HET LEGAAT OOM STOMP. BINNENLAND. GEMENGD NIEUWS. VAN Evengoed als er menschen zyn, die snen alleen kent en noemt by hunne voornamen, Jan, Piet of Klaas, zoo zyn er ook, wier voornaam zoo weinig wordt gebruikt, dat zij er evengoed geen kon den hebben. Zoo een was myn oom Stomp. Weinig van zijn bekenden wiste dat hy Frederik heette, voor zy het op zyn grafzerk lazen en ik kan my zelfs niet voorstellen,dat zijn moeder hem ooit anders dan by zijn achternaam heeft aangespro- ken. Hy was getrouwd geweest, maar zyn vrouw noemde hem nooit anders dan Stomp en sprak altyd van hem als mynheer Stomp. Zy geleken! samen meer op een handelsvennootschap, dan op een echtpaar, maar toen zy na eenige jaren met hem getrouwd geweest te zijn, stierf, betreurde hy haar diep, hoe hard hy ook was en hoe ruw hy somtyds wezen kon. Natuurlyk is niemand onzer ontoegan kelijk voor gevoel en zy, die het willen verbergen, het minst van allen. Hoewei geen rouwband om zyn hoed liet maken, betreurde hy haar dus opreeht, sloot baar kleeren en juweelen weg en legde hare boeken, meest over huishou ding en koken, in een glazen kast alsof het meloenen of komkommers waren. Er was een zacht plekje in oom Stomps gemoed -en zyn nichtje Sophie wist dat te vinden. Dat kon ook wel niet anders want een liever meisje dan Sophie May- hew kan men zich niet voorstellen. Toen hare ouders, een jaar of wat na hare geboorte, overleden, nam oom Stomp haar als kind aan en voedde haar voor beeldig op, behalve iu een opzicht: hy wilde haar niet laten trouwen met den man harer keuze. Die man was ik en oom Stomp zei altyd maar, dat hy in principe tegen ons huwelyk was. We pasten niet by elkaar, beweerde hy. Nu was ik, als klerk en secretaris van oom Stomp, genoodzaakt van een klein salariB te leven, en het was een groote troost, dat ik met Sophie onder hetzelfde dak leefde. Ik wist dat ik op haar reke nen kon, hoewel oom Stomp mij weinig hoop liet en onder anderen op zekeren dag eens tot my zei: „Hoor eens, jongeheer Karei, ik geloof, dat je wenschen je geen eer aandoen. Misschien is het niet enkel geldzucht, maar je begrijpt wel, dat Sophie myn erfgenaam wezen zal en jij hebt niets dan een inkomen van duizend golden per jaar. Je bent dus een gewone fortuin jager. Vind je zelf niet?" Ik antwoordde, dat ik Sophie zóo lief had, dat de gedachte aan geld nooit by my opgekomen was. „Dan heb ik die nu by je opgewekt," zei hy, „en je zoudt kunnen denken, dat als, ik dood beD, myn nichtje je toch trouwen zal. Neen, mannetje, dat zal ik beletten. By testament aal ik bepalen, dat haar man een ton gouds moet be zitten. Trouwt Sophie met iemand, die minder heeft, dan komt myn geld aan de andere familie. Ik denk niet, dat je haar berooid zou willen maken en ik hoop dat deze mededeeling een eind zal maken aan dien onzin tusschen jelui." Ik antwoordde hierop, dat ik niet kon veronderstellen dat een man met mensche lyk gevoel (dat was hy) zyn naasten bloedverwant (behalve Sophie) dat was ik, zonder een cent op de wereld zou laten. Hierop grinnikte hij zeer ongepast en bromde iets over „duivelsche onbe schaamdheid." Ik praatte nog verder door, maar hy antwoordde alleen met een tar tend keelgeluid, dat mij deed besluiten om verder maar te zwygen. Hoewel wy onder hetzelfde dak ver toefden, zag ik Sophie zelden daar ik tot etenstyd hard werkte in mijn ooms kantoor, en daar zy weinig uitging, kon ik haar bijna nooit alleen spreken. Ik schreef haar iederen avond lange brieven en schoof die onder de kamerdeur, wan neer ik 's morgens vroeg aan het ontby t kwam. Die brieven waren zeer teeder en hoopvol en gewaagden van het groote fortuin, dat ik eens hoopte te veroveren. Zy antwoordde op dezelfde manier, ver maande mij om vooral goeden moed te houden, maar altyd gewaagde zij van hare plichten tegenover oom Stomp en ik ben er van overtuigd, dat zij te veel van ons beider oom hield, dan dat zy er in toegestemd zou hebben, om in het geheim met my te trouwen, ondersteld dat ik zooiets had voorgeslagen. Al haar brieven hield ik saamgebonden met een rose lint, in myn kamer en las ze over en nog eens over. Ik geloof dat zy dat ook deed. Geen onzer droomde, dat dit plotseling een einde nemen zou. In oom Stomps kantoor stond een kleine, eikenhouten schryftafel waarin Sophie een handwerkje had gemaakt en die hy altijd gebruikte. Herhaaldelijk had ik hem gezegd, dat ik hem het bezit vao dit stuk meer dan iets anders be- nydde. Op zekeren morgen schoof hy de schryftafel open en haalde er tot mijn niet geringen toorn een pak brieven uit, saamgebonden met rose lintSophie's brieven aan my „Ik heb deze in je kamer gevonden, jong mensch en ze zyn de laatste die je nichtje zal schryven. Sophie heeft my beloofd je niet meer te schrijven, op voor waarde dat ik de brieven niet zal ver nietigen. Ze zullen in deze schryftafel dos veilig wezen." Woedend riep ik uit: „Als gij myn kamer door snuffelt, hebt gij ze zeker ook gelezen „Denk je dat?" aei hy met een toornigen blik, dien ik nooit vergeten zal. Hiermee deed ik hem onrecht, want hy was te veel gentleman om zooiets te doen. Ik maakte das een soort van excuus, maar hy antwoordde alleen „Als ik dood ben zul je ze terug hebben Overigens spraken we er niet verder over, maar ik gevoelde dat mijn kans nu geheel verkeken was. Ongeveer zes weken later werd myn oom door eene plotselinge ongesteldheid overvallen, die naar my bleek ernstige gevolgen kon hebben. De dokter toch vertelde my, dat ooms hart was aang en dat een tweede aanval zyn dood ten gevolge kon hebben. Ook aan oom Stomp zelf deelde de arts dat mee. Oom ontving de tijding met kalmte, zeggende dat zyn zaken in orde waren, zoodat hij ieder oogenblik kon sterven. Hij gedroeg zich jegens ons evenals vroeger, wellicht alleen wat teederder voor Sophie. In deze dagen was oom bozig met eenige effecten te verkoopen en andere te ruilen. Zoo kreeg hy op zekeren avond een som van honderd en twintig duizend gulden van zyn makelaar en daar het te laat was, om het geld nog naar zyn bankier te brengen, sloot by zijn bankno ten weg in zijn lessenaar. Den volgenden morgen vond men hem dood in zijn bod. Sophie was door dit sterfgeval meer getroffen dan ik, en toen het testament zou worden geopend, wilde zQ er niet by z'in, maar verwees den notaris naar my. „Ik geloof ook, dat dit op hetzelfde neerkomt," zei hy met een vroolyken glimlach. „Ziet ge, gy beiden zyt de eenige erfgenamen én zult zeker weldra éen zyn. Uw oom heeft in zyn testament uw nichtje verboden iemand te trouwen, die minder dan honderdduizend gulden bezit en hy heeft tegelijk u iets meer dan die som nagelaten klaarblykelyk met het doel dat gij en juffrouw Sophie zoudt trouwen." „Die goede man," mompelde ik ver ward, niet wetende wat ik hoorde. „Ja, de manier waarop hij u dit geld nalaat, is al heel wonderlyk. Ik laat zoo staat er in het testament, aan mij neef Jan Stomp, myn schryftafel na, met alles wat er in is. Daar in de schryftafel ook het geld was, behoort dit er na tuurlyk by." Ik ben geen man van de wet en be hoefde dHS de uitlegging van den notaris niet te weerspreken, maar ik denk dat als oom Stomp een dag langer had geleefd, hij het geld naar zyn bankier gebracht en my by zyn dood niets dan de schrijf tafel met Sophie's brieven erin, nagelaten zou hebben. Enfin, we zyn getrouwd en zij is het liefste vrouwtje dat er op de wereld is te vinden. {Slat). Als herinnering aan de walvischvangst trekt ook de aandacht de groote schil derij °P P&ne0l> waarop de geheele ge schiedenis is voorgesteld van het avon tuur, Ao 1668 aan Cornelis Gerritsz. Jongekees, houtkooper en Groenlandsch commandeur te Zaandam, op een zyner tochten in de IJszee overkomen. Door hem en zijn volk werd een groote ijsbeer achtervolgd; het dier, spoedig gewond, vluchtte op een ijsschots en legde zich neder als om te sterven. JoDg sprong op de schots en liep naar hem toe met het doel hem met den lans den genadestoot te geven, toen het grimmige dier zich eensklaps oprichtte en zyn aan valler met een geweldigen sprong neder- wierp. Voor hy hem echter verscheurde, werd de aandacht van den beer afgeleid door de kreten die de bootslisden aan hieven, welke hun commandeur kwamen ontzetten. Hy liet zijn prooi los en richtte zich tot zyn nieuwe aanvallers. Jonge kees, zich vry gevoelende hielp nu, hoe wel nog met den doodschrik op het ge laat, den beer, een der grootsten in zijn soort, dooden en buit maken. Als her innering aan dit feit ea zijn wonderbare verlossing liet hy dit tafereel TerEewi- gher Memorie maken door den schilder Tetroe die ook nog een paar copiën heeft geschilderd op doek; in zyn woonhuis op den Hoogen Horn vond men het avon tuur in een gevelsteen gebeiteld, op wijnglazen is het geslepen, in zyn zilveren cachet is het gegraveerd. Hij zelf droeg na dien dag steeds den naam van den „man onder den beer", en de familie- overlevering verhaalt ons tevens, dat hy nooit zyn natuurlijke kleur weder heeft teruggekregen, altijd was zijn gelaat met een doodelyk bleek overdekt, zooals ook te zien is op het kleine olieverfportret dat boven de schilderij hangt. Rechts van de schilderij van don onder den beer hangt een op doek ge schilderde afbeelding van de overtoom op deu Dam te Zaandam, een der copiën (nog een is aanwezig) naar de schilderij daarvan gemaakt op last van den scheeps bouwmeester en houthandelaar Meindert Gysen te Zaandam. Deze overtoom geeft ons het bewys dat de oude Zaankantors niet tegen een groote onderneming op zagen. Toen op de scheepswerven aan Achterzaan steeds grooter kielen gebouwd werden, te breed voor de sluizen die in de Dam waren, vroegen de eige- 1608 octrooi aan om aan de westzyde van den Dam den overtoom mogen aanleggen, waarover been de ieuwgebouwde schepen werden gewon den, die dan in de Voorzan verder werden afgetimmerd en opgetuigd. Meer dan honderd jaren heeft dit werk dienst doch op den duur was het niet meer uitvoerbaar de schepen over te winden, daar deze telkens langer en zwaarder gemaakt werden en de overtoom zelve door den tand des tyds niet voor uitging en gebrekkig werd. Hoeveel schepen er in het geheelj zijB overge wonden is niet bekend; van 2 Augustus 1692 17 Juni 1694 was het aantal 63, zynde de meeste in zoo korten tyd. Van 27 October 1700 10 Maart 1718, toen het laatste schip werd overgehaald, telt men nog 97 schepen, die overgewon den zyn. Den 7 Mei 1718 werd het werk afgekeurd, de reeders van den Overtoom lieten alles wegnemen en den dam op- hoogen en bestraten. Onder de blauwe borden en kommen aan den wand en de kast vindeD wij vele van Hendrik Klinkert en zijn vader afkom stig, met voorstellingen van molensen sche pen. De portretten hebben veel van hun frischheid verloren, daar het crayon groo- tendeels is weggeveegd, door de onhandig heid van een vroegere schoonmaakster, meer bezield met yver voor haar arbeid, dan bekend met den aard van pastel schilderwerk. Waarschijnlijk zyn op deze wijze ook de pastelportretten van een paar Zaansche vrouwen o.a. de dochter van den schilder Jochem de Vries, en dat van notaris Hendrik Christiaan Göbel, tevens secretaris der banne Westzaanden, later maire te Zaandam in verval geraakt. Op dezen persoon heeft het fraai be werkte tafereel met knipwerk betrekking. Hy heeft zich door zyne bekwaamheden en yver, hier eene positie weten te ver overen, hoewel misschien de middelen niet altyd even roijaal waren, zooals uit zijn bijnaam van Heintje de Draaier blijkt en de bescheiden uit dien tyd ons aanwyzen. Zeker is het dat hij in de politiek met alle winden mededraaide. Langs de wanden hangen nog een aan tal portretten, prenten en teekeningen uit den historischen en topographischen atlas welke het belangrijkste gedeelte der verzameling Honig uitmaakt, en door welks bezichtiging men op een aangena me wyze de geschiedenis en de plaatse lyke gesteldheid kan beoofenen en onder zoeken. Wanneer wy by deze drie verschil lende rubrieken van plaatsverzan nog een afdeeling voegen betrekking hebbende op kleederdracht, zeden en ge woonten, dan begrijpt een ieder wat ver staan wordt onder den Zaaulandschen historischen en topographischen door J. Honig Jsz. Jr., bijeengebracht. Voor deze soort verzamelingen werden in ons land steeds vele liefhebbers ge vonden. Eenige voorwerpen van huiselijk ge bruik bevinden zich in de noordelijke kamer die met een gordijn is afgeschei den. Zooals wij reeds tevoren hebben opgemerkt behoort deze tot het oudBte gedeelte van het huis, en blijkt dit dadelijk uit den ouder wetschen schoorsteen van fraaie blauwe tegels opgetrokken, die zich tegen den zolder welft. Tegen den schoor steen hangt een antiek spiegeltje met een bykorf versierd, behoord hebbende aan de familie Honig. Het plafond is boogvormig; niet onmogelijk is het, dat dit in later tyd gemaakt is en dat by wegbreken een zoldering met balken te voorschijn komt, hetwelk nader onderzocht kan worden, wanneer de financieele toestand van de Vereeniging het zal toelaten deze kamer geheel tot een ouderwetseh Zaansch vertrek in te richten met passende meubi- leering. Thans maakt de kamer hierop geen aanspraak, al is de vloer bedekt met matten en zyn de wanden imitatie eikenhout geschilderd. Deze kleur voldoet by den blauwen schoorsteen zeer goed. doch meerder afwisseling met andere tinten van blauw en grijsmarmer zullen noodig zijn wanneer het vertrek later eens geheel oud Zaansch zal worden in gericht. De meubels bestaan uit een ovale tafel, die flappen kan, met een drietal matten stoelen met lage ruggen. Op den tafel ligt een damast servet waarin bij korven en den naam Honig zijn gewe ven. Twee stoelen met hooge ruggen staan langs den schoorsteen. Wy vinden hier nog een bijbelstandaard, een haard schutje van hout, beschild rd met molenmakers werf van J. Verheul by de sluis te Koog, benevens een antiek ge sneden brakje. In het midden van het plafond hangt een voorstelling Jvan de walvisehvangst, welke eertijds het kan toor der firma Loiwe te Zaandam heeft versierd. Verschillende vrouwenkleeren zyn aan wezig, welke op een geschikte wijze kunnen bezichtigd worden, daar een drie tal rieten poppen er mede bokleed zijn, Wellicht had deze of gene liever een groep personen in ouderwetsche kleeding nagebootst gezien op de wyze zooals men die in het Rijksmuseum aantreft; doch waar de middelen ontbreken tot een der gelijke uitgave, zoo is de hier gevolgde wijze van het ter bezichtiging ophangen van kleederen zeer doelmatig en aan te bevelen, daar men met goedkoops, ruw bewerkte levensgroots poppen slechts carricaturen gekregen zou hebben. Wat nu betreft de kleeding, deze bestaat, weder met variatie van stof en kleur, uiteen zyden jak, „kassekien" gehee- ten, van zyde: bovenrokken,| „wag- den" genoemd, van damasten sydc ea onderrokken van grein, sarge of spiegel damast. Het kassekien is laag bij de borst uitgesneden en vandaar tet aan d« hals met een kamerijkschen of fijn lin nen doek (kroplag) bedekt, als voorschoot werd een lang schortel van Oost Indisch, Haarlem8ch of zijden bont gedragen. De mouwen reiken even over den elleboog: voor de bedekking van den beneden arm werden gebruikt zyden of fluweelen wan tjes, welke des winters met bont gevoerd waren. Het schoeisel bestond uit hoog gehielde muiltjes van zyde of fluweel, later uit schoenen met gespen. Als bij het costuam behoorende vinden wy nog linten, beageltasschen en bruidsbouquet ten van zilverdraad. Tot ons leedwezen knnnen wy hier niet een origineele voor stelling van een Zaansche kap vertoonen met zyne vele sieraden van goud of ju weel. Over deze kap werd vroeger bui tenshuis de kaper gedragen, van zyde gemaakt en in verschillende kleuren voorkomende als zwart, paarsch blauw, die zeer geschikt was ten opzichte van het kostbare tooisel, hetwelk er niet door beschadigd kon worden. Later wer den ook flodderhoeden van zyde gebruikt, zooals blykt uit een ingezonden exem plaar. Ook waren stroohoeden in ge bruik, doch niet by alle klassen deze kwamen het meest voor in Assendelft en Krommenie. De groote hoed, dien wy hier dan ook zien, draagt den naam van Assendelftschen hoed. De andere stroo hoed, ook nog wel van fatsoenlyke grootte, is reeds kleiner en zal wol we der een latere periode vertegenwoordigen; de vorm is iets anders, meer gebogen en doet denken aan het boerenhoedje uit deze eeuw, welke nog door een enkele vrouw uit den arbeiderstand, doch die uit den boerenstand dikwyls, wordt ge dragen. Een der bovenvertrekken in betraad- huis zal ingericht wordeo tot boeken kamer. Of de geheele historische en letterkundige boekenschat in dit vertrek een plaats kan vinden, is nog niet uit te maken, doch zeker zullen behalve de Zaansche bibliotheek verschillende oiide en nieuwere werken over Nederlandsche geschiedenis en oudheidkunde, plaatsbe schrijving, reisbeschrijvingen, enz. er vertegenwoordigd zyn. De rijke verza meling van boeken en geschriften op de Zaanlanden betrekking hebbende, zullen er een bizondere plaats innemen. Hoewel deze niet op volledigheid kan aanspraak maken, zoo is het toch zeker, dat de verzameling zeer belangrijk is en er voor Jacob Honing Jansz. Junior nooit een dergelijke bijeen is geweest. Men vindt er in wat over de Zaan en hare geschiedenissen, zeden en gewoonten ge schreven is, wat betrekking heeft op den handel en ny verheid verder de vroegere aan de Zaan uitgegeven werken en wer ken door de Zaankanters geschieven, o. a. een volledige collectie van hetgene de oudste Zaansche geschiedschrijver Hendrik Jacobsz. Soeteboom in het licht heeft gegeven. Verder een groote col lectie leerredenen en redevoeringen mopjes en liederboekjes, gelegenheids verzen, bruiloft- en lykdichten, enz. en onder de handschriften vele memorie boekjes en dagregisters, sche reisjournalen. Deze geheele verzameling genummerd en in rubrieken gebracht, zal zoo spoedig als deze arbeid gereed is als een afzonderlijke uitgave in druk verschijnen. Oofi: zullen daarin opgeno men worden de kaarten, platen en tee igen, die de historische en topo grafische atlas uitmaken, waarvan reeds meermalen in dit boekje gesproken is. Alles zal dan uitvoeriger beschreven worden, met vermelding der teekenaars. graveurs, afmetingen, enz., waartoe de beknoptheid van dit geschrift zich niet mocht leenen. dier bons had weten te bemachtigen. Na zyne daad bekend te hebben, is hjj naar het huis van bewaring overgebracht. Rechtszaken. Voor het kantongerecht te Emmen werd Donderdag behandeld de vroeger vermelde zaak tegen Roelof O., arbeider te Nieuw Amsterdam. (Overtre- ding van art. 450 W. v. S.). Uit de verklaringen der getuigen bleek, dat de 9 jarige J. W. W. op ongeveer 2 meter van den wal ia het water met den dood lag te worstelen, terwyl O. zich met eea kruiwagen aan die zijde van het kanaal bevond. Hoewel aan bekl. door de getui gen, die aan de overzyde van het kanaal waren, herhaaldelijk werd toegeroepen om. of ziGh te water te begeven hetgeen hij zonder gevaar voor zich zeiven kon doeo, daar er slechts weinig water stond of zyn boezeroen uit te trekken en die den drenkeling toe te gooien, niets geholpen. Onverschillig was hy blijven staan, en zich ten slotte verwijderende had hy gezegd „ik verd. het, ik wil niet verz. De getuige Broer Vos, vervener te Nieuw-Amsterdam, was nog in alleryl over een verderop gelegen brug naar de overzijde geloopen, doch kwam helaas te laat. Het knaapje was toen in de diepte verdwenen en hoewel hij zich onmiddel lijk te water begaf, mocht het eerst na gernimen tyd gelukken den drenkeling op te vis8chen. De levensgeesten waren toen voor goed geweken. Beklaagde, een niet erg snugger uit ziend persoon, beweerde ter terechtzit ting het kind niet gered te kunnen! ben zonder gevaar voor zich zelf te duchten. De ambtenaar van het O. M., mr. J. P. Hofstede, wees er op dat gelukkig deze overtreding in ons vaderland hoogst zelden voorkomt. Hy herinnerde er aan hoe in de Tweede Kamer bij de beraad slaging over dit artikel de strafbaarstelling dezer overtreding als ODnoodig was streden. De heer Donner had zelfs beweerd, „dat niemand hier te lande zoo hardvochtig zou zyn en was dat al net geval, dan zou hy zulk een onmensch liever overlaten aan de straf van het greintje menschelijkheid dat in hem was overgebleven, en aan de verontwaardiging van het publiek over zulk een daad." Thans echter was het nut van het b waste artikel gebleken. Tegen den bekl. eisebte hy bet mattmum der straf, maanden hechtenis. De kantonrechter bepaalde de uitspraak op 18 Aag. a. s. Naar men uit Loosdrech sehryft, is Dinsdag op het Merwede kanaal nog een treurig ongeval gebeurd. Uit „aardigheid" werd van de wal een doode rat geworpen naar een bootje, waarin zeven personen waren gezeten, Het zevental ontweek den rat door allen naar éen zyde te vluchten, doch daardoor kantelde het vaartuig en allen vielen in het water. Zes der drenkelingen werden gered, doch de zevende, een twee en- twintigjarig meisje uit Loenen, werd levenloos opgehaald. Door de politie te 's-H e r t o genbosch is aangehouden een requesten schryver, als verdacht van valschheidin geschrifte en wel door het nabootsen van bijna 500 briefjes voor brood, ryst, steen kolen enz., zooals die aan de armen van de parochie St. Pieter aldaar uitgereikt worden, welke waren hy door middel Een hevige brand heeft Don- derdag nacht de groote spinnerij vao Loth naby Brussel geheel verwoest. Tegen uur in den avond braken de vlammen uit. Ongelukkig waren de bluschmiddelen onvoldoende, de pompen waren defect en onbruikbaar de burgemeester seiDde naar Brussel vom hulp. Men zond de brand» weer met een stoomspuit en deze slaagde er in een der kantoren, het eenige deel, dat door het vuur nog niet was aaogetast, t behouden. Tegen middernacht stortte de muur in aan den kant der Senne, i brandman kreeg een groot steeoblok op den rug en werd zeer bedenkelijk wond. Eerst omstreeks 6 uur was het vuur bedwongen. Er is voor omstreeks 1,000,000 frs. schade aangericht en 150 gezinnen zyn door werkeloosheid in el lende gedompeld. Men is voornemens, de wan den der londensche beurs te beschilde ren met tooneelen uit de geschiedenis der city. Sir Fred. Leighton heeft reeds boden, kosteloos een vak te beschil deren en Snowden een ander. De overige vakken zullen alle door bekende Engel- sche kunstenaars worden beschilderd. Generaal Friedrich Bran- denburg, gewezen adjudant van keizer Wilhelm I, is te Berlijn in den ouder dom van 80 jaar overleden. Hij was de oudste zoon van graaf Brandenburg, die in 1848 eerste minister in Pruisen wasmet hem sterft zyn geslacht uit«- Een pi a n o f a b r i k a n t hadte Weenen op de muziektentoonstelling een reusachtige bi vleugel tentoongesteld, op welken hy concerten wilde doen ge ven. Het bestuur verzette zich er tegen, aanvoerende dat de grasperken in den tuin rondom het gebouw waar de vleugel staat, door de luisteraars beschadigd zou» den worden. De fabrikant heeft het bestuur zyne verontschuldigingen aangeboden - hij had gemeend in te zenden op? eene mu ziektentoonstelling, en niet op een ten toonstelling van gras. Te Guadalaxara, is bericht ontvangen dat groote verwoesting is aangericht en groote schade veroorzaakt door eene vreeselljke aardbeving, die op 30 Juli te San Cristobal hoeft plaats gehad. Openbare gebouwen en kerken hebben veel geledenomstreeks 15000 personen zyn uit hunne woningen ge vlucht. Men vreest dat deze aardbeving de voorlooper is van een aanstaande vul kanische uitbarsting. Er heerscht een paniek. Guadalaxara dat 70.000 inwoners telt, heeft in 1818 door een aardbeving veel

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1892 | | pagina 6