HET VERHAAL
PLEI&1ÏÏSTEB
vut de
„Op zekeren dag/' zoo vertelde zy
my, //werd ik geroepen bij een pasge
trouwd paar. Zy hadden een huwelijks
reis in het buitenland gemaakt en waren
ongesteld thuis gekomen, zóo erg dat de
dokter by beiden een hevigen aanval
van typhus constateerde.
Met behulp van een zuster der jonge
vro^w Jeanne genaamd, paste ik hen
op. Hnnne ledikanten hadden wy ge
plaatst in een suite, hy lag in de voor
kamer, zy in de achterkamer.
Het waren nog haast kinderen en zy
waren bezorgder voor elkaar, dan voor
zichzelve. De vrouw verzocht my, toch
vooral toe te zien dat het Jacob aan
niets ontbrak en Jacob beval mij den
grootsten zorg voor „vrouwtje" aan.
Gemakkelyk was het er niet, want
ze hadden geen keukenmeid, zoodat ik
ook voor het eten zorgen moest. Maar
ik deed dat gaarne voor deze twee jonge
menschen, die elkaar zoo liefhaddeD,
want in de ziekenkamer zien wij ge
woonlyk meer zelfzucht, dan aandacht
voor anderen.
De jonge man hield zich goed en
begon weldra langzaam, heel langzaam,
te herstellen, maar het vrouwtje was een
zwak poppetje en het weioigje kracht, dat
zy bezat, vloeide by den dag weg. Toen hy
wat beter werd, riep hij haar herhaalde
malen uit zyn bed vroolijk toe en vroeg
haar hoe het ging en het arme schepsel
spande dan al hare krachten in, om een
vroolyk antwoord te geven. Het speet
my toen, dat ik hen zoo dicht by elkan
der had gebracht, maar dat was nu niet
meer te verhelpen. Alleen konden wij
haar verzoeken zich niet overmatig te
vermoeien en wanneer zy geen lust had
hem toe te roepen, ons te laten zeggen
dat, zy sliep. Maar dit denkbeeld stuitte
haar zoo tegen de borst, dat wy ter wil
le harer opgeruimdheid, maar moesten
toegeven.
Vooral was zij bang, dat hij zou te
weten komen hoe zwak zy was. //Het
zou hem zooveel smart doen/ zei ze,
#hy is altyd zoo bezorgd voor my. En
ik word immers al wat sterker, nietwaar
zuster
Op zekeren morgen, toen hij haar toe
riep, kostte het haar moeite om luid te
antwoorden en blykbaar hoorde hy dat,
want hy riep met zekeren angst in zyn
stemWeet je wel zeker, dat het goed
gaat, liefste
Ja zeker," antwoordde zy, haar stem
metje zooveel doenlyk uitzettende, //waar
om vraag je dat
ilk dacht dat je stem wat zwak klonk.
Als.het roepen je moeilyk valt, doe het
dan niet meer
Toen begon, zy te tobben, niet voor zich
zelve, maar voor hem. //Word ik zwak
ker, zuster vroeg zy, een paar ver
schrikte, holle oogen op my vestigend.
fGy maakt u zwak door dat roepen,"
antwoordde ik. ,/Ik moest eigenlyk de
deur van de suite sluiten."
//O, zeg het hem Diet, zeg het hem
vooral niet Het zou hem bepaald achter
uitzetten, als hy wist dat ik zoo zwak
ben."
Gelukkig kwam op dat oogenblik, juist
haar zuster binnen en kon ik de kamer
uitgaan, want ik kreeg als 't ware een
brok in de keel en kon niet spreken.
Later, toen ik by zyn bed kwam,
vroeg hy mij fluisterend om hem toch
te zeggen, rechtuit en waar te zeggen,
hoe het met haar giDg. Wat moest ik
doen ik zeide, dat zy het best maakte
en misscnien nog wel eerder dan hij weer
op de been zou wezen.
De leugen deed den armen jongen
meer goed, dan al onze verzorging en
den volgenden morgen riep hy, vrooiy-
ker dan tevoren, tot haar dat hij om
een nieuwen hoed wilde wedden, dat hy
eerder op de been zou wezen, dan zij.
,zAangenomenantwoordde zij, even
vroolyk, //maar je verliest het. Ik zal je
het eerst bezoeken
Haar lach was zoo helder en haar
stem klonk zooveel krachtiger, dat ik
werkelyk dacht, dat er een plotselinge
ommekeer in haren toestand was gekomen.
Maar toen ik weer by haar bed kwam,
lag zy, stil en zonder snikken, te weenen,
dat het hoofdkussen er nat van waB.
Wel, wat is dat nu En zooeven
was u zoo vroolyk
//O, die arme Jacob 1" zuchtte zy en
terwyl zij my haar spierwitte vermagerde
vingers liet zien, keek zy mij aan, zoo
onbeschrijflijk droevig, dat myzelve de
tranen in de oogen schoten. //Arme
Jacob, het zal hem het hart breken!"
Ik antwoordde niet. Er komt een
oogenblik waarop zy die gaan sterven,
hun toestand helder en klaar voor zich
zien, in weerwil vaa ce bemoedigende
woorden van dokter en verpleegster. Ik
ging dus, zonder te antwoorden, naar de
andere kamer en verzocht hem om den
ganschen dag verder niet meer tot haar
te roepen, omdat ik wilde dat zy sla
pen zou.
Den geheelen dag lag zy daar stil en
zeide verder geen woord meer. De dokter
kwam op het gewone uur en keek naar
het eteB, dat onaangeroerd naast het bed
stond.
,/Laat haar maar stil liggen, zuster"
zei hy stil. „Ze moet maar slapen".
Ik begreep hem.
Tegen den avond opende zy de oogen
en wenkte haar zuster, om zich over
haar heen te buigen.
Jeanne", fluisterde zij, //is het ver
keerd om iemand te bedriegen, als het
voor zyn eigen bestwil is
„Dat weet ik niet," antwoordde het
meisje, met een half verstikte stem, „ik
geloot vau niet. Waarom vraag je dat
z/Jeanne, je stem gelykfc zooveel op de
myne. Weet je nog wel, dat ze er zich
thuis altyd in vergisten. Als hy tot my
roept, antwoord dan voor my, wil je,
totdat hy wat beter ia. Beloof het my
De beide zusters hadden elkander zeer
lief, meer dan gewoonlyk tusschen zus
ters voorkomt. Jeanne kon niet ant woor
den, maar zij drukte hare zuster iu de
armen en deze begreep haar en was te
vreden.
Toen, hare laatste krachten verzame
lend voor eene laatste poging, richtte het
stervende vrouwtje zich in Jeannes armen
op en riep, helder en luid genoeg dr-t
HAAULEHS1EU BALLETJES.
hy het hooren kon//Goeden nacht,
Jacob!"
//Goeden nacht, vrouwtjeriep hy
vroolyk terug, //gaat het goed?"
„Ja, liefste, goeden nacht!"
Toen zonk hare kleineuitgeteerde
gestalte op het kussen terug en de oogen
glimlachten nog eens voor het laatst.
Jeanne drukte haar gelaat diep in het
kussen, opdat de jonge man haar snikken
niet hooren zou en toea snelden wy beide
kamer uit en stonden in de gang te
schreien, alsof ons het hart zou breken.
Drie dagen, drie lange, lange dagen
bedrogen wy hem, den armen jongen
By het lijk der jonge vrouw zat Jeanne
en antwoordde hem, als hy riep. Den
eersten keer, toen zy dit deed, schrikte
hij en zei verbaasd tot mij, daar ik juist
by zijn bed stonds //Zuster, het is mij of
haar stem anders klinktEn ik loog hem
voor, dat het kwam van de koorts, en
dat zyn eigen stem ook wat veranderd
was.
M*ar toen wy eenmaal logen, moesten
wij verder nog meer onwaarheden ze
gen. Hy vroeg naar Jeanne en ik zei
hem dat zy naar huis was gegaan, omdat
hare hulp niet meer noodig was en toen
hy den volgenden dag vroeg, of zy niet
geschreven had, stelden wy samen bene
den een brief op die Jeanne schreef, ter
wijl zy voortdurend den zakdoek voor de
oogen hield, opdat hare tranen het papier
niet zouden bevlekken. Zij zond den brief
naar hare ouders en dezen deden dien
op de post, zoodat hy den volgenden dag
tot ons terugkwam.
Wy hadden den dokter in het geheim
genomen en deze, die wist dat de tijding
van haren dood ook ongetwyfeld den
jongen man zou doen sterven hielp ons
de ontzettende komedie spelen. En toch,
het was alsof zijn ziel gevoelde, dat zy
daar in de naaste kamer lag, dood en
stom. Hij ging niet vooruit, in weerwil
van onze pogingen sloeg zyn pols by na
dagelyks flauwer. Soms konden wij het
niet meer uithouden en dan vluchtten wij
beide de kamer uit en snikten onze
smart uit in de gang, totdat wy weer
kracht hadden vergaard om opnieuw het
bedrog voort te zetten voor zyn best
wil.
Maar [op den derden dag gebeurde er
iets dat een einde maakte aan al ons
pogen. Ik was bij hem en Jeanne had
haar post voor een oogenblik verlaten.
Hy vroeg my, wat zy deed en hoe het
haar nu ging en ik antwoordde, dat zij
lag te lezsn.
//Is zy al weer zoover?" vroeg hy
verrast en, zyn stem verheffende, riep
hy «Lees maar prettig vrouwtje, je zult
het nog van my winnen, hoor I*
Er kwam geen antwoord.
Toen verliet my myn tegenwoordig
heid van geest. Ik stamelde, dat zij ze
ker in slaap was gevallen, maar in zyne
oogen, die mij ontzet aanstaarden, zag ik
dat hy gevoelde dat ik loog. Ik kon dien
blik niet verdragen en ging de kamer
uit en naar beneden, waar Jeanne was,
Ademloos en verbasterd vertelde ik haar
wat er gebeurd was en wy zagen elkan
der aan, angstig en zonder eea woord te
zeggen. Totdat, o God, wij opeens boven
ons een gil hoorden, zoo ontzettend en
zoo vreeselyk, dat wij beiden een oogen
blik verstyfd bleven staan voor wij de
kracht hadden naar de ziekenkamers te
snellen.
Toen wy er binnenkwamen, was het
ons duidelys wat er gebeurd was. Hy
was, wantrouwig geworden, uit zyn bed
gekropen ea had zich naar de andere
kamer voortgesleept, om haar te zien.
Hy had haar gevonden, als een lyk.
En voor haar ledikant lag hij op de
knieën, met een nitdrnkking van onbe-
schryflyke smart op zyn gelaat. Maar
toen wy hem aanraakten en tot hem
spraken, antwoordde hij niet en toen ik
zijn arm ophief, viel deze weer neder.
Hij was dood
Naar Tiet engelsch van Jeróme.
Ben Zaterdagayondpraatje.
CLVI.
Ik kan het niet helpen, maar over het
algemeen willen my de vrouwen, die
zoo nu en dan in sommige vereenigin
gen als spreeksters optreden, maar niet
behagen. Niet omdat zy den katheder
beklimmen, maar omdat zy het onder
werp dat zy dan plegen te behandelen,
op een zoo eenzydige manier aanvatten
en bekyken.
Dat onderwerp hondt byna altijd ver
band met de emancipatie der vrouw, wat
heel natuurlijk is. Een krijgsman rede
neert over de vechtkunst, een scheikun
dige over de scheikunde, een banket
bakker, wanneer hij in het publiek op
trad, zou noodzakelyk de banketbakkerij
bespreken. Zoo behandelt een vrouw de
//vrouwenkwestie", zooals zy die noemt,
Vroeger heb ik al eens een praatje
gewyd aan juffrouw Drucker, toen deze
uitgevaren had over de sli-sla-slaverny
van de vrouw. En mevronw Schook
Haver, die deze week in Volksbelang
een voordracht hield, achtte de vrouw
ook al bitter verongelijkt en wel in de
gelegenheid die het Ryk aanbiedt voor
hare opleidiDg tot het geven van onder
wijs. «Ziet!" zoo roept zy uit, „er
zyn tal van Rijkskweekscholen voor jon
gens en geen Óen voor meisjes, terwijl
de wet toch zegt: Er zyn kweekscholen
voor jongens en meisjes."
Nu is dat waar. Er zyn inderdaad
geen Rijkskweekscholen voor meisjes in
ons land, maar de vraag is: //zijnzewel
noodig Ik geloof het niet. Overal kzyn
normaalscholen, waar zoowel meisjes als
jongens de lessen kunnen volgen en waar
dan ook honderde onderwijzeressen wor
den opgeleid. Wie daar niet wil gaan,
welnu die zoeke een plaatsje op de vier
particaliere meisjeskweekscholen. Die kos
ten nataurlyk wel een betrekkelijk hoog
•ohoolgeld, maar wie zijn dochter daar
opgeleid wil hebben, terwyl hij het goed-
kooper op de normaalscholen gedaan kon
krygendie moeten het dan ook maar
betalen.
Maar denkt ge, dat mevrouw Schook
een woord over die normaallessen heeft
gerept? Geen enkel.
Er is niets gemakkelijker, dan tegen
een bestaande orde van zaken op te ko
men. Nooit zal de maatschappij zóo wor
den ingericht, dat niet de een of ander
zal beweren, dat het heel anders en naar
zijne meening, veel beter kon, Niets ge
makkelijker dan oppositie, vandaar zeker,
dat zooveel menschen in de oppositie zyn.
Zoo klaagt mevrouw Schook over de ach
terstelling, wat de bezoldiging betreft,
van de onderwijzeres by den onderwijzer
haalt als staaltje daarvan aan, dat
de eerste onderwijzeressen te Amsterdam
vijftig gulden minder verdienen dan de
onderwijzers. O, schandeDat moest
mevrouw Schook eens aan de ingezetenen
van Haarlem komen vertellen! En hare
hoorders werden er dan ook woedend
over en riepen, dat het zoo niet meer
mocht en dat die amsterdamsche gemeen
teraad neen, ik vergis me, ze ble
ven er ijskoud onder en zeiden er geen
woord over. Ze dachten waarschijnlijk,
die weinig enthousiaste hoorders,;idat het
de moeite niet waard was, om nit Am
sterdam hun verontwaardiging te komen
inroepen over die vyftig gnlden (Irat het
honderd wezen), waar toch altyd de
dames in kwestie een traktement van
duizend galden kunnen verdienen met
zes nar op een dag les te geven. Ik vind
die stakkers nu zoo heel stakkerig niet.
Er is nog een andere reden, waarom
ik het optreden van vrouwen zoo weinig
nuttig vind en dst is deze, dat zy in het
debat met handschoentjes, of in het ge
heel nietdoor iemand die bezwaren
heeft, worden aangevallen. Aaa het einde
van hare toespraak brak mevrouw Schook
een lansje voor het denkbeeld, dat een
onderwijzeres die trouwt, hare betrekking
niet behoeft te laten varen, maar die
zeer goed kan blyven vervullen, ook al
krygt zij naderhand een gesin.
PARIJS, 19 Januari 1893.
Waarde Meer Redacteur.
De toestand? //Modder hier, modder
daar, modder overal." Niet van my is
deze omschryving, maar tot de myne
maak ik haar. Sneeuwen deed het en
vriezen. Ook dooien en regenen. Het
noodige weidt opgeruimd, maar overal
blyft wat liggen en wonder boven won
der, altyd ia de sneeuw natte pap, zelfs
by heel wat graden onder nul. Voor
Hollanders is die chocolade-toestand on
verklaarbaar, hoe vertrouwd wij overi-
gens met dat artikel zyn. Een laag van
een paar duim blijft dag aaa dag liggen,
ap de trottoirs, op de drukste pleinen,
overal. Of de weekheid haar oorzaak
vindt in de groote massa's zout,
die overal verspreid worden, of
de groote-atadslucht of in deB warmen
bodem, ik blyf Je veiklaring schuldig,
maar het treurige feit is niet te looche
nen. Niemand make zich dan ook illusies
over het huidige Farys. Onaangenaam
tot in de hoogste mate modder over
al en licht niet te vinden. Wat zouden
onze landgenooten opzien, die hier tijdens
de tentoonstelling waren De Boulevards,
nu ja, het is er nog druk, waar hoe
Glibberend en ploeterend beweegt zich
de menigte en de indruk der half zicht
bare, eenvormige huizenmassaas is diep
treurig. De café's zyn bezocht, maar
geen vergelyk by anders. De winkels en
groote znagazynen klagen. De handel is
gedrukt. De posten komen uren te laat
het is la misère, want Parijs moet bui
ten kunnen, Parys heeft tot leveasvoor-
waarde mooi weer. Neen, dan gezegend
Mei en September
EeD§Crouwe afspiegeling van het weêr
geeft de politiek. Somber ook daar. Ook
daar modder. Panama is het consigne,
Panama met zyn gevolgen. De zaak zelf
is treurig genoeg. Men moet hooren om
te begrypen.
Hooren om eenigszias de ellende te
omvatten, die deze zaak in het echte
goede Frankryk te weeg brengt. Men
verspeelt niet zoo om niet 1500 miljoen
francs. Wat gezinnen tot 'den bedelstaf
gebracht, zellmoordeD, wanhoop. Geen
wonder, dat de spaarpenningen „uit de
kousen der kleine burgery" om wraak
roepen, geen wonder dat het vertrouwen
diep geschokt is. Terwyl ik dezen schryf,
geeft het requisitoir van den rechter Rau
door 't gansche land vry zeker een ster-
ken indruk en hoe het eindvonnis ook
Nu zal iedereen, die daar even over
nadenkt, een zeer groot bezwaar ic die
bewering vinden, en wel, dat dan toch
in ieder geval de gehuwde onderwijzeres
minstens éen maand voor, en vaak, zeer
vaak, twee maanden na de geboorte van
haar kind, hare taak op school of zeer
slecht, of in het geheel niet zal kunnen
vervullen. Maar en daar komt nu het
bedenkelyke van eea optreden in het
publiek van vrouwen aan den dag
mevrouw Schook zelve heeft dat bezwaar
niet genoemd en geen der aanwezigen,
die het dan toch wel een van allen zul
len hebben gevoeld, heeft het baar voor
gehouden. Waarom niet? Omdat men in
het publiek een vrouw niet gaarne over
zoo iets spreekt, vooral niet, wanneer
do spreekster zelve het onderwerp klaar
blijkelijk heeft vermeden.
Ik herinner my een fabrikant, die in
de laatste jaren van zyn leven steeds op
zyn kantoor werd bijgestaan door zyn
vrouw, omdat hy ziekelyk was. Na zyn
dood nam zy een kloek besluit, reisde de
afnemers vaa haren echtgenoot rond en
deelde hun mede, dat zij voortaan de
orders zou in ontvangst komen nemen
en de zaak beheeren. De afnemers zei
den niet veel, maar zy gevoelde, dat het
hun niet aangenaam was en toen zy by
een kwam, die ook een zekeren tegen
zin liet blijken, vroeg zy om de reden
daarvan te weten. //Mevrouw," zei de
afnemer, //ik zal het u ronduit zeggen,
Ik kan geen zaken doen met een vrouw,
omdat de beleefdheid eu de achting voor
de zwakke sekse my zouden beletten,
boos op u te worden, als u my slecht
fabrikaat leverde."
En zoo gaat het ook met de vrouw
op den katheder! Wie haar aanvalt.,
zooals hy een man zou doen, voelt zich
een barbaar in eigen oogen en is dat
ook zeker in die van meer dan drievierde
van het auditorium.
Ik heb nog een ander bezwaar. Of
het aan mij ligt, of dat het werkelyk
zoo is, laat ik in het midden, maar in
de vrouwelyke betoogen schynt my de
logica zoo vaak uit het oog verloren.
luiden moge, sal men het pryzen om
zyn helderheid en onverbiddelijke recht
vaardigheid, Maar hier en nog meer el
ders moet het ontzettend zwaar vallen,
dat zelfs de heer de Lesseps niet vryge-
steld kan worden. Dat is zoo treurigt
dat ik er liever niet over uitweid.
Bekwame advokaten zullen de beschul
digden verdedigen, maar het is om allee
te hopen, dat het recht zyn loop kryge.
Dikwyls, ook ten onzent, hoorde ik d®
bewering uiten, dat men heeft moeten
doen zooals men deed, dat het met al
dergelyke zaken precies zoo geschiedt.
Is dit inderdaad zoo, welnu, des te ergerl
Te meer moge de argeiooze burger en
inschryver hopen, dat er paal en perk
gesteld worde aaa die praktijken, die
zooveel slachtoflers maken e n slechts
voedsel geven aan ontevredenheid, waar
van dan de gegrondheid moeielyk meer
ontkend zou kunnen worden. Of e«
voorbeeldige straf toch helpen zou Dat
laat ik in het midden, maar doet aan dit
geval niets af. Men zegt van niet. De
wereld wil zóo behandeld, dat is wil
bedrogen zyn. En oprecht gezegd, vrees
ik, dat Frankryk daarin niet achteraan
komt. Zie eens in de politiek. Zooais
vrij luid gefluisterd wordt, is de eerste
oorzaak van het Panama-schandaal, het
onderzoek namelyk, niets anders dan de
politiek. Een vereeniging van anti-repu-
blikeinsche fracties zou het uitgelokt
hebben, om Carnet te doen vallen en in
de plaats fe krygen... ja, dat weet mei
zelf niet. De een wil dit, de ander dat,
allen willen iets anders. Dat iets anders
oplossing. Men zegt, dat indertyd
Napeleon III buitenlandeche oorlogen
zocht, om afleiding te geven aan binnen-
landsche moeilijkheden en het heeft thans
allen Bchyn of men ook nu iets zoekt om
uit de kiem te komen en met geschiktheid
een streep door al wat gaande is te kun
nen halen. Niets zou men liever doen,
dan ook Carnot in do troebelen te be
trekken, maar allea geeft reden om te
denken, dat dit niet zal gelukken. Zyn
eerlykheid schynt boven allen twyfei
verheven. Welnu dat schaadt niet, en nu
is het merkwaardig om alle spitsvondig
heden na te gaan, waarmee men hem
het leven zuur en het heengaan zoet wil
makenOnder den schijn van diepen
eerbied en hooge waardeering wordt dit
denkbeeld door sommige bladen dag aan
dag geuit en wie er enpartydig kennis
van neemt, weet niet of hij beklagen of
belachen moet, maar allicht het eerste
het meeste, want zulk een politiek kan
het land slechts scöade doen en dat gaat
iemand aan 't hart.
De ware vrienden van Frankryk zien
den toestand dan ook met bezorgdheid
aan en zouden zoo oprecht wenschen,
dat het toch eindelyk eens leering trok
uit de geschiedenis. Dat is echter zeker
een vrome wensch en eer ia men ge
neigd, om zy het ook met diep leedge
voel, te gaan gelooven, dat de toestand
meer op verderen achteruitgang wyst
dan op het tegendeel. De levensopvat
tingen toch zyn licht, te licht, vaak niet
goed. Groot is de geestigheid, fijn de
vindingrijkheid, onmetelyk de rykdom
onbegrensd de productiekracht op stof
felijk gebied ook, maar er ontbreekt iets
degelyks, dat te denken en te vree sen
geeft, dat ook elders wel niet volkomen
Laat ik mevrouw Schook weer tot voor
beeld nemen. Deze spreekster behandelde
ook de vraag, of het dan niet slecht zou
wezen voor de opvoeding der kinderen,
wanneer de gehuwde onderwijzeres mins
tens zes uur daags van huis moet zyn.
En zy gaf als hare meening te kennen,
dat dit instedo van een bezwaar te
wezen, wel degelyk een voordeel zou
zyn voor die opvoeding.
Dat lykt onverklaarbaar, maar me
vrouw Schook heeft de verklaring ge
reed. //Het is zoo verbazend moeilyk,"
zegt ze, //om den geheelen dag con
sequent te blyven tegenover een jong
kind en het niet te bederven."
Ja, gemakkelijk is de opvoeding van
een kind zeker niet, maar mag dat een
reden wezen, om het een uur of wat
per dag aan eene dienstbode, met andere
woorden, aan zichzelve over te laten?
Het kind ziet er niets in," gaat me
vrouw Schook voort, ,/dat blijkt daaruit,
dat het immers evenveel houdt van zyn
vader, dien het soms maar een enkel
uur per dag ziet, ais 'van de moeder,
die den ganschen dag by hem is."
Maar, zou ik willen vragen, weet u
dan Diet, mevrouw, dat de moeder in de
uren dat de vader afwezig is, tot dat
kind telkens over dien vader spreekt,
die Btraks weer thuiskomt en dat zy op
die wyze de genegenheid Van dat kind
voor den vader en het verlangen naar
zyn thuiskomst, onderhoudt?
Deze bewering van de spreekster lijkt
my zoo strydig met het gezond verstand
dat ik er niet lang by behoef stil te
staan. Toch heeft die bewering een
reden, dien ik zoo aanstonds noemen zal.
Mevrouw Schook deed opmerken, dat
de vrouw van den werkman ook wel
heele dagen uit werken gaat en in de
tusschenuren hare huishouding waar
neemt. Maar wie is er die durft beweren,
dat dit niet oneindig schadelyk is voor
de opvoeding van de kinderen? Weet
mevrouw Schook niet, dat dit juist een
van de groote grieven is van de arbei
dende klasse, dat de vrouw, om er
kleinigheid by te verdienen, hare kin
deren aan zichzelve moot overlaten
En deze treurige noodzaak zou zy ook
als vry willig gekozen toestand, willen
overbrengen in andere standen?
Ik voor mij vind dit argument nog
onlogisoher, dan het voorgaande.
En nu zal ik de reden noemen, die ik
meen dat tot die scheeve argumenten
aanleiding geeft. Menrouw Schook wil
een onderwijzeres gaarne getrouwd zien
maar zou tevens wenschen, dat zij haar
traktement daardoor niet verloor. Even
wel gevoelt zyzelve, dat de dagelyksche
afwezigheid uit het gezin als een be
zwaar tegen haar denkbeeld zal worden
aangevoerd.
Derhalve moet worden bewezen, dat
dieAfwezigheid niet nadeelig is.
Hoe kan dat nu bewezen worden
Wel, men beweert, dat de moeder den
heelen dag niet consequent tegenover de
lastige bengels kan zijn, en dat de vrouw
vau den werkman ook wel heele dagen
van huis is.
Dat is de fout, dat om een lievelings
denkbeeld te bewyzen, men onjuiste ar
gumenten fabriceert. Mevrouw Schook
heeft dit verwijt niet behoeven fe hooren,
maar aan een man, die het denkbeeld
aldus verdedigd had, zou het zeker niet
bespaard zyn geworden.
Een goed hart is een uitstekend ding,
maar zonder gezond verstand raakt het
op een dwaalspoor. De jrede van ma-
vrouw Schook heeft dat voor de duizend
en zooveelste maal weer daidelyk bewe
zen.
FIDELIO.