NIEUWS" EN ADVERTENTIEBLAD.
DE ZWARTE KOFFER.
10e Jaargang.
Vrijdag 5 Augustus 1892.
No. 2787.
ABONNEMENTSPRIJS:
ADYERTENTIËN:
„Het Blaadje"
STADSNIEUWS.
BINNENLAND.
FEUILLETON
HAARLEM'S DAGBLAD
Yoor Haarlem per 3 maandenf 1,20.
Franco door liet gelieele Rijk, per 3 maanden 1,65.
Afzonderlijke nummers0,05.
Geïllustreerd Zondagsblad, per 3 maanden 0,30.
franco per post 0,37J.
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Bureau: Kleine Houtstraat No. 9, Haarlem. Telefoonnummer 122.
van 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 Cents.
Groote letters naar plaatsruimte.
Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Reclames 20 Cents per regel.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door
onze agenten en door alle boekhandelaren en courantiers.
Directeur-Uitgever J. C. PEEEEBOOM.
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. DAUBE Co., JOHN F. JONES, SuccParijs 3l6is Faubourg Montmartre.
Ondergeteekende brengt beleefdeljjjk
in herinnering, dat kleine Advertentito
bestemd tot plaatsing in
en in de speciale rubriek in hst Zater
dagavondnummer van HAARLEMS
DAGBLAD, k 5 Cts. per regel te zfunen,
uiterlijk tot Vrijdagmorgen 12 uur aan
het Bureau kunnen worden ingeleverd.
T. C. PEKREBOOM.
Haarlem, 4 Aug. 1892.
De volgende volontair-korporaals van
den voorbereidenden practischen cursus
op de Militaire School alhier, zijn tot
sergeant bevorderd en worden in ver
band daarmede dec i«a October ge
plaatst in het i« studiejaar: G. B.
Fauchey, J. L. M. van den Brandhoff,
E. de Kruyff, G. Haenen, J.Leyds, W,
H. L. Vogel, K. van Drunen, J. J.
Gouwe, J. Steen, H. G. M. de Jongh,
J. Feitsma, H. van van Dam, W. van
der Vlerk, H. B. B. Schregardus, M.
G. Labree, W. J. M. Diekhof, L. van
de Pol, H. H. Bila, C. J. de Bruijn en
M. E. Grefe.
Door een onbekende is aan den
keurmeester van het vleesch hier ter
stede een muntbillet van f 10 toege
zonden. Deze heeft dit bedrag gestort
in de kas van „Weldadigheid naar
Vermogen," daar hy deze gift niet
wedscht te aanvaarden.
DE VELDDAG
van het
fles Heils te Voplenzanff.
Ter gedenking van het vijfjarig be
staan in ons land van het Leger des
Heils, hield heden het Leger een velddag
op hst daartoe welwillend beschikbaar
gestelde buitengoed van jhr. R. A. E.
Barnaart.
Reeds des morgens vroeg waren tal
van heilssoldaten en officieren op het
prachtige buitengoed aanwezier. Men
kan niet anders zeggen, dan dat van
dezen veldslag", zooals die in het pro
gramma ook wordt genoemd, veel werk
was gemaakt. Tal van gebouwen en
gebouwtjes waren op het terrein op
getimmerd. Daar zag men het platform,
waarop Generaal Booth dadelyk na
zijn aankomst zou optreden, gesierd
met tal van vaandels en banieren. Op
een daarvan zag men een toren met
de woorden„hoop voor allen",
©p een ander een kruis met een S. er
omheen geslingerd, een schilderstuk
waarop wordt afgebeeld hoe aan boord
van den stoomer Scot Generaal Booth
aan de passagiers wordt voorgesteld
door den Earl Garrington, een voorval
denkelijk alleen merkwaardig omdat de
voorstelling door een edelman ge
schieddevoorts zag men er een „rots
der hope", en een aantal schepen op een
woelige zee, voorstellende de ontvangst
te Southampton.
Gaat men een, door dakloozen uit
Amsterdam vervaardigd, rustiek bruggetje
over, dan bereikt men de ruime cant ine,
waarin, alleen tegen inruiling van kaartjes,
broodjes cn limonades zijn te verkrijgen.
Van sterken drank natuurlijk geen sprake,
zelfs niet van bier noeh van sigaren.
Daartegenover een tent met voorwer
pen door dakloozen vervaardigd, ver
dere platformen en een groote tent voor
2500 personen.
Te 8 uur (Greenwichtijd) werd de
vlag geheschen en de bijeenkomst
door een toespraak van kolonel
Oliphant, den kommandant in Neder
land, geopend.
Daarna spraken kapitein Palstra en
anderen een enkel woord, dat evenals
de toespraak van den kolonel, telkens
door de luisterende menigte met een
luide „halleluja" en „amen" werd af
gebroken. Het muziekkorps van de
dakloozen begeleidde voortdurend den
zang.
Allengs was het tijd geworden ora
den Generaal van het station te gaan
halen. Op bevel der officieren (men
moet zeggen dat in het Leger de dis
cipline goed is) schaarden zich de sol
daten, mannen en vrouwen, vier aan
vier in het gelid. Men zag er allerlei
kleeding, want hoewel er slechts twee
uniformen zijn, van het veldleger en
van de seheepsbrigade, bestaat er groote
fantasie in sjerpen, strikken, linten en
dergelijke versierselen.
Allen die aan den optocht deel
namen werden voorzien van veel
kleurige vlaggetjes. Voorop gingen
de groote baniereD, waaronder wij
een zeer fraaien opmerkten van Haar
lem verder van den Haag, Delft etc.
Banden om den arm duidden bij vele
personen de plaats van herkomst aan,
zoo zagen wij soldaten uit Kampen,
Schiedam, ja zelfs eene oude vrouw in
zeeuwsche kleederdracht, opzettelijk uit
Ierseke overgekomen. Een eerste plaats
werd in denoptocht ingenomen door de
„reddingsboot" van de halleluja-tjalk,een
vaartuig, waarmee eenige heilsoldaten
Friesland en Groningen zullen bezoeken
om ook daar bekeerlingen te raakeo.
Deze tjalk lag in de vaart vlak bij het
station en was voor tien cents te be
zichtigen.
Naar schatting namen aan den optooht
ruim tweeduizend personen deel, waar
onder vrouwen met zuigelingen op
den arm. Op dit oogenblik was het
publiek nog niet talrijk, maar toen
het oogenblik naderde dat de Generaal
zou verschijnen, werd het aantal be
langstellenden en nieuwsgierigen grooter.
Circa 10 uur kwam de stoet terug
met den Generaal, die naar wij verna
men, bij eene voorname familie te Ben-
nebroek heeft gelogeerd. Het internati
onale muziekkorps, sterk 25 man, ging
vooraf. Een onbeschrijfelijk gejuich ging
op toen generaal Booth in eene equipage
vau bedoelde familie aankwam en
het platform betrad. Op de tribune zaten
de officieren en de beide muziekkorpsen,
benevens eenige voorname familieen uit
den omtrek.
Het was reeds halfeli, toen de Gene
raal aankwam, hoewel hij reeds te 9.35
volgens het programma had moeten
arriveeren. Met een welkomstlied werd
hij begroet. Gentraal Booth was gekleed
in de uniform van het Leger met een
manteltjas daarover. Nazingen en bidden
sprak de Generaal de aanwezigen toe,
waarbij staikapitein Gevaars hem tot
tolk diende. Hij wekte op tot geestdrift,
zeide o.a. dat voortaan ook meer op de
kinderen invloed zal worden uitgeoefend,
dat kleinere dorpen in Nederland zul
len worden aangevallen en dat reeds in 37
landen de vlag van de Salvation Army
wappert. Doch er blijft veel te doen
over. Dat dus allen het Leger des Heils
volgen
Na deze toespraak werden de matro
zen van de heilstjalk ingezegend door
den generaal, nadat kolonel Oliphant
had uiteengezet, dat hun taak zou zijn
langs de binnenwateren in kleine plaat
sen der noordelijke provincies bekeer
lingen te maken. Met eene collecte werd
dit deel der feestviering besloten.
Terwijl nu generaal Booth in de
groote tent eene rede hield, trad me
vrouw OliphantSchoch op de tweede
tribune op. Deze gaDsehe tribune was
door vrouwen bezet, officieren, solda
ten en belangstellende dames. Toen de
spreekster optrad, verhieven zich allen
van hunne plaatsen. Nadat een lied,
begeleid op een seraphine orgel, was ge
zongen, sprak mevrouw Oliphant de
schare toe, na haar kapitein Nepveu.
Mevrouw Oliphant zong eene solo
met begeleiding van het koor. Aan de
aanwezigen was duidelijk te bemerken,
dat deze aanvoerster van het Heilsleger
een zeer groote sympathie bij hare geest
verwanten geniet.
Te halteen werd een schot gelost en
baden al de ©p het terrein aanwezige
soldaten, evenals al de Heilssoldaten in
de wereld ©p dat uur dit doen.
Na eene korte pauze werden nog tal
van bijeenkomsten gehouden, waaronder
te 3 uur eene in park III, geleid door
den Generaal zelve. Hier was voor zit
plaatsen gezorgd, mits men tien cent
betaalde. Natuurlijk werden ook de col
lecten niet vergeten en menigmaal ging
het zakje rond.
Te halfvijf trad weder eene pauze
in, tot te vijf uur fn het eerste park al
de aanwezige soldaten en bekeerden
voor den generaal defileerden met mu
ziek en onder het konamando van kolonel
Oliphant en majoor Powell. Evenals des
morgens, droeg ieder een gekleurd
vaantje. De gansche menigte zoDg met
ontbloot hoofd een lied.
Met een groote muzikale en dank-
zeggingsbjjeenkomst zal, waaneer dit
blad reeds wordt afgedrukt, namelijk
te 6 uur de velddag ten einde zijn en
zullen de deelnemers weder naar huis
terugkeeren.
Moge men dan ook niet kunnen in
stemmen met de zonderlinge vormen
waarin het Leger des Heils zijn gods
dienst kleedt, zeker zal niemand aan
deze menschen kunnen ontzeggen een
streven naar liefde, vrede en broeder
schap op aarde. Van deze waarheid is
de velddag een waar getuigenis geweest.
Ongeveer twaalf uur werd, naar men
ons mededeelde, de toegang geweigerd
aan een jongen, die voornemens scheen
te zijn revoiutionnaire brochures te ver
spreiden of te venten. Dit was de
eenige wanklank, welke den geheelen
dag door gehoord werd. Men moet het
den Heilssoldaten nageven, dat zij, wat
hun gedrag en onderlinge verhouding
betreft, velen tot voorbeeld kunnen
strekken.
Belangrijke prijzen, als gouden en
zilveren medailles en sommen gelds wor
den voor dezen wedstrijd uitgeloofd,
terwijl vier persoonlijke medailles zullen
worden toegekend voor het beste spel,
'tzij van een heer of dame.
Een jury, met den heer Rössing aan
het hoofd zal na afloop der vier voor
stellingen, uitspraak doen.
In de oproepings-circulaire staan alle
bizonderheden nauwkeurig vermeld.
Men meldt ons uit Beverwijk s Bij
gelegenheid van haar 20 jarig bestaan
zal de Rederijkerskamer „Kennemer-
land," alhier een tooneelwedstrijd hou
den, waartoe zij haar medevereenigingen
en liefhebberij-tooneelgezelsehappen uit-
noodigde.
Bij loting wordt de tijd van optreding
bepaalt, die vier vereenigingen, welke ui*
de velen door het Bestuur der Kamer
worden gekozen, zullen worden aangewe-
H. H. M. M. d e K o n i n g i n e n
de Koningin-Regentes zijn hedenmorgen
in Amsterdam aangekomen ten einde
zich naar de boot te begeven waarmede
de openingstocht langs het Merwede-
kanaal zou plaats hebben. Om 11 uur
stoomde de koninklijke trein, bestaande
uit den salonwagen, twee andere hof-
rijtuigen en een gewoon rijtuig, het
Centraalstation binnen. Op het perron
stond de eerewacht met de muziek en
het regimentsbvaandel.
H.H. M.M. werden ODtvaDgen door
de heeren mr F. Th. Westerwoudt, A.
K. P. F. R. van Hasselt en J. Boissevain
en begaven zich aanstonds naar de
rijtuigen, welke aan de westzijde van het
Koningspaviljoen stonden en achtereen
volgens daar binnenreden. De groote
menigte die zich voor het station had
verzameld en door de politie op een
eerbiedigen afstand werd gehouden,
werd dus teleurgesteld, daar de rijtuigen
(het koninklijke rijtuig, met twee paarden
bespannen en drië rijtuigen voor het
gevolg) aan de andere zijde het paviljoen
verlieten en onder het gejuich der menigte
langs de voor den oostelijken vleugel
opgestelde huzareD, onder het oostelijke
viaduct wegreden naar de gereedliggende
boot aan de De Ruyterkade.
Het Bat. iV b d. schrijftf
„Men maakt de opmerking, dat de
hangende lokken, waarmede op de
nieuwe muntstukken onze jeugdige en
lieftallige Koningin prijkt, op den inlan
der een vreemdep indruk moeten maken.
„De inlander houdt 't hoofd steeds
gedekt en ook zijn vrouw en dcchters
vertoonen zich nimmer met loshangend
haar.
't Beeld op de muntstukken doet den
dessaman denken aan slordigheid en on
gemanierdheid.
„Onze zegsman zou het beeld der
voor Indie bestemde muntstukken ge
dekt willen zien met de koninklijke
i kroon, zeoals ook de beeltenis van Vic-
j toria, voorkomende op de in Britsch-
Indie circuleerende geldstukken, ge-
20)
HOOFDSTUK XV.
Austin's aanwezigheid daar schonk mij de overtuiging, dat zijn
broeder ook in de nabijheid was. Ik twijfelde er niet aan of ik
zou hem binnen een paar dagen wel hebben gevonden, maar
toch was ik blij, dat mij zooveel moeite en last werd be
spaard.
„Dus Austin Harvey kan ook leugens vertellen," zeide ik tot
mijzelf. Onmiddellijk daarna beredeneerde ik echter, dat dit on
juist was. Ongetwijfeld had hij in goed vertrouwen zijn plan ge
meld om te blijven waar hij was, en eerst later, toen het bleek,
dat zijne raadgeving vruchteloos was, was hij ijlings zijn broeder
gaan opzoeken om hem te redden alvorens het te laat was.
Uit dit alles kon ik zeer vlug de gevolgtrekking maken, dat
het werkelijk te laat was, en ik Philip Harvey in mijn macht
had.
Als hotel was het er zeer eenvoudig. Ik bestelde een kamer
en daarna een middagmaal in de koffiekamer, dat binnen een
uur gereed moest zijn. Terwijl de kcllner op het punt stond de
kamer te verlaten, zeide ik
„Zijn hier op het oogenblik ook gasten
Den vorigen dag schenen er velen geweest te zijn, maar nu waren
er nog maar weinig.
„Ik heb vanavond een heer ontmoet, die, geloof ik, hier
logeert," zeide ik onverschillig. „Een slanke, knappe man, hoewel
wat bleek. Weet gij ook misrehien, wien ik bedoel, en of hij
Thompson heet?"
Ik noemde maar een naam in het wilde. De kellner zag mij
verbijsterd aan.
„Neen," zeide hij, „er was wel iemand hier in huis, wiens
uiterlijk overeenkwam met de beschrijving, die ik van hem gaf,
maar zijn naam was niet Thompson. Hij is een zekere mijn
heer Harvey, en bovendien is hij den geheelen dag niet buiten
zjjne kamer geweest. Hij bevindt zich nu ook nog daar."
Dit was alles wat ik wilde weten.
„Dat is de man Diet, dien ik bedoel. Het komt er ook echter
niets op a?B," zeide ik. En ik liet den kellner gaan.
Philip Harvey bevond zich dus in dit huis en nog wel onder
zijn eigen naam. Ik had gemeend van den kellner te vernemen
den naam, waaronder hij reisde.
Ik ging naar beneden om te dineeren, en deed mij flink te
goed. Het smaakte mij werkelijk uitstekend. Ik verkeerde in eene
opgeruimde stemming, en nam een half fleschje sherry in plaati
van mijn gewonen port. Dit onderzoek zou door mij met veel
succes ten einde worden gebracht. Be begreep, dat het m{j bo-
roemd moest maken. Terwijl de frausche politie en de engelsohe
detectiven nog bij den zwarten kofler verwijlden en miss Simp-
kinson met hunne verhooren kwelden, had ik al de draden van
het geheim reeds in mijn hand. Philip Harvey kon nog wel ont
snappen alvorens ik een besliste aanklacht tegen hem kon in
dienen, maar alvorens ik hem liet gaan, zou zijn familie zich
een groote geldelijke opoffering moeten getroosten. Dat was niet
meer dan billijk.
Terwijl ik in het genot van een glaasje sherry na het middag
maal een oogenblik zat te peinzen, liever gezegd een weinig zat
te dommelen in de gezellige koffiekamer ik was daar op dat
oogenblik geheel alleen werd ik plotseling opgeschrikt door
dat de deur met geweld werd geopend. Met veel gestommel trad
er iemand binneD, halt strompelend. Met een oogopslag zag ik,
dat het Philip Harvey was.
Hij had de slanke gestalte, de mooie trekken en het blonde
haar van zijn broeder, maar daarmee was ook de gelijkenis ge
ëindigd. Hij had niet de frissche gelaatskleur van zijn broeder,
noch zijne kelder blauwe oogen. Zijne wangen waren ingevallen
en met een angstigen, vluchtigen blik zag hij steeds om zich
heen.
Hij belde heftig, waarna hij over den met zand bestrooiden
vloer heen en weer liep. Toen de kellner binnenkwam bestelde
hij „nog een, heet en vooral sterk." Volgens myn oordeel had
hy reeds meer dan genoeg gehad.
Reeds een paar maal was hij mij voorbygeloopen, terwijl hy
zijdelingsche blikken op mij wierp; plotseling bleef hij voor mij
staan als iemand, die een plan heeft gevormd.
„Kunt gij praten?" zeide hij. „Zijt gij gezellig? Wat is di