Een goed geneesmiddel. *1^ HAARLEMMER HALLETJE Een Zaterdagavondpraatje. B i N N E A L A N D. GEMENGD MEI US. „Weer de oh we geschiedenis de koiüe koud, de kachel bijna uit en de kamer vol rook, zoodat het byna onmo gelijk is adem te halen Mefc een martelaarsgelaat schoof Brom mer terwyl hij deze woorden uitsprak zyn stoel bij de tafel. „De kolfie is pas gezet, beste man," zeide juffrouw Brommer, een aardig vrouwtje met zachte, blauwe oogen, bruin haar en iets schuchters in haar blik, „en ik geloof niet dat het nu juist koud in de kamer is. Wat die rook betreft, het spijt my vreeselyk, maar men had mij beloofd gisteren den schoorsteen te zullen nazien." „Natuurlyk heeft men dat beloofd niemand houdt ooit zijne belofte tegen over ons," kreunde Brommer. //Als het Smit gegolden had dan was de schoorsteen lang geleden reeds onder zocht. Geef mij maar een stukje gebraden vleesch, ten minste als het goed gaar isvoor zoover ik weet zijn wy toch geen kannibalen om ons vleesch rauw te moeten eten. Maar zoo is het altyd hier, wy hebben nog nooit eene keukenmeid gehad, die vleesch goed kan braden." „Maar beste man zeide juffrouw Brommer.„Vertel my maar niets," viel Brommer haar in de rede. „Ik weet wel 'hoe het behoort te zijn. De krant is zeker nog wel niet gekomen Neen natuur lyk niet. Ik zou wel willen, dat iemand het mij eens duidelyk kon ma ken, waarom ik de krant altyd een half uur later krijg dan een ander mensch. Als dat kind niet ophoudt met schreeuwen dan word ik zeker nog half dol". „Het heeft last van de tandjes", zuchtte juffrouw Brommer, en stond op van tafel om met haar lastig vrachtje de kamer op en neer te loopen. „Onzin 1" zeide Brommer op scherpen toon, en pikte met zijn vork een stukje vleesch op, „je verwent het te veel." Juffrouw Brommer dacht aan de al gemeen© opschudding, die een maand geleden in het huis had geheerscht, toen Brommer door kiespyn werd gekweld. Zy drukte evenwel de fluweelzachte wang van het kini tegen haar schouder en zeide niets de by vele vrouwen meest gebruikelijke manier om zich aan haar martelaarschap te onderwerpen. „Waar is nu myn hoed weer vroeg Brommer opstaande en om zich heen ziende. „Het is wel eigenaardig, dat die hoed nooit op zijn plaats is!* „Hy is in de gang pa, op dezelfde plaats waar u hem hebt opgehangen," zeide de kleine Willem van achter zyn leesboek. „Kinderen moeten zich niet in de zaken van anderen mengen", zeide Brom mer bits. „Die scheur in mijn overhemd is zeker nog wel niet gemaakt vrouw waarom hebt je er niet voor gezorgd „Ik was van plan om het te doen",zei zyne vrouw verontschuldigend, maar zooals je weet hadden we gisteren bezoek en de kleine heeft zoo slecht geslapen, zoodat ik later ben opgestaan dan anders, maar...." „Altyd de een of andere verontschul diging", viel haar wettige heer en meester haar in de rede. „Ik kan maar niet be grijpen, wat de reden is, dat hier in huis nooit iets op tijd gebeurt". Met een luiden slag wierp hy de voordeur dicht toen hy vertrok, en in plaats dat de kleine juffrouw Brommer in opstand kwam tegen de harde woorden van haar man, zette zy zich neer op een stoel en schreide. Brommer was volstrekt geen kwade vaneen huisvader was in vriendelijkheid ojq de een of andere reden had hy ech ter de ongelnkkige gewoonte aangeno men om op rlles wat aan te merken en zooals het met dergelijke personen meestal gebeurt, als hij aan niets an ders kon denken, deed hy niets dan mopperen. „Alweer aaa het schreien Betsy I" riop haar broeder uit, toen deze een paar uur daarna by haar binnentrad. „Het wordt nu toct^ wat al te erg Herman heeft zeker weer gebromd over het een of ander betreffende de huishouding Ik heb grooten lust om hem eens aan zyn verstaud te brengen, hoa hy je met die onhebbelijkheden grieft. Zal ik dat maar eens doen Bets „Neen, neen ik wil voor geen dat je met een enkel woord er hem over spreekt riep juffrouw Brommer haastig uit, en droogde snel hare tranen. „Her man wil mij juist niet grieven. Niemand heeft zulk een goed hart als hij, en ik weet dat hy my lief heeft l" „Dat is best mogelijk," zeide de jonge Kareisen, „maar waarom doet hij dan ieder uur, den geheelea dag niets anders dan vitten en brommen Geloof my Bets, het is een leemte in de wet dat getrouwde brommige mannen niet straf baar zyn 1" „Spreek zoo niet Tom," zeide juffrouw Brommer ernstig. „Herman draagt in deze geen schuld, ons kleintje is zeer en ik heb een slechte nachtrust gehad en „O ja, ik begryp je," zeide Torn met een veelbeteekenenden glimlach. „Myn goeie, beBte, vergevensgezinde Bets, ze moeBten u tot martelares verheffen." Hy bleef een oogenblik zitten in diepe gedachten verzonken, stond toen eens klaps op en riep uit„Ik moet gaan want anders kom ik te laat aan den trein om oom Tompkins af te halen. Heb ik het je wel verteld, dat oom Tompkins je zou komen bezoeken?" „Oom Tompkins ik wist niet eens, dat we een oom Tompkins bezaten." J8 het waar myn kind? Wees dan zoo goed om je beste slaapkamer voor hem in orde te brengen de oude heer heeft zyne eigenaardigheden hij is nogal een tamelijke brompot, maar aan zulke dingen ben je wel gewend." „Maar Tom, ik kan me niet voor stellen „Houd me nu niet langer op Bety. Ik zal zelf wel met den ouden heer komen, om hem aan je voor te stellen. Adieu Toen Tom de deur achter zich had gesloten, vleide Betsy de kleine neer in haar wiegje en drukte beide handen tegen haar pijnlijk hoofd. Wat wilde Tom nu doen Hoe zou zij het kunnen uithouden met nog zoo'n brompot in huis, wie weet voor hoe langen tijd Mis schien zouden zy elkaar wel neutrali seeren, evenals dat het geval kan zijn met twee krachtige vergiften. In die gedachte lag evenwel iets troostrijks en Betsy Brommer wischte hare tranen weg en glimlachte bijna. Hoe verbaasd was Brommer toen hij des avonds thuis komende, en reeds een standje gereed hebbende met het oog op een frontknoopje, dat hy dien dag had verloren, en daar in den gemak- kelyken stoel, uitsluitend voor zijn gebruik en in het hoekje by de kachel, waar hij altijd zat, een asthmatischen, ouden man zag zitten, wiens hoofd en gelaat door een zyden doek byna geheel waren verborgen. „Dit is oom Tompkins Herman" CXLVIII. Als er geen onverwachte gebeurtenis plaats heeft, dat er een ton gouds wordt gelegateerd of een ander zeldzaam ver schijnsel voorkomt, dan zal, naar ik denk, het gemeentelijk Muziekkorps in het vol gende jaar wat men familiaar weg noemt een denk krijgen. Toen deze week by de behandeling van de begrooting de burgemeester even repte van zyn indertyd gedaan verzet tegen het verleenen van het subsidie van tien duizend gulden aan het stedelyk Muziek korps, toen riepen eenige leden„het volgend jaarop een manier alsof wilden zeggen„wacht maar, die post zullen we dan als zy afloopt, wel schrap pen Ik denk ook wel dat dit zal gebeuren, Er komen voortdurend groote uitgaven voor de gemeentekas en de begrooting voor 1894 zal wel niet vroolijker wezen dan die voor 1893. Er is dus alle reden, om te veronderstellen vooral omdat er vroeger al zooveel oppositie is gevoerd, dat de bydrage weer zal worden inge krompen tot zesduizend guldeD, zooals ze vroeger was. Daarvoor is geen goed muziekkorps te krijgen, dat weten we allemaal. De burgemeester zogt wel, dat het vroeger heel goed was, maar ik denk datZ.E.A, toen juist een aanval van kiespyn had en watjes in de ooren. En nu klinkt het raar, n^aar 't is toch niettemin zooik maak me niet zoo heel bang over het zeide juffrouw Brommer, die druk bezig was met meelpap te kokenen de oude man strekte een vinger uit, zonder zich om te keeren, en zeide met eene kra kende stem „Ik zou wel willen neef, dat je de deur dicht deedt. Niemand hier in huis schynt er aan te denkeu om de deur dicht te doenIk heb het vreeselyk koud. Wat is dat voor een lawaai boven? Ik zou wel willen nicht, dat het kind tijdens ik hier ben niet zoo voortdurend schreeuwde. Is de thee al klaar Dan zou ik graög hier by de kachel een kopje wiliea hebben „Wat heeft dat te beduiden liefste?" vroeg Brommer haastig fluisterend, en zyn vrouw, wier arm hij had begrepen, toon zy terugkeerde uit de keuken, waar zy warm water bad gehaald, antwoordde op dezelfde manier „O, je moet je maar niet aan oom storen hy meent er geen kwaad mee, maar hy ia oud en wat mopperig ge worden". „Maar het komt toch niet te pas om het iemand op zulk eene manier lastig te maken", mompelde Brommer. Stilzwijgend verorberde hy zyn maal, en vroeg zich in stilte af, hoe lang het oom Tompkins zou behagen om te blij ven. Nauwelijks was het tafellaken ver dwenen of de oude man begon weer, „Brommer", zeide hy, „ik zou wel willen, dat je niet zoo kraaktet met je stoel, mijne zenuwen zijn zoo zwë als je cte kinderen boven kunt houden, zullen ze me niet zoo ergeren met hun lawaai. Ik weet niet, hoe ik dat go- schreeuw van het jongste kind nog lan ger uithoud". „Ik geloof niet, dat de kleine nu juist zoo bizonder luidruchtig is," zeide Brom mer vergoelijkend. „Zij heeft op het oogenblik veel last van de tandjes", Juffrouw Brommer, die bezig was het vuur op te poken op dringend verzoek van haar oom, zeide niets, maar glim lachte kalm, toen zy haar echtgenoot de zonden van haar kleintje hoorde ver zachten. „Alle kleine kinderen zijn iasiig", merkte oom Tompkins op. „Wat ik nog zeggen wilde Brommer, je moest de scharnieren van die piepende deur eens met olie insmeeren die lucht van die geranium daar by het venster vind ik ook afschuwelijk. Wat is datje mist een knoopje in je front I Ik hoop toch niet dat myne nicht eene slordige huis vrouw is „O, volstrekt niet oom", zeide Brom mer zenuwachtig, „maar de vele zorgen voor ons kleintje en aan de huishouding verbonden nemen zooveel tyd van haar in beslag. Als zij een oogen blikje vryen tyd heett, dan kykt ze myn kleeren na." „Ik kan mij niet begrijpen, dat eene vrouw den ganschen tyd zoek brengt in de huishouding en met het houden van toezicht op een paar kinderen", merkte oom Tompkins ongeloovig op. Ongeveer ten tien uur werd de oude heer in gezelschap van verscheidene geneesmiddelen, een kruikje met kokend water, kleeren en warme dekens voor zyne voeten, Daar zyne kamer gebracht; zyn weggaan schonk allen verlichting. „Wat een ongenietbare oude beer is datriep Brommer uit, terwijl hij zich met een zucht van verlichting in zyn gelieikoosden zetel liet neervallen. „Hoe heb je het by dat voortdurende gemop per kunnen uithouden, Bets?" „Ik ben er aan gewend geraakt Her man, het is een les, die de meeste vrouwen in haar huwelyk leeren," ant woordde juffrouw Brommer met een zucht. Haar echtgenoot spitste de ooren by die woorden en een onbehaaglijk gevoel bekroop hem, „Er aan gewend geraakt Wat bedoelde zy daarmee Het was niet mogelijk het kon niet mogelijk zyn dat hy geleek op dien atöchuwelijken ouden oom Tompkins. En toch hoe gaarne had h:j gewild dat Betsy die woorden niet had uitgesproken zij kwelden hem waarom wist hy niet. Drie dagen verliepen aldus, oom Tomp kins werd hoe langer hoe ouverdra- gelykor, en hisrvan maakte Brommer gebruik om zich in den ouden heer te weerspiegelen. „Op mijn woord," zeide hy tot zich zelf, „wat moet ik gedurende al die jaren een kwelgeest zijn geweest. Waarom hoeft niemand er my ooit op gewezen?" Eindelyk vertrok oom Tompkins met een nasleep van wollen flanellen kleeren, medicynfleschjes enz, en op den avond van deneelfden dag verscheen Tom na een afwezigheid van een paar dagen, niemand wist waarheen. „Ia oom hier geweest?" zeide hij vroolyk tot Brommer. „Ja," zeide deze, met een zonder lingen trek op zijn gelaat. „Hoe zag bij er zoo wat uit?" Brommer zweeg een oogenlyk. „Weet je wel*', riep hy uit, barstte plotseling uit in een verlegen lach, „dat ik vau Zyn gelaat niets kan zeggen. Als eene egyptische mummie hield hij het steeds omwikkeld met een zijden doek, ongeveer zooals gij er daar een in uwe hand hebt. Hartelijk dank baar ben ik echter, dat hy is vertrokken Met myne toestemming zal hij nooit meer een voet in dit huis zetten". „Niet?" vroeg Tom schalks. „De onuitstaanbaarste vitter, dien ik ooit heb ontmoet," zeide Brommer, „zon der twyfel is hy de onaangenaamste mensch, die op Gods aarde rondloopt Ik kan my niet begrijpen hoe men ter wereld op alles aanmerkingen kan maken." „Dat is toch, naar my dunkt, geen ongewoon gebrek," merkte Tom op en glimlachte weifelend. „Dat is wel mogelyk," zeide zijn zwa ger met verheffing van stem, „zijn bezoek heeft ten minste ia een opzicht iets goeds uitgewerkt, het heeft my geheel genezen van een euvel, waarin wij met elkaar overeenkwamen. Myn stellig voornemen is om nooit meer te mopperen." „Het verheugt mij dat te hooren, neef Brommer," riep een krakende stem. De beet geDomen Brommer schrikte op, en kon zyne zintuigen niet vertrouwen, toen Tom den zijden doek behendig om zyn hoofd bond, zich byna dubbel boog, en een asthmatische kuch deed hooren, „Je wilt me toch niet zeggen, dat jy oom Tompkins bent riep Brommer uit, „Vergeef het me Herman," zei Tom en glimlachte, „maar toen ik bemerkte, dat je het mopperen je onbewust tot eene gewoonte had gemaakt, meende ik, dat je niet beter te genezen zoudt zyn dan voor je oogen eene getrouwe nabootsing van je eigen gebrek te geven, Had ik daarin niet gelyk?" Zijn zwager was eerst wel geneigd om toornig te worden, maar bedacht zich bytijds. „Reik my de hand Tom," zeide hij, „Je bent een brutale jongen, maar ik vergeef het je. In ieder geval heeft het geneesmiddel goed geholpen," Zoo dacht Betsy er ook over. den heer Smits van Oijen, den heer M. Sassen, rechter in de Rechtbaak Breda met 35 van de 53 stemmen. De heer mr. J. de Grez te 'a Bosch ba- kwam 17 stemmen. Het getal sollicitanten naar de betrekking van directeur der gemeente-reiniging te Delft, jaarwedde f 1500) is thans tot 164 geklommen. Niet minder dan 70 personen kwamen op den daartoe aangewezen dag hunne belangen by B. en W. bepleiten, en onder hen wareD, behalve vele gepensionueerden, ook een viertal officieren in actieven dienst, een paar hunner in groot-tenue. Onder schaftyd is Vrydag- middag te Amsterdam een der twee ijzeren kapspanten van den stads schouwburg naar beneden getuimeld. Doordien er niemand op het werk was, zijn er gelukkig geen persoonlijke onge vallen voorgekomen. Het gevaarte, dat 7000 KG. weegt, hoeft in zyn meer daa 20 M. hoogen val nogal wat binnenwerk beschadigd. Het Rbld meldt, dat het ongeval aan kwaadwilligheid zou zyn toe te schrijven. Een S c h e v e n i n g s e h e bom met 4 choleralyders aan boord is uit zee te Maassluis aangekomen en opgesleept naar de barak aan den Hoek van Hol land. De vrouw te Scheveningen, die aan cholera lijdende was, is Donderdagavond daaraan overleden. De overige bewoners van het buisje hebben het moeten ont ruimen. Donderdag is te Nederhorst den Barg een nieuw geval van aziatieche cholera voorgekomen on wel by de moeder van den aangetasten jongeling. Beiden waren "Vrijdag nog in leven, doch hun toestand was byna hopeloos. Bij het 4jarig meisje begonnen zich eenige verschijnselen van beterschap te vertoonen. Donderdagnacht omstreeks éea unr werd te Katwijk aan den Ryn, als ver dacht van lydende aan cholera, naar het ziekenhuis overgebracht K. B arbeider. Onder Mierloo heeft de landbouwer P. S. ziel schuldig gemaakt aan mishandeling, met zwaar lichame lijk letsel, gepleegd op zyn neef J. S. De verwonde heeft, behalve eene ribbreuk, kneuzingen en verwondingen aan het hoofd bekomen, en verkeert in levensge vaar. De dader is door de maréchaussees aangehouden en naar Roermond overge bracht. Te Ooltgensplaat is een driejarig knaapje verdronken. In het Crailoosche bosch is het in verregaande staat van ontbinding verkeerend lyk gevonden van een onbe kenden heer. In de nabijheid '-.'an het lyk lagen een nog geladen revolver en een flesch wijn. Te Berge n-o p-Z oom is Don derdag ia den vy ver van het Volkspark zekere V., aldaar woonachtig, verdron ken. Men vermoedt dat de mau is uit gegleden en op deze wijze te water ge raakt. gemis van die 4000 gulden, en in zeker opzicht is het misschien maar goed, dat het vooruitzicht bestaat. Wat zal er gebeuren, wanneer we het volgende jaar voor de vraag staan: „geen goed muziekkorps meer, of meer geld van de particulieren Ik druk op het woord „goed," omdat een muziekkorps gemakkelijk genoeg te vervaardigen is. Het recept tot de bereiding daarvan is doodeenvoudig„Neem een ambitieusen muziekonderwijzer, een dirigeerstok, der tig amateur-trompetblazers, ovenzooveel half versleten blaasinstrumenten en laat dat een poos koken. Dan krijgt ge ten slotte een Muziekkorp?, wel altyd nog taai en dat nooit gaar wordt, maar in ieder geval is een oneetbare koe ook een koe. Dit korps laat ge iederen Zon dag tweemaal en iederen Woensdagavond in den Hout blazen en als ge op die uren nu maar nooit in den Hout gaat wandelen uit vrees voor uw trommelvlies, en er niets onaangenaams in vindt, dat do vogels van narigheid over zooveel disharmonie er in den stormpas vandoor gaan, naar rustiger oorden, dan kunt ge jubelen over het bezit van zoo'n goedkoop muziekkorps want goedkoop zal het zyn, omdat de gemeente zulk een collectie gratis-musici den Koning te ryk maakt, als zy hun maar vyftig galden geeft om den bode te betalen, die de contrabas van en naar de concerten torst. Stel dus, dat de subsidie het volgende jaar wordt ingetrokken. Zal dan de Commis sie zoomaar klakkeloos zeggen „nu dag meneer Krzens, dag meneer Blazer, dag meneer Hofmeester, dag meneer Schmidt, het ga u allomaal goed en best, hoor, maar we kannen u niet langer gebrui ken? Wil u en passant aan de an dere heeren ook maar zeggeD, dat het Stedelyk Muziekkorps er geweest is Of zal het korps worden ingekrompen, andere woorden: zullen de besten weg gezonden en de middelmatigen, de goed- koopen, alleen overblijven, onder leiding van den een of anderen halfbakken artist Ik kan het niet denken. Veel liever veronderstel ik, dat de commissie zich zal wenden tot de particulieren en dat het ontbrekende van dezen op de een of andere wyze zal worden vergaard. Al licht zullen dan ook vereenigingen die nu nog laks zyn en onverschillig, dan het muziekkorps steunen door het te eDgageeren voor hunne uitvoeringen, ten einde het vooral te behouden. Want, zonder mallen, we kunnen nu niet meer tot de dagen van vroeger terugkeeren. Als we weer zoo'n slecht orkest terugkrijgen, dan zie ik niet enkel de vogels, maar ook de menschen in den stormpas aftrekken, omdat Haarlem een amusement minder zou tellen, dat de sympathie heeft van rijk en arm! Ik ga nu eens filosofeeren ov6r een huishoudelijke kwestie. Och toe dames, vertelt het als hot u blieft niet aan mijn keukenmeid, want anders zou ik gevaar loopen dat zy mij haar keukenschort presenteerde en mij aan bood in haar plaats voor het fornuis te gaan staan. Ja, wat kan ik er al aan doen Daar wij, juffrouw Mina Drucker ten spijt, in de journalistiek nog geen vrouwen hebben, moeten do mannen zich wel bemoeien met dingen die anders meer speciaal thuis behooren op het terrein van de huismoeder. In den laatsten tijd leest men voort De Provinciale Staten van Noord-Brabant hebben gekozen tot lid der Eerste Kamer, ter vervanging van In het belgische Staatsblad van Vrijdag verscheen de benoeming van den sehepen Jan van Rijswyck tot burgemeester vau Antwerpen. Dos avonds is er vergadering geweest van de liberale kieskorpsen en maatschappijen der stad, om stoetsgewijze naar de wo ning van den nieuwbenoemde te gaan? om hem geluk te wenschen. In het laslerprece s Lea* der-Smyth, dat te Londen aanhangig is gemaakt, heeft luitenant Leader de aan' durend berichten in de couranteD, dat de prijzen van het vleesch zjn afge- En dat niet alleen in kleine neen ook in steden als Rot terdam en Leiden is een belangrijke daling van de vleeschpryzen waar te nemen. Voor dertig cents is daar een half kilo (een pond) vleesch van uit muntende kwaliteit te krygen en in een kleine plaats, te Hilvaronbeek, heeft men het zoover gebracht dat de prys er gedaald is tot een kwartje per pond. Natuurlyk is dit gelegen in de daling van de veepryzen. En nu doet zich de vraag voor, „waarom betalen wij hier te Haarlem nog altijd 50 cents voor het rundvleesch en 60 cents voor kalfsvleesch weten onze slagers niet, waar goedkoop vee te krygen is Och neen, zoo dom zyn ze niet. Onze haarlemsche vleeschverkooper3 weten zoo goed sis ieder ander, waar ze het goed koopst ter markt kunnen komen. En toch is er geen hunner^ die rept van een afslag van den prijs, Doen ze dat niet, ten einde onze, aan prijsverlaging absoluut niet gewende, zenuwen niet te zeer te schokken Och we zouden den schok gauw te boven komen. Maar dat zal ook wel de zaak niet wezen. Ik houd het er voor 't naast voor, dat de heeren vleeschhouwers hier een goede gelegenheid zien om hun beurs eens ferm to spekken en d&arom met elkaar een overeenkomst hebben j__ troffen, om den prys niet te verlagen. Daar zitten we nu I Moeten we ons van een der eerste levensbehoeften voorzien by een leverancier, die wel goedkoop is, maar dien we niet recht vertrouwen of moeten we het vegetarianisme omr heizen en gaan leven van niets dan ryst en groente en bruin brood Maar intustchen stijgen de lasten en alles wordt duurder, zoodat een huis moeder die gaarne de twee einden aan elkaar knoopen en zonder schulden blyven wil, somtyds in radeloosheid de handen in den schoot legt en niet woet wat te beginnen. Hoe zullen we nu de slagers er toe breogen, om dc vleesch pryzen redelyk verlaagd te krygen Het hun vragen is tyd en moeite verspillen, want als kooplui die graag het meeste geld voor hun waar willen maken, zijn ze aan dat oor wanhopig oostindisch doof. Er is maar éen middel en dat is, het vleesch van buiten te laten komen. Ah het nog lang zoo voortduurt, kon dat cr wel eens van komen en ik weet van menschen, dio al van plan zyn zich met een slager te Leiden te verstaan, om gezamenlijk vandaar het door hen benoo- digde te betrekken. Weliswaar moeten ze dan de vracht betalen, maar wanneer vyf of zes personen tegelyk bestellen, zyn voor ieder de verzend koeten gering en voor het groote verschil in prijs ge* troost men zich graag de moeite, om het vleesch elders te bestellen. Ik ben anders geen vooratander van buiten de stad inkoopen te doen eo recommandeer altijd aan iedereen zich zooveel mogelijk by de eigen burgers to voorzien. Maar als de heeren vieesch- bouwera zóo gauw ryk willen wezen, kunnen ze het niet kwalyk nemen, dat anderen óok op hunne dubbeltjes passen en daar gaan, waar zy zooveel goedkooper terecht kunnen. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1892 | | pagina 6