OP ZEE. Het oerdeel van een Vreemdeling BINNENLAND, Kapitein Willem Van der Noort had maar den groot gebrek, hy was driftig. Zpn jonge vrouw Johanna, die met hem op zijn schip een reis naar Java mee maakte, smeekte hem dikwijls toch zich- zeiven te bekeerschen, daar zyn drift hem nog eens tot een noodlottige daad zon verleiden. Jegens haar was hy trouwens altyd vriendelijk en goed, maar tot zyne ma trozen kon hij balderen dat het een aard had. Niettemin hielden zij allen van hem, want wanneer zjj bnn plicht deden, be handelde hij hen als kameraden. De ruwe mannen hadden evenveel eerbied voor de jonge vrouw, die niet alleen beschaafd en fijngevoelig was, maar ook daar zy altjjd aan zee had gewoond, een roeispaan hanteerde als de beste matroos en haar eehtgenoot zeide, dat zij kon zwemmen als een visch. Wat hemzelven betreft, hy was een iorsch man, met een vuist als eea smidshamsr, een grooten baard en heldere oogen. Johanna's broeder, Jacob, een jon gen van zeventien jaar, maakte de reis als kajuitsjongen mee, maar zijne familiebetrekking tot haar maakte zijn positie tegenover den kapitein niet ge makkelijker, daar deze als om aan de andere «armen zijne onpartijdigheid te fcoonen, nog strenger voor hem was dan voor ieder ander. Op zekeren avond, toen Jacob niet al te wel was viel hij over een puts met teer en wierp dien om, zoodat de teer over het dek stroomde. „Wacht eeDB jongen," brulde de kapi tein, „tot straf zul je vannacht vier uur op den nitkyk zitten op het voorschip." Johanna pleitte voor hem, daar zij den vorigen nacht by haar broeder had op gezeten en wist, dat hij geen tien minu ten geslapen had. Maar, hoeveel invloed zyn vrouw vaak op hem had, somtijds stuitte zelfs hare pogingen om hem tot zaohtere gedachten te brengen, op hem af. Toen de zon onderging gelastte hij Jacob om by den boegspriet op den uit kijk te gaan zitten. „En pas op," veegde hy er by, „dat je goed wakker blijft en dat ik je niet zie slapen." Toen van de Noort in de hut bij zyn vrouw kwam en deze vernam, dat haar broeder toch op den uitkijk was gezet, vergoot zij bittere tranen van spijt en stampend met haar kleinen voet riep zij, dat by een wreedaard was. Maar eer» oogenbiik daarna scheen er een denk beeld in haar op te komen en toen de kapitein naar zyn eigen hut ging, om daar naar bed te gaan, sloop zy hare hut uit, naar boven. Drie uren later werd van de Noort wakker en ging naar het dek. De wind was opgestoken, er woei bijna een storm en de kapitein vernam van den stuurman, dat een van de Fidji-eilanden een myl zijwaarts lag. Naar het voorschip gaande, zei hy „als de jongen de oogen nog open heeft, zal ik hem de rest maar schenken," maar toen hy by den boegspriet kwam, zag hy dat de gedaante in de boot sliep, althans bet hoofd hing op de borst. Van de Noorts drift werd dadelijk weer opgewekt. Hij sprong in de boot waar de slaper zat en wilde hem juist bij de schouders wakker schudden, toen op eens het schip naar beneden dook, zoodat de kapitein in zijn haast met den voet tegen de mast van de boot schopte, die daardoor half over boord rolde. Van de Noort viel en kwam met kracht tegen den slaper aan, die door dezen plotseliogen schok tegen de mast aan viel. Het volgende oogenbiik vielen de slaper en de mast over boord, in zee. „Man overboordschreeuwde de ka pitein ontzet, en sprong overeind, „Gauw wat, laat de boot uit!" Maar op hetzelfde oogenbiik hoorde men een ontzaglijk gedruisch. Een plot selinge rukwind wierp het schip ovsrzy, zoodat de mannen op het deks om niet in zee te worden geslingerd, zich moesten vastklemmen aan de touwen. Met onge looflijke snelheid schoot het schip over de schnimende golven. De boot werd by het uitzetten tegen het schip verbrijzeld. Verloren, de joügen is verloren mompelde van de Noort met bevende lippen. „Wat zal zy zeggen als zy het hoort Hy had den moed niet het aan Jo hanna te gaan zeggen. Als een krank zinnige liep hy het dek op en neer. Intusschen was de storm bedaard en toen de zon opging, bescheen een eflen gladde zee, zóo rustig alsof zy niet nog slech^i enkele uren geleden, een mensch had verslonden, Busteloos liep van de Noort heen en weer, nagestaard door de zeelui, die mede lijden met hem hadden. Op eens uitte dsn irisch en met blozende wangen. De kapitein sprong op den jongen toe en vatte hem by den arm. „Wat betee- kent dit Spreek, spreek I Ik heb je hunner een kreet en wees naar het achter schip.,.. daar kwam Jacob juist de trap uit, toch uit de boot in zee gestootenl" De knaap werd doodsbleek. „Maar kapitein, ik begryp niet..." „Spreek op, zeg ik je, spreek op brulde van de Noort. „Ik zeg, dat ik dacht dat ik je overboord heb gestoo- ten. Je sliep in de boot..." „Ik?" 8tamoida de jongen? „Neen,ik niet. Johanna kwam by my en wilde in myn plaats op don nitkyk zitten, ze trok mijn jas en mijn muts aan en zond my naar myn hut." „Wat heb ik gedaan riep de onge lukkige bijna waanzinnig. „Mijn eigen vrouw heb ik over boord geworpen 1" Tegen de vorschansing leunende om Diet te vallen, wrong hy de handen in diepe smart. "Maar zy kan niet verloren zyn I" riep hy buiten zichzelf van droef heid. „Johanna, kom terug, kom terug!" Zyn stem klonk over de stille zee, maar zy gaf geen antwoord, „Hij is krankzinnig," zei de stuurman, maar het scheen alsof hy weer tot ziohzeiven kwam. Hoewel hy nog doodsbleek was en zyne handen beefden als van koortskoude, werd hy toch kalmer en beval naar de Fidji-eilanden terug te stevenen, om daar te vernemen of zy wellicht gered was. Natnnr[yk vond hy van Johanna geen spoor. Zoo weinig kon hij zich voorstel ten dat Johanna voor altyd verloren was, dat hij de verzekeringen der eilanders niet geloofde en het gansche eiland door kruiste om haar te vinden. Toen hy weer aan boord terugkeerde, viel hy neer op het dek in een toestand van bewusteloosheid. Dagen lang was hy zonder bewustzijn en in een hevige her senkoorts, die eerst afnaua toen men de haven van Batavia byna bereike had. Jacob had van. de Noort verzorgd en, hoe hem de dood zyner zuster ook smartte, had hy toch don kapitein opge past met al het medelijden, da; het zien van diens lichamelijk en geestelyk lijden bij hem kon opwekken. De kapitein toch deed zich bittere verwijten. Weliswaar had hij zyn vrouw niet met opzet in zee gestootenmaar wanneer hij zyn drift had betoomd, zon het ongelnk niet gebeurd zijn. Die gedachte werd eindelijk zoo kwel lend, dat de ongelukkige besloot een einde te maken aan zyn leven. Op een oogenbiik dat Jacob naar boven was gegaan (men was juist ia de haven ge komen) sprong van de Noort zijn bed uit, ging naar het kastje, waarin hy de scheeps apotheek bewaarde en nam er een fiescbje uit dat laudanum bevatte. Vlug schonk hy het vergif in een kopje en bracht dat aan den mond. Opeens klonk boven op het dek een luid hoera. Verwonderd liet de kapitein het kopje zinken, daar sedert het vree- selyk ODgeluk de bemanning uit mede lijden met de smart van den gezagvoer der, geen teeken van blydschap gegeven had. Maar wat was datl De dear van de hut werd opengeworpen en voor den ontstelden man stond. Johanna, met schitterende oogen, den blos der gezondheid op de wangen. Toen zij naast elkander zaten, hand in hand, vertelde zij hoe wonderbaarlijk zy behouden waB gebleven. By den val in zee had haar uitgestoken hand de mast gegrepen en half zwemmende, half rustende op de mast, had zjj zich boven water kunnen houden. De storm dreef haar tot voorbij het eiland en reeds be greep zy, dat zy dit niet meer zou kan nen bereiken, toen een kleiner schoener voorbijvoer, zóo dicht by haar, dat zy zich (de storm was toen bedaard) kon doen hoorbaar maken. Haar geroep werd dan ook gehoord, spoedig werd een boot uitgezet en een oogenbiik later was zij aan boord van den schooner, die haar medenam naar Bennells Island, een kleine haven in de buurt, vanwaar zy met een stoombootje naar Batavia kon gaan. Zóo kwam het, dat zy vóór haren echtgenoot daar aankwam. Wat van de Noort betreft, hy genas weldra geheel en al, vooral door de liefderijke zorgen zijner vrouw. De les had hem geleerd, hy wist voortaan zyn drift te betoomen, want als hy op het punt was daaraan toe te geven, dan dacht hy aan dien vreeselyken nacht... en dat was genoeg. Reiger Uit Drachman's Reisebilleder. Dagè i Holland door A. VAN DER VOORT AZN. Den Haag, 16 lebr. Daar blies een milde vochtige voor jaarswind over de Amsterdamschd grachten. Het klokkespel van den Toren op het Koninklijk Paleis ver mengde zyne tonen met die van den wind. Het was of daarboven een onde dame met een zwakke, bevende stem melodieën uit haar jeugd zonglie deren van pracht en heerlijkheid, van krijgsroem en handelsglorie, die nu, opgenomen door den krachtigen wind, over veld en beemd wérden voort gedragen. Het klokkenspel zweeg, de wind bleef loeien, de zon kwam van achter de 1) De keuze der beelden in den inhoud blyven geheel voor rekening van den schrijver. jagende en drijvende wolken te voorschijn en al de kantige en net geschilderde gevels met hun heldere smalle vensters, weerkaatsten in de donkere grachten tusschen de donkere schuiten, waar hun beeld werd io tweeën gedeeld door de donkere ducdalven, de palen, die met hoogmoedig zelfvertrouwen schónen uit te roepen Dit alles rost op ons 1 Die palen hebben gelyk. Als het groote gilde van eike- en dennestammen eens omviel of uiteenviel, zou Amsterdam in het moeras wegzinken, waaruit het eens is opgerezen. Een vijftigtal jaren geleden verdween het buitengewoon groote pak huis der O. 1. Compagnie, bij een ge deeltelijke verzakking van zijn zwij gende onderdanen. Men had de palen 70.000 centenaars koren te dragen ge geven. Dat waa te veel. Het koren en het gebouw verzonken in den poel. Het eenige wat er aan te doen was, was een nieuw gebouw op nieaw9 fondamenten te stichten. Dat kost zoo iets. Daar behoort een groote zak met geld toe, om zulk een stad kunstmatig boven water te houden Maar deze rykste kooplui der wereld wisten in hun tyd wel raad en dat weten ze nog wel. Deze stad is op Venetië na de belangrijkste van alle steden in Europa. In ééa oogopslag overziet ge een groot stuk van de menschelyke cultuur geschiedenis. Een krachtig en ryk tijd perk heeft zyn palen diep in den wee ken grond geslagen, zijn bruggen over het donkere water gelegd en zyn gevels in onregelmatige ryen langs en tusschen de grachten gebouwd. Men laadde en loste laags de kaden onder het gebladerd van lindeboomenmeD schnurde en waschte binnen en buiten deze gebouwen met 3 verdiepingen. Men had katrollen den gevel boven het zoldervenster, bergruimte in den kelder, bloemen voor de vensters en men had schoone schilde rijen aan de wanden van de met eiken hout betimmerde kamers. Die schilderijen zijn alleen een bezoek aan Heiland waard. Wy Denen beginnen nn lang zamerhand eenige vorderingen te maken op het gebied der beeldende kunsten. In vergelijking met de bloeiperiode der Hollandsche meesters leveren wy nu nog slechts weinig beduidende producten maar de grondslag is gelegd door zeer nauwgezette leeraren en daar is was dom in de deensche school, vooral na de al te doctrinaire geest velen van de jon gere leerlingen zich heeft doen emanci- peeren. Verder is er kapitaal gevormd in vele handen, die vroeger nauwelijks een spaar duitje bezaten. Ouzo kooplieden en industrieelen heb ben met het benoodigde geld ook den goeden wil verkregen knnst te verza melen. Laat ons niet zeggen de kunst te „ondersteunen" want deze juitdrukkiog is hier waarlyk ongepast. De kunst is een van 's lands fijnste zenuwende uiting van zyn geestelyk vermogende afspiegeling van de denk beelden en het geestelyk werken eener eeuw. Do kuDBt maakt terecht aanspraak op een deel van den rykdom van een land en betaalt ruimschoots wat voor haar is uitgegeven met de renten terug. Hier op Hollandschen bodem kan men met volle gezag over de kunst spreken. Stellen wij ons deze schippers en win keliers eens voort de hand van den een is nog bruin van de teer en de hand van den ander ia nog zwart van den inkt, dien hy al cijferend gebruikte. Deze mensehen rieken naar de zee en naar den winkel. Zy hebben als bevers zich kunstige woningen gebouwd te midden van poelen, tusschen groote stroomen aan het strand der rnstelooze Noordzee. Zy zyn uitmuntende boogschutters, zy voeren krachtig den hellebaard zij vech ten evengoed als zij rekenenhet is een hoogmoedig onafhankelijk ras, dat on wrikbaar standhoudt met zyn helder hoofd en krachtige vuist. Toenmaals kon den vorsten vreemde landen en volke ren erven. De magere Spanjaarden kwa men daarop met hun soldaten, met hun staatslieden en methun trek naar geroosterd menschenvlee8ch. De Hollanders werden toen zeer bedreigd, zy zuchtten onder het juk des spaanschen overheerschers zy wierpen het echter af. In de moeie- lyke dagen die daarop volgden werden de burgemeesters veldheeren, de koop lieden officieren en de klerken soldaat, en allen te zamen bleven ze uitmuntende burgers. Daar bruist in die kooplui, schippers en boeren een vreedzame le venslust by iederen behaalden zegen. De Bieden worden de rykste der wereld, de meest zuiver nationale, en tevens plaat sen waar het ieder vergund is, zoowel binnen als buiten zyn woning, volkomen vry te leven. Hier heeft de kunst een goeden bodem. Zy is gedoopt met bloed, zy heeft gesluimerd op gouden bodem, zij is opgegroeid trotsch en onafhanke lijk in den strijd met de trotschheid en om de onafhankelijkheidzij begeleidt nu 'elevens feestmarsch met haar schoon ste melodie, zij is geniaal en alzydig even als de werkelijkheid, gemoedelijk, geestig, krachtig, prachtlievend, naïf en uitgelaten. Zy leeft het krachtigst in den hoog- sten bloeitijd des lands, zy begint te kwijnen en af te sterven als dit tijdperk voor by is. Zy leeft hedea ten dagen, laag nadat reeds al die „Mynheers" zyn vergaan tot sief. Het klokkenspel in de kerktorens zingt in klagende en droevige tonen van den vervallen wereldhandel; maar de gaosche rjj van groote schilders is nog thans Hollands mem en eer, Zy zyn de „generale staten" in het ryk der kunst aan deze zijde der Alpen. Laat ons toch veel en goede kunst verzamelen ten onzent. Dat onze ryken, dat onze welvarende burgers toch begin nen met geld te steken in deze schoone onderneming, als zy ten minste bet geld niet hebben gebruikt voor het pronkan met hun hnizen, hun kleeding, hun ge woonten en hun amusomeateo. Zy pron ken met hun smart, huu fijnste en krachtigste levensuitingen, met hun liefde voor de natuur, met de lucht waarin ze leven en [verspillen daarvoor hun kapi taal. Onze jongere schilders hebben de stof in zich, waaruit een school kan te voor schijn komen, die den naam van Dene marken beroemder kan maken dan een gewonnen veldslag het zon kunnen om niet van een verloren veldslag te spreken. Bij ons bestaat nog geen recht innigen baad tusschen het volk en de kunst. Het moge zyn, dat onze kunste naars daarvan ten deele de schuld dragen, maar kannen onze kooplui en onze grond eigenaars zich vrijspreken Dat kunnen zy zeker niet; wy hebben zeer zexer aon groot handels gen ie, eec man die ge toond heeft ia verschillende richting een ruimen blik te hebben gehad. Die mAn heeft veel gedaan voor de grootheid en den goeden naam van Denemarken. Hy heeft zyn naam verbonden aan den we deropbouw van een van Denemark.ens schoonste bouwwerken, maar hoe komt het nu dat men zyn naam niet ziet prijken ia den voorgevel van een par ticulier gebouw, waarin een uitgezoohte verzameling van schilderijen en beeld houwwerken is bijeengebracht. Zoo hy dat gedaan had, welk een schoon voor beeld zon dat zijn voor de jongere han delswereld, die zich tot nu toe nagenoeg by uitsluiting heeft bezig gehouden met beurszaken. Welk een aansporende stoot zou dat zijn voor onze maatschappij. Of gelooft men bij ons werkelijk nog, dat de knnst haar hoogtepunt bereikt met de ontwikkeling des lands, als nu nog de naam van kunstenaar in de eerste plaats doet denken aan het vragen van aalmoezen of het zenden van insehiij vingsbilletten Men wordt hier op Hol lands bodem warm om het hart als men aan zulke dingen denkt. Men zou er toe komen aan zyn landslieden een brief te zenden met de volgende vriend- schappalyke groeten. „Mynheers" koop lni, fabrikanten etc., wy willen ons land verdedigea, maar wat wilt ge dat wy verdedigen zullen Het beste De kunst behoort tot het beste. Dat is de adel die niet ontaardt. De kunstenaar sterft, maar zyne werken overleven hem. Vraag het den Hollanders, waarvoor zij willen vechten. Zij zullen antwoordenVoor ons huis, onze vrijheid, onze kunst. fPordt vervolgd werden dergelijke klachten ook gehoord over de buitenlui in onzen omtrek. Hbld, Blijkens het verslag van dei Theol. school te Kampen waren voor den I cursus 1891/92 105 studenten ingeschre ven, van welke 57 in de theologische en 43 in de literarische vakken studeer- den. Zij ontvingen hunne opleiding van I 5 professoren, Óen leeraar in de Nadert I taal en aanverwante vakken en 2 leeraren f in de klassieke letteren. Ia Juli 1892 H werden 18 studenten, die in do literari-f sche vakken hadden gestudeerd, tot del theoiigieche lessen toegelaten. Z wen sta l dent8« deden met goed gevolg het theo-ï logisch examen lo gedeelte en 18 hetl 2e gedeelte, welke laatsten dus beroep. 1 baar konden worden gesteld. De ontvangsten dezer inrichting be-| droegen f 40,099.24. tï. :Kok to ïde (gemeentel Vries), wiens eetsig trekdier vóór eenïgenl tijd stierf, wendde zich to: H. M. del Koningin-Regentes meï het beleefde /er f zoek, hem 50 te willen leonen, opdatl hy weer een dier zou kannen koopeni en daarmede io da behoeften van zichl en do zynen voorziea. Hy beloofde hetl geleende in kleine gedeelten te zulleai terugbetalen. De man werd «iet weinig| zeer aangenaam verrast, toen heral dezer dagen namens H.M. de Koningin! regentes do gevraagde som ter handl werd gesteld, met de raededeeüng datl hy van de terugbetaling werd vrijgesteld! Het tweejarig dochtertje van A. A., te Uraterp, heeft kokendl water gedronken en is dientengevolge nal twee dagen lydens onder smartelyke| pynen overleden. In de jongste vergadering van den bond va*» afdeeliogea vaa „Pal trimoniam" in Friesland is met alge-I meeno stemmen aangenomen het voorstel! van de afdeeling Leeuwarden, om op! verscheidene plaatsen io de provincie! groote openbare vergaderingen te honden! ten eind8 propaganda te maken voor del beginselen van „Patrimoniaal", De all deeling Drachten had preventief voor! gesteld, daartoe eene vergadering in del open lucht of eene meeting in eene den grootste plaatsen van de provincie tel houden. Vrijdag herdacht de heer Coliette te 's-Gravenhage, hoofdiagenier der telegraphie, den dag, waarop hy vóór 4O jaren als ambtenaar by de rijks telegraaf in dienst trad. Toen de jubi laris dien ochtend op zyn bureau in het ministerie van waterstaat, aan de Park straat, verscheen, vond hy zyne kamer als herschapen in een bloementuin. Langs de wanden op de tafel overal prykten bloeiende planten en palmen, en werd hy verwelkomt door de ambtenaren van het technisch beheer der rijkstelegraaf, van welke afdeeling de jubilaris gedu rende het grootste gedeelte van zijn loop baan chef was. Eeoige oogenblikken later kwam de hoofdinspecteur der telegrafie, de heer Van Thiel, met de ambtenaren van het rekeoplichtig beheer den heer Coliette gelnkwenachen. De heer Van Thiel sprak den jubilaris daarby hartelijk toe, bracht herinnering wat de rijkstelegraaf* dienst aanj zyn hoofdingenieur te dan ken heeft, en wees in het bizonder op de omstandigheid, dat het telegraafnet ouder het beheer van den hoofd ingenieur Coliette steeds eene inrichting is geble ven, waarop Nederland trots mag zyn. Verder op den dag kwamen de ver schillende inspecteurs en ingenieurs door het geheele land, hun chef gelukwen- schen, zoomede vele hooggeplaatste amb tenaren by de posterijen. Van uit verschillende deelen des lands en ook daarbuiten ontving de heer Coliette telegrammen van gelukwensching. Zooals is gemeld, bezochten vele belgi8che wielrijders tijdens de Paaschdagen ons land. Naar aanleiding van de daarby gemaakte opmerking, dat de noordoostenwind hun op de reis van Den Haag naar Amsterdam niet in het voordeel zal zyn geweest, schrijft een dezer heeren ons, dat de wind den tocht niet zoo onaangenaam maakte als de verregaande brutale wijze, waarop zij door de boeren In den omtrek van Utrecht werden behandeld. Zn de laatste dagen V ISSCHERIJ. IJ m u i d e n. Van de beugvisscherjjl kwamen binnen van 4 tot 7 April 1893 f Admiraal van Kinsborgen, seh. L. vanE l elt met 100 kabelj. 600 schel v., 60P punten rog, 10 ben vleet, 40 heilbotten! Pernis, sch. H. van Vliet met 10(1 kabelj., 800 schelv., 10 punt9n rog, 2fi| heilbotten. Johannes Cornelia, sch. Jan Noordzij mot 150 kabelj., 1800 schelv. Jacoba Maria, sch. M. Noordzij mei 100 kabelj., 300 schelv., 2 heilbotten! Luctor et Emergo, sch. Jan v. d. Steetj met 100 kabelj., 200 schelv., 2 heilbotten! Noordster, sch. v. Hoogteylingen me» 100 kabelj., 100 schelv., 2 heilbotten e partijtje rog en vleet. G H, sch. Jac. Smit met 100 kabelj,E 400 schelv., 100 heilbotten en klidders» Pollux, sch. v. d. Berg met 50 kabelj] 200 schelv., 1 partytje leng. Saturnus, sch. L. v. Veelen met 10| kabelj., 800 schelv., 1 party leng. Bastiana Huiberdina, sch. A. v. Steen met 100 kabelj., 200 schelv. party leng. Wisselvalligheid, sch» de Gelde me! 60 kabelj», 200 schelv. en 10 punten rogl j Rotterdam, sch. G. v. d. Hoest men 40 kabelj., 300 schelv. 10 punten rog I 50 heilbotten. Nella, sch. M. van Dyk met 50 kabeljj 100 schelv., 50 heilbotten en klidders. Zsemanshoop, sch. W. Viskil met löi kabelj., 200 schelv., 30 punten rog, f partij leng. Emma Anna, sch. de Braber met 101 kabelj., 500 schelv., 25 bennen rog 1 vleet, 1 party leng. Willem de Zwyger,seh. G. Langbroe! met 15 0 kabelj., 200 schelv., 10 ben ros] en vleet. Dankbaarheid, sch. Boudenstein mej 40 kabelj., 200 achelv. Pryzenkabeljauw levend f 0.80 tol f 1.50, doode f 0.35 tot f 0.75 schelviscal f17.tot 138.50 per groot [honderd! rog f3*80 tot f5.20 per punt, heilbor (bovenmaat) f 7.tot f 18.per stnkj] idem (ondermaat en klidders) f2.1 f5.per stuk, alles naar gelang vat| kwaliteit en dag van aanvoer. Rechtszaken. By bevelschrift der rechtbank te Mid delburg is naar de openbare tereehttzitinfl dier rechtbank verwenen George Reeui oud 35 jaren, matroos, geboren te Lonl den, wonende te Liverpool, thans te Midi delburg in hechtenis, beklaagd van Isten April aan boord van het stooafl schip „Elburg," liggende te Vlissingenf den stoker P. Martens vermoord te hebjl ben. Genoemde zaak zal behandeld woij den Maandag a.s. en aan den beklaagde] is als verdediger toegevoegd mr. C. Ld casse, advocaat te Middelburg. Door het Kantongerecht te Hilvetl sum is Donderdag uitspraak gedaan ifl eene zelden voorkomende zaak. De ko(| fiehuishouder De G. aldaar had nl concours van 1500 partyen op het biljarl

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1893 | | pagina 6