OP ZEE.
Het oerdeel van een Vreemdeling
BINNENLAND,
Kapitein Willem Van der Noort had
maar den groot gebrek, hy was driftig.
Zpn jonge vrouw Johanna, die met hem
op zijn schip een reis naar Java mee
maakte, smeekte hem dikwijls toch zich-
zeiven te bekeerschen, daar zyn drift
hem nog eens tot een noodlottige daad
zon verleiden.
Jegens haar was hy trouwens altyd
vriendelijk en goed, maar tot zyne ma
trozen kon hij balderen dat het een aard
had. Niettemin hielden zij allen van hem,
want wanneer zjj bnn plicht deden, be
handelde hij hen als kameraden. De
ruwe mannen hadden evenveel eerbied
voor de jonge vrouw, die niet alleen
beschaafd en fijngevoelig was, maar ook
daar zy altjjd aan zee had gewoond,
een roeispaan hanteerde als de beste
matroos en haar eehtgenoot zeide, dat
zij kon zwemmen als een visch. Wat
hemzelven betreft, hy was een iorsch
man, met een vuist als eea smidshamsr,
een grooten baard en heldere oogen.
Johanna's broeder, Jacob, een jon
gen van zeventien jaar, maakte de
reis als kajuitsjongen mee, maar zijne
familiebetrekking tot haar maakte zijn
positie tegenover den kapitein niet ge
makkelijker, daar deze als om aan de
andere «armen zijne onpartijdigheid te
fcoonen, nog strenger voor hem was dan
voor ieder ander.
Op zekeren avond, toen Jacob niet al
te wel was viel hij over een puts met
teer en wierp dien om, zoodat de teer
over het dek stroomde.
„Wacht eeDB jongen," brulde de kapi
tein, „tot straf zul je vannacht vier uur
op den nitkyk zitten op het voorschip."
Johanna pleitte voor hem, daar zij den
vorigen nacht by haar broeder had op
gezeten en wist, dat hij geen tien minu
ten geslapen had. Maar, hoeveel invloed
zyn vrouw vaak op hem had, somtijds
stuitte zelfs hare pogingen om hem tot
zaohtere gedachten te brengen, op hem
af. Toen de zon onderging gelastte hij
Jacob om by den boegspriet op den uit
kijk te gaan zitten. „En pas op," veegde
hy er by, „dat je goed wakker blijft en
dat ik je niet zie slapen."
Toen van de Noort in de hut bij zyn
vrouw kwam en deze vernam, dat haar
broeder toch op den uitkijk was gezet,
vergoot zij bittere tranen van spijt en
stampend met haar kleinen voet riep zij,
dat by een wreedaard was. Maar eer»
oogenbiik daarna scheen er een denk
beeld in haar op te komen en toen de
kapitein naar zyn eigen hut ging, om
daar naar bed te gaan, sloop zy hare
hut uit, naar boven.
Drie uren later werd van de Noort
wakker en ging naar het dek. De wind
was opgestoken, er woei bijna een storm
en de kapitein vernam van den stuurman,
dat een van de Fidji-eilanden een myl
zijwaarts lag.
Naar het voorschip gaande, zei hy
„als de jongen de oogen nog open heeft,
zal ik hem de rest maar schenken,"
maar toen hy by den boegspriet kwam, zag
hy dat de gedaante in de boot sliep,
althans bet hoofd hing op de borst.
Van de Noorts drift werd dadelijk
weer opgewekt. Hij sprong in de boot
waar de slaper zat en wilde hem juist
bij de schouders wakker schudden, toen
op eens het schip naar beneden dook,
zoodat de kapitein in zijn haast met den
voet tegen de mast van de boot schopte,
die daardoor half over boord rolde. Van
de Noort viel en kwam met kracht
tegen den slaper aan, die door dezen
plotseliogen schok tegen de mast aan
viel. Het volgende oogenbiik vielen de
slaper en de mast over boord, in zee.
„Man overboordschreeuwde de ka
pitein ontzet, en sprong overeind, „Gauw
wat, laat de boot uit!"
Maar op hetzelfde oogenbiik hoorde
men een ontzaglijk gedruisch. Een plot
selinge rukwind wierp het schip ovsrzy,
zoodat de mannen op het deks om niet
in zee te worden geslingerd, zich moesten
vastklemmen aan de touwen. Met onge
looflijke snelheid schoot het schip over
de schnimende golven. De boot werd by
het uitzetten tegen het schip verbrijzeld.
Verloren, de joügen is verloren
mompelde van de Noort met bevende
lippen. „Wat zal zy zeggen als zy het
hoort
Hy had den moed niet het aan Jo
hanna te gaan zeggen. Als een krank
zinnige liep hy het dek op en neer.
Intusschen was de storm bedaard en
toen de zon opging, bescheen een eflen
gladde zee, zóo rustig alsof zy niet nog
slech^i enkele uren geleden, een mensch
had verslonden,
Busteloos liep van de Noort heen en
weer, nagestaard door de zeelui, die mede
lijden met hem hadden. Op eens uitte dsn
irisch en met blozende wangen.
De kapitein sprong op den jongen toe
en vatte hem by den arm. „Wat betee-
kent dit Spreek, spreek I Ik heb je
hunner een kreet en wees naar het achter
schip.,.. daar kwam Jacob juist de trap uit,
toch uit de boot in zee gestootenl"
De knaap werd doodsbleek. „Maar
kapitein, ik begryp niet..."
„Spreek op, zeg ik je, spreek op
brulde van de Noort. „Ik zeg, dat ik
dacht dat ik je overboord heb gestoo-
ten. Je sliep in de boot..."
„Ik?" 8tamoida de jongen? „Neen,ik
niet. Johanna kwam by my en wilde in
myn plaats op don nitkyk zitten, ze
trok mijn jas en mijn muts aan en zond
my naar myn hut."
„Wat heb ik gedaan riep de onge
lukkige bijna waanzinnig. „Mijn eigen
vrouw heb ik over boord geworpen 1"
Tegen de vorschansing leunende om
Diet te vallen, wrong hy de handen in
diepe smart. "Maar zy kan niet verloren
zyn I" riep hy buiten zichzelf van droef
heid. „Johanna, kom terug, kom terug!"
Zyn stem klonk over de stille zee,
maar zy gaf geen antwoord, „Hij is
krankzinnig," zei de stuurman, maar het
scheen alsof hy weer tot ziohzeiven kwam.
Hoewel hy nog doodsbleek was en zyne
handen beefden als van koortskoude,
werd hy toch kalmer en beval naar de
Fidji-eilanden terug te stevenen, om daar
te vernemen of zy wellicht gered was.
Natnnr[yk vond hy van Johanna geen
spoor. Zoo weinig kon hij zich voorstel
ten dat Johanna voor altyd verloren was,
dat hij de verzekeringen der eilanders
niet geloofde en het gansche eiland door
kruiste om haar te vinden.
Toen hy weer aan boord terugkeerde,
viel hy neer op het dek in een toestand
van bewusteloosheid. Dagen lang was hy
zonder bewustzijn en in een hevige her
senkoorts, die eerst afnaua toen men de
haven van Batavia byna bereike had.
Jacob had van. de Noort verzorgd en,
hoe hem de dood zyner zuster ook
smartte, had hy toch don kapitein opge
past met al het medelijden, da; het zien
van diens lichamelijk en geestelyk lijden
bij hem kon opwekken. De kapitein toch
deed zich bittere verwijten. Weliswaar
had hij zyn vrouw niet met opzet in
zee gestootenmaar wanneer hij zyn
drift had betoomd, zon het ongelnk niet
gebeurd zijn.
Die gedachte werd eindelijk zoo kwel
lend, dat de ongelukkige besloot een
einde te maken aan zyn leven. Op een
oogenbiik dat Jacob naar boven was
gegaan (men was juist ia de haven ge
komen) sprong van de Noort zijn bed
uit, ging naar het kastje, waarin hy de
scheeps apotheek bewaarde en nam er
een fiescbje uit dat laudanum bevatte.
Vlug schonk hy het vergif in een kopje
en bracht dat aan den mond.
Opeens klonk boven op het dek een
luid hoera. Verwonderd liet de kapitein
het kopje zinken, daar sedert het vree-
selyk ODgeluk de bemanning uit mede
lijden met de smart van den gezagvoer
der, geen teeken van blydschap gegeven
had. Maar wat was datl De dear van
de hut werd opengeworpen en voor den
ontstelden man stond. Johanna,
met schitterende oogen, den blos der
gezondheid op de wangen.
Toen zij naast elkander zaten, hand
in hand, vertelde zij hoe wonderbaarlijk
zy behouden waB gebleven. By den val
in zee had haar uitgestoken hand de
mast gegrepen en half zwemmende, half
rustende op de mast, had zjj zich boven
water kunnen houden. De storm dreef
haar tot voorbij het eiland en reeds be
greep zy, dat zy dit niet meer zou kan
nen bereiken, toen een kleiner schoener
voorbijvoer, zóo dicht by haar, dat zy
zich (de storm was toen bedaard) kon
doen hoorbaar maken. Haar geroep werd
dan ook gehoord, spoedig werd een boot
uitgezet en een oogenbiik later was zij
aan boord van den schooner, die haar
medenam naar Bennells Island, een kleine
haven in de buurt, vanwaar zy met een
stoombootje naar Batavia kon gaan.
Zóo kwam het, dat zy vóór haren
echtgenoot daar aankwam.
Wat van de Noort betreft, hy genas
weldra geheel en al, vooral door de
liefderijke zorgen zijner vrouw. De les
had hem geleerd, hy wist voortaan zyn
drift te betoomen, want als hy op het
punt was daaraan toe te geven, dan
dacht hy aan dien vreeselyken nacht...
en dat was genoeg.
Reiger
Uit
Drachman's Reisebilleder.
Dagè i Holland
door
A. VAN DER VOORT AZN.
Den Haag, 16 lebr.
Daar blies een milde vochtige voor
jaarswind over de Amsterdamschd
grachten. Het klokkespel van den
Toren op het Koninklijk Paleis ver
mengde zyne tonen met die van den
wind. Het was of daarboven een onde
dame met een zwakke, bevende stem
melodieën uit haar jeugd zonglie
deren van pracht en heerlijkheid, van
krijgsroem en handelsglorie, die nu,
opgenomen door den krachtigen wind,
over veld en beemd wérden voort
gedragen.
Het klokkenspel zweeg, de wind bleef
loeien, de zon kwam van achter de
1) De keuze der beelden in den inhoud
blyven geheel voor rekening van den
schrijver.
jagende en drijvende wolken te voorschijn
en al de kantige en net geschilderde
gevels met hun heldere smalle vensters,
weerkaatsten in de donkere grachten
tusschen de donkere schuiten, waar hun
beeld werd io tweeën gedeeld door de
donkere ducdalven, de palen, die met
hoogmoedig zelfvertrouwen schónen uit
te roepen Dit alles rost op ons 1
Die palen hebben gelyk. Als het groote
gilde van eike- en dennestammen eens
omviel of uiteenviel, zou Amsterdam in
het moeras wegzinken, waaruit het eens
is opgerezen. Een vijftigtal jaren geleden
verdween het buitengewoon groote pak
huis der O. 1. Compagnie, bij een ge
deeltelijke verzakking van zijn zwij
gende onderdanen. Men had de palen
70.000 centenaars koren te dragen ge
geven. Dat waa te veel. Het koren en
het gebouw verzonken in den poel. Het
eenige wat er aan te doen was, was een
nieuw gebouw op nieaw9 fondamenten
te stichten.
Dat kost zoo iets. Daar behoort een
groote zak met geld toe, om zulk een
stad kunstmatig boven water te houden
Maar deze rykste kooplui der wereld
wisten in hun tyd wel raad en dat
weten ze nog wel. Deze stad is op
Venetië na de belangrijkste van alle
steden in Europa.
In ééa oogopslag overziet ge een
groot stuk van de menschelyke cultuur
geschiedenis. Een krachtig en ryk tijd
perk heeft zyn palen diep in den wee
ken grond geslagen, zijn bruggen over
het donkere water gelegd en zyn gevels
in onregelmatige ryen langs en tusschen
de grachten gebouwd. Men laadde en
loste laags de kaden onder het gebladerd
van lindeboomenmeD schnurde en
waschte binnen en buiten deze gebouwen
met 3 verdiepingen. Men had katrollen
den gevel boven het zoldervenster,
bergruimte in den kelder, bloemen voor
de vensters en men had schoone schilde
rijen aan de wanden van de met eiken
hout betimmerde kamers. Die schilderijen
zijn alleen een bezoek aan Heiland
waard.
Wy Denen beginnen nn lang
zamerhand eenige vorderingen te maken
op het gebied der beeldende kunsten. In
vergelijking met de bloeiperiode der
Hollandsche meesters leveren wy nu nog
slechts weinig beduidende producten
maar de grondslag is gelegd door zeer
nauwgezette leeraren en daar is was
dom in de deensche school, vooral na de
al te doctrinaire geest velen van de jon
gere leerlingen zich heeft doen emanci-
peeren.
Verder is er kapitaal gevormd in vele
handen, die vroeger nauwelijks een spaar
duitje bezaten.
Ouzo kooplieden en industrieelen heb
ben met het benoodigde geld ook den
goeden wil verkregen knnst te verza
melen. Laat ons niet zeggen de kunst te
„ondersteunen" want deze juitdrukkiog
is hier waarlyk ongepast.
De kunst is een van 's lands fijnste
zenuwende uiting van zyn geestelyk
vermogende afspiegeling van de denk
beelden en het geestelyk werken eener
eeuw. Do kuDBt maakt terecht aanspraak
op een deel van den rykdom van een
land en betaalt ruimschoots wat voor
haar is uitgegeven met de renten terug.
Hier op Hollandschen bodem kan men
met volle gezag over de kunst spreken.
Stellen wij ons deze schippers en win
keliers eens voort de hand van den een
is nog bruin van de teer en de hand
van den ander ia nog zwart van den
inkt, dien hy al cijferend gebruikte. Deze
mensehen rieken naar de zee en naar
den winkel. Zy hebben als bevers zich
kunstige woningen gebouwd te midden
van poelen, tusschen groote stroomen
aan het strand der rnstelooze Noordzee.
Zy zyn uitmuntende boogschutters, zy
voeren krachtig den hellebaard zij vech
ten evengoed als zij rekenenhet is een
hoogmoedig onafhankelijk ras, dat on
wrikbaar standhoudt met zyn helder
hoofd en krachtige vuist. Toenmaals kon
den vorsten vreemde landen en volke
ren erven. De magere Spanjaarden kwa
men daarop met hun soldaten, met hun
staatslieden en methun trek naar geroosterd
menschenvlee8ch. De Hollanders werden
toen zeer bedreigd, zy zuchtten onder
het juk des spaanschen overheerschers
zy wierpen het echter af. In de moeie-
lyke dagen die daarop volgden werden
de burgemeesters veldheeren, de koop
lieden officieren en de klerken soldaat,
en allen te zamen bleven ze uitmuntende
burgers. Daar bruist in die kooplui,
schippers en boeren een vreedzame le
venslust by iederen behaalden zegen. De
Bieden worden de rykste der wereld, de
meest zuiver nationale, en tevens plaat
sen waar het ieder vergund is, zoowel
binnen als buiten zyn woning, volkomen
vry te leven. Hier heeft de kunst een
goeden bodem. Zy is gedoopt met bloed,
zy heeft gesluimerd op gouden bodem,
zij is opgegroeid trotsch en onafhanke
lijk in den strijd met de trotschheid en
om de onafhankelijkheidzij begeleidt
nu 'elevens feestmarsch met haar schoon
ste melodie, zij is geniaal en alzydig
even als de werkelijkheid, gemoedelijk,
geestig, krachtig, prachtlievend, naïf en
uitgelaten.
Zy leeft het krachtigst in den hoog-
sten bloeitijd des lands, zy begint te
kwijnen en af te sterven als dit tijdperk
voor by is. Zy leeft hedea ten dagen,
laag nadat reeds al die „Mynheers" zyn
vergaan tot sief. Het klokkenspel in de
kerktorens zingt in klagende en droevige
tonen van den vervallen wereldhandel;
maar de gaosche rjj van groote schilders
is nog thans Hollands mem en eer, Zy
zyn de „generale staten" in
het ryk der kunst aan deze zijde der
Alpen.
Laat ons toch veel en goede kunst
verzamelen ten onzent. Dat onze ryken,
dat onze welvarende burgers toch begin
nen met geld te steken in deze schoone
onderneming, als zy ten minste bet geld
niet hebben gebruikt voor het pronkan
met hun hnizen, hun kleeding, hun ge
woonten en hun amusomeateo. Zy pron
ken met hun smart, huu fijnste en
krachtigste levensuitingen, met hun liefde
voor de natuur, met de lucht waarin ze
leven en [verspillen daarvoor hun kapi
taal.
Onze jongere schilders hebben de stof
in zich, waaruit een school kan te voor
schijn komen, die den naam van Dene
marken beroemder kan maken dan een
gewonnen veldslag het zon kunnen
om niet van een verloren veldslag te
spreken. Bij ons bestaat nog geen recht
innigen baad tusschen het volk en de
kunst. Het moge zyn, dat onze kunste
naars daarvan ten deele de schuld dragen,
maar kannen onze kooplui en onze grond
eigenaars zich vrijspreken Dat kunnen
zy zeker niet; wy hebben zeer zexer
aon groot handels gen ie, eec man die ge
toond heeft ia verschillende richting een
ruimen blik te hebben gehad. Die mAn
heeft veel gedaan voor de grootheid en
den goeden naam van Denemarken. Hy
heeft zyn naam verbonden aan den we
deropbouw van een van Denemark.ens
schoonste bouwwerken, maar hoe komt
het nu dat men zyn naam niet ziet
prijken ia den voorgevel van een par
ticulier gebouw, waarin een uitgezoohte
verzameling van schilderijen en beeld
houwwerken is bijeengebracht. Zoo hy
dat gedaan had, welk een schoon voor
beeld zon dat zijn voor de jongere han
delswereld, die zich tot nu toe nagenoeg
by uitsluiting heeft bezig gehouden met
beurszaken. Welk een aansporende stoot
zou dat zijn voor onze maatschappij. Of
gelooft men bij ons werkelijk nog, dat
de knnst haar hoogtepunt bereikt met
de ontwikkeling des lands, als nu nog
de naam van kunstenaar in de eerste
plaats doet denken aan het vragen van
aalmoezen of het zenden van insehiij
vingsbilletten Men wordt hier op Hol
lands bodem warm om het hart als
men aan zulke dingen denkt. Men zou
er toe komen aan zyn landslieden een
brief te zenden met de volgende vriend-
schappalyke groeten. „Mynheers" koop
lni, fabrikanten etc., wy willen ons land
verdedigea, maar wat wilt ge dat wy
verdedigen zullen Het beste De kunst
behoort tot het beste. Dat is de adel die
niet ontaardt. De kunstenaar sterft, maar
zyne werken overleven hem. Vraag het
den Hollanders, waarvoor zij willen
vechten. Zij zullen antwoordenVoor
ons huis, onze vrijheid, onze kunst.
fPordt vervolgd
werden dergelijke klachten ook gehoord
over de buitenlui in onzen omtrek.
Hbld,
Blijkens het verslag van dei
Theol. school te Kampen waren voor den I
cursus 1891/92 105 studenten ingeschre
ven, van welke 57 in de theologische
en 43 in de literarische vakken studeer-
den. Zij ontvingen hunne opleiding van I
5 professoren, Óen leeraar in de Nadert I
taal en aanverwante vakken en 2 leeraren f
in de klassieke letteren. Ia Juli 1892 H
werden 18 studenten, die in do literari-f
sche vakken hadden gestudeerd, tot del
theoiigieche lessen toegelaten. Z wen sta l
dent8« deden met goed gevolg het theo-ï
logisch examen lo gedeelte en 18 hetl
2e gedeelte, welke laatsten dus beroep. 1
baar konden worden gesteld.
De ontvangsten dezer inrichting be-|
droegen f 40,099.24.
tï. :Kok to ïde (gemeentel
Vries), wiens eetsig trekdier vóór eenïgenl
tijd stierf, wendde zich to: H. M. del
Koningin-Regentes meï het beleefde /er f
zoek, hem 50 te willen leonen, opdatl
hy weer een dier zou kannen koopeni
en daarmede io da behoeften van zichl
en do zynen voorziea. Hy beloofde hetl
geleende in kleine gedeelten te zulleai
terugbetalen. De man werd «iet weinig|
zeer aangenaam verrast, toen heral
dezer dagen namens H.M. de Koningin!
regentes do gevraagde som ter handl
werd gesteld, met de raededeeüng datl
hy van de terugbetaling werd vrijgesteld!
Het tweejarig dochtertje
van A. A., te Uraterp, heeft kokendl
water gedronken en is dientengevolge nal
twee dagen lydens onder smartelyke|
pynen overleden.
In de jongste vergadering
van den bond va*» afdeeliogea vaa „Pal
trimoniam" in Friesland is met alge-I
meeno stemmen aangenomen het voorstel!
van de afdeeling Leeuwarden, om op!
verscheidene plaatsen io de provincie!
groote openbare vergaderingen te honden!
ten eind8 propaganda te maken voor del
beginselen van „Patrimoniaal", De all
deeling Drachten had preventief voor!
gesteld, daartoe eene vergadering in del
open lucht of eene meeting in eene den
grootste plaatsen van de provincie tel
houden.
Vrijdag herdacht de heer
Coliette te 's-Gravenhage, hoofdiagenier
der telegraphie, den dag, waarop hy
vóór 4O jaren als ambtenaar by de rijks
telegraaf in dienst trad. Toen de jubi
laris dien ochtend op zyn bureau in het
ministerie van waterstaat, aan de Park
straat, verscheen, vond hy zyne kamer
als herschapen in een bloementuin. Langs
de wanden op de tafel overal prykten
bloeiende planten en palmen, en werd
hy verwelkomt door de ambtenaren van
het technisch beheer der rijkstelegraaf,
van welke afdeeling de jubilaris gedu
rende het grootste gedeelte van zijn loop
baan chef was.
Eeoige oogenblikken later kwam de
hoofdinspecteur der telegrafie, de heer
Van Thiel, met de ambtenaren van het
rekeoplichtig beheer den heer Coliette
gelnkwenachen. De heer Van Thiel sprak
den jubilaris daarby hartelijk toe, bracht
herinnering wat de rijkstelegraaf*
dienst aanj zyn hoofdingenieur te dan
ken heeft, en wees in het bizonder op
de omstandigheid, dat het telegraafnet
ouder het beheer van den hoofd ingenieur
Coliette steeds eene inrichting is geble
ven, waarop Nederland trots mag zyn.
Verder op den dag kwamen de ver
schillende inspecteurs en ingenieurs door
het geheele land, hun chef gelukwen-
schen, zoomede vele hooggeplaatste amb
tenaren by de posterijen.
Van uit verschillende deelen des lands
en ook daarbuiten ontving de heer
Coliette telegrammen van gelukwensching.
Zooals is gemeld, bezochten
vele belgi8che wielrijders tijdens de
Paaschdagen ons land. Naar aanleiding
van de daarby gemaakte opmerking, dat
de noordoostenwind hun op de reis van
Den Haag naar Amsterdam niet in het
voordeel zal zyn geweest, schrijft een
dezer heeren ons, dat de wind den tocht
niet zoo onaangenaam maakte als de
verregaande brutale wijze, waarop zij
door de boeren In den omtrek van Utrecht
werden behandeld. Zn de laatste dagen
V ISSCHERIJ.
IJ m u i d e n. Van de beugvisscherjjl
kwamen binnen van 4 tot 7 April 1893 f
Admiraal van Kinsborgen, seh. L. vanE
l elt met 100 kabelj. 600 schel v., 60P
punten rog, 10 ben vleet, 40 heilbotten!
Pernis, sch. H. van Vliet met 10(1
kabelj., 800 schelv., 10 punt9n rog, 2fi|
heilbotten.
Johannes Cornelia, sch. Jan Noordzij
mot 150 kabelj., 1800 schelv.
Jacoba Maria, sch. M. Noordzij mei
100 kabelj., 300 schelv., 2 heilbotten!
Luctor et Emergo, sch. Jan v. d. Steetj
met 100 kabelj., 200 schelv., 2 heilbotten!
Noordster, sch. v. Hoogteylingen me»
100 kabelj., 100 schelv., 2 heilbotten e
partijtje rog en vleet.
G H, sch. Jac. Smit met 100 kabelj,E
400 schelv., 100 heilbotten en klidders»
Pollux, sch. v. d. Berg met 50 kabelj]
200 schelv., 1 partytje leng.
Saturnus, sch. L. v. Veelen met 10|
kabelj., 800 schelv., 1 party leng.
Bastiana Huiberdina, sch. A. v.
Steen met 100 kabelj., 200 schelv.
party leng.
Wisselvalligheid, sch» de Gelde me!
60 kabelj», 200 schelv. en 10 punten rogl j
Rotterdam, sch. G. v. d. Hoest men
40 kabelj., 300 schelv. 10 punten rog I
50 heilbotten.
Nella, sch. M. van Dyk met 50 kabeljj
100 schelv., 50 heilbotten en klidders.
Zsemanshoop, sch. W. Viskil met löi
kabelj., 200 schelv., 30 punten rog, f
partij leng.
Emma Anna, sch. de Braber met 101
kabelj., 500 schelv., 25 bennen rog 1
vleet, 1 party leng.
Willem de Zwyger,seh. G. Langbroe!
met 15 0 kabelj., 200 schelv., 10 ben ros]
en vleet.
Dankbaarheid, sch. Boudenstein mej
40 kabelj., 200 achelv.
Pryzenkabeljauw levend f 0.80 tol
f 1.50, doode f 0.35 tot f 0.75 schelviscal
f17.tot 138.50 per groot [honderd!
rog f3*80 tot f5.20 per punt, heilbor
(bovenmaat) f 7.tot f 18.per stnkj]
idem (ondermaat en klidders) f2.1
f5.per stuk, alles naar gelang vat|
kwaliteit en dag van aanvoer.
Rechtszaken.
By bevelschrift der rechtbank te Mid
delburg is naar de openbare tereehttzitinfl
dier rechtbank verwenen George Reeui
oud 35 jaren, matroos, geboren te Lonl
den, wonende te Liverpool, thans te Midi
delburg in hechtenis, beklaagd van
Isten April aan boord van het stooafl
schip „Elburg," liggende te Vlissingenf
den stoker P. Martens vermoord te hebjl
ben. Genoemde zaak zal behandeld woij
den Maandag a.s. en aan den beklaagde]
is als verdediger toegevoegd mr. C. Ld
casse, advocaat te Middelburg.
Door het Kantongerecht te Hilvetl
sum is Donderdag uitspraak gedaan ifl
eene zelden voorkomende zaak. De ko(|
fiehuishouder De G. aldaar had nl
concours van 1500 partyen op het biljarl