INGEZONDEN.
Hervorming van het Middelb. Onderw.
Hervorming of Opheffing.
regeering heeft genomen tegen het
mond- en klauwzeer. De soldaten hebben
de orde hersteld, nadat de politie door
de menigte wae aangevallen.
Voor den inhoud dezer rubriek stelt de
redactie zich niet aansprakelijk)
Mijnheer de Redacteur
In de laatste vergadering van den
Gemeenteraad kwamen van niet minder
dan drie zijden vooretellen in, tot wij
zigiog in den toestand van het M. O.
Na kennisneming dier voorstellen was
het one plan u voor hunne bespreking
eenige ruïmie in uw blad te verzoeken.
Ondertusschen zijn de voorstellen ge
deeltelijk toegelicht. B|j onze beoor
deeling dan ook een enkel woord over
de bedoelde toelichting. Voorgesteld is
1. Door B. en W.Het bouwen
eener nieuwe H. B. S. met 5-j. c.
2. Door het raadslid dr. v. d. Berg
Verhooging van schoolgelden.
3. Door het raadslid dr. Lodewijks:
a. Tot de H. B. S. met 5-j. c. jaar
lijks niet meer dan 60 leerlingen in de
eerste klasse toe te laten.
b. De H. B. S. voor Handel en Nij
verheid op te heffen en den d'recteur
en leeraren wachtgeld te verleenen.
c. eene school van U. L. O. te stich
ten, waaraan onderwijs zal gegeven wor
den in de vakken a-kmt n, q en s,
en voor deze school te bestemmen de
lokalen der H. B. S. met 3-j. c.
Veranderingen dus genoeg, maar zijn
ze alle verbeteringen Wij gelooven het
niet, maar meenen, dat onder het aan
brengen van een paar wijzigingen uit
de vereeniging van bovenstaande voor
stellen een schoon geheel is te maken.
B. en W. hebben natuurlijk hun
voorstel gedaan, omdat het tegenwoor
dig gebouw der H. B. S. met 5-j. c.
veel te klein is voor haar groot aantal
leerlingen. Het voorste1, wordt het aan
genomen, eischt een kolossale som om
het gebouw te doen verrijzen. Die
nieuwe zware last mag de gemeente
niet onnoodig worden opgelegd. Wij
zeggen onnoodig, want aan ©ene
nieuwe EL B. S. met 5 j. c. is geen
behoefte. In den nood kan met aan
merkelijk minder kosten op doeltrefien
der wijze worden voorzien. Grond voor
die bewering vinden wij in vele woorden
uit de toelichting der voorstellen vau
dr. Lodewijks. W|j komen er straks
op terug.
De bedoeling van het voorstel van
dr. v. d. Berg is duidelijk: de school
gelden moeten, meer dan tot nu toe,
tegemoet komen aan de kosten voor
het onderwys. Wij moeten wel aanne
men, daar overal elders het schoolgeld
yoor eene H. B. S. met 5-j. c, aan
merkelijk hooger is dan voor die met
3-j. c. in dezelfde plaats, dat de heer
V. d. Berg ook bedoelt, alleen het
schoolgeld voor den 5-j. c. te verhoo-
gen. Dit kan gebeuren en wel zon
der gevaar voor het verlies
der rijkssubsidie, als maar niet
alleen, zooals meermalen is gewenscht,
yan de jongelui, die uit andere ge
meenten de schooi bezoeken, hooger
schoolgeld wordt gevorderd.
Maar een ander gevaar dreigt bij
verhooging van het schoolgeld voor dén
5-j. c. Die school wordt bezocht door
vele jongelieden, die daar niet behoo-
ren. Grond ook voor deze bewering
vinden wij in dr. Lodewijks motiveering
yan zijn voorstel.
Bedoelde jongelui zullen er dan
toe gebracht worden, daar zij toch
M. O. wenschen te genieten,
om zich aan te melden als leerlingen
voor de H. B. S. met 3 j. c., welker
opheffing althans de heer v. d. Berg
niet voorstelt. Maar dan staat de Raad
direct voor twee moeielgkheden. ie. De
beschikbare ruimte op de H. B. S. met
c. de Voorzitter van den Gemeen
teraad merkte dit op bij het begrootings-
debat laat een grooten aanwas van
leerlingen niet toe en 2e de H. B. S.
met 5 j. c. schijnt zie de motivee
ring van dr* Lodewijks zoowel vol
gepropt met leeraren als met leerlingen.
Zal bij het verlaten in grooten getale
der laatsten voor de eersten nog ge
noeg werk te verrichten zijn? Waar
schijnlijk niet. Maar toch gaat het niet
aan, die measchen, verdienstelijke man
nen, die, hetzij verscheidene jaren, hetzy
slechts korten tijd de gemeente hoog
gewaardeerde diensten hebben bewezen,
het gaat toch niet aan, dien leeraren
hun ontslag te geven of ze op wacht
geld te stellen. De eer van Haarlem,
van een stad boven de 50 duizend zie
len, is nog wat meer waard dan een
paar duizend gulden. De Raad zal we
ten te tooneu, dat Haarlem is de hoofd
stad van Holland, maar niet van eenige
provincie van België.
Maar twee niet te overkomen be
zwaren en het voorstel van den heer
d. Berg mist, jammer genoeg, zijn
doel. Minder leerlingen, geen stijging
der schoolgelden.
De voorstellen van den heer Lode
wijks.
a. Onzes inziens kan dit gedeelte
onmogelijk worden aangenomen. Indien
meer dan 60 jongelui, die M. O. wen
schen te ontvangen, aan het toelatings
examen voldoen, moeten allen en niet
slechts 60 worden toegelaten. Ongetwij
ield zou bij aanneming van dit voorstel
de rijkssubsidie worden ingetrokken. En
buitendien, ongerekend alle bezwaren
aan een vergelijkend toelatings examen
verbonden (strikte onpartijdigheid bijv
in alle voorkomende gevallen), kan
maar niet tot een 20 jongelui gezegd
worden, dat zij eea andere soort school
moeten kiezen, in dezen de school
bedoeld in voorstel c van den heer Lo
dewijks. Wenschten zij U. L. onderwijs,
zij hadden zich vervoegd bij de heeren
Nijssen, Prins of Fortgens. Zij deden
dit niet, mAar verzochten toegelaten te
worden op een H, B. S., wetende ook.
dat een diploma, verkregen bij het ver
laten zoowel van een 3 j. als 5 j
voorrechten en rechten geeft. Naar een
bewijs van trouw bezoek eener U.L.S.
wordt niet gevraagd. Ongetwijfeld za^
ieder belangstellende aan de H' B,
met 3 j. c. kunnen vernemen, hoevele
jongelieden door hun diploma een nut
tigen, schoonen werkkring hebben ge
vonden. En toch, zie voorstel Lode
wijks b, eerste gedeelte de heer L,
stelt voor, die school op te heden. In
de discussies over de begrooting meen
den wij het motief te vinden, dat tot
indiening van dat voorstel heelt geleid.
De school werd beweerd, kost te veel
geld naar haar aantal leerlingen. De
Voorzitter merkte daarbij op, dat de
kosten wel niet meer zouden stagen,
want het aantal leerlingen zou niet
noemenswaard kunnen vermeerderen,
dat der leeraren geen vermeer
dering behoeven. Dat daarna zou wor
den voorgesteld, de school op te heffen,
hadden wij niet vermoed. Blijkbaar is
het niet de bedoeling geweest, haar
voor meer leerlingen in te richten, an
ders had men in andere lokalen haar
gehuisvest. Maar na de toelichting van
Dr. Lodewijks zelf, kunnen wij dit zijn
voorstel volstrekt niet begrepen. Voor
eerst, dat de school kwijnt, is in strijd
met bovengenoemd beweren van den
Voorzitter van den gemeenteraad. Eene
school, waarvoor zich telkens meer leer
lingen voor de eerste klasse aanmelden,
en waar splitsing van klassen had moe
ten plaats hebben, indien allen waren
toegelaten, die plaatsing hadden ver
zocht, kwpt niet. Maar ten an
dere, de heer Lodewijks zelf zegt terecat,
dat vele leerlingen de H. B. S. met
5j. c. verlaten, vóór het eindexamen,
dikwijls reeds in de laagste klassen,
zonder éen geheel in hua hoofd te
hebben. Maar die leerlingen hoorden
dan toch op dien 5j. c. niet te huis.
Hadden zij de H. B. S. met 3j. c. ge
kozen, het overgroote deel zou de drie
klassen hebben doorloopen en wel
éen geheel in het hoofd hebben gekre
gen. Wij overdrijven zeker niet, als wij
eweren, dat nog niet een vierde van
de jongeiui, die met de eerste klasse
der H. B. S. met 5). c. beginnen, ein
delijk het eindexamen doen. Meer dan
drie vierde verlaat dus de school uit
de lagere klassen en dat gedeelte had
in z|jn eigen belang de school met 3]
moeten bezoeken. Gaat het dan aan,
eene school op te heflen, waar onder
wijs gegeven wordt, dienstig vcor ruim
drie vierde der schoolgaande jongelui?
Van een gemeenteraad, die onlangs
besloot, het belastingstelsel zóo te hervor
men, dat de belasting, die reeds door
75 percent der belastingbetalende bur
gers wordt opgebracht, ook van het
kleine andere gedeelte dier burgerij zal
worden geheven, is niet te denken, dat
hij met dit voorstel medegaat. Eene
andere oplossing ligt werkehja voor de
hand.
Voorstel b van den heer Lodewijks
houdt verder in, directeur en leeraren
dier schooi op wachtgeld te stellen. Een
liefderijk voorstel, dat ten gevolge kan
hebben, geheele huisgezinnen teruïaee
ren. Directeur en leeraren dier school
hebben wellicht eenmaal op de roepstem
van Haarlem's bestuur betrekkingen
verlaten, waarin zij met lust en ijver
werkzaam waren en die zij, tot geluk
van zich zelf en hun gezin, tot hoogen
ouderdom hadden kunnen bekleeden,
Vertrouwende op de betrekking, alhier
verkregen, hebben zij verplichtingen
aangegaan jegens hun gezin en de
maatschappij, verplichtingen, die zij moe
ten naleven als eerlijke lieden, alsecht-
genooten en vaders. Boven zeiden wij
reeds, Haarlem ligt niet in Belgiö en
wij vertrouwen, dat de vertegenwoor
digers der gemeente dit zullen be
wijzen.
Men meene toch niet, dat de ontsla
gen leeraren geplaatst zouden kunnen
worden gesteld dat zij kwam aan de
school, bedoeld ia voorstel c van den heer
Lodewijks. Dit zou nog de vraag zijn.
Bevoegheid tot het geven van M. O.
geeft den bezitter geen toegang als on
derwijzer op de lagere school. En
buitendien, slechts éen der ontslagenen
zou hoofd kunnen worden. Zon men de
zelfde tractementen allen laten behouden
of salariceren als hulponderwijzers
Dit laatste zou voor hen niet veel
verschillen met bovengenoemd lot.
Verder zegge men ook nietde ontslagen
heeren zullen wel elders weer eene be
trekking krijgenin den tegenwoordigen
tijd z\jn betrekkingen scüaarsch.
c. Eene school voor |U. L. O., waar
onderwijs zal gegeven worden in zes
tien verschillende vakken aan jongens
van 12 of 13 tot 16 of 17 jaar. In welk
opzicht zou zulk onderwijs eenvoudiger
zijn, minder uitgebreid, dan dat aan
de H. B. S. met 3 j. c. Wij verklaren
dit niet te weten en buitendien aan
zoodanige school bestaat in Haarlem
geen behoefte meer. Men wil zijn kin
deren M. O. doen genieten. De vroegere
zoogenaamde franscne scholen, waaraan
men algemeen denkt, als men spreekt
over U. ,L. O. zijn niet meer terug te
roepen. Een schoolhoofd met zijn corps
hulponderwijzers is niet „de franscne
mossieu" bij wien men nog gaarne
zweert. Niet noodig te zeggen, dat de
lokaliteit der H. B. S. met 3 j. c. ook
onvoldoende zou zijn voor die U.L.S.
waar toch de jongelui te bergen, die
boven de 60 zich aanmelden voor den
5 j. c. behalve de bezoekers van den
3 j. c. Doch genoeg, aan die school is
geene behoefte, maar dan ook vervallen
alle voorstellen van den heer Lodewijks
welke steunen op de veronderstelling
dat zoodanige school noodig is.
Maar wat dan Waar is nu die ver
eeniging van bovenstaande voorstellen
tot een „schoon" geheel? Ziehier:
Men bouwe een nieuwe school,
maar niet eene, die nit haren aard vol
doet aan de behoeften slechts van een
vierde (ruim genomen) der schoolgaande
jongelui; men bouwe niet eene nieuwe
school voor 5 j. c., maar voor 3 j.
2. De tegenwoordige school voor 5j.
onderga eenige wijziging, die haar
eveneens meer geschikt maakt vooralle
jongelui, welke haar bezoeken. Daartoe
worde zij gesplits in eene atdeeling a
(hare drie laagste klassen) met een pro
gramma gelijk aan dat van bovenge
noemde 3 j. c. en toch zoo, dat het
onderwas aansluit aan de tweede afdee
liug, b, [(hare twee hoogste klasse,)
waarin het onderwijs verder wordt ge
geven met het oog op het eindexamen,
3. De jongelui van beide scholen, die
ten overslaan van dezeifde commissie
bewijzen, dat zij uit de derde klasse
eervol kunnen worden ontslagen (vol
doend eindexamen na 3 jaar) gaan, in
dien zij wenschen verder te studeeren.
zonder eenig ander examen ov
atdeeling b.
4. Voor de noodige eenheid bij het
M. O. hier ter plaatse is de directeur
van onder 2 genoemde school, tevens
opperdirecteur van het M. O. alhier,
Zijn tractemeat wordt daarom, zoo noo
dig, verhoogd.
5. Of voor beide scholen gelijkelijk,
óf voor atdeeling b alleen, wordt het
schoolgeld verhoogd.
In détails treden wij liever niet, alleen
merken wij nog op, dat het program
ma van den tegenwoordigen 3 j. c. voor
beide scholen te verkiezen is boven een
onderwijs van de drie eerste klassen
van een 5 j. c. De lesïen in het boek
houden missen de jongelui dan niet.
Mocht eenig ander vak minder tot zijn
recht komen met het oog op het eind
examen, zoo kan dat zeker worden in
gehaald in atdeeling b, waar dan boek
houden en staatsinrichting minder tijd
behoeven te vorderen dan nu in klasse
4 en 5.
De voordeelen met zoodanige regeling
te verkrijgen liggen voor de hand. „Wij
noemen deze
Minder kosten voor den bouw der
schoool, waarvoor dan mogelijk eerder
eene andere plaats te vinden is dan
het veelbesproken Wilsonsplein.
Het onderwijs komt dan tot zijn recht
bij het overgroote deel der schoolgaande
jongelui. Geene leeraren behoeven met
ontslag te worden bedreigd, geene huis
gezinnen ongelukkig gemaakt.
Maar, zoo zal men ons te gemoet
voeren zal men in het vervolg dan
toch niet zien, dat de eene school over
vol zit en de andere niet voldoende is
bezet? Ons antwoord luidt, dat het
is te voorkomen door te doen, wat
men begonnen is met de armen
scholen en laatstelijk gedaan heeft met
de opleidingsscholen, waar het school
geld slechts weinig minder is dan op de
beide H. B. S-, m. a. w. men wijze
iederen leerling naar het stadsgedeelte,
dat hij bewoont, de schooi aan, die hij
te bezoeken heeft. Doch alles ga ge
leidelijk. Wie bij de totstandkomding
van soortgelijke regeling, liever op de
school wil blijven, waar hij reeds is,
hoewel hij naar de ligging zijner woning
op de andere behoort, hij blijve er.
Toch zal reeds veel gewonnen zijn en
des heeren Lodewijks wensch wordt
vervuldin de eerste klasse komen
hoogstens 60 leerlingen. Het overbe
volken der verdere klasBen houdt na
een paar jaren op. Zoolang die klassen
nog te vol zijn, neme men in gebruik
de leeggekomen lokalen der H. B. S.
met 3 j. c. En loopt gij, met uw ver
wijzen van jongens naar een bepaalde
school, geen gevaar de rijkssubsidie te
verliezen Wij vreezen dat gevaar niet.
Het rijk zal het onverschillig zijn, sub
sidie te geven voor éene bepaalde school
of dezelfde som tea bate van het M. O;
voor jongens ia het algemeen (burger
avondschool uitgesloten). Ons dunkt,
soortgelijke regeling zou strekken tot
bioei van het onderwijs, tot eer vaa
Haarlem. Men ga aan het werk. Waar
een wil is, is een weg. M.
Mijnheer de Redacteur
Verdienen de argumenten der heeren
Lodewyks, L. en H. in de laatste num-
mers dezer Courant de aandacht moge
lijk dat ook de mededeelingen vaneen
oud-leerling der H. B. S. ter opleiding
voor Handel en Nijverheid, nu er sprake
is van hare, zoo niet geheele. dan toch
gedeeltelijke hervorming in deze eenig
licht kunnen aanbrengen.
De heer H. merkt terecht op, dat,
vóór en aleer een besluit te nemen,
men liever eerst de fouten diene op te
sporen, opdat eene verandering in deze
ons niet van Scybl* op Charybdis doe
geraken.
Wat de heer Lodewijks o, m. aan
voerde, n.l. dat de tegenwoordige leer.
slot veel te uitgebreid is voor een H.
B. S. ter opl. v. Handel en Nijverheid
zal ik niet in twijfel trekken; integen
deel, de krachten van het onderwijzend
personeel in aanmerking genomen, is
de schotel wel wat overladen. Wil men
werkelijk gunstige resultaten van een
school verwachten, dan diene men met
de samenstelling van het programma
zeer zorgvuldig om te gaan, en dit
schijnt niet het geval geweest te zijn.
Van een 3jarlgea cursus, waaraan
ieder jaar, na aftrek der vacanties, negen
maanden onderricht wordt gegeven,
eische men b. v. niet, dat de leerlingen 1
die verlaten met voldoende kennis van
't Engelsch, waarin volgens program
ma en natuurlijk alleen aan de beide
laatste studiejaren, dus gedurende 2
maal 9 maanden, mag worden onder
wijs gegeven, terwijl de jongelui van 't
eerste studiejaar, in vergelijking met de
onlangs verlaten lagere school, het druk
genoeg hebben door de vermeerdering
der wiskunde vakken van Hoogduitsch
ea Plant- oi Dierkunde.
Het vak teekenen daarentegen, moet
het ontgelden. Ik weet het niet zeker, j
maar ik meen dat de 3 laagste klassen
der H. B. S. met 5 jarigen cursus meer
„teekenen" hebben dan die ter opl. v.
handel en nijverheid, ofschoon dit ook,
naar ons dunkt, eene der hoofdvakken'
behoorde te wezen, terwijl het onder-1
richt in rechtlijnig tcekeaen geheel 1
ontbreekt. Voorts leggen de leerlingen!
zich vooral op de wiskunde toe, en
minder op de talen. Voor een oplei-j
diagsschool als waarover wij spreken,:
is dit zekerlijk niet ia 't voordeel, doch
dit zou te minder in het nadeel wezen,
indien men het rekenen en de algebra
meer samen deed gaan, m. a. w. dat de
laatste studiejaren zich meer speciaal op
het handelsrekenen toelegden, terwijl
ook aan het handelscorrespondeeren
een zoo moeilijk te leeren vak veel
te weinig tijd wordt gegund, om er zich
met vrucht op te kunnen toeleggen.
Men begrijpe mij weler k&n niet
meer tijd aan worden gegund door ten
aaüzien vau den beschikbaren tijd, te uit
gebreide leerstof.
Tot nog toe redeneer ik van het
standpunt, alsof de 3 jarige cursus uit
sluitend aan handel ea nijverheid ware
gewijd. Helaas, de sinds 1888 ingestelde
afdeeling B, (de afdeeling ter opleiding
der examens Willemsoord, Breda c. s.)
ingesteld met het denkbeeld, dat deze
hervorming de school in bloeienden
staat zou brengen, heeft naar mijn in-
zien haar eerder achteruit gebracht. Het
onderricht aan de jongelui toch, die
naamste.
Er gebeurde dien avond iets, dat van veel invloed was op het
besluit van Chetwynd. Hij ontving een brief van den zaakwaar
nemer zyns ooms, waarin werd vermeld, dat sir Geoffrey zeer
plotseling was overleden en dat z|jn zoon, de nieuwe baronet zijn
voornemen had kenbaar gemaakt om de toelage te staken.
*C a n a i 11 el* was Chetwynd's uitroep van verontwaardiging.
Dit was de laatste slag; z|jn toestand was nu geheel onhoud
baar. Verslagen armoede en de hongerdood grijnsden hem aan,
en op den achtergrond verhief zich met afschrikwekkende duide
lijkheid de spookachtige gestalte van de guillotine. Het is geen
aangename machine om te zien, in werkelijkheid noch in ver
beelding. Er werd verteld, dat de man, die de eer genoot om de
menschen den nek door te snyden, z|jn vak niet verstond. H|j was
somtijds zenuwachtig en het gebeurde wel eens, dat h|j een armen
duivel liet wachten, terw|jl deze in de mand staarde, waarin z|jn
hoofd zou rollen, een halve minnut lang alvorens h|j den veer kon
laten werken.
De dagbladen vielen daarover steeds heftig tegen den beul uit
en een ieder zeide, dat het een schande was, dat het een schandaal
was, dat h|j z|jne klanten alt|jd zoo lang liet wachten alvorens
hen te bedienen.
HOOFDSTUK IX.
Koskavitch vertelt alles wat hij weet
//Ik kan ik wil zulk een zelfopoffering van u niet aannemen
Isabel. Bovendien kunt ge niet laoger vr|j over uw hand beschik
ken. G|j zyt verloofd met Dennyson. Ik heb m|jn toestemming
tot die verloving gegeven, en gy noch ik, kunnen onder welke
omstandigheden ook, ons woord verbreken. Uw eer is mij meer
waard dan mijn leven.*
Bij het noemen van den naam Dennyson, verbleekte het gelaat
van het meisje en hare oogen vulden zich met tranen.
#Ik kan nooit de vrouw worden van Dennyson,* zeide zij
droevig.
Er ging haar vader een licht op. Werd hij van den moord bejj
schuldigd en misschien veroordeeld, dan kon Edward Dennyson
niet hnwen met de dochter van een man, die ter dood was gebracht of
voor zijn leven verbannen
uIk begrjjp u, mijn kind 1* zeide h|j droevig. //O, God, wat een
vreesel|jk toestand!*
By dezen uitroep verkondigde een driemaal herhaald kloppen
van Warrie diens terugkomst. JBLy had een brief voor z|jn vader
by zich, dien h|j had meegenomen uit de loge, en die volgens
het zeggen van den portier door een liverei-bediende was gebracht.
H|j kwam van den graaf en luidde als volgt
//WelEdele Heer, Morgen zal voor den middag de som
van vijfhonderdduizend francs, die gij t|jdelijk aan mijn zorg
hebt toevertrouwd, op uw naam aan de Fransche Bank wor
den gedeponeerd. Ik zal de eer hebben u, zooals is afgespro
ken, des namiddags te komen bezoeken.
Uw dienstw. dienaar,
//Vladimir Pohitonoff.*
De bizondere kieschheid, welke nitblonk in deze manier om bet
bedrag der waarde van het lot terug te geven, en ook het bizon
der vertrouwen, dat op de eer van Chetwynd werd gesteld, waren
van veel invloed. Onder de gegeven omstandigheden zou Let on
voorzichtig, zelfs gevaarlijk voor Leslie zijn om zich als den win
ner van den eersten prijs te doen kennen. De gelukkige winnei
van zulk een prijs is altijd een persoon, op wien de aandacht
valt, en voor het oogenblik was het z|jn doel om de aandacht van
het publiek niet te trekken, eerder om ze te schuwen.
Graaf Pohitonoff steeg verbazend in de achting van den man»
wiens dochter h|j zoo hartstochtelijk tot z|jne vrouw verlangde-
Deze laatste diplomatieke zet had de omstandigheden wel geleid
in de richting zooals hy ze wilde hebben.
H|j had by zichzelf overwogen, dat Chetwynd niet de twintig
duizend pond sterling zou kunnen aannemen en tegelykertyd zyne
toestemming tot het huwel|jk weigeren. Van rechtswege kon bij
het lot niet hebben opgeöischt, dus waren de vijfhonderdduizend
francs in werkelijkheid een gift.
Het ochtendblad van den volgenden dag behelsde het volgende-
//De rechter van instructie heeft een telegram ontvangen vflü
den zoogenaamden oom van mevrouw Silberkoff, waarin by ver-
meldde, dat hy gehoord had van de vreesel|jke gebeurtenis es
zonder dralen naar Par|js zou terugkeeren. Dit telegram was a
komstig uit Edinburgh.
{{Wordt vervolgd,)