HET LEGAAT
OOM STOMP.
BINNENLAND.
GEMENGD NIEUWS.
VAN
Evengoed als er menschen zyn, die
snen alleen kent en noemt by hunne
voornamen, Jan, Piet of Klaas, zoo zyn
er ook, wier voornaam zoo weinig wordt
gebruikt, dat zij er evengoed geen kon
den hebben. Zoo een was myn oom Stomp.
Weinig van zijn bekenden wiste dat hy
Frederik heette, voor zy het op zyn
grafzerk lazen en ik kan my zelfs niet
voorstellen,dat zijn moeder hem ooit anders
dan by zijn achternaam heeft aangespro-
ken.
Hy was getrouwd geweest, maar zyn
vrouw noemde hem nooit anders dan
Stomp en sprak altyd van hem als
mynheer Stomp. Zy geleken! samen meer
op een handelsvennootschap, dan op een
echtpaar, maar toen zy na eenige jaren
met hem getrouwd geweest te zijn, stierf,
betreurde hy haar diep, hoe hard hy ook
was en hoe ruw hy somtyds wezen kon.
Natuurlyk is niemand onzer ontoegan
kelijk voor gevoel en zy, die het willen
verbergen, het minst van allen. Hoewei
geen rouwband om zyn hoed liet
maken, betreurde hy haar dus opreeht,
sloot baar kleeren en juweelen weg en
legde hare boeken, meest over huishou
ding en koken, in een glazen kast alsof
het meloenen of komkommers waren.
Er was een zacht plekje in oom Stomps
gemoed -en zyn nichtje Sophie wist dat
te vinden. Dat kon ook wel niet anders
want een liever meisje dan Sophie May-
hew kan men zich niet voorstellen.
Toen hare ouders, een jaar of wat na
hare geboorte, overleden, nam oom Stomp
haar als kind aan en voedde haar voor
beeldig op, behalve iu een opzicht: hy
wilde haar niet laten trouwen met den
man harer keuze. Die man was ik en
oom Stomp zei altyd maar, dat hy in
principe tegen ons huwelyk was. We pasten
niet by elkaar, beweerde hy.
Nu was ik, als klerk en secretaris van
oom Stomp, genoodzaakt van een klein
salariB te leven, en het was een groote
troost, dat ik met Sophie onder hetzelfde
dak leefde. Ik wist dat ik op haar reke
nen kon, hoewel oom Stomp mij weinig
hoop liet en onder anderen op zekeren dag
eens tot my zei:
„Hoor eens, jongeheer Karei, ik geloof,
dat je wenschen je geen eer aandoen.
Misschien is het niet enkel geldzucht,
maar je begrijpt wel, dat Sophie myn
erfgenaam wezen zal en jij hebt niets
dan een inkomen van duizend golden
per jaar. Je bent dus een gewone fortuin
jager. Vind je zelf niet?"
Ik antwoordde, dat ik Sophie zóo lief had,
dat de gedachte aan geld nooit by my
opgekomen was.
„Dan heb ik die nu by je opgewekt,"
zei hy, „en je zoudt kunnen denken, dat
als, ik dood beD, myn nichtje je toch
trouwen zal. Neen, mannetje, dat zal ik
beletten. By testament aal ik bepalen,
dat haar man een ton gouds moet be
zitten. Trouwt Sophie met iemand, die
minder heeft, dan komt myn geld aan de
andere familie. Ik denk niet, dat je haar
berooid zou willen maken en ik hoop dat
deze mededeeling een eind zal maken
aan dien onzin tusschen jelui."
Ik antwoordde hierop, dat ik niet kon
veronderstellen dat een man met mensche
lyk gevoel (dat was hy) zyn naasten
bloedverwant (behalve Sophie) dat was
ik, zonder een cent op de wereld zou
laten.
Hierop grinnikte hij zeer ongepast en
bromde iets over „duivelsche onbe
schaamdheid." Ik praatte nog verder door,
maar hy antwoordde alleen met een tar
tend keelgeluid, dat mij deed besluiten
om verder maar te zwygen.
Hoewel wy onder hetzelfde dak ver
toefden, zag ik Sophie zelden daar ik
tot etenstyd hard werkte in mijn ooms
kantoor, en daar zy weinig uitging, kon
ik haar bijna nooit alleen spreken. Ik
schreef haar iederen avond lange brieven
en schoof die onder de kamerdeur, wan
neer ik 's morgens vroeg aan het ontby t
kwam. Die brieven waren zeer teeder
en hoopvol en gewaagden van het groote
fortuin, dat ik eens hoopte te veroveren.
Zy antwoordde op dezelfde manier, ver
maande mij om vooral goeden moed te
houden, maar altyd gewaagde zij van
hare plichten tegenover oom Stomp en
ik ben er van overtuigd, dat zij te veel
van ons beider oom hield, dan dat zy
er in toegestemd zou hebben, om in het
geheim met my te trouwen, ondersteld
dat ik zooiets had voorgeslagen. Al haar
brieven hield ik saamgebonden met een
rose lint, in myn kamer en las ze over
en nog eens over.
Ik geloof dat zy dat ook deed. Geen
onzer droomde, dat dit plotseling een
einde nemen zou.
In oom Stomps kantoor stond een
kleine, eikenhouten schryftafel waarin
Sophie een handwerkje had gemaakt en
die hy altijd gebruikte. Herhaaldelijk
had ik hem gezegd, dat ik hem het bezit
vao dit stuk meer dan iets anders be-
nydde. Op zekeren morgen schoof hy de
schryftafel open en haalde er tot mijn
niet geringen toorn een pak brieven uit,
saamgebonden met rose lintSophie's
brieven aan my
„Ik heb deze in je kamer gevonden,
jong mensch en ze zyn de laatste die je
nichtje zal schryven. Sophie heeft my
beloofd je niet meer te schrijven, op voor
waarde dat ik de brieven niet zal ver
nietigen. Ze zullen in deze schryftafel
dos veilig wezen."
Woedend riep ik uit: „Als gij myn
kamer door snuffelt, hebt gij ze zeker
ook gelezen
„Denk je dat?" aei hy met een toornigen
blik, dien ik nooit vergeten zal. Hiermee
deed ik hem onrecht, want hy was te
veel gentleman om zooiets te doen. Ik
maakte das een soort van excuus, maar
hy antwoordde alleen „Als ik dood ben
zul je ze terug hebben
Overigens spraken we er niet verder
over, maar ik gevoelde dat mijn kans
nu geheel verkeken was.
Ongeveer zes weken later werd myn
oom door eene plotselinge ongesteldheid
overvallen, die naar my bleek ernstige
gevolgen kon hebben. De dokter toch
vertelde my, dat ooms hart was aang
en dat een tweede aanval zyn dood ten
gevolge kon hebben. Ook aan oom Stomp
zelf deelde de arts dat mee. Oom ontving
de tijding met kalmte, zeggende dat
zyn zaken in orde waren, zoodat hij
ieder oogenblik kon sterven. Hij gedroeg
zich jegens ons evenals vroeger, wellicht
alleen wat teederder voor Sophie.
In deze dagen was oom bozig met
eenige effecten te verkoopen en andere
te ruilen. Zoo kreeg hy op zekeren avond
een som van honderd en twintig duizend
gulden van zyn makelaar en daar het
te laat was, om het geld nog naar zyn
bankier te brengen, sloot by zijn bankno
ten weg in zijn lessenaar.
Den volgenden morgen vond men hem
dood in zijn bod.
Sophie was door dit sterfgeval meer
getroffen dan ik, en toen het testament
zou worden geopend, wilde zQ er niet
by z'in, maar verwees den notaris
naar my.
„Ik geloof ook, dat dit op hetzelfde
neerkomt," zei hy met een vroolyken
glimlach. „Ziet ge, gy beiden zyt de
eenige erfgenamen én zult zeker weldra
éen zyn. Uw oom heeft in zyn testament
uw nichtje verboden iemand te trouwen,
die minder dan honderdduizend gulden
bezit en hy heeft tegelijk u iets meer
dan die som nagelaten klaarblykelyk met
het doel dat gij en juffrouw Sophie zoudt
trouwen."
„Die goede man," mompelde ik ver
ward, niet wetende wat ik hoorde.
„Ja, de manier waarop hij u dit geld
nalaat, is al heel wonderlyk. Ik laat
zoo staat er in het testament, aan mij
neef Jan Stomp, myn schryftafel na, met
alles wat er in is. Daar in de schryftafel
ook het geld was, behoort dit er na
tuurlyk by."
Ik ben geen man van de wet en be
hoefde dHS de uitlegging van den notaris
niet te weerspreken, maar ik denk dat als
oom Stomp een dag langer had geleefd,
hij het geld naar zyn bankier gebracht
en my by zyn dood niets dan de schrijf
tafel met Sophie's brieven erin, nagelaten
zou hebben.
Enfin, we zyn getrouwd en zij is het
liefste vrouwtje dat er op de wereld is
te vinden.
{Slat).
Als herinnering aan de walvischvangst
trekt ook de aandacht de groote schil
derij °P P&ne0l> waarop de geheele ge
schiedenis is voorgesteld van het avon
tuur, Ao 1668 aan Cornelis Gerritsz.
Jongekees, houtkooper en Groenlandsch
commandeur te Zaandam, op een zyner
tochten in de IJszee overkomen. Door
hem en zijn volk werd een groote ijsbeer
achtervolgd; het dier, spoedig gewond,
vluchtte op een ijsschots en legde zich
neder als om te sterven. JoDg
sprong op de schots en liep naar hem
toe met het doel hem met den lans den
genadestoot te geven, toen het grimmige
dier zich eensklaps oprichtte en zyn aan
valler met een geweldigen sprong neder-
wierp. Voor hy hem echter verscheurde,
werd de aandacht van den beer afgeleid
door de kreten die de bootslisden aan
hieven, welke hun commandeur kwamen
ontzetten. Hy liet zijn prooi los en richtte
zich tot zyn nieuwe aanvallers. Jonge
kees, zich vry gevoelende hielp nu, hoe
wel nog met den doodschrik op het ge
laat, den beer, een der grootsten in zijn
soort, dooden en buit maken. Als her
innering aan dit feit ea zijn wonderbare
verlossing liet hy dit tafereel TerEewi-
gher Memorie maken door den schilder
Tetroe die ook nog een paar copiën heeft
geschilderd op doek; in zyn woonhuis op
den Hoogen Horn vond men het avon
tuur in een gevelsteen gebeiteld, op
wijnglazen is het geslepen, in zyn zilveren
cachet is het gegraveerd. Hij zelf droeg
na dien dag steeds den naam van den
„man onder den beer", en de familie-
overlevering verhaalt ons tevens, dat hy
nooit zyn natuurlijke kleur weder heeft
teruggekregen, altijd was zijn gelaat met
een doodelyk bleek overdekt, zooals ook
te zien is op het kleine olieverfportret
dat boven de schilderij hangt.
Rechts van de schilderij van don
onder den beer hangt een op doek ge
schilderde afbeelding van de overtoom op
deu Dam te Zaandam, een der copiën
(nog een is aanwezig) naar de schilderij
daarvan gemaakt op last van den scheeps
bouwmeester en houthandelaar Meindert
Gysen te Zaandam. Deze overtoom geeft
ons het bewys dat de oude Zaankantors
niet tegen een groote onderneming op
zagen. Toen op de scheepswerven aan
Achterzaan steeds grooter kielen
gebouwd werden, te breed voor de sluizen
die in de Dam waren, vroegen de eige-
1608 octrooi aan om aan de
westzyde van den Dam den overtoom
mogen aanleggen, waarover been de
ieuwgebouwde schepen werden gewon
den, die dan in de Voorzan verder
werden afgetimmerd en opgetuigd. Meer
dan honderd jaren heeft dit werk dienst
doch op den duur was het niet
meer uitvoerbaar de schepen over te
winden, daar deze telkens langer en
zwaarder gemaakt werden en de overtoom
zelve door den tand des tyds niet voor
uitging en gebrekkig werd. Hoeveel
schepen er in het geheelj zijB overge
wonden is niet bekend; van 2 Augustus
1692 17 Juni 1694 was het aantal
63, zynde de meeste in zoo korten tyd.
Van 27 October 1700 10 Maart 1718,
toen het laatste schip werd overgehaald,
telt men nog 97 schepen, die overgewon
den zyn. Den 7 Mei 1718 werd het werk
afgekeurd, de reeders van den Overtoom
lieten alles wegnemen en den dam op-
hoogen en bestraten.
Onder de blauwe borden en kommen
aan den wand en de kast vindeD wij vele
van Hendrik Klinkert en zijn vader afkom
stig, met voorstellingen van molensen sche
pen. De portretten hebben veel van hun
frischheid verloren, daar het crayon groo-
tendeels is weggeveegd, door de onhandig
heid van een vroegere schoonmaakster,
meer bezield met yver voor haar arbeid,
dan bekend met den aard van pastel
schilderwerk. Waarschijnlijk zyn op deze
wijze ook de pastelportretten van een
paar Zaansche vrouwen o.a. de dochter
van den schilder Jochem de Vries, en
dat van notaris Hendrik Christiaan Göbel,
tevens secretaris der banne Westzaanden,
later maire te Zaandam in verval geraakt.
Op dezen persoon heeft het fraai be
werkte tafereel met knipwerk betrekking.
Hy heeft zich door zyne bekwaamheden
en yver, hier eene positie weten te ver
overen, hoewel misschien de middelen
niet altyd even roijaal waren, zooals uit
zijn bijnaam van Heintje de Draaier
blijkt en de bescheiden uit dien tyd ons
aanwyzen. Zeker is het dat hij in de
politiek met alle winden mededraaide.
Langs de wanden hangen nog een aan
tal portretten, prenten en teekeningen
uit den historischen en topographischen
atlas welke het belangrijkste gedeelte der
verzameling Honig uitmaakt, en door
welks bezichtiging men op een aangena
me wyze de geschiedenis en de plaatse
lyke gesteldheid kan beoofenen en onder
zoeken.
Wanneer wy by deze drie verschil
lende rubrieken van plaatsverzan
nog een afdeeling voegen betrekking
hebbende op kleederdracht, zeden en ge
woonten, dan begrijpt een ieder wat ver
staan wordt onder den Zaaulandschen
historischen en topographischen
door J. Honig Jsz. Jr., bijeengebracht.
Voor deze soort verzamelingen werden
in ons land steeds vele liefhebbers ge
vonden.
Eenige voorwerpen van huiselijk ge
bruik bevinden zich in de noordelijke
kamer die met een gordijn is afgeschei
den. Zooals wij reeds tevoren hebben
opgemerkt behoort deze tot het oudBte
gedeelte van het huis, en blijkt dit dadelijk
uit den ouder wetschen schoorsteen van
fraaie blauwe tegels opgetrokken, die zich
tegen den zolder welft. Tegen den schoor
steen hangt een antiek spiegeltje met een
bykorf versierd, behoord hebbende aan de
familie Honig. Het plafond is boogvormig;
niet onmogelijk is het, dat dit in later
tyd gemaakt is en dat by wegbreken
een zoldering met balken te voorschijn
komt, hetwelk nader onderzocht kan
worden, wanneer de financieele toestand
van de Vereeniging het zal toelaten deze
kamer geheel tot een ouderwetseh Zaansch
vertrek in te richten met passende meubi-
leering. Thans maakt de kamer hierop
geen aanspraak, al is de vloer bedekt
met matten en zyn de wanden imitatie
eikenhout geschilderd. Deze kleur voldoet
by den blauwen schoorsteen zeer goed.
doch meerder afwisseling met andere
tinten van blauw en grijsmarmer zullen
noodig zijn wanneer het vertrek later
eens geheel oud Zaansch zal worden in
gericht.
De meubels bestaan uit een ovale
tafel, die flappen kan, met een drietal
matten stoelen met lage ruggen. Op den
tafel ligt een damast servet waarin bij
korven en den naam Honig zijn gewe
ven. Twee stoelen met hooge ruggen
staan langs den schoorsteen. Wy vinden
hier nog een bijbelstandaard, een haard
schutje van hout, beschild rd met
molenmakers werf van J. Verheul by de
sluis te Koog, benevens een antiek ge
sneden brakje. In het midden van het
plafond hangt een voorstelling Jvan de
walvisehvangst, welke eertijds het kan
toor der firma Loiwe te Zaandam heeft
versierd.
Verschillende vrouwenkleeren zyn aan
wezig, welke op een geschikte wijze
kunnen bezichtigd worden, daar een drie
tal rieten poppen er mede bokleed zijn,
Wellicht had deze of gene liever een
groep personen in ouderwetsche kleeding
nagebootst gezien op de wyze zooals men
die in het Rijksmuseum aantreft; doch
waar de middelen ontbreken tot een der
gelijke uitgave, zoo is de hier gevolgde
wijze van het ter bezichtiging ophangen
van kleederen zeer doelmatig en aan te
bevelen, daar men met goedkoops, ruw
bewerkte levensgroots poppen slechts
carricaturen gekregen zou hebben. Wat
nu betreft de kleeding, deze bestaat,
weder met variatie van stof en kleur,
uiteen zyden jak, „kassekien" gehee-
ten, van zyde: bovenrokken,| „wag-
den" genoemd, van damasten sydc ea
onderrokken van grein, sarge of spiegel
damast. Het kassekien is laag bij de
borst uitgesneden en vandaar tet aan d«
hals met een kamerijkschen of fijn lin
nen doek (kroplag) bedekt, als voorschoot
werd een lang schortel van Oost Indisch,
Haarlem8ch of zijden bont gedragen. De
mouwen reiken even over den elleboog:
voor de bedekking van den beneden arm
werden gebruikt zyden of fluweelen wan
tjes, welke des winters met bont gevoerd
waren. Het schoeisel bestond uit hoog
gehielde muiltjes van zyde of fluweel,
later uit schoenen met gespen. Als bij
het costuam behoorende vinden wy nog
linten, beageltasschen en bruidsbouquet
ten van zilverdraad. Tot ons leedwezen
knnnen wy hier niet een origineele voor
stelling van een Zaansche kap vertoonen
met zyne vele sieraden van goud of ju
weel. Over deze kap werd vroeger bui
tenshuis de kaper gedragen, van zyde
gemaakt en in verschillende kleuren
voorkomende als zwart, paarsch
blauw, die zeer geschikt was ten opzichte
van het kostbare tooisel, hetwelk er niet
door beschadigd kon worden. Later wer
den ook flodderhoeden van zyde gebruikt,
zooals blykt uit een ingezonden exem
plaar. Ook waren stroohoeden in ge
bruik, doch niet by alle klassen deze
kwamen het meest voor in Assendelft
en Krommenie. De groote hoed, dien wy
hier dan ook zien, draagt den naam van
Assendelftschen hoed. De andere stroo
hoed, ook nog wel van fatsoenlyke
grootte, is reeds kleiner en zal wol we
der een latere periode vertegenwoordigen;
de vorm is iets anders, meer gebogen en
doet denken aan het boerenhoedje uit
deze eeuw, welke nog door een enkele
vrouw uit den arbeiderstand, doch die
uit den boerenstand dikwyls, wordt ge
dragen.
Een der bovenvertrekken in betraad-
huis zal ingericht wordeo tot boeken
kamer. Of de geheele historische en
letterkundige boekenschat in dit vertrek
een plaats kan vinden, is nog niet uit
te maken, doch zeker zullen behalve de
Zaansche bibliotheek verschillende oiide
en nieuwere werken over Nederlandsche
geschiedenis en oudheidkunde, plaatsbe
schrijving, reisbeschrijvingen, enz. er
vertegenwoordigd zyn. De rijke verza
meling van boeken en geschriften op de
Zaanlanden betrekking hebbende, zullen
er een bizondere plaats innemen. Hoewel
deze niet op volledigheid kan aanspraak
maken, zoo is het toch zeker, dat de
verzameling zeer belangrijk is en er
voor Jacob Honing Jansz. Junior nooit
een dergelijke bijeen is geweest. Men
vindt er in wat over de Zaan en hare
geschiedenissen, zeden en gewoonten ge
schreven is, wat betrekking heeft op den
handel en ny verheid verder de vroegere
aan de Zaan uitgegeven werken en wer
ken door de Zaankanters geschieven,
o. a. een volledige collectie van hetgene
de oudste Zaansche geschiedschrijver
Hendrik Jacobsz. Soeteboom in het licht
heeft gegeven. Verder een groote col
lectie leerredenen en redevoeringen
mopjes en liederboekjes, gelegenheids
verzen, bruiloft- en lykdichten, enz. en
onder de handschriften vele memorie
boekjes en dagregisters, sche
reisjournalen. Deze geheele verzameling
genummerd en in rubrieken gebracht,
zal zoo spoedig als deze arbeid gereed
is als een afzonderlijke uitgave in druk
verschijnen. Oofi: zullen daarin opgeno
men worden de kaarten, platen en tee
igen, die de historische en topo
grafische atlas uitmaken, waarvan reeds
meermalen in dit boekje gesproken is.
Alles zal dan uitvoeriger beschreven
worden, met vermelding der teekenaars.
graveurs, afmetingen, enz., waartoe de
beknoptheid van dit geschrift zich niet
mocht leenen.
dier bons had weten te bemachtigen.
Na zyne daad bekend te hebben, is hjj
naar het huis van bewaring overgebracht.
Rechtszaken.
Voor het kantongerecht te Emmen
werd Donderdag behandeld de vroeger
vermelde zaak tegen Roelof O.,
arbeider te Nieuw Amsterdam. (Overtre-
ding van art. 450 W. v. S.). Uit de
verklaringen der getuigen bleek, dat de
9 jarige J. W. W. op ongeveer 2 meter
van den wal ia het water met den dood
lag te worstelen, terwyl O. zich met eea
kruiwagen aan die zijde van het kanaal
bevond. Hoewel aan bekl. door de getui
gen, die aan de overzyde van het kanaal
waren, herhaaldelijk werd toegeroepen om.
of ziGh te water te begeven hetgeen
hij zonder gevaar voor zich zeiven kon
doeo, daar er slechts weinig water stond
of zyn boezeroen uit te trekken en die
den drenkeling toe te gooien, niets
geholpen. Onverschillig was hy blijven
staan, en zich ten slotte verwijderende
had hy gezegd „ik verd. het, ik
wil niet verz.
De getuige Broer Vos, vervener te
Nieuw-Amsterdam, was nog in alleryl
over een verderop gelegen brug naar de
overzijde geloopen, doch kwam helaas te
laat. Het knaapje was toen in de diepte
verdwenen en hoewel hij zich onmiddel
lijk te water begaf, mocht het eerst na
gernimen tyd gelukken den drenkeling op
te vis8chen. De levensgeesten waren toen
voor goed geweken.
Beklaagde, een niet erg snugger uit
ziend persoon, beweerde ter terechtzit
ting het kind niet gered te kunnen!
ben zonder gevaar voor zich zelf te
duchten.
De ambtenaar van het O. M., mr. J.
P. Hofstede, wees er op dat gelukkig
deze overtreding in ons vaderland hoogst
zelden voorkomt. Hy herinnerde er aan
hoe in de Tweede Kamer bij de beraad
slaging over dit artikel de strafbaarstelling
dezer overtreding als ODnoodig was
streden. De heer Donner had zelfs
beweerd, „dat niemand hier te lande
zoo hardvochtig zou zyn en was dat al
net geval, dan zou hy zulk een onmensch
liever overlaten aan de straf van het
greintje menschelijkheid dat in hem was
overgebleven, en aan de verontwaardiging
van het publiek over zulk een daad."
Thans echter was het nut van het b
waste artikel gebleken. Tegen den bekl.
eisebte hy bet mattmum der straf,
maanden hechtenis.
De kantonrechter bepaalde de uitspraak
op 18 Aag. a. s.
Naar men uit Loosdrech
sehryft, is Dinsdag op het Merwede
kanaal nog een treurig ongeval gebeurd.
Uit „aardigheid" werd van de wal een
doode rat geworpen naar een bootje,
waarin zeven personen waren gezeten,
Het zevental ontweek den rat door allen
naar éen zyde te vluchten, doch daardoor
kantelde het vaartuig en allen vielen in
het water. Zes der drenkelingen werden
gered, doch de zevende, een twee en-
twintigjarig meisje uit Loenen, werd
levenloos opgehaald.
Door de politie te 's-H e r t o
genbosch is aangehouden een requesten
schryver, als verdacht van valschheidin
geschrifte en wel door het nabootsen van
bijna 500 briefjes voor brood, ryst, steen
kolen enz., zooals die aan de armen van
de parochie St. Pieter aldaar uitgereikt
worden, welke waren hy door middel
Een hevige brand heeft Don-
derdag nacht de groote spinnerij vao
Loth naby Brussel geheel verwoest. Tegen
uur in den avond braken de vlammen
uit. Ongelukkig waren de bluschmiddelen
onvoldoende, de pompen waren defect en
onbruikbaar de burgemeester seiDde naar
Brussel vom hulp. Men zond de brand»
weer met een stoomspuit en deze slaagde
er in een der kantoren, het eenige deel, dat
door het vuur nog niet was aaogetast, t
behouden. Tegen middernacht stortte de
muur in aan den kant der Senne, i
brandman kreeg een groot steeoblok op
den rug en werd zeer bedenkelijk
wond. Eerst omstreeks 6 uur was het
vuur bedwongen. Er is voor omstreeks
1,000,000 frs. schade aangericht en 150
gezinnen zyn door werkeloosheid in el
lende gedompeld.
Men is voornemens, de wan
den der londensche beurs te beschilde
ren met tooneelen uit de geschiedenis
der city. Sir Fred. Leighton heeft reeds
boden, kosteloos een vak te beschil
deren en Snowden een ander. De overige
vakken zullen alle door bekende Engel-
sche kunstenaars worden beschilderd.
Generaal Friedrich Bran-
denburg, gewezen adjudant van keizer
Wilhelm I, is te Berlijn in den ouder
dom van 80 jaar overleden. Hij was
de oudste zoon van graaf Brandenburg,
die in 1848 eerste minister in Pruisen
wasmet hem sterft zyn geslacht uit«-
Een pi a n o f a b r i k a n t hadte
Weenen op de muziektentoonstelling een
reusachtige bi vleugel tentoongesteld,
op welken hy concerten wilde doen ge
ven. Het bestuur verzette zich er tegen,
aanvoerende dat de grasperken in den
tuin rondom het gebouw waar de vleugel
staat, door de luisteraars beschadigd zou»
den worden. De fabrikant heeft het bestuur
zyne verontschuldigingen aangeboden -
hij had gemeend in te zenden op? eene mu
ziektentoonstelling, en niet op een ten
toonstelling van gras.
Te Guadalaxara, is bericht
ontvangen dat groote verwoesting is
aangericht en groote schade veroorzaakt
door eene vreeselljke aardbeving, die
op 30 Juli te San Cristobal hoeft plaats
gehad. Openbare gebouwen en kerken
hebben veel geledenomstreeks 15000
personen zyn uit hunne woningen ge
vlucht.
Men vreest dat deze aardbeving de
voorlooper is van een aanstaande vul
kanische uitbarsting. Er heerscht een
paniek.
Guadalaxara dat 70.000 inwoners telt,
heeft in 1818 door een aardbeving veel