beschuldiging, „dat de meeste leden van het hoofdbestuur u op eene wijze heb ben behandeld, welke ontaardde in be- leediging," zal voor u zijn het staven dier bewering, met eenig bewijs. Zekerlijk, van viiendschappelijken om gang met u was geen sprake, doch nim mer werd door een der leden, aan de vormen der beleefheid, in woord en daad, jegens u tekort gedaan. Ea niet, omdat gij, - zooals u het belieft uitjte drukken„het gewaagd hadt een einde te maken aan de geldver spilling der Zuid-Holiand6che Lierhoe ve", ontstond èr verwijdering, maar de oorzaak is gelegen in uwe wijze van handelen, om tot opheffing dier instel ling te gerakenin uwe wijze van op treden tegen het bestuur dier instelling, waarvan de meeste leden de eer had den, uwe medeleden van het bestuur der Hollandsche Maatschappij vaa Land bouw te zijn. In plaats van te mogen roemen op uwen steun en uwe medewerking bij de vervulling vaa zjj.ae taak, om de stich ting van wijlen mr. D. Visser van Ha zerswoude, „de Zuid-Hollandsche Laer- hoeve voor zuivelbereiding te Ouds- hoorn," in stand te houden, gepaard gaande met het ernstig streven, om her vormingen en bezuinigingen in te voeren, en haar los te maken van subsidiöa der familie van den erflater, ondervond dat bestuur uwerzijds slechts tegen werking. Eu toch, gij wist, dat de heer mr. D. Visser van Hazerswoude de Zuid-Hol landsche Lserhoeve beschouwde als zijn aangenomen kind waaraan hij vrij willig en ongevraagd schatten ten koite legde; voor welker instandhouding hij zeer veel veil had, omdat hij zich voorstel de, dat zij op den duur vele iijpe vruchten, den landbouw ten zegeo, zoude afwerpen. Of al die goede verwachtingen wer kelijkheid zoudea zijn geworden, of de uitkomsten zulke aanzienlijke uitgaven zouden hebben gerechtvaardigd, ik wensch daaromtrent geen uitspraak te doen, maar de onbegrensde liefde van den heer Visser van Hazerswoude voor den Landbouw, zijne zucht, om dien tak van Nijverheid, tot hoogere ont wikkeling, tot hooger aanzien te bren gen, verdienen meer erkentelijkheid, dan de beschuldiging van „geldver- spilling", ea kieach kan .ik deze be» schuldiging tegen dien geachten over ledene, want op dezen valt uwe be schuldiging terug, die nog wel door en uit liefde handelde, niet noemsn. En toch, gij wist, dat de instandhou ding der Zuid-Holiandsche Leerhoeve de wensch van diss geachten overle dene was; gij wist, dat zijae weduwe, door toekenning van belangrijke subsi- diën, over de eerste drie jaren, aau dien wensch uitvoering gaf; gij wist, dat de leden van het bestuur, ook haar ter wille, en in voldoening aan haar verzoek bereidwillig hunne krachten aan die instelling bleven besteden. Eenige waar deering uwerzijds was meer verdiend geweest. Maar overeen stemming tusschen u en uwe medeleden ontbrak van den beginne af, ten ecne- male. En wat natuurlijkergij hadt den dood aan de instelling gezworen, terwijl uwe medeleden slechts zonnen op plan nen tot hervorming, welke het voort bestaan der Visser's van Hazerswoude stichting konden verzekeren. Ea toen een plan was gerijpt, dat niets anders vroeg dan zoolang als de inkomsten der boerderij niet toerei kend zouden zijn tot voldoening der renten, verschuldigd op de aandeden, niet in het bezit der erven van mr. D, Visser van Hazerswoude, bedragende pl. m. iooo. guarantie dier rente, toen werd die vraag, tegen den wensch van mevrouw de weduwe mr. D. Vis ser van Hazerswoude, door u geweigerd, en dat niet alleen, maar tevens door u gevorderd, rentebetaling over de aan deden, door wijlen mr. D. Visser van Hazerswoude nagelaten. Waarom werd die eisch, tegen alle bedoeling van den stichter in, die eene aflossing van fzooo.— gedurende 20 jaar had gewaarborgd; die steeds voor do betaling der rente had gezorgd die het kapitaal door hem in de Zuivel- schooi gestoken, dadelijk had afgeschre ven waarom werd die eisch, welke eene opbrengst der boerderij, om uwe eigene cyfers te gebruiken van ƒ3300.— vorderde, een eisch, welke de uitvoering van het reorganisatieplan onmogelijk maakte en met het vellen van een doodvonnis over de geheele inrichting gelijk stond, door u gesteld? Een antwoord op die vraag lees ik in uw open brief niet. Wel wordt daarin dat reorganisatie plan het Hoofdbestuur voor de voeten geworpen. Zijn de omstandigheden van toen en nu dezelfde? Met u wensch ik geen onvruchtbaar debat aan te gaan, maar dit staat bij mij vast, dat de nagedachtenis van dea heer mr, D. Visser van Hazerswoude ia hooger eere ware gehouden, wan neer eerst een voorstel tot opheffing der Zuid-Hollandsche Leeihoeve door u ware gedaan, iadien na 2 jaar, na de invoering van het reorganisatieplan was gebleken, dat de instandhouding, zon der geldelijke offers, niet mogelijk ware geweest." P. B. J. FERF. Haarlem, 24 Februiri 1893. BINNENLAND. Terwyl Zaterdag morgen te Amsterdam nog al het materieel der brandweer op het eiland Marken was samengetrokken om den brand der broodfabriek bestrijden, brak te oa geveer half zeven een nieuwe brand uit ia perceel 82 der Kleine Wittenburger- straat. Op de boveuachteskamer van het huis, waar twee jongelieden met een klein kindje woonden, vond het vuur door eea ongeluk zijn oorsprongde haak der brandende hanglamp was na melijk uit de zoldering losgewerkt, waardoor het kleine vertrek spoedig ge heel in vlam stond. eerste hulp werd geboden door eenige agenten van politie en burgers, die met een standpijp op de Vechtwx- terieidiog reeds water gaven, toen de brandweer kwam opdagen. Spoedig was het vuur gedoofd, zoodat de buren, wier inboedel reeds uit het huis was gedragen, hunne woningen weder kon den betrekken. Van perceel 82 is de bovenverdieping geheel uitgebrand. De voorkamer werd bewoond door een gezin, bestaande uit man, vrouw en vier kinderen; de man was reeds geruimen tijd werkloos, en ziet zich nu nog bovendien beroofd van bet weinige huisraad dat h|j bezat. Men verhaalt ia de buurt met inge nomenheid, dat de drie hoofden der nabijgelegen volksscholen er des mid dags op uit waren, om het in de diepste armoede gedompelde gezin van nieuw beddegoed te voorzienvoorloopig heb ben de ongelukkigen een onderkomen gevonden in eene leegstaande woning van hun huisheer. Nog was de brand Zaterdag in de broodfabriek niet geheel gebluscht en bleven de Jan van der Heide en eenige stoomspuiten stroomen water op de brandende en smeulende poinhoopen uitgieten. De ruïne van het half inge storte pakhuis en de half verbrande houten luchtbrug, die dit gedeelte van de fabriek met de bakkerij verbond, leveren een belangwekkend gezicht op. In drie lijkwagens, gevolgd door twee rouwkoetsen, waarin de vader, grootvader, broeder en zwager van AUkot en enkele andere naastbestaau- den gezeten waren, zijn Zaterdag voor middag te Amsterdam de drie kinderen, die b|j den braad op de Gelderschekade op zulk eene noodlottige wijze om het leven kwamen, begraven. Uit de woning der grootoudera, in de Nieuwstraat, ging de treurige stoet, die door duizenden nieuwsgierigen omstuwd of gevolgd werd, i og voorbij het afgebrande huis op de Gelderschekade en daarna door verschillende straten in het westelijk deel der stad, de Lange Tuinstraat 0. a door, naar het R. K kerkhof „De Liefde," waar een dichte drom belangstellenden bijeen was. Zoowel daar als langs den geheelen weg, werd de orde onder de menigte door een voldoend aantal po litieagenten bewaard. Op het kerkhof werd niemand, dan zij die daarb|j tegenwoordig moesten zijn, toegelaten, en dat daaraan strikt gevolg werd gegeven, daarvoor zorgde de hoofd-inspecteur Boas en een paar inspecteurs. De dienst in de kerk en bij het geopend graf werd met groote deelneming en belangstelling gevolgd. De vader scheen ternauwernood het groote driedubbele verlies te beseffen. Meer dan eens moest een zachte aan drang op hem worden uitgeoefend om den geopendeu grafkuil te verlaten. De grootvader echter gaf herhaaldelijk door weeklagen aan zijn verkropt ge moed lucht. Naar men verneemt, heb ben zich door tusschenkomst van den burgemeester ongeveer 80 gegadigden uit het Bildt aangeboden om dezen zomer b|j de h&riogyisscherij dienst te nemen. Op initatief vanmr. D. A. van Eek zijn eea 8 tal Leidsche studen ten van plaa eene sociologische studen- tenvereeriiging op te richten. In het ontwerp der statuten luidt art. 1 aldus „Sociologische Studenten vereeaiging, van oordeel, dat de maatschappelijke toe standen niet beantwoorden aan het ge voel vaa rechtvaardigheid en raenschen- liefde, stelt zich ten doel de oorzaken d9r wanverhouding op te sporen." Dit artikel, dat in beginsel door hen zal worden vastgehouden, is eene trans actie tusschea [niet-in-allen-deele homo gene elementen, zooals ze ook onder de toe te treden leden zijn te verwachten. De Vereeaiging zal zich alleen be wegen op oeconomisch terrein, zij zal sprekers van verschillende richtingen laten optreden, cursusvergaderingen hou den ea den leden, zoover hare middelen toereikend zijn, doelmatige lectuur ver schaffen. Maandag zal eene vergadering ge houden worden tot definitieve vaststel ling der Statuten es tot verkiezing van een bestuur. Uit Friesland wordt ge- meld Werd vóór eenigen t|jd gemeld, dat de vooruitzichten voor de veenderij ia de lage venen dit jaar veel slechter waren dan gewoonlijk, de werkelijkheid overtreft nog de ongunstigste verwach tingen. De voorraad aanwezige turf is nog zoo groot, dat vele verveners ia het geheel niet zullen laten werken. An deren slechts Vs van hetgeen zij gewoon waren. Ook deze toestand zal natuurlek weder een groot gebrek aan werk en veel armoede in het aanzijn roepen. Er zijn arbeidersgezinnen, die andere jaren ƒ800 1000 in de venen verdienden en die ditmaal van alle verdiensten verstoken zullen zijn. Lsttersn an Eunit. Eéa hand op yi klavier steunend, in de andere het handschrift, begon Tour- niaire met zachte, duidelijke stem zijn verhaal. Links en rechts zaten In de beide ineenloopende kamers van den „Kunstenaarskring" de toehoorders aan kleine tafels te rooken. De damp slierde ia grijze strepen over de hoofden, kronkelde langs de draperieën aan de muren ea aaide den „Pierrot", door Braakeasiek met enkele krabbels tegen den waad gesmeten. Praten, voeten- en stoeleogeraas hielden plotseling op, eea enkele uit roep werd nog even haastig weggestopt ea ieder schikte zich, benieuwd hst eigen levensverslag van een tooneel- speler te hooren. In de inleiding Y&a den heer Tour- nialre klonk reeds de groadtoon vaa zijn eenvoudig, onpretensieus verhaal. Geen „autobiographie" zou hij geven, maar uit losse aaateekesisgen wilde hij eeaige intieme bïzonderheden uit zijn leven mededeelen, waarin wellicht enke len zoudea belaag stellen, nu hij den dag herdenkt, waarop hij 25 jaar ge leden voor 't eerst op de planken kwam. Er zat reeds iets van* het tegenwoor dige kuasteaaarsbloed ia de familie. Tourniaire's vader wts Russisch circus directeur, stalmeester van dea czaar en zoon van eene beroemde schoolrijdster. Zijne moeder, eene geb. Schmidt, was ook een gevierde kuastenares. Te Dordrecht werd hij op 14 Aug. 1850 geboren. Wegens bizoadere gave voor spreken, zou ToumUire eerst op geleid woeden om in de rechten te gaan studeeren, doch daar z|jn vader zonder vermogen stierf, moest hij eea ambacht leeren. Dat was het eerste vaa zijn 12 ambachten eu te gelyk vaa zijn 13 ongelukken. Hij wilde eerst schoor steenveger worden, maar dat voad zijn moeder te gevaarlijk. Toes werd hij maar bakkersjongen, daarna adepir&nt- decoratieschilder, hofmeesters-leerling op een locale boot en vervolgens op een groot koopvaardijschip. Toes echter de uitrusting klaar was, werd hij baag en durfde niet meegaan. Gelukkigwant het schip verging met maa en muis op één matroos na. Dt&raa kwam Tour- niaire op een notariskastoor, doch door verhuizen zijner moeder naar Rotter dam moest hij een andere betrekking zoeken. Achtereenvolgens diende hij de maatschappij in een expeditiezaak en op het handelskantoor vaa de hee- ren Baaien ea Staal, die hem zoo wel willend gezind waren, dat het weinig gescheeld heeft, of er was een koop man uit hem gegroeid. Doch het too neel trok en boeide hem. Hij speelde in liefhebberij-gezelschappen, die gelukte beter en het plan rijpte bij hem, too- neelspeler te worden. Ea na verhaalde Tourniaire hoe hij, op 16-jarigen leeftyd ia de wereld ge worpen, streed om het bestaan. Eerst poogde hij circusiijder te worden doch de heer Willem Carré had geen plaats. Van dat oogenblik speelde hij steeds vaker in lief hebberij-comedies, om zich te bekwamen, waarbij de vader van den vermaaraea Solser, die onder het pseudoniem Van der Vaack speelde, zijn veelbewonderd voorbeeld was. Ia „De Hollandsche Tuin," eea klein lo kaal waar de heer Harfclooper met zijn gezelschap voorstellingen gaf, debuteerde hij. Zijn haadelschets verboden hem het tooneelspelen, maar hij kon 't niet laten en werd op zekeren avond door zijne moeder bij eea oor van de planken getrokken tos groot vermaak van publiek. Later poogde hij bij een groot gezelschap, dat van J. E. de Vries, te worden aangenomen als figurant, doch de directeur vond hem te kleia. Louis Bouwmeester (toen geassocieerd met Bambsrg Co.) eindelijk, die hem als figurant toeliet, beloofde eea acteur vaa hem te maken en nam hem in Mei 1867 voor vast aan. Daarmede begonnen moeilijke dagenhij had den handel vaarwel gezegd en ontving geea salaris, zjodat hij met muziekspel, boodschap- penloopen, schoenpoetsen eoz. den kost moest verdienen. Gaandeweg werd echter zijn toestand beter. Hij speelde vooral veel in vaudevilles met Bamberg. Eens zou hij te Goes spelen, maar miste den trein. Ia doodsangst tele- grapheerde hij aan den directeur of 1 een extra-trein moest nemea, niettwij'. felende of de voorstelling zou nu mis lukken, 't Telegram geraakte weg, eea ander vervulde zijn rol en toen hij 's avonds laat den Schouwburg eindelijk bereikte, was het stuk afgeloopen en schopte Bouwmeester hem het tooneel af. Later werd hij in genade aangenomen, Sinds de oprichting der verseniging het „Nederl. Tooneel" in 1876 was hij aan die vereeniging verbonden. In zijn geheele leven zjjn hem 2 kransen ver eerd, waarbij éen bij ongeluk aan het verkeerde adres kwam. Een tijdperk van zijn loopbaan ging de heer Tourniaire met stilzwijgen voorbij omdat hij zich daarvan weinig herianerde. Na zijn herstel ia Aug, 1887 speelde hij weder in „Het Ned Tooneel" en trad in ruim 100 stukken op Veel had Tourniaire te daakea aat den heer Roeier Fa assen dea besten regisseur, diea hij ooit gehad heeft aan den heer D. Haspels. Vele vrienden maakte h|j bij buitenlaudsche gezel schappen Barnay, Possart, mme. Agard Lebrun e. a. van wie hy zeer veel leerde. Op 8 Maart geeft de Ver. „Het Ned Tooneel" eene voorstelling ten bate van den heer Tourniaite. Ieder wenscht den feesteling daarbij stellig een volle zaal Hbld, Inhoud „Nieuwe Gids" vaa Febr.: Bedenkelijk optimisme doorj. Stoffel De vrouwenkwestie door F. M. Wi- baut. Platonische studiën: de Euty demui, door Dr. Ch. M. vaa Deventer Nederl. Politiek Indrukken van dea Dag, door P. L. Tak. Rotterdam, sche vrouwtjes door Delang. Verzsn door Willem Kloos. Boekbeoordec lingen door Frans Erens en A. A. - Studiën over Moderne Kudsè: R. Roland Holst, door Jan Veth. RECHTSZAKEN- De rechtbank te Leeuwarden heell Poutsma ontslagen vaa rechtsvervolging wat het feit te Franeker betreft, en hem schuldig verklaard aan drie misdrijvei van openbare opruiïug, en deswegi veroordeeld tot gevangenisstraf van jaar en 6 maaadea, met korting voo den tijd zijner preventieve hechtenis Tegen Jan M. 52 jaar, veearts t< Belliogwolde, is door het O. M. bij de rechtbank te Winschoten wegens be leediging van H. M. de Koningin cd de marechauseées Kempen cn Tlïmao een gevangenisstraf geëischt van maanden. Tegen den socialist Schaper is Woiveg* proces-verbaal opgemaakt Naar men zegt, heeft hij, spiekende een openbare vergaderiag, de uitdruk king gebezigd, dat de regeering bestom uit zonen van dieven. KOLONIËN- BATAVIA, 27 Jau. Ia de Atjehsche CU van n Janou leest meu Op 8 dezsr sch|jat de vijand fees gevierd te hebben in kampong Badi werd de oorlogsvlag uitgestoken, ook op de bentings bij Kaloet, teiwij de post Lampeneroet reeds vroeg in ri morgen beschoten werd. Esn paar dt gen te voren (6 dezer) kreeg de beu ting Lampermé ook een schietbeurt. Eerstdaags zal het blokhuis b|j L mara op het oude emplacement be plaatst worden, v/aardoor het beter ai het doel zal beantwoorden. En in die van 14 Jan. Met de laatste post werd oss bericl gezonden, dat Nja Makam, die zich i de laatste maanden in het Slmpat Olimsche ophield, op den ati de£( slachten der familie Rokewood. H|j peinsde over de vergankelijkheid van den mensch, toen h|j een blik wierp op het sombere, donkere gebouw, dat ze bevatte, toen h|j werd opgeschrikt door een doordringenden kreet, die uit de kapel scheen te komen. Een oogenblik later vloog Marley de steenen trap af, die op den weg uitkwam. Bl|jkbaar was de arme, oude bediende doodelijk ontsteld. In plaats van in een rechte l|jn op het rytuig van den rechtsgeleerde toe te loopen, dat midden op den weg plotseling stil was blijven staan, liep h|j steeds in een cirkel rond in het hooge grasveld. Wopping sprong uit het rytuig en snelde hem te hulp. „Wat ia er in 'b hemelsnaam aan de hand?# vroeg hy haastig. „Wat scheelt u Marley?# „Een spookeen spook gilde de oude man, die nog steeds woest op het kleine grasveld rondliep. „Een spookO, ik word door een geest achtervolgd I Ik heb het altyd wel gevreesd en gezegd, en nu is het gekomen. Wat moet ik doen „Zwygl# zeide Wopping ernstig en greep den ontstelden man flink bij z|jn schouder. „Beheersch uzelf Marley. Een oud man als gy zijt, moest niet zoo kinderachtig bang en b|jgeloovig zijn. Wees kalm en vertel m|j eens wat gy hebt gezien.# Marley's tanden klapperden en z|jn gelaat was doodel|jk wit van schrik. Hy zonk op den grond neer, omklemde z|jne knieën met z|jne bevende armen, terwijl hij over z|jn geheele lichaam trilde. „Twintig jaar lang,# riep hij uit, zonder zich te storen aan de aanwezigheid van den rechtsgeleerde, „twintig jaar lang heb ik het geheim van m|j"n meester bewaard. Maar 0 ik wist wel, dat het slecht, zeer slecht was; en nu zal ik er voor boeten. Dat vreeselyk gelaat, die vreeselyke stem; Kan ik ze ooit vergeten Wopping nam met krachtsinspanning Marley in z|jne armen en droeg den door echrik verbasterden, ouden man naar het r|jtuig. „Nu Marley,# zeide Wopping gebiedend, „stap in het rytuig, dan kunt gy m|j onder het ryden wel de oorzaak van uwe woor den en gedrag mededeelen. Gy hebt nu reeds te veel maar ook te weinig gezegd, dat ik tevreden kan z|jn.# Marley wierp een vreesachtigen blik over zyn schouder naar de sombere kapel. „Ik zag haar zoo duidelijk als ik u nu zie mynheer Wopping,# riep Marley zenuwachtig opgewonden uit. „O, dat uitgeteerde ge laat -die weggezonken oogen; die vreeselyke stem I Zy volgt my om hetgeen ik heb gedaan, en dat zal zij altyd blyven doen.# Wopping tilde den ouden bediende zonder plichtplegingen in het rijtuig. „Wie achtervolgde u?# „Miss Catherine.# „Bah!# riep Wopping uit, greep de teugels en reed verder. „Ik heb haar nu tweemaal gezien,# vervolgde Marley ondanks de schynbaar geringe waarde, die de rechtsgeleerde aan zyne woor den hechtte. „De eerste maal in den nacht, dat m|jn meester stierf op Rokewood en heden voor den tweeden keer in den graf: kelder van de kapel# „Gy zyt niet wel by uw verstand 1# zeide Wopping: „Neen, dat is nietwaar,# jammerde Marley, „maar het zal niet lang duren of ik ben zoover als het spook mij blyft achtervolgen.# „De dooden keeren niet terug,# zeide Wopping met eenige strengheid, „en wy z|jn van meening, dat Catherine reeds jarei lang dood is. Als zy nog leefde, dan moesten wy reeds lang leden een spoor van haar hebben gevonden. Bswaar uwe kalml Marley, gy hebt geen spook gezien. Het is niets anders ge weef dan het uitvloeisel van een plotseling werken van uw verbee dingskracht.# „Ik denk het ook mynheer,# zeide Marley bescheiden, „maa ik zou willen sterven als ik van avond het gelaat van miss Ca therine niet had gezien in den grafkelder van de familie Rok< wood. Ik heb het werkelyk gezien „Gy blyft dus maar voortdurend op datzelfde aanbeeld slaai Marley. Weet gy dan niet, dat geen verstandig mensch woordig meer aan spoken gelooft „Ja mynheer, maar ik ben niet zoo geleerd. De fijn- nen theoriën van die geleerde mannen, zyn niet geschikt voo menschen vaa mijn soort.# „Dat achynt zoo,# zeide Wopping droogweg, en liet het paar* de zweep voelen. „Welnu Marley,# vervolgde hy onder het ryden, „ik zoü willen, dat gy my verteldet, wat gy bedoelt met uw zeggen, geheim van uw meester twintig jaar lang te hebben bewaard, dat geheim op de een of andere wyze betrekking heeft op nw ongelukkige, jouge meesteres, dan is de tyd nu gekomen om te openbaren.# {Wordt vt&oigd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1893 | | pagina 2