HET VERHAAL PLEI&1ÏÏSTEB vut de „Op zekeren dag/' zoo vertelde zy my, //werd ik geroepen bij een pasge trouwd paar. Zy hadden een huwelijks reis in het buitenland gemaakt en waren ongesteld thuis gekomen, zóo erg dat de dokter by beiden een hevigen aanval van typhus constateerde. Met behulp van een zuster der jonge vro^w Jeanne genaamd, paste ik hen op. Hnnne ledikanten hadden wy ge plaatst in een suite, hy lag in de voor kamer, zy in de achterkamer. Het waren nog haast kinderen en zy waren bezorgder voor elkaar, dan voor zichzelve. De vrouw verzocht my, toch vooral toe te zien dat het Jacob aan niets ontbrak en Jacob beval mij den grootsten zorg voor „vrouwtje" aan. Gemakkelyk was het er niet, want ze hadden geen keukenmeid, zoodat ik ook voor het eten zorgen moest. Maar ik deed dat gaarne voor deze twee jonge menschen, die elkaar zoo liefhaddeD, want in de ziekenkamer zien wij ge woonlyk meer zelfzucht, dan aandacht voor anderen. De jonge man hield zich goed en begon weldra langzaam, heel langzaam, te herstellen, maar het vrouwtje was een zwak poppetje en het weioigje kracht, dat zy bezat, vloeide by den dag weg. Toen hy wat beter werd, riep hij haar herhaalde malen uit zyn bed vroolijk toe en vroeg haar hoe het ging en het arme schepsel spande dan al hare krachten in, om een vroolyk antwoord te geven. Het speet my toen, dat ik hen zoo dicht by elkan der had gebracht, maar dat was nu niet meer te verhelpen. Alleen konden wij haar verzoeken zich niet overmatig te vermoeien en wanneer zy geen lust had hem toe te roepen, ons te laten zeggen dat, zy sliep. Maar dit denkbeeld stuitte haar zoo tegen de borst, dat wy ter wil le harer opgeruimdheid, maar moesten toegeven. Vooral was zij bang, dat hij zou te weten komen hoe zwak zy was. //Het zou hem zooveel smart doen/ zei ze, #hy is altyd zoo bezorgd voor my. En ik word immers al wat sterker, nietwaar zuster Op zekeren morgen, toen hij haar toe riep, kostte het haar moeite om luid te antwoorden en blykbaar hoorde hy dat, want hy riep met zekeren angst in zyn stemWeet je wel zeker, dat het goed gaat, liefste Ja zeker," antwoordde zy, haar stem metje zooveel doenlyk uitzettende, //waar om vraag je dat ilk dacht dat je stem wat zwak klonk. Als.het roepen je moeilyk valt, doe het dan niet meer Toen begon, zy te tobben, niet voor zich zelve, maar voor hem. //Word ik zwak ker, zuster vroeg zy, een paar ver schrikte, holle oogen op my vestigend. fGy maakt u zwak door dat roepen," antwoordde ik. ,/Ik moest eigenlyk de deur van de suite sluiten." //O, zeg het hem Diet, zeg het hem vooral niet Het zou hem bepaald achter uitzetten, als hy wist dat ik zoo zwak ben." Gelukkig kwam op dat oogenblik, juist haar zuster binnen en kon ik de kamer uitgaan, want ik kreeg als 't ware een brok in de keel en kon niet spreken. Later, toen ik by zyn bed kwam, vroeg hy mij fluisterend om hem toch te zeggen, rechtuit en waar te zeggen, hoe het met haar giDg. Wat moest ik doen ik zeide, dat zy het best maakte en misscnien nog wel eerder dan hij weer op de been zou wezen. De leugen deed den armen jongen meer goed, dan al onze verzorging en den volgenden morgen riep hy, vrooiy- ker dan tevoren, tot haar dat hij om een nieuwen hoed wilde wedden, dat hy eerder op de been zou wezen, dan zij. ,zAangenomenantwoordde zij, even vroolyk, //maar je verliest het. Ik zal je het eerst bezoeken Haar lach was zoo helder en haar stem klonk zooveel krachtiger, dat ik werkelyk dacht, dat er een plotselinge ommekeer in haren toestand was gekomen. Maar toen ik weer by haar bed kwam, lag zy, stil en zonder snikken, te weenen, dat het hoofdkussen er nat van waB. Wel, wat is dat nu En zooeven was u zoo vroolyk //O, die arme Jacob 1" zuchtte zy en terwyl zij my haar spierwitte vermagerde vingers liet zien, keek zy mij aan, zoo onbeschrijflijk droevig, dat myzelve de tranen in de oogen schoten. //Arme Jacob, het zal hem het hart breken!" Ik antwoordde niet. Er komt een oogenblik waarop zy die gaan sterven, hun toestand helder en klaar voor zich zien, in weerwil vaa ce bemoedigende woorden van dokter en verpleegster. Ik ging dus, zonder te antwoorden, naar de andere kamer en verzocht hem om den ganschen dag verder niet meer tot haar te roepen, omdat ik wilde dat zy sla pen zou. Den geheelen dag lag zy daar stil en zeide verder geen woord meer. De dokter kwam op het gewone uur en keek naar het eteB, dat onaangeroerd naast het bed stond. ,/Laat haar maar stil liggen, zuster" zei hy stil. „Ze moet maar slapen". Ik begreep hem. Tegen den avond opende zy de oogen en wenkte haar zuster, om zich over haar heen te buigen. Jeanne", fluisterde zij, //is het ver keerd om iemand te bedriegen, als het voor zyn eigen bestwil is „Dat weet ik niet," antwoordde het meisje, met een half verstikte stem, „ik geloot vau niet. Waarom vraag je dat z/Jeanne, je stem gelykfc zooveel op de myne. Weet je nog wel, dat ze er zich thuis altyd in vergisten. Als hy tot my roept, antwoord dan voor my, wil je, totdat hy wat beter ia. Beloof het my De beide zusters hadden elkander zeer lief, meer dan gewoonlyk tusschen zus ters voorkomt. Jeanne kon niet ant woor den, maar zij drukte hare zuster iu de armen en deze begreep haar en was te vreden. Toen, hare laatste krachten verzame lend voor eene laatste poging, richtte het stervende vrouwtje zich in Jeannes armen op en riep, helder en luid genoeg dr-t HAAULEHS1EU BALLETJES. hy het hooren kon//Goeden nacht, Jacob!" //Goeden nacht, vrouwtjeriep hy vroolyk terug, //gaat het goed?" „Ja, liefste, goeden nacht!" Toen zonk hare kleineuitgeteerde gestalte op het kussen terug en de oogen glimlachten nog eens voor het laatst. Jeanne drukte haar gelaat diep in het kussen, opdat de jonge man haar snikken niet hooren zou en toea snelden wy beide kamer uit en stonden in de gang te schreien, alsof ons het hart zou breken. Drie dagen, drie lange, lange dagen bedrogen wy hem, den armen jongen By het lijk der jonge vrouw zat Jeanne en antwoordde hem, als hy riep. Den eersten keer, toen zy dit deed, schrikte hij en zei verbaasd tot mij, daar ik juist by zijn bed stonds //Zuster, het is mij of haar stem anders klinktEn ik loog hem voor, dat het kwam van de koorts, en dat zyn eigen stem ook wat veranderd was. M*ar toen wy eenmaal logen, moesten wij verder nog meer onwaarheden ze gen. Hy vroeg naar Jeanne en ik zei hem dat zy naar huis was gegaan, omdat hare hulp niet meer noodig was en toen hy den volgenden dag vroeg, of zy niet geschreven had, stelden wy samen bene den een brief op die Jeanne schreef, ter wijl zy voortdurend den zakdoek voor de oogen hield, opdat hare tranen het papier niet zouden bevlekken. Zij zond den brief naar hare ouders en dezen deden dien op de post, zoodat hy den volgenden dag tot ons terugkwam. Wy hadden den dokter in het geheim genomen en deze, die wist dat de tijding van haren dood ook ongetwyfeld den jongen man zou doen sterven hielp ons de ontzettende komedie spelen. En toch, het was alsof zijn ziel gevoelde, dat zy daar in de naaste kamer lag, dood en stom. Hij ging niet vooruit, in weerwil van onze pogingen sloeg zyn pols by na dagelyks flauwer. Soms konden wij het niet meer uithouden en dan vluchtten wij beide de kamer uit en snikten onze smart uit in de gang, totdat wy weer kracht hadden vergaard om opnieuw het bedrog voort te zetten voor zyn best wil. Maar [op den derden dag gebeurde er iets dat een einde maakte aan al ons pogen. Ik was bij hem en Jeanne had haar post voor een oogenblik verlaten. Hy vroeg my, wat zy deed en hoe het haar nu ging en ik antwoordde, dat zij lag te lezsn. //Is zy al weer zoover?" vroeg hy verrast en, zyn stem verheffende, riep hy «Lees maar prettig vrouwtje, je zult het nog van my winnen, hoor I* Er kwam geen antwoord. Toen verliet my myn tegenwoordig heid van geest. Ik stamelde, dat zij ze ker in slaap was gevallen, maar in zyne oogen, die mij ontzet aanstaarden, zag ik dat hy gevoelde dat ik loog. Ik kon dien blik niet verdragen en ging de kamer uit en naar beneden, waar Jeanne was, Ademloos en verbasterd vertelde ik haar wat er gebeurd was en wy zagen elkan der aan, angstig en zonder eea woord te zeggen. Totdat, o God, wij opeens boven ons een gil hoorden, zoo ontzettend en zoo vreeselyk, dat wij beiden een oogen blik verstyfd bleven staan voor wij de kracht hadden naar de ziekenkamers te snellen. Toen wy er binnenkwamen, was het ons duidelys wat er gebeurd was. Hy was, wantrouwig geworden, uit zyn bed gekropen ea had zich naar de andere kamer voortgesleept, om haar te zien. Hy had haar gevonden, als een lyk. En voor haar ledikant lag hij op de knieën, met een nitdrnkking van onbe- schryflyke smart op zyn gelaat. Maar toen wy hem aanraakten en tot hem spraken, antwoordde hij niet en toen ik zijn arm ophief, viel deze weer neder. Hij was dood Naar Tiet engelsch van Jeróme. Ben Zaterdagayondpraatje. CLVI. Ik kan het niet helpen, maar over het algemeen willen my de vrouwen, die zoo nu en dan in sommige vereenigin gen als spreeksters optreden, maar niet behagen. Niet omdat zy den katheder beklimmen, maar omdat zy het onder werp dat zy dan plegen te behandelen, op een zoo eenzydige manier aanvatten en bekyken. Dat onderwerp hondt byna altijd ver band met de emancipatie der vrouw, wat heel natuurlijk is. Een krijgsman rede neert over de vechtkunst, een scheikun dige over de scheikunde, een banket bakker, wanneer hij in het publiek op trad, zou noodzakelyk de banketbakkerij bespreken. Zoo behandelt een vrouw de //vrouwenkwestie", zooals zy die noemt, Vroeger heb ik al eens een praatje gewyd aan juffrouw Drucker, toen deze uitgevaren had over de sli-sla-slaverny van de vrouw. En mevronw Schook Haver, die deze week in Volksbelang een voordracht hield, achtte de vrouw ook al bitter verongelijkt en wel in de gelegenheid die het Ryk aanbiedt voor hare opleidiDg tot het geven van onder wijs. «Ziet!" zoo roept zy uit, „er zyn tal van Rijkskweekscholen voor jon gens en geen Óen voor meisjes, terwijl de wet toch zegt: Er zyn kweekscholen voor jongens en meisjes." Nu is dat waar. Er zyn inderdaad geen Rijkskweekscholen voor meisjes in ons land, maar de vraag is: //zijnzewel noodig Ik geloof het niet. Overal kzyn normaalscholen, waar zoowel meisjes als jongens de lessen kunnen volgen en waar dan ook honderde onderwijzeressen wor den opgeleid. Wie daar niet wil gaan, welnu die zoeke een plaatsje op de vier particaliere meisjeskweekscholen. Die kos ten nataurlyk wel een betrekkelijk hoog •ohoolgeld, maar wie zijn dochter daar opgeleid wil hebben, terwyl hij het goed- kooper op de normaalscholen gedaan kon krygendie moeten het dan ook maar betalen. Maar denkt ge, dat mevrouw Schook een woord over die normaallessen heeft gerept? Geen enkel. Er is niets gemakkelijker, dan tegen een bestaande orde van zaken op te ko men. Nooit zal de maatschappij zóo wor den ingericht, dat niet de een of ander zal beweren, dat het heel anders en naar zijne meening, veel beter kon, Niets ge makkelijker dan oppositie, vandaar zeker, dat zooveel menschen in de oppositie zyn. Zoo klaagt mevrouw Schook over de ach terstelling, wat de bezoldiging betreft, van de onderwijzeres by den onderwijzer haalt als staaltje daarvan aan, dat de eerste onderwijzeressen te Amsterdam vijftig gulden minder verdienen dan de onderwijzers. O, schandeDat moest mevrouw Schook eens aan de ingezetenen van Haarlem komen vertellen! En hare hoorders werden er dan ook woedend over en riepen, dat het zoo niet meer mocht en dat die amsterdamsche gemeen teraad neen, ik vergis me, ze ble ven er ijskoud onder en zeiden er geen woord over. Ze dachten waarschijnlijk, die weinig enthousiaste hoorders,;idat het de moeite niet waard was, om nit Am sterdam hun verontwaardiging te komen inroepen over die vyftig gnlden (Irat het honderd wezen), waar toch altyd de dames in kwestie een traktement van duizend galden kunnen verdienen met zes nar op een dag les te geven. Ik vind die stakkers nu zoo heel stakkerig niet. Er is nog een andere reden, waarom ik het optreden van vrouwen zoo weinig nuttig vind en dst is deze, dat zy in het debat met handschoentjes, of in het ge heel nietdoor iemand die bezwaren heeft, worden aangevallen. Aaa het einde van hare toespraak brak mevrouw Schook een lansje voor het denkbeeld, dat een onderwijzeres die trouwt, hare betrekking niet behoeft te laten varen, maar die zeer goed kan blyven vervullen, ook al krygt zij naderhand een gesin. PARIJS, 19 Januari 1893. Waarde Meer Redacteur. De toestand? //Modder hier, modder daar, modder overal." Niet van my is deze omschryving, maar tot de myne maak ik haar. Sneeuwen deed het en vriezen. Ook dooien en regenen. Het noodige weidt opgeruimd, maar overal blyft wat liggen en wonder boven won der, altyd ia de sneeuw natte pap, zelfs by heel wat graden onder nul. Voor Hollanders is die chocolade-toestand on verklaarbaar, hoe vertrouwd wij overi- gens met dat artikel zyn. Een laag van een paar duim blijft dag aaa dag liggen, ap de trottoirs, op de drukste pleinen, overal. Of de weekheid haar oorzaak vindt in de groote massa's zout, die overal verspreid worden, of de groote-atadslucht of in deB warmen bodem, ik blyf Je veiklaring schuldig, maar het treurige feit is niet te looche nen. Niemand make zich dan ook illusies over het huidige Farys. Onaangenaam tot in de hoogste mate modder over al en licht niet te vinden. Wat zouden onze landgenooten opzien, die hier tijdens de tentoonstelling waren De Boulevards, nu ja, het is er nog druk, waar hoe Glibberend en ploeterend beweegt zich de menigte en de indruk der half zicht bare, eenvormige huizenmassaas is diep treurig. De café's zyn bezocht, maar geen vergelyk by anders. De winkels en groote znagazynen klagen. De handel is gedrukt. De posten komen uren te laat het is la misère, want Parijs moet bui ten kunnen, Parys heeft tot leveasvoor- waarde mooi weer. Neen, dan gezegend Mei en September EeD§Crouwe afspiegeling van het weêr geeft de politiek. Somber ook daar. Ook daar modder. Panama is het consigne, Panama met zyn gevolgen. De zaak zelf is treurig genoeg. Men moet hooren om te begrypen. Hooren om eenigszias de ellende te omvatten, die deze zaak in het echte goede Frankryk te weeg brengt. Men verspeelt niet zoo om niet 1500 miljoen francs. Wat gezinnen tot 'den bedelstaf gebracht, zellmoordeD, wanhoop. Geen wonder, dat de spaarpenningen „uit de kousen der kleine burgery" om wraak roepen, geen wonder dat het vertrouwen diep geschokt is. Terwyl ik dezen schryf, geeft het requisitoir van den rechter Rau door 't gansche land vry zeker een ster- ken indruk en hoe het eindvonnis ook Nu zal iedereen, die daar even over nadenkt, een zeer groot bezwaar ic die bewering vinden, en wel, dat dan toch in ieder geval de gehuwde onderwijzeres minstens éen maand voor, en vaak, zeer vaak, twee maanden na de geboorte van haar kind, hare taak op school of zeer slecht, of in het geheel niet zal kunnen vervullen. Maar en daar komt nu het bedenkelyke van eea optreden in het publiek van vrouwen aan den dag mevrouw Schook zelve heeft dat bezwaar niet genoemd en geen der aanwezigen, die het dan toch wel een van allen zul len hebben gevoeld, heeft het baar voor gehouden. Waarom niet? Omdat men in het publiek een vrouw niet gaarne over zoo iets spreekt, vooral niet, wanneer do spreekster zelve het onderwerp klaar blijkelijk heeft vermeden. Ik herinner my een fabrikant, die in de laatste jaren van zyn leven steeds op zyn kantoor werd bijgestaan door zyn vrouw, omdat hy ziekelyk was. Na zyn dood nam zy een kloek besluit, reisde de afnemers vaa haren echtgenoot rond en deelde hun mede, dat zij voortaan de orders zou in ontvangst komen nemen en de zaak beheeren. De afnemers zei den niet veel, maar zy gevoelde, dat het hun niet aangenaam was en toen zy by een kwam, die ook een zekeren tegen zin liet blijken, vroeg zy om de reden daarvan te weten. //Mevrouw," zei de afnemer, //ik zal het u ronduit zeggen, Ik kan geen zaken doen met een vrouw, omdat de beleefdheid eu de achting voor de zwakke sekse my zouden beletten, boos op u te worden, als u my slecht fabrikaat leverde." En zoo gaat het ook met de vrouw op den katheder! Wie haar aanvalt., zooals hy een man zou doen, voelt zich een barbaar in eigen oogen en is dat ook zeker in die van meer dan drievierde van het auditorium. Ik heb nog een ander bezwaar. Of het aan mij ligt, of dat het werkelyk zoo is, laat ik in het midden, maar in de vrouwelyke betoogen schynt my de logica zoo vaak uit het oog verloren. luiden moge, sal men het pryzen om zyn helderheid en onverbiddelijke recht vaardigheid, Maar hier en nog meer el ders moet het ontzettend zwaar vallen, dat zelfs de heer de Lesseps niet vryge- steld kan worden. Dat is zoo treurigt dat ik er liever niet over uitweid. Bekwame advokaten zullen de beschul digden verdedigen, maar het is om allee te hopen, dat het recht zyn loop kryge. Dikwyls, ook ten onzent, hoorde ik d® bewering uiten, dat men heeft moeten doen zooals men deed, dat het met al dergelyke zaken precies zoo geschiedt. Is dit inderdaad zoo, welnu, des te ergerl Te meer moge de argeiooze burger en inschryver hopen, dat er paal en perk gesteld worde aaa die praktijken, die zooveel slachtoflers maken e n slechts voedsel geven aan ontevredenheid, waar van dan de gegrondheid moeielyk meer ontkend zou kunnen worden. Of e« voorbeeldige straf toch helpen zou Dat laat ik in het midden, maar doet aan dit geval niets af. Men zegt van niet. De wereld wil zóo behandeld, dat is wil bedrogen zyn. En oprecht gezegd, vrees ik, dat Frankryk daarin niet achteraan komt. Zie eens in de politiek. Zooais vrij luid gefluisterd wordt, is de eerste oorzaak van het Panama-schandaal, het onderzoek namelyk, niets anders dan de politiek. Een vereeniging van anti-repu- blikeinsche fracties zou het uitgelokt hebben, om Carnet te doen vallen en in de plaats fe krygen... ja, dat weet mei zelf niet. De een wil dit, de ander dat, allen willen iets anders. Dat iets anders oplossing. Men zegt, dat indertyd Napeleon III buitenlandeche oorlogen zocht, om afleiding te geven aan binnen- landsche moeilijkheden en het heeft thans allen Bchyn of men ook nu iets zoekt om uit de kiem te komen en met geschiktheid een streep door al wat gaande is te kun nen halen. Niets zou men liever doen, dan ook Carnot in do troebelen te be trekken, maar allea geeft reden om te denken, dat dit niet zal gelukken. Zyn eerlykheid schynt boven allen twyfei verheven. Welnu dat schaadt niet, en nu is het merkwaardig om alle spitsvondig heden na te gaan, waarmee men hem het leven zuur en het heengaan zoet wil makenOnder den schijn van diepen eerbied en hooge waardeering wordt dit denkbeeld door sommige bladen dag aan dag geuit en wie er enpartydig kennis van neemt, weet niet of hij beklagen of belachen moet, maar allicht het eerste het meeste, want zulk een politiek kan het land slechts scöade doen en dat gaat iemand aan 't hart. De ware vrienden van Frankryk zien den toestand dan ook met bezorgdheid aan en zouden zoo oprecht wenschen, dat het toch eindelyk eens leering trok uit de geschiedenis. Dat is echter zeker een vrome wensch en eer ia men ge neigd, om zy het ook met diep leedge voel, te gaan gelooven, dat de toestand meer op verderen achteruitgang wyst dan op het tegendeel. De levensopvat tingen toch zyn licht, te licht, vaak niet goed. Groot is de geestigheid, fijn de vindingrijkheid, onmetelyk de rykdom onbegrensd de productiekracht op stof felijk gebied ook, maar er ontbreekt iets degelyks, dat te denken en te vree sen geeft, dat ook elders wel niet volkomen Laat ik mevrouw Schook weer tot voor beeld nemen. Deze spreekster behandelde ook de vraag, of het dan niet slecht zou wezen voor de opvoeding der kinderen, wanneer de gehuwde onderwijzeres mins tens zes uur daags van huis moet zyn. En zy gaf als hare meening te kennen, dat dit instedo van een bezwaar te wezen, wel degelyk een voordeel zou zyn voor die opvoeding. Dat lykt onverklaarbaar, maar me vrouw Schook heeft de verklaring ge reed. //Het is zoo verbazend moeilyk," zegt ze, //om den geheelen dag con sequent te blyven tegenover een jong kind en het niet te bederven." Ja, gemakkelijk is de opvoeding van een kind zeker niet, maar mag dat een reden wezen, om het een uur of wat per dag aan eene dienstbode, met andere woorden, aan zichzelve over te laten? Het kind ziet er niets in," gaat me vrouw Schook voort, ,/dat blijkt daaruit, dat het immers evenveel houdt van zyn vader, dien het soms maar een enkel uur per dag ziet, ais 'van de moeder, die den ganschen dag by hem is." Maar, zou ik willen vragen, weet u dan Diet, mevrouw, dat de moeder in de uren dat de vader afwezig is, tot dat kind telkens over dien vader spreekt, die Btraks weer thuiskomt en dat zy op die wyze de genegenheid Van dat kind voor den vader en het verlangen naar zyn thuiskomst, onderhoudt? Deze bewering van de spreekster lijkt my zoo strydig met het gezond verstand dat ik er niet lang by behoef stil te staan. Toch heeft die bewering een reden, dien ik zoo aanstonds noemen zal. Mevrouw Schook deed opmerken, dat de vrouw van den werkman ook wel heele dagen uit werken gaat en in de tusschenuren hare huishouding waar neemt. Maar wie is er die durft beweren, dat dit niet oneindig schadelyk is voor de opvoeding van de kinderen? Weet mevrouw Schook niet, dat dit juist een van de groote grieven is van de arbei dende klasse, dat de vrouw, om er kleinigheid by te verdienen, hare kin deren aan zichzelve moot overlaten En deze treurige noodzaak zou zy ook als vry willig gekozen toestand, willen overbrengen in andere standen? Ik voor mij vind dit argument nog onlogisoher, dan het voorgaande. En nu zal ik de reden noemen, die ik meen dat tot die scheeve argumenten aanleiding geeft. Menrouw Schook wil een onderwijzeres gaarne getrouwd zien maar zou tevens wenschen, dat zij haar traktement daardoor niet verloor. Even wel gevoelt zyzelve, dat de dagelyksche afwezigheid uit het gezin als een be zwaar tegen haar denkbeeld zal worden aangevoerd. Derhalve moet worden bewezen, dat dieAfwezigheid niet nadeelig is. Hoe kan dat nu bewezen worden Wel, men beweert, dat de moeder den heelen dag niet consequent tegenover de lastige bengels kan zijn, en dat de vrouw vau den werkman ook wel heele dagen van huis is. Dat is de fout, dat om een lievelings denkbeeld te bewyzen, men onjuiste ar gumenten fabriceert. Mevrouw Schook heeft dit verwijt niet behoeven fe hooren, maar aan een man, die het denkbeeld aldus verdedigd had, zou het zeker niet bespaard zyn geworden. Een goed hart is een uitstekend ding, maar zonder gezond verstand raakt het op een dwaalspoor. De jrede van ma- vrouw Schook heeft dat voor de duizend en zooveelste maal weer daidelyk bewe zen. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1893 | | pagina 6