit nu weêr waargenomen is, is
nog niet bekend.
In de Ja-v. Ct. vindt men twee
koninklijke besluiten, waarbij de be
staande voorschriften omtrent den post-
wisseldienst tusschem Nederland en Ned.
Indië worden ingetrokken en naar aan
leiding van de overeenkomst van Wee
nen dd. 4 Juli 1891 algemeene bepa
lingen worden vastgesteld omtrent de
wijze, waarop de verzending van geld
door middel van postwissels en de in
vordering van quitanties enz. in het
buitenlandsch postverkeer [in Ned. Indië
kunnen plaats vinden. Deze bepalingen
treden met 1 Juli a. s. in werking.
Voor postwissels van hier naar Ne
derland en de landen die tot de boven
genoemde overeenkomst zijn toegetreden,
is een recht verschuldigd van 12^ cent
voor elke som van f12.50 of minder.
Bij vonnis van den raad van justitie
te Batavia (tweede kamer) in de straf
zaak Holst c. 8. gewezen, zijn de be
klaagden Napin, Miming en Djatira
schuldig verklaard aan doodslag onder
verzachtende omstandigheden en des
wege veroordeeld tot 4 jaren dwang
arbeid buiten de ketting is de beklaagde
Holst schuldig verklaard aan medeplich
tigheid aan doodslag, door het verschaf
fen van een wapen, wetende dat dit
tot het plegen van dat misdrijf moest
dienen, onder verzachtende omstandig
heden, en deswege veroordeeld, tot
jaar gevangenis, en is de beklaagde
Djan vrijgesproken.
De raad heeft als bewezen aange
nomen dat de beklaagden Napin, Mi
ming en Djatim iemand, die in het
huis van den beklaagde Holst was
gedrongen en dien zij voor een dief
hielden, op diens vlucht hebben achter
volgd en verwond, ten gevolge waarvan
hij is overleden; en dat zy dit hebben
gedaan omdat beklaagde Holst hun had
gezegd den dief dood te slaan, daarbij
aan Napin een sabel gevende en de
anderen aanmanende zich van een of
ander te voorzien. Yerder overweegt de
raad dat onbewezen is dat met geleider
lage en met voorbedachten rade zou
zijn gehandeld en verwerpt hij de stel
ling dat éón der beklaagden zou hebben
geweten dat het de heer Hoogeveen
was die zich in huis bevond, met name
beklaagde Holst niet, gelijk onder an
deren blijkt uit een brief door hem in
den bewusten nacht aan den heerNet-
scher te Semarang geschreven. De vrij
spraak van den beklaagde Djan is
daarop gegrond, dat geen der wonden
door een palang pintoe, waarmee Djan
gewapend was, is toegebracht en ook
geen blauwe plekken aan het lijk zijn
gevonden, terwijl Djan ook beweert aan
den doodslag geen deel te hebben ge
nomen en door niets bewezen wordt dat
dit wel het geval is geweest.
Volgens een bericht in de Cel. Ct.
heeft men in den nacht van 7 op 8
Juni ook te Bima hevige schokken van
aardbeving gevoeld, gevolgd door eene
sterke zeebeving.
In No. 1513 van het Indisch
Weekblad van hei recht is een vonnis
opgenomen van den raad van justitie
te Makassar (voorzitter mr, A. W. C.
Verweij), waarbij de goeverneur van
Celebes en Gcderhoorigheden, overeen
komstig eene tegen hem ingestelde
vordering, is veroordeeld tot schade
vergoeding, omdat hij eenige inlanders,
die hij volgens last van den Goeverneur-
Generaal onder scherp politietoezicht
moest houden, op het fort Rotterdam
had doen gevangen zetteD, en zulks in
het belang der orde en rust in zijn ge
west, in afwachting dat de bedoelde
lieden door den goeverneur-generaal
zouden worden geïnterneerd.
Te Soerabaija heeft mr- Bouricius,
advokaat en procureur, terechtgestaan
als schrijver van een stuk in de Saer.
Ct. dat beleedigend was voor den raad
van justitie. De beklaagde ontkende
het bewuste stuk geschreven te hebben.
Het openbaar ministerie eischte éen jaar
gevangenisstraf en 500 boete.
In de residentsrangen kunnen
spoedig weder vacatures verwacht
worden, daar de residenten van Batavia
en Bagelen, de heeren Metman en Vaa
der Gon Netscher, 's lands dienst met
pensioen denken te verlaten en de
resident ran Rembang, de heer Uljee.
voornemens is met verlof te repatrieeren,
Benoemd is tot leeraar in dé
wiskunde aan de burgeravondschool te
Soerabaija B. J. Stofberg.
De Gelebes-Courant heeft verno
men dat Portugeesch-Timor binnenkort
van het goevernement Macao zal
worden afgescheiden, zoodat de goever
neur dan direct onder de regeeiing te
Lissabon zal staan.
In het mail-overzicht van den
Javabode leest men
„Bij velen hier te lande heeft het
bevreemding gewekt, dat de erven De
Sturler zich tot de Tweede Kamei
hebben gewend, met een verzoek om
vergoeding van de schade die zij door
de bekende Tjiomaa-zaak hebben ge-
leden. Men acht toch die zaak afge
daan met de intrekking van het be
sluit, waarbij de heeren Sol en De
Sturler uit Buiteczorg werden gezet, en
dezen, dus nog veel minder de andere
erven De Sturler, niet gerechtigd tot
het vragen van vergoeding. Het geldt
immers geene onrechtmatige daad
tegenover die erven of hun erflater ge
pleegd, in welk geval zij zich trouwens
tot den rechter, niet tot de Staten-
Generaal, zouden te wenden hebben,
maar een verschil van inzicht tusschen
den goeverneur-generaal Van Rees en
den minister van Koloniën, Keuchenius.
Eq wel heeft nu deze laatste, op erger
lijke wijze misbruik makende van zijne
macht, den heer Sol tot lid der Alge
meene Rekenkamer gemaakt, als ver
goeding voor de hem door den goe
verneur-generaal Van Rees aangedane
behandeling, maar nooit is er sprake
van geweest, het nadeel door de eige
naren van Tjiomas geleden, ten laste,
van de schatkist te brengende onder
handelingen over den aankoop van
Tjiomas door de regeering geschiedden
van haren kant niet met het oog op de
belangen van den landheer maar ten
bate van de opgezetenen en van den
staat. Nu de regeering voorloopig heeft
afgezien van den aankoop der particu
liere landerijen en het eerst eens wil
beproeven met een nieuw reglement
daarvoor, is er niet de minste reden
om ten gerieve van De Sturler voor
Tjiomas eene uitzondering te maken.
De erven De Sturler zullen dus waar
schijnlijk geen wil hebben van hun
request, zelfs nu de heer Sol, die zich
vroeger zulk een goed pleitbezorger
heeft getoond, opnieuw voor hunne be
langen kan optreden, daar hij spoedig
met verlof wegens ziekte naar Neder
land vertrekt."
Uit Duitschland komt bericht, dat
Bismarcks huisreis uit JKessingen een
ware triomftocht voor hem is geweest,
In Jena, Erfurt, Weimar, Halle
Maagdenburg werd hij door deputatiön
ontvangen en toegesproken, vooral te
Jena waar hij het langst vertoefde. De
onvermoeide, met volle recht genoemde
„ijzeren" kanselier hield twee uitvoerige
toespraken. Hij wees vooral op de
noodzakelijkheid om kraoht uit te oefe
nen in het parlement. Er moet zijn een
flinke, een bestendige meerderheid. Te
genwoordig is die door het gebrek van
samenwerking der verschillende groepen,
niet aanwezig.
Dientengevolge is de Rijksdag zwak
en kan geen gepasten invloed uitoefenen
op de regeering. Het Centrum kan ons
ook niet regeeren, zeide Bismarck, hoe
wel die partij de eenige is, welke zoodw
het het hoofdpunten geldt, allerlei bij
komstige verschilpunten vergeet en als
éen man in het vnur komt. Duitschland
moet hebben eene nationale staatkunde,
Er moet worden gevormd eene kar
telpartij, die in den Rijksdag allereerst
om de slaapkamer te zien. Die van miss Raynell zag er zeer
netjes uit, hoewel er toch sporen waren te ontdekken, dat de
bewoonster ze onverwacht had verlaten. Alle toilet-artikelen lagen
nog op de tafel of in de laden.
„Weet gij ook of hier een mutsje en een shawl van miss Ray
nell gemist zgn?" vroeg ik aan de hospita.
Juffrouw Jessop kon mij dit niet vertellen, daar zjj zioh boven
rondsnuffelen verheven achtte, maar de meid verzekerde mij,
dat miss Raynell maar een mutsje bezat, en een ronden, zwarten
strandhoed.
Wij vonden in een kast den strooien hoed hangen en het
mutsje in een doos.
„Wat riep Polly nit, „zij is dus zonder hoed naar Londen
gegaan."
„Onzin," zeide ik scherp. „Gij moet u vergist hebben. Zij had on
getwijfeld nog eene muts."
De kamer van den jongeling bevatte niets bizonders. Hij had
xjjne benoodigdheden meegenomen. Ik keerde terug naar de
kamer van miss Raynell. Er was nog een tweede kast. Ik opende
die. Zij was opgepropt met boeken meest alle over medische
onderwerpen zooals ik in een oogopslag zag.
„Wat 1" riep Polly weer uit. „En hij heeft gezegd, dat hij
geen boek in huis had achtergelaten 1 Maar hoe komen zij
hier?"
Ik keerde naar de zitkamer terug gevolgd door de vrouw des hui
zes en de dienstbode.
„Juffrouw Jessop," zeide liever schreeuwde ik zoo luid
mogelijk, „en gij Mary Hopkins, zooals ik u verteld heb is miss
Raynell naar Londen gegaan zonder haar adres achter te laten.
Dat beteekent op zichzelf niets, maar toch kan ik mij de angst
van de neven voorstellen. Zij is niet in haar eigen huis. Wij
moeten haar opsporen. Ik heb de noodige inlichtingen ontvan
gen, maar vergeet niet, dat dit onderzoek strikt geheim moet
blijven." Ik zette een deftig gezicht. „In naam der koningin
verzoek ik u het stilzwijgen over deze zaak te bewaren. Wanneer
anderen hier een onderzoek komen instellen, hoe minder gij dan
spreekt hoe beter het is. Vergeet niet, dat wanneer een woord
van dit alles bekend werd, het door u moet zijn verteld, want
niemand weet er anders iets van als mijnheer Harvey en ik. Wij
zouden dan u onmiddellijk als de bron kunnen aanwijzen. Wilt
gij zweren, dat gij het stilzwijgen zult bewaren? Een inbreuk
hierop zal het gevolg hebben, dat men u van misbruik van ver
trouwen zal beschuldigen. In naam der koningin zweer het 1"
„O ja, mijnheer," zeide juffrouw Jessop bevende.
„Ja wel," zeide Polly.
Ik mag dwaze menschen gaarne eens beetnemen.
„Dat zal de taak van Scotland Yard gemakkelijk maken," zeide
ik bij mijzelf. „Die heeren zullen mij dankbaar zijn; deze moord
wordt echter in het bizon der door mij behandeld; het twee-derde
van het geheim is immers reeds ontdekt."
HOOFDSTUK XIV.
In „De oude Neger".
Alvorens te vertrekken vernam ik nog een ding van juffrouw
Jessop. Toen Philip Harvey dien Zondagavond thuiskwam, had
hij meer wijn gedronken dan goed voor hem was.
„En is Philip links, juffrouw Jessop?" vroeg ik en keerde mi]
plotseling om na reeds afscheid te hebben genomen.
„Ik zou het niet kunnen zeggen mijnheer, want h'm ft
heb er nooit op gelet."
„En gij miss Polly?"
Polly wist het evenmin. Zij dacht van niet.
„En wat moet ik zeggen wanneer juffrouw Raynell terag*
komt vroeg de hospita. „Aan welk adres h'm moet il
schrijven om het n te doen weten?"
„Schrijf maar naar mijnheer Austin," zeide ik en snelde dt
trap af.
Ik kon op die wijze niet hooren spreken van een doodealsol
de persoon nog leefde.
Op de terugreis was ik niet teleurgesteld. Integendeel was 'i
hoogst voldaan. Ik vrees, dat ik zeer gevoelig ben voor indruk
ken, maar iedereen zal moeten bekennen, dat ik groote vordfr
ringen had gemaakt. Het was niet waarschijnlijk, dat de franscbi
of de engelsche politie het van mij zou winnen, hoewel ik c
niet aan twijfelde, of zij waren mij dicht op de hielen. Hetgeef
mij nog te doen overbleef was om de tegenwoordige verblij!
plaats van den moordenaar te ontdekken.
Wordt vervolgd^