INGEZONDEN. Hervorming van het Middelb. Onderw. Hervorming of Opheffing. regeering heeft genomen tegen het mond- en klauwzeer. De soldaten hebben de orde hersteld, nadat de politie door de menigte wae aangevallen. Voor den inhoud dezer rubriek stelt de redactie zich niet aansprakelijk) Mijnheer de Redacteur In de laatste vergadering van den Gemeenteraad kwamen van niet minder dan drie zijden vooretellen in, tot wij zigiog in den toestand van het M. O. Na kennisneming dier voorstellen was het one plan u voor hunne bespreking eenige ruïmie in uw blad te verzoeken. Ondertusschen zijn de voorstellen ge deeltelijk toegelicht. B|j onze beoor deeling dan ook een enkel woord over de bedoelde toelichting. Voorgesteld is 1. Door B. en W.Het bouwen eener nieuwe H. B. S. met 5-j. c. 2. Door het raadslid dr. v. d. Berg Verhooging van schoolgelden. 3. Door het raadslid dr. Lodewijks: a. Tot de H. B. S. met 5-j. c. jaar lijks niet meer dan 60 leerlingen in de eerste klasse toe te laten. b. De H. B. S. voor Handel en Nij verheid op te heffen en den d'recteur en leeraren wachtgeld te verleenen. c. eene school van U. L. O. te stich ten, waaraan onderwijs zal gegeven wor den in de vakken a-kmt n, q en s, en voor deze school te bestemmen de lokalen der H. B. S. met 3-j. c. Veranderingen dus genoeg, maar zijn ze alle verbeteringen Wij gelooven het niet, maar meenen, dat onder het aan brengen van een paar wijzigingen uit de vereeniging van bovenstaande voor stellen een schoon geheel is te maken. B. en W. hebben natuurlijk hun voorstel gedaan, omdat het tegenwoor dig gebouw der H. B. S. met 5-j. c. veel te klein is voor haar groot aantal leerlingen. Het voorste1, wordt het aan genomen, eischt een kolossale som om het gebouw te doen verrijzen. Die nieuwe zware last mag de gemeente niet onnoodig worden opgelegd. Wij zeggen onnoodig, want aan ©ene nieuwe EL B. S. met 5 j. c. is geen behoefte. In den nood kan met aan merkelijk minder kosten op doeltrefien der wijze worden voorzien. Grond voor die bewering vinden wij in vele woorden uit de toelichting der voorstellen vau dr. Lodewijks. W|j komen er straks op terug. De bedoeling van het voorstel van dr. v. d. Berg is duidelijk: de school gelden moeten, meer dan tot nu toe, tegemoet komen aan de kosten voor het onderwys. Wij moeten wel aanne men, daar overal elders het schoolgeld yoor eene H. B. S. met 5-j. c, aan merkelijk hooger is dan voor die met 3-j. c. in dezelfde plaats, dat de heer V. d. Berg ook bedoelt, alleen het schoolgeld voor den 5-j. c. te verhoo- gen. Dit kan gebeuren en wel zon der gevaar voor het verlies der rijkssubsidie, als maar niet alleen, zooals meermalen is gewenscht, yan de jongelui, die uit andere ge meenten de schooi bezoeken, hooger schoolgeld wordt gevorderd. Maar een ander gevaar dreigt bij verhooging van het schoolgeld voor dén 5-j. c. Die school wordt bezocht door vele jongelieden, die daar niet behoo- ren. Grond ook voor deze bewering vinden wij in dr. Lodewijks motiveering yan zijn voorstel. Bedoelde jongelui zullen er dan toe gebracht worden, daar zij toch M. O. wenschen te genieten, om zich aan te melden als leerlingen voor de H. B. S. met 3 j. c., welker opheffing althans de heer v. d. Berg niet voorstelt. Maar dan staat de Raad direct voor twee moeielgkheden. ie. De beschikbare ruimte op de H. B. S. met c. de Voorzitter van den Gemeen teraad merkte dit op bij het begrootings- debat laat een grooten aanwas van leerlingen niet toe en 2e de H. B. S. met 5 j. c. schijnt zie de motivee ring van dr* Lodewijks zoowel vol gepropt met leeraren als met leerlingen. Zal bij het verlaten in grooten getale der laatsten voor de eersten nog ge noeg werk te verrichten zijn? Waar schijnlijk niet. Maar toch gaat het niet aan, die measchen, verdienstelijke man nen, die, hetzij verscheidene jaren, hetzy slechts korten tijd de gemeente hoog gewaardeerde diensten hebben bewezen, het gaat toch niet aan, dien leeraren hun ontslag te geven of ze op wacht geld te stellen. De eer van Haarlem, van een stad boven de 50 duizend zie len, is nog wat meer waard dan een paar duizend gulden. De Raad zal we ten te tooneu, dat Haarlem is de hoofd stad van Holland, maar niet van eenige provincie van België. Maar twee niet te overkomen be zwaren en het voorstel van den heer d. Berg mist, jammer genoeg, zijn doel. Minder leerlingen, geen stijging der schoolgelden. De voorstellen van den heer Lode wijks. a. Onzes inziens kan dit gedeelte onmogelijk worden aangenomen. Indien meer dan 60 jongelui, die M. O. wen schen te ontvangen, aan het toelatings examen voldoen, moeten allen en niet slechts 60 worden toegelaten. Ongetwij ield zou bij aanneming van dit voorstel de rijkssubsidie worden ingetrokken. En buitendien, ongerekend alle bezwaren aan een vergelijkend toelatings examen verbonden (strikte onpartijdigheid bijv in alle voorkomende gevallen), kan maar niet tot een 20 jongelui gezegd worden, dat zij eea andere soort school moeten kiezen, in dezen de school bedoeld in voorstel c van den heer Lo dewijks. Wenschten zij U. L. onderwijs, zij hadden zich vervoegd bij de heeren Nijssen, Prins of Fortgens. Zij deden dit niet, mAar verzochten toegelaten te worden op een H, B. S., wetende ook. dat een diploma, verkregen bij het ver laten zoowel van een 3 j. als 5 j voorrechten en rechten geeft. Naar een bewijs van trouw bezoek eener U.L.S. wordt niet gevraagd. Ongetwijfeld za^ ieder belangstellende aan de H' B, met 3 j. c. kunnen vernemen, hoevele jongelieden door hun diploma een nut tigen, schoonen werkkring hebben ge vonden. En toch, zie voorstel Lode wijks b, eerste gedeelte de heer L, stelt voor, die school op te heden. In de discussies over de begrooting meen den wij het motief te vinden, dat tot indiening van dat voorstel heelt geleid. De school werd beweerd, kost te veel geld naar haar aantal leerlingen. De Voorzitter merkte daarbij op, dat de kosten wel niet meer zouden stagen, want het aantal leerlingen zou niet noemenswaard kunnen vermeerderen, dat der leeraren geen vermeer dering behoeven. Dat daarna zou wor den voorgesteld, de school op te heffen, hadden wij niet vermoed. Blijkbaar is het niet de bedoeling geweest, haar voor meer leerlingen in te richten, an ders had men in andere lokalen haar gehuisvest. Maar na de toelichting van Dr. Lodewijks zelf, kunnen wij dit zijn voorstel volstrekt niet begrepen. Voor eerst, dat de school kwijnt, is in strijd met bovengenoemd beweren van den Voorzitter van den gemeenteraad. Eene school, waarvoor zich telkens meer leer lingen voor de eerste klasse aanmelden, en waar splitsing van klassen had moe ten plaats hebben, indien allen waren toegelaten, die plaatsing hadden ver zocht, kwpt niet. Maar ten an dere, de heer Lodewijks zelf zegt terecat, dat vele leerlingen de H. B. S. met 5j. c. verlaten, vóór het eindexamen, dikwijls reeds in de laagste klassen, zonder éen geheel in hua hoofd te hebben. Maar die leerlingen hoorden dan toch op dien 5j. c. niet te huis. Hadden zij de H. B. S. met 3j. c. ge kozen, het overgroote deel zou de drie klassen hebben doorloopen en wel éen geheel in het hoofd hebben gekre gen. Wij overdrijven zeker niet, als wij eweren, dat nog niet een vierde van de jongeiui, die met de eerste klasse der H. B. S. met 5). c. beginnen, ein delijk het eindexamen doen. Meer dan drie vierde verlaat dus de school uit de lagere klassen en dat gedeelte had in z|jn eigen belang de school met 3] moeten bezoeken. Gaat het dan aan, eene school op te heflen, waar onder wijs gegeven wordt, dienstig vcor ruim drie vierde der schoolgaande jongelui? Van een gemeenteraad, die onlangs besloot, het belastingstelsel zóo te hervor men, dat de belasting, die reeds door 75 percent der belastingbetalende bur gers wordt opgebracht, ook van het kleine andere gedeelte dier burgerij zal worden geheven, is niet te denken, dat hij met dit voorstel medegaat. Eene andere oplossing ligt werkehja voor de hand. Voorstel b van den heer Lodewijks houdt verder in, directeur en leeraren dier schooi op wachtgeld te stellen. Een liefderijk voorstel, dat ten gevolge kan hebben, geheele huisgezinnen teruïaee ren. Directeur en leeraren dier school hebben wellicht eenmaal op de roepstem van Haarlem's bestuur betrekkingen verlaten, waarin zij met lust en ijver werkzaam waren en die zij, tot geluk van zich zelf en hun gezin, tot hoogen ouderdom hadden kunnen bekleeden, Vertrouwende op de betrekking, alhier verkregen, hebben zij verplichtingen aangegaan jegens hun gezin en de maatschappij, verplichtingen, die zij moe ten naleven als eerlijke lieden, alsecht- genooten en vaders. Boven zeiden wij reeds, Haarlem ligt niet in Belgiö en wij vertrouwen, dat de vertegenwoor digers der gemeente dit zullen be wijzen. Men meene toch niet, dat de ontsla gen leeraren geplaatst zouden kunnen worden gesteld dat zij kwam aan de school, bedoeld ia voorstel c van den heer Lodewijks. Dit zou nog de vraag zijn. Bevoegheid tot het geven van M. O. geeft den bezitter geen toegang als on derwijzer op de lagere school. En buitendien, slechts éen der ontslagenen zou hoofd kunnen worden. Zon men de zelfde tractementen allen laten behouden of salariceren als hulponderwijzers Dit laatste zou voor hen niet veel verschillen met bovengenoemd lot. Verder zegge men ook nietde ontslagen heeren zullen wel elders weer eene be trekking krijgenin den tegenwoordigen tijd z\jn betrekkingen scüaarsch. c. Eene school voor |U. L. O., waar onderwijs zal gegeven worden in zes tien verschillende vakken aan jongens van 12 of 13 tot 16 of 17 jaar. In welk opzicht zou zulk onderwijs eenvoudiger zijn, minder uitgebreid, dan dat aan de H. B. S. met 3 j. c. Wij verklaren dit niet te weten en buitendien aan zoodanige school bestaat in Haarlem geen behoefte meer. Men wil zijn kin deren M. O. doen genieten. De vroegere zoogenaamde franscne scholen, waaraan men algemeen denkt, als men spreekt over U. ,L. O. zijn niet meer terug te roepen. Een schoolhoofd met zijn corps hulponderwijzers is niet „de franscne mossieu" bij wien men nog gaarne zweert. Niet noodig te zeggen, dat de lokaliteit der H. B. S. met 3 j. c. ook onvoldoende zou zijn voor die U.L.S. waar toch de jongelui te bergen, die boven de 60 zich aanmelden voor den 5 j. c. behalve de bezoekers van den 3 j. c. Doch genoeg, aan die school is geene behoefte, maar dan ook vervallen alle voorstellen van den heer Lodewijks welke steunen op de veronderstelling dat zoodanige school noodig is. Maar wat dan Waar is nu die ver eeniging van bovenstaande voorstellen tot een „schoon" geheel? Ziehier: Men bouwe een nieuwe school, maar niet eene, die nit haren aard vol doet aan de behoeften slechts van een vierde (ruim genomen) der schoolgaande jongelui; men bouwe niet eene nieuwe school voor 5 j. c., maar voor 3 j. 2. De tegenwoordige school voor 5j. onderga eenige wijziging, die haar eveneens meer geschikt maakt vooralle jongelui, welke haar bezoeken. Daartoe worde zij gesplits in eene atdeeling a (hare drie laagste klassen) met een pro gramma gelijk aan dat van bovenge noemde 3 j. c. en toch zoo, dat het onderwas aansluit aan de tweede afdee liug, b, [(hare twee hoogste klasse,) waarin het onderwijs verder wordt ge geven met het oog op het eindexamen, 3. De jongelui van beide scholen, die ten overslaan van dezeifde commissie bewijzen, dat zij uit de derde klasse eervol kunnen worden ontslagen (vol doend eindexamen na 3 jaar) gaan, in dien zij wenschen verder te studeeren. zonder eenig ander examen ov atdeeling b. 4. Voor de noodige eenheid bij het M. O. hier ter plaatse is de directeur van onder 2 genoemde school, tevens opperdirecteur van het M. O. alhier, Zijn tractemeat wordt daarom, zoo noo dig, verhoogd. 5. Of voor beide scholen gelijkelijk, óf voor atdeeling b alleen, wordt het schoolgeld verhoogd. In détails treden wij liever niet, alleen merken wij nog op, dat het program ma van den tegenwoordigen 3 j. c. voor beide scholen te verkiezen is boven een onderwijs van de drie eerste klassen van een 5 j. c. De lesïen in het boek houden missen de jongelui dan niet. Mocht eenig ander vak minder tot zijn recht komen met het oog op het eind examen, zoo kan dat zeker worden in gehaald in atdeeling b, waar dan boek houden en staatsinrichting minder tijd behoeven te vorderen dan nu in klasse 4 en 5. De voordeelen met zoodanige regeling te verkrijgen liggen voor de hand. „Wij noemen deze Minder kosten voor den bouw der schoool, waarvoor dan mogelijk eerder eene andere plaats te vinden is dan het veelbesproken Wilsonsplein. Het onderwijs komt dan tot zijn recht bij het overgroote deel der schoolgaande jongelui. Geene leeraren behoeven met ontslag te worden bedreigd, geene huis gezinnen ongelukkig gemaakt. Maar, zoo zal men ons te gemoet voeren zal men in het vervolg dan toch niet zien, dat de eene school over vol zit en de andere niet voldoende is bezet? Ons antwoord luidt, dat het is te voorkomen door te doen, wat men begonnen is met de armen scholen en laatstelijk gedaan heeft met de opleidingsscholen, waar het school geld slechts weinig minder is dan op de beide H. B. S-, m. a. w. men wijze iederen leerling naar het stadsgedeelte, dat hij bewoont, de schooi aan, die hij te bezoeken heeft. Doch alles ga ge leidelijk. Wie bij de totstandkomding van soortgelijke regeling, liever op de school wil blijven, waar hij reeds is, hoewel hij naar de ligging zijner woning op de andere behoort, hij blijve er. Toch zal reeds veel gewonnen zijn en des heeren Lodewijks wensch wordt vervuldin de eerste klasse komen hoogstens 60 leerlingen. Het overbe volken der verdere klasBen houdt na een paar jaren op. Zoolang die klassen nog te vol zijn, neme men in gebruik de leeggekomen lokalen der H. B. S. met 3 j. c. En loopt gij, met uw ver wijzen van jongens naar een bepaalde school, geen gevaar de rijkssubsidie te verliezen Wij vreezen dat gevaar niet. Het rijk zal het onverschillig zijn, sub sidie te geven voor éene bepaalde school of dezelfde som tea bate van het M. O; voor jongens ia het algemeen (burger avondschool uitgesloten). Ons dunkt, soortgelijke regeling zou strekken tot bioei van het onderwijs, tot eer vaa Haarlem. Men ga aan het werk. Waar een wil is, is een weg. M. Mijnheer de Redacteur Verdienen de argumenten der heeren Lodewyks, L. en H. in de laatste num- mers dezer Courant de aandacht moge lijk dat ook de mededeelingen vaneen oud-leerling der H. B. S. ter opleiding voor Handel en Nijverheid, nu er sprake is van hare, zoo niet geheele. dan toch gedeeltelijke hervorming in deze eenig licht kunnen aanbrengen. De heer H. merkt terecht op, dat, vóór en aleer een besluit te nemen, men liever eerst de fouten diene op te sporen, opdat eene verandering in deze ons niet van Scybl* op Charybdis doe geraken. Wat de heer Lodewijks o, m. aan voerde, n.l. dat de tegenwoordige leer. slot veel te uitgebreid is voor een H. B. S. ter opl. v. Handel en Nijverheid zal ik niet in twijfel trekken; integen deel, de krachten van het onderwijzend personeel in aanmerking genomen, is de schotel wel wat overladen. Wil men werkelijk gunstige resultaten van een school verwachten, dan diene men met de samenstelling van het programma zeer zorgvuldig om te gaan, en dit schijnt niet het geval geweest te zijn. Van een 3jarlgea cursus, waaraan ieder jaar, na aftrek der vacanties, negen maanden onderricht wordt gegeven, eische men b. v. niet, dat de leerlingen 1 die verlaten met voldoende kennis van 't Engelsch, waarin volgens program ma en natuurlijk alleen aan de beide laatste studiejaren, dus gedurende 2 maal 9 maanden, mag worden onder wijs gegeven, terwijl de jongelui van 't eerste studiejaar, in vergelijking met de onlangs verlaten lagere school, het druk genoeg hebben door de vermeerdering der wiskunde vakken van Hoogduitsch ea Plant- oi Dierkunde. Het vak teekenen daarentegen, moet het ontgelden. Ik weet het niet zeker, j maar ik meen dat de 3 laagste klassen der H. B. S. met 5 jarigen cursus meer „teekenen" hebben dan die ter opl. v. handel en nijverheid, ofschoon dit ook, naar ons dunkt, eene der hoofdvakken' behoorde te wezen, terwijl het onder-1 richt in rechtlijnig tcekeaen geheel 1 ontbreekt. Voorts leggen de leerlingen! zich vooral op de wiskunde toe, en minder op de talen. Voor een oplei-j diagsschool als waarover wij spreken,: is dit zekerlijk niet ia 't voordeel, doch dit zou te minder in het nadeel wezen, indien men het rekenen en de algebra meer samen deed gaan, m. a. w. dat de laatste studiejaren zich meer speciaal op het handelsrekenen toelegden, terwijl ook aan het handelscorrespondeeren een zoo moeilijk te leeren vak veel te weinig tijd wordt gegund, om er zich met vrucht op te kunnen toeleggen. Men begrijpe mij weler k&n niet meer tijd aan worden gegund door ten aaüzien vau den beschikbaren tijd, te uit gebreide leerstof. Tot nog toe redeneer ik van het standpunt, alsof de 3 jarige cursus uit sluitend aan handel ea nijverheid ware gewijd. Helaas, de sinds 1888 ingestelde afdeeling B, (de afdeeling ter opleiding der examens Willemsoord, Breda c. s.) ingesteld met het denkbeeld, dat deze hervorming de school in bloeienden staat zou brengen, heeft naar mijn in- zien haar eerder achteruit gebracht. Het onderricht aan de jongelui toch, die naamste. Er gebeurde dien avond iets, dat van veel invloed was op het besluit van Chetwynd. Hij ontving een brief van den zaakwaar nemer zyns ooms, waarin werd vermeld, dat sir Geoffrey zeer plotseling was overleden en dat z|jn zoon, de nieuwe baronet zijn voornemen had kenbaar gemaakt om de toelage te staken. *C a n a i 11 el* was Chetwynd's uitroep van verontwaardiging. Dit was de laatste slag; z|jn toestand was nu geheel onhoud baar. Verslagen armoede en de hongerdood grijnsden hem aan, en op den achtergrond verhief zich met afschrikwekkende duide lijkheid de spookachtige gestalte van de guillotine. Het is geen aangename machine om te zien, in werkelijkheid noch in ver beelding. Er werd verteld, dat de man, die de eer genoot om de menschen den nek door te snyden, z|jn vak niet verstond. H|j was somtijds zenuwachtig en het gebeurde wel eens, dat h|j een armen duivel liet wachten, terw|jl deze in de mand staarde, waarin z|jn hoofd zou rollen, een halve minnut lang alvorens h|j den veer kon laten werken. De dagbladen vielen daarover steeds heftig tegen den beul uit en een ieder zeide, dat het een schande was, dat het een schandaal was, dat h|j z|jne klanten alt|jd zoo lang liet wachten alvorens hen te bedienen. HOOFDSTUK IX. Koskavitch vertelt alles wat hij weet //Ik kan ik wil zulk een zelfopoffering van u niet aannemen Isabel. Bovendien kunt ge niet laoger vr|j over uw hand beschik ken. G|j zyt verloofd met Dennyson. Ik heb m|jn toestemming tot die verloving gegeven, en gy noch ik, kunnen onder welke omstandigheden ook, ons woord verbreken. Uw eer is mij meer waard dan mijn leven.* Bij het noemen van den naam Dennyson, verbleekte het gelaat van het meisje en hare oogen vulden zich met tranen. #Ik kan nooit de vrouw worden van Dennyson,* zeide zij droevig. Er ging haar vader een licht op. Werd hij van den moord bejj schuldigd en misschien veroordeeld, dan kon Edward Dennyson niet hnwen met de dochter van een man, die ter dood was gebracht of voor zijn leven verbannen uIk begrjjp u, mijn kind 1* zeide h|j droevig. //O, God, wat een vreesel|jk toestand!* By dezen uitroep verkondigde een driemaal herhaald kloppen van Warrie diens terugkomst. JBLy had een brief voor z|jn vader by zich, dien h|j had meegenomen uit de loge, en die volgens het zeggen van den portier door een liverei-bediende was gebracht. H|j kwam van den graaf en luidde als volgt //WelEdele Heer, Morgen zal voor den middag de som van vijfhonderdduizend francs, die gij t|jdelijk aan mijn zorg hebt toevertrouwd, op uw naam aan de Fransche Bank wor den gedeponeerd. Ik zal de eer hebben u, zooals is afgespro ken, des namiddags te komen bezoeken. Uw dienstw. dienaar, //Vladimir Pohitonoff.* De bizondere kieschheid, welke nitblonk in deze manier om bet bedrag der waarde van het lot terug te geven, en ook het bizon der vertrouwen, dat op de eer van Chetwynd werd gesteld, waren van veel invloed. Onder de gegeven omstandigheden zou Let on voorzichtig, zelfs gevaarlijk voor Leslie zijn om zich als den win ner van den eersten prijs te doen kennen. De gelukkige winnei van zulk een prijs is altijd een persoon, op wien de aandacht valt, en voor het oogenblik was het z|jn doel om de aandacht van het publiek niet te trekken, eerder om ze te schuwen. Graaf Pohitonoff steeg verbazend in de achting van den man» wiens dochter h|j zoo hartstochtelijk tot z|jne vrouw verlangde- Deze laatste diplomatieke zet had de omstandigheden wel geleid in de richting zooals hy ze wilde hebben. H|j had by zichzelf overwogen, dat Chetwynd niet de twintig duizend pond sterling zou kunnen aannemen en tegelykertyd zyne toestemming tot het huwel|jk weigeren. Van rechtswege kon bij het lot niet hebben opgeöischt, dus waren de vijfhonderdduizend francs in werkelijkheid een gift. Het ochtendblad van den volgenden dag behelsde het volgende- //De rechter van instructie heeft een telegram ontvangen vflü den zoogenaamden oom van mevrouw Silberkoff, waarin by ver- meldde, dat hy gehoord had van de vreesel|jke gebeurtenis es zonder dralen naar Par|js zou terugkeeren. Dit telegram was a komstig uit Edinburgh. {{Wordt vervolgd,)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1892 | | pagina 2