WEDSTRIJDEN.
Lsttsrsc en Hunat.
Uit de Hoofdstad.
polities: overzicht.
öemenöd nieuws.
de riekte tot dit geisoleetde geval te be
perken.
Omtrent den cricket wedstrijd die Za
terdag tegen ^Bridlington and District"
gespeeld werd te Biidlington, verneemt
men nog het volgende:
Het elttal der Hollanders had eene
kleine verandering ondergaan, daar de
plaats van dr. Gorter door den heer
Rouffaer werd ingenomen.
De Hollanders wonnen het opgooien
en gingen eerst batten. Het begin was
niet erg mooi, daar met 4 van de beste
spelers uit slechts 10 punten op het te-
legraalbord stonden. Het spel onderging
eerst eene kleine verbetering door een
stand tusschen de heeren Harrison en
Nolet, waarbij de eerste 35 punten
maaktede beste stand echter van den
wedstrijd werd gezien tusschen de twee
laatste spelers, de heeren Van Ooster-
«ee en Rouffaer. Toen de laatste in
ging waren er slechts 71 punten en toen
hij op eenigszins vreemde manier, „run
out" werd gegeven stond het totaal op
132. Zij brachten dus 61 punten bij.
De heer Van Oosterzee, uit den Haag,
had 23 niet uit en de heer Rouffaer,
uit Amsterdam, 27. Geen van beiden
gaf een enkele kans. De Engelschen,
die hierop ingingen zouden zeker voor
een zeer klein totaal uitgegooid zijn als
het fislden der Hollanders niet zoo slecht
was geweest. De heeren Atkinson en
Crowe gaven veel moeite en maakten
resp. 40 en 31 punten. Toen het tijd
was om te eindigen hadden de Engel
schen 109 punten en waren er 8 spelers
uit. Hadden de Hollanders nog een
kwartier tijds gehad dan hadden zij
waarschijnlijk de overwinning behaald
en het was zeer zeker hard door gebrek
aan tijd teleurgesteld te worden. De
wedstrijd eindigde dus in een drawn
game, zeer in het voordeel der Hollan
ders. Het weer was niet erg fraxi en het
spel moest door verschillende regenbuien
langen tijd gestaakt worden.
In het koninklijk kabinet van schil-
dsrijen te 's-Gravenhage is als nieuwe
aanwinst tentoongesteld: een binnenhuisje
met twee figuren, van eenen onbekenden
meester, uit de Hollandsche school van
omstreeks x66o. Een staande man biedt
aan een zittend, naaiend meisje geld
aan. Zij schijnt dit aanbod in den wind
te slaan en werkt zonder op te kijken
voort, waarbij eene uitdrukking,, van
onwil zich op haar gelaat vertoont; een
lampje verspreidt het noodige licht.
De tot dusver onbekende schilder van
dit tafreeltje moet, blijkens zijn werk,
tot de uitmuntende meesters van zijn
tijd worden gerekend.
Inhoud van „De Hollandsche
Lelie" van 31 Augustus. Hoofdartikel:
Brieven uit Laroche. II. Kitty's echt
genoot. Over kunst en kunstsmaak,
door Jasz. IX. Een Reisherinnering,
door Helena. Leestafel. Dankbe
tuiging. Vragenbus. Correspon
dentie. Weekkalender. Adverten-
tiën.
veroordeeld wegens het onbevoegd uit
oefenen der geneeskunde, zal deze in
hooger beroep voor de arrondissements
rechtbank terecht moeten staan op 21
Sept. a. s.
In het weekblad F Lor alia van
17 Juni werden door V. te Hengelo
(Geld.) twee prachtige witte bokken te
koop aangeboden. V. kreeg daarop
spoedig een briefkaart uit Den Haag,
onderteekend door Maas von Ulba, met
verzoek om prijsopgave, en later een
schrijven met denzelfden naam onder
teekend, waarbij, omdat met den opge
geven prijs (25 gulden) genoegen werd
genomen, verzocht werd de bokken af
te zenden. Het geld zon dan dadelijk
worden overgemaakt. Als adres werd
opgegeven Noordstraat 151 te 's-Graven-
hage. De schrijver van den briefkaart
meldde tevens dat hij zijn koetsier mach
tiging had gegeven om de bokken in ont
vangst te nemen. Dit laatste en de
voornaam klinkende naam die opgegeven
werd deden de zaak aan V. geheel be
trouwbaar voorkomen, zoodat hij de
bokken afzond. De dieren weiden aan
het station der Hollandsche Spoorweg
maatschappij te 's Gravenhage op eene
machtiging, onderteekend met den naam
Maas von Ulba, afgehaald door iemand,
handelende op last van G. H. Liettink,
59 jaren, koopman en poeliersknecht
te 'sGravenhage, die gelijk later bleek,
de afzender was van het schrijven op
bovenbedoelde advertentie. Hij had de
briefkaart door een ander laten schrijven
en met den gemelden naam onderteekend,
op welken valsehen naam Lieftink ook
te Rotterdam een patent had gekregen,
De bokken werden later voer zeven
gulden verkocht, maar V. kreeg zijn
geld niet. Lieftink had ziGh Dinsdag
voor de rechtbank te 's-Gravenhage te
verantwoorden ter zake van oplichting.
Beklaagde, die het hem ten laste
gelegde in hoofdzaak bekende, meende
dac hij daardoor geen strafbaar feit ge
pleegd had.
Mr. v. Buttingha Wichers, substituut-
officier van justitie wees er op dat tal
van personen de dupe zijn geworden
van bekl.'s bediiegelijke handelingen.
Bekl. wist echter steeds aan de handen
der justitie te ontsnappen. Door de
talrijke oplichtingen, door bekl. gepleegd,
werd hij echter zóó ongunstig bekend
dat de spoorwegmaatschappij op zijn
naam geen goederen meer deed af
geven alvorens was onderzocht of de
zaak in orde was. Het requisitoir strekte
tót beklaagdes veroordeeling in eene
gevangenisstraf
Mr. C. W. Schlingemann, die als
verdediger optrad, concludeerde tot vrij
spraak.
De uitspraak is, ook in de overige
behandelde zaken, bepaald op Donder
dag 8 September.
RECHTSZAKEN
De raadkamer van de rechtbank te
Rotterdam verleende Dinsdag rechtsin
gang met bevel tot gevangenhouding
tegen A. W. Ockeloen, 23 jaar, horlo
gemaker, wonende te Kraliagen, ter
zake van den door hem in den nacht
van 20 op 21 Augustus jl. in de Delft-
schestraat aldaar gepleegden moord op
den agent van politie R. van den Berg.
Daar door den ambtenaar van
het O. M. bij het kantongerecht te
Groningen appèl is aangeteekend tegen
het vonnis van den kantonrechter in de
zaak tegen den heer Davenport (Ssquah),
Hebt ge waarde lezer wel eens
van nabij kennis gemaakt met de Am-
sterdamsche straatjeugd. Zoo niet, dan
raoogt ge gerust beweren nooit met het
ultimo van den hollandschen jongen in
aanraking te zijn geweest.
Een der hoofdtrekken van deze klasse
der amsterdamsche spes patriae vind
ik zijn grootere levendigheid, in verge
lijking met die der jeugd in andere
plaatsen. Wat een echten amsterdam
schen jongen, wien de kiel (lees jas en
vest) nog (reeas) om de schouders glijdt
(glijden) in hoofdzaak van zijne col
lega's elders op vaderlandschen bodem
kenmerkt, is zijn ongelooflijke driestheid
om k ia barbe van de politie in minder
dan eenige minuten een brandje op
straat te maken en den rustigen burger
te verschrikken met een geregelde ka
zelfstandigheid.
Loopt het soms de spuigaten «it en
gaat „men" of de politie er zich mede
bemoeien, dan scharen zich om den
delinquent een aantal ouderen, die zijn
partij trekken en men heeft niets anders
te doen dan af te trekken en aldus de
wijste partij te kiezen.
In een druk bevolkte straat bij mij
in de buurt, had men eenigen tijd ge
leden de gewoonte geregeld des avonds
midden op den weg een vuur te stoken,
waarvoor zelfs de brand iveer het de
moeite waard achtte, uit te rukken.
Heeft men des daags het geschreeuw
van den arasterdamscheD bengel minder
te verduren dan des avonds, rijkelijk
wordt deze leemte in't algemeen straat
rumoer aangevuld, daar het geschreeuw
en geroep der kooplieden, die met
echte oosterscke levendigheid hunne
waren aanprijzen, welke de meest uit-
eenloopende verscheidenheid in hand
wagens langs de huizen worden gereden.
Men ziet wagens met de vruchten van
't seizoen en in alle kleuren van den
regenboog, wagens met aardappelen,
boonen, sinaasappelen, haring, zoute-
visch enz. enz. onder aanhoudend geroep
door den eigenaar voortgestuwd, soms
zijn er eenigen te gelyk op éen plaats
aan het woord en 't is nu maar zaak
om elkander te overstemmen. Sommigen
hunner hebben 't in keel vaardigheid tot
een vreemdsoortige hoogte (of laagte
gebracht) de meesten hunner zijn schor
en brullen meer dan ze schreeuwen.
Tracht somtijds een jongen op straat
een ijverigen koopman na te bootsen
dan hoort men de zonderlings'e com
binaties, b. v. b. 't zijne de laatste,
twalef sinte maar zal je verzinke
twalef maar, juffrouw, kommeres kèke
wor van de pokke geschonde je
find ze niet beter, twalef cente allemaal
maar 1"
De lezer zal wel begrijpen welk ge
deelte van dezen soliloog voor den
plaaggeest besterad was.
Een merkwaardig type yan een straat
venter vind ik o. a. een man, dien ik
voor mij zeiven, den wandelenden post-
ptpietwinkel heb genoemd, 't Is een
man in de kracht zijns levens, met een
gezond uiterlijk en zelfs eenigszins be
schaafd, die, in van een bak, welke
aan een riem voor zijn buik schom
melt zijn papieren koopwaar bergt.
Bij hem zijn „notizie-boekies," „twalef
veile postpapier" voor zoo en zooveel
verkiijgbaar en meestal wandelt hij
's morgens door mijn wijk op de uren
dat de meesten zich naar hunne kan
toren begeven.
Zoo komt men aan de kost en wordt
door een groot deel van de handel
drijvende Amsterdammers den strijd om
het bestaan gevoerd.
Met zekere spanning wordt hier de
komst van Sarah Bernhard verbeid,
over de stukken waarin zij zat optreden
is men nog in 't onzekere, men spreekt
echter van La Tosque (Flora Tosca),
maar we hopenook voor de
zenuwen van 't tooneelrainnend publiek,
dat deze bloederige draak van Sardou
achterwege blijven zal. Sarah moet
echter nog altyd over hetzelfde, over
weldigende talent beschikken dat haar
altijd heeft gekenmerkt en dat haar een
volslagen overwinning op de toeschou
wers doet behalen.
Men kon dezer dagen weder door
rol van een fgurant heeft te vervullen.
Tal van heeren boden zich aan om het
begeerlijke baantje te vervullen, ten
einde Sarah eens goed van aangezicht
tot aangezicht te kunnen zien. Of zij
een hunner heeft uitverkoren, durf ik
niet te zeggen.
Eigenaardig was de wijze waarop zij
in bovengenoemde stad werd ingehaald.
In hun buitengewone geestdrift wierpen
de spaansch-amerikanen hunne jassen
en mantels op de straten, waardoor zij
heen moest rijden.
By de eerste opvoering wierp iemand
ia verwarring zijn hoed op 'tteoneelin
plaats van een bloemruiker, dien hij in de
andere hand hield. Sarah nam dit vreemd
soortig huldebetoon in allen ernst op
en legde den hoed netjes ia haar kleed
kamer. De eigenaar ging hem zelve
halen, werd bij Sarah toegelaten en
ontving zijn hoofddeksel onder een
innemend compliment van de tragédienne
terug, die hem zijn verwariing volstrekt
niet kwalijk nam. Nauwelijks was dit
bekend, of bij de volgende opvoering
vlogen er aan 't einde van een tooneel,
wel houderd hoeden voor Sarah's voeten.
Maar nu was zij zoo wijs, bekend te
laten maken, dat de eigenaars ze bij
den régisseur terug konden krijgen!
MOKUMER.
Mahomed Saida, wiens zending onder de
Anghera's mislukt is, het opgestane
trikt heeft verlaten.
De keizerlijke troepen zijn Maandig.
ochtend opgerukt tegen de door di
Anghera's bezette heuvelen.
Na drie dorpen in brand te hebben
gestoken, deed men een aanval op de
hoofd versterking der opstandelingen, 3
myl van Tanger verwijderd. De Anghe.
ra's trokken zich spoedig terug. Velen
hunner vluchtten naar de kusthun aan.
voerder, die lang standhield, verdween
toen hij zag dat alles vruchteloos was
in de richting van Ceuta.
De overwinnende keizerlijke troepen
brachten negen gevangenen, en de hoof-
den der gesneuvelde vijanden mede.
Een atdeeling hunner cavalerie is in een
hinderlaag gevallen, waarbij 50 man
omkwamen, 30 infanteristen deelden dit
lot.
Duitschland, Frankrijk, Rusland, En-
gelanp, Italië, en Portugal zullen zich
doen vertegeuwoordigen by het inter
nationale maritime bureau te Zanzibar,
waarvan de oprichting is bepaald door
de algeraeene akte van Brussel, met
het oog op de onderdrukking van den
slavenhandel.
Ia de Interparlementaire Conferentie
te Bern is een voorstel van Baumback
aangenomen, strekkende om op de
regeeringen invloed te oefenen tot het
erkennen van het beginsel der on
schendbaarheid van het particulier
eigendomsrecht op zee in oorlog.
In den nieuwsten bundel van Moltke's
Erinnerungen verscheen, nevens eene
menigte vermakelijke en belangwek
kende opteekeningen over Moltke's
vriendenkring, voor het eerst ook eene
schriftelijke uiting van Bismarck over
zijne verhouding tot den veldmaarschalk,
welke verhouding wel eens als tamelijk
koel is voorgesteld geworden. »Eene
uiting mijnerzijds over mijnen ontslapen
vriend Moltke" zoo schreef korte
lings aan professor Felix Dahn de groote
staatsman over den grooten veldaeer
„ware, iadien zij den strategist be
trof, eene aanmatiging mijnerzijds. Ik
kan slechts omtrent myne persoonlijke
verhouding tot hem het getuigenis
afleggen, dat hij onder alle, ook onder
moeilijke omstandigheden ten allen tijde
een beminnenswaardig vriend voor mij
is geweest. Wilde ik méér zeggen, dan zou
dit öt eane banale phrase zyn, óf men
zou mij mogen toevoegen: ne sutor
ultra crepidam!"
Het Fremdinblatt logenstraft het be
richt. dat er tusschen den Keizer van
Oostenrijk en den Paus eene wisseling
van brieven heeft plaats gehad.
Het hoofd van het Runteensche Ka
binet heeft in een oarticulier gesprek
gezegd, dat de aanstaande verkiezingen
aan de liberalen de meerderheid zullen
sommigen hooren beweren, dat zij van
hollandsche afkomst en te Amsterdam
geboren is 1 Hoe dit ook zij, zeker is
het dat zij hare rolien nooit anders sagt,
dan in 'tFransch of Italiaansch.
Nu ik toch van haar spreek, komen
mij eenige bizonderheden voor den
geest, die haar verblijf te Buenos-Ayres
voor eenige jaren, moeten hebben ge
kenmerkt.
Sarah speelde daar de rol van Fedora.
nonnade van voetzoekers en het afschie- Nu wordt in 't voorspel een gewonde
ten van een werktuig bestaande in een ten tooneele gebracht, Loris Ipxnoff,
hollen sleutel gevuld met ontplofbare I Fedora's man, die niets anders dan de
geven. Mocht dit niet het geval zijn,
dan zal het Kabinet de zetels ruimen
voor anderen. De regeering zal de beta
ling eischen der achterstallige belastingen,
die vij! millioen bedragen. De minister
hoopte dat koningin Nathalia geen in
cident te voorschijn zal roepen.
De correspondent van de Herald te
Curasao meldt dat volgens berichten
uit Venezuela de opstandelingen Mara-
caïbo en Luziano genomen hebben.
Mendoza heeft zieh als dictator opge
worpen.
Uit Tanger meldt Ealzieldat Sid
Een der gewonden bij he
spoorwegongeluk te Brussel is aan de
gevolgen bezweken. Het is de echt-
genoote van den gemeente-ontvanger te
Lier, mevr. Peeters.
Dr. Graanboora, uit Amsterdam,
de Hollandsche geneeskundige ge «eest,
die aan de gewonden mede de eerste
hulp heeft verleend.
Uit het door de justitie ingestelde
onderzoek moet, naar men verneemt,
gebleken zijn dat de wissel wachter ge:
schuld heeft.
Een meisje van zes jare
werd den 7e» Februari 11. te Parijs do©
een hond gebeten, die, zooals later
bleek, dol moet geweest zijn. Het kind
werd overgebracht naar het hospitaal
voor zieke kinderen te St. Germain,
daar het gevaarlijk ziek was geworden.
Na een dag of tien was het echter ge
noegzaam hersteld en k®n het meisje
het gesticht veriaten.
Den 22e dier maand echter werd
andermaal ziek, toonde niets geen eetlust
Zij antwoordde steeds dat zij pij a in d<
keel had. Toen eerst kreeg men he
vermoeden of de hond niet dol kon
geweest zijn en dientengevolge werd
zij gebracht naar het Instituut Pasteur
Maar het was reeds te laat ei
meisje werd weder teruggebracht naai
het hospitaal voor zieke kinderen
Weldra namen de kenteekenen
hevigheid toe; zij leed veel door hevig!
krampen, en telkens als zij de oogei
sloot, meende ;ij den hond te zien, di(
haar had gebeten. De aandoeningen
herhaalden zich zoo hevig, dat men
verplicht was haar het dwangbuis aai
te doen. De aanvallen werden raeesta
vergezeld van bloedspuwingen en hevig!
brakingen die een geel vocht te voor
schijn brachten. In hare rustige oogen-
blikken onderhield zij zich met hari
ouders; de andere haar omringend!
personen beschuldigde zij van mede
werking tot haren dood. Steeds meeadi
zij in een hoek van de zaal den h n(
te zien, die haar had gebeten en vroeg zi
dringend om bescherming tegen he
denkbeeldige dier.
Somwijlen waren de aanvallen zó:
hevig en vreeselijk om bij te wonei
dat de doktoren elk ©ogenblik harei
dood verwachtten maar langzamerhxni
werd het meisje weer kalm en riep zi
wel iedereen te willen bijten. Eensklap
riep zij hare ouders, zeggende dat zi
ging sterven en verlangde zeits
priester. Maar dan weer begon
onsamenhangende w orden te praten
zij zeide dan het vreeselijk warm
hebben en vroeg om water, doeh nau
welijks hadden hare lippen het voch
aangeraakt of zij duwde het glas me
kracht van zich at .en dan kwam eei
nieuwe aanval.
Haar sterven was vreeselijk om aai
te zienzy herkende niemand, h»e
wel hare oogen uit hunne kassen puilden
zija „schoonzuster", zooals hij haar sardonisch noemde, genoeg
zaam was hersteld, bracht hij haar een bezoek. Wat er gedu
rende dat bezoek weid verhandeld, lekte nooit uit, maar den
volgenden dag verliet mevrouw E. Caresfoot haar geboorteplaats
om er nooit terug te keeren, en het kind bleef bij den vader of
liever bij den oom. Deze knaap was George. Gp het tijdstip, dat
dit verhaal begint, waren zijne ouders dood: zijn vader tenge
volge eener ziekte ontstaan door zijn gemis aan hersens, zijn
moeder tengevolge van drankmisbruik. Of het was, dat hij zich
met het oog op de omstandigheden, waaronder de knaap gebo
ren was, verplicht gevoelde tot bizondere zorg, dan wel, dat hij
op hem de genegenheid voor zijn vader gekoesterd, overdroeg
het was een feit, dat hij van zijn neef evenveel ja nog meer
hield dan van zijn eigen zoon.
Hij liet evenwel dien voorkeur niet blijken of het moest zijn
in negatieven zin, dat hij blind was voor de gebreken in George,
die hij in Philip zeer spoedig opmerkte. Voor anderen was deze
voorkeur des te raadselachtiger, wanneer zij dachten aan Philips
vroolijk gelaat en flinke gestalte, en dan zag, hoe de vader met
zijne zwakke hersenen en de moeder met haar ruw uiterlijk en
ruwe manieren hun stempel hadden gedrukt in George's dikke
lippen, kleine, ruitelooze oogen, bleeke gelaatskleur en slappe
gestalte.
Nadat Philip zijn neet van zich (had gestooten en in de
richting van den vijver verdween, deed hij dat met bitterheid
en toorn in het hart, want hij begreep maar al te duidelijk, da,
hij in deachting van zijn vader diep was gedaald, en wat meer zegt,
hij begreep dat naarmate de balans aan zijn kant was gedaald,
die aan den kant van George was gerezen. Hij was beschuldigd;
een Bellamy verscheen op het tooneel om George te redden, en
wat nog erger was; hij was een leugenachtige Bellamy; hij was
de aanvaller en George heette de zachtzinnige te zijn. Het was
onuitstaanbaar; hij haatte zijn vader, hij haatte George. Er was
geen rechtvaardigheid in de wereld en hij was niet slim genoeg
om zijn neef in bedrog te evenaren. De schijn was altijd tegen
hem; hij haal te iedereen.
En nu kwam de gedachte bij hem op, dat er in de buurt
iemand woonde, die hij niet haatte, maar in wie hij integendeel
belangstelde, en die altijd bereid was naar zijne grieven te
luisteren, en hij kwam ook weldra tot de ontdekking van het
feit, dat, terwijl hij in gedachten verdiept was geweest, zijne
beenen hem een goeden afstand hadden doen afleggen en hij
zeer dicht bij de woning van de bewuste persoon was vlak
bij het huis. Hij bleef staan en keek op zijn horloge; het was
blijven staan op half twaalf; de eenige slag, dien George hem
had kunnen toedienen was er op neergekomen tot groote schade
zoowel van het horloge als van de knokkels van George. De zon
zeide hem echter, dat het ongeveer half een was, dus niet te
vroeg om een bezoek af te leggen. Hy opende de poort en be
trad een laan van oude beuken, die leidde naar een vierkant,
roodsteenen huis uit den tijd van koningin Anna, en trok de bel
zonder aarzelen ©ver.
WaB miss Lee thuis Ja miss Lee was in de oranjerie; misschien
wilde mijnheer Philip wel den tuin ingaan, hetgeen mynheer
Philip dan ook deed.
„Hoe gaat het, Philip? Ik ben verrukt u te zien; gij komt
juist bijtijds §m mij te helpen met de slachterij."
„Slachterij, slachterij, waarvan van een varken?"
„Neen, van vliegen. Ik wil er duizenden dooden."
„Wreed meisje."
„Het kan wel zyn, dat het wreed is, maar het kan mij nie:
schelen. Grumps zegt altijd, dat ik geen hart heb, en voer zoove
het vliegen betreft heeft Grumps ongetwijfeld gelijk. Kijk
eens naar deze lelie. Het is een auratum. Verleden najaar hel
ik er van mijn eigen geld drie shillings en zes stuivers voo
gegeven en nu is tengevolge van die nare beesten de bloes
geen twee stuivers waard. Als ik een man was, dan verzeker ii
u, zou ik er over kunnen vloeken. Vloek maar voor mij PhiliPi
maar ga dan eerst naar buiten en doe het daar, want ik nuf
het niet op myn geweten hebben. Nu ben ik slechts op wrad
bedacht. Maar wat ik zeggen wilde, Philip, ga gauw met mij
mee, ©f de coteletten zullen koud worden, en ik haat koude
coteletten." En zij snelde weg, gevolgd door den lachenden
Philip, die er nu weer flink en knap uitzag.
Maria Lee was op dezen leeftijd juist achttien jaar uk'
moei, maar zy was een volmaakt toonbeeld van een jong, engelsch
buitenmeisje; frisch als een roos, met heldere stem, en bovendien
met een vluggen geest en een deelnemend hart.
Wordt vervolg)