DE DOCHTERS VAN SOO YEW. BINNENLAND. Het oordeel vae een Soo Yew was een ryk man onder de Chineezen in Qwang Tang. Zijn dol lars, opgestapeld, reikten tot aan de wol ken en by was in alle opzichten geluk kig, uitgezoaderd éen omstandigheid die bera kwel ie. Soo Yew leefda met zijn vrouw cn twee dochters, Suen en Moi. Saen, de Oudste, had een en dertig jaren door leefd en was zóo leelyk, dat zelfs de luiaards die tegen buizen en bruggen staan te leunen, zich omdraaiden als zy, voorbyging. Zy keek sleohts met een oog in de wereld rond, haar neus was als een uitgedroogde vyg en haar- huid ge leek een zeef, want zij had de pokken gehad. Bovendien was zij bizonder dik en z o verbazend dom dat zy mdt eens heur haren kon opmaken. Zoo was Suen, de zorg en de kwelling van Soo Yew. Men kon baar vergely ken bij een noordenwind, terwyl hare zuster Moi was als de zonneschijn en de bloem in de lente. Wanneer zy lachte, dan bo gen de rozen hare kopjes, omdat zy niet zoo rood waren als hare lippen en de leliën in den tuin beefden van afgunst, omdat Moi's handen witter waren dan zy. Hare oogen waren violet en als zy bloemen plukte, zagen dezen er schoo ner uit omdat ze in hare hand waren. Zoo waren de twee dochters van Soo Yew, die leefde in Qwang Tung. Hij wist dat de oudste het eerst moest trou wen en hy wenschte, dat er toch een blind man mocht komen, die haar tot vrouw zou begeeren. Niemand anders zou haar nemen, daar geen sterveling meer dan eenmaal naar haar kon kyken zender te rillen. De smart van Soo Yew groeide dan ook aan tot een berg van zorg en hy sprak er over met zyn vrouw: «Zwaarder dan een molensteen drukt my de toekomst van Suen. Zy is een wolk in een stormachtigen nacht. Nie mand wil haar hebbern Ik heb stapels taels aangeboden aan hem, die hare Ba bybeid verdragen kan, maar niets kan haten. Wat zal ik met haar doen «Niets, alles is te vergeefs." Daarop sprak Soo Yew over Moi en zijn smart werd nog grooter. De jonge Moi is schoon als de zon en hare talenten zijn vele, Zy wil alleen tronwen met een man, die meer gaven heeft en beter is opgevoed dan zy. Aan andere aspiranten wil zy niet de minste hoop geven. Zy is een parel en houdt zich op prys." Het was een doorn in het oog der vrouw, dat het beide meisjes waren en dat geen zoon hun was geschonken, om de eer der familie op te houden en zoo zeide zij, onverschillig//Moi is oud genoeg om te trouwen en moest in het huwelyk treden. Handel naar omstandig heden. Laat op de markten aanplakken, dat Moi een man zoekt en dat de candi- daten zich bier moeten aanmelden, opdat Moi uit hen een keus kan doen." Den volgenden dag stonden op de pleinen in de stad de jongelieden elkaar te verdringen voor can aanplakbiljet waarop met groote letters het volgende te lezen was z/Ik ben Soo Yew. Ik woon by de wester- poort van Qwang Tung. Ik heb een dooh- «ter, die achttien jaar oud is. Zij is mooi, «en welopgevoed. Iedereen, rijk of arm, wkan naar haar hand dingen, maar heeft waileen kaas van slagen, wanneer hy be- «gaafder is dan zij. Bovendien krygtde z/door haar uitverkorene duizend taels. ^Binnen zeven dagen zal het examen «worden gehouden. Ieder is welkom." Op den zevenden dag kwamen de candidaten en er waren er zooveel, dat zy niet allen in de kamers konden worden toegelaten en er tientallen bui ten op straat moesten wachten. Aan het einde der zaal zat Moi op een hoogen stoel, zoodat iedereen haar kon zien en een kist met taels gevuld naast zich, Het examen begon en voor de talenten van Moi moeeten al de jonge mannen zwichten. Een voor een dropen zy af. Eén bleef er over, een jonge man met versleten kleeren en zonder zyde in zyn haarstaart. Hy wist meer dan zij en toen zy niet meer wist wat te vragen, zeide zy nit nieuwsgierigheid «Waarom maakt de bergstroom zoo veel gedrui8ch by bet naar beneden ▼loeien.* «Dat is geen gedruisch, o schoone parel," antwoordde de jonge man, «dat is een gezang van den stroom, die aan uw schoonheid denkt 1" Zy glimlachte en vroeg: //Waarom graaft zioh de mol een gat in den grond «Omdat het hem goed is te zyn in de aarde, die gij betreedt," antwoordde de jongeling stout en trad naar haar toe, Moi glimlachte weder en, een kostbaren armband van hare pols nemende, gafzy hem dien, ten teeken van verloving. Hy gaf haar alles wat hij bezat, een gescheurde en versleten papieren waaier. Daarop werd er door de bedienden op trommen en bekkens geslageD, er was groot feest in huis en de dag voor het huwelyk werd bepaald. In het hart van Soo Yew was zoo groote vreugde, dat hy deD volgenden dag met zijn gezin naar het kerkhof op den berg van «de Witte Wolk" ging, om met hen zyns vaders graf te be zoeken. Toevallig bevond zioh daar ook Hong Ting Quong, de zoon van een ryken mandaryn. Hy was een verwend zoontje, wien nog nooit iets was gewei gerd. Overigens was hy leelijk als de cacht. Hij had maar een oog, zyn bee nen waren krom en stootten tegen elkan der en zijn tanden staken naar voren als de pannen op een dak. Toen by de schoone Moi zag, ont brandde zyne liefde en met de stout moedigheid van een minnaar, ging hij naar Soo Yew toe en vroeg hem «wie zyn deze vrouwen?" De eene is myn vrouw, de twee anderen zijn mijne dochters." «Daar ben ik verheugd over," zei Hong Tiog Qaong, «daar ik u dan om de hand vaa een uwer dochters kan vragen." «Ja, gij kont de oudste kryges," zei Soo Yew, eerst naar de eene en toen naar de andere ziende. «De trouwdag van de jongste is al vastgesteld". «Ik wil geen onweer huwen, de jongste verlang ik 1" Zy twistten hierop, totdat de vrou wen tusachenbeide kwamen en Soo Ye meetroonden naar hnia. Den volgenden dag kwam er ee brief aan het huis van Soo Yew. Hy werd gezonden door Hong Ting Qaong en was vol bedreigingen. «Uwe dochter Moi moet de mjjne worden," zo) schreef hy, «en ais gy haar niet dwingt om mij te tronwen, dan zal ik met een groot gevolg aan uw huis komen om u te dwingen en haar te schaken. Ik ben ryk en machtig. Ik wacht uw antwoord l" Daar Soo Yew evenwel geen antwoord zond, kwamen er den volgenden avond tegen de schemering vjjftien gewapende mannen en zes dragers met een palan- kyn. Het waren Hong Ting Qaong en zyne mannen. Hong Ting Quong ging het huis binnen en vond aanvankeiyk niemandtot hy by een venster een vrouw zag zitten, die een zijden doek over het gelaat had geknoopt, zoodat hare trekken niet waren te onderschei den. By knielde voor haar neer. «Ik bemin n, o myn leven," zei hy. Kom mat my en ik zal u tot de ge lukkigste aller vrouwen maken." Zij deinsde achtemit, maar hij vatte haar bij den arm en liet haar toen in den palankyn dragen. Daarop vertrokken zij snel als de wind en rustten niet voor dat zy haar in hel huis van HongTing Qaong gebracht hadden. Toen naderde by haar eerbiedig, «Ver berg toch niet langer uw gelaat," zoo smeekte hy en trok met zachten dwang den doek van haar gelaat weg. En plot seling aanschouwde zyn eene oog het eene van de leelyke Suen. «Ik ben bedrogen 1" schreeuwde hy en als een waanzinnige greep hy haar by den arm en stiet haar in den tuin, ter wyl hij de deur tweemaal achter haar sloot. Den geheelen avond liep hij te tieren door het huis, terwyl de onge- lokkige Suen in een hoekje van den tuin bevend zat neergehurkt. Den volgenden dag wist Hong Ting Qaong te bewerken door zyn invloed, dat Soo Yew en zyn familie gevangen werden genomen. Weldra kwamen zy voor den rechter, die gelukkig voor Soo Yew, een rechtvaardig man was. Deze zeide tot Quong: «Gy hebt het recht niet, een meisje te stelen. Op dat misdryf staat de dood. Gy hebt Saen in opspraak gebracht en moet haar dus trouwen, maar daar zy niet met u kan tronwen als gy onthoofd wordt, schenk ik u de doodstraf. Neem Suen, zy is uwe vrouw, maar voordat gy van hier gaat, zalt gy honderd zwesp8lagen ontvangen, om u eerbied te leeren voor de wet." Toen keerde zich de brave rechter naar Soo Yew en zei«Uwe dochter Moi is te schoon om ongehuwd te blijven. Voordat zy deze zaal verlaat, moet zy getrouwd zyn." Nu zond men om den armen, maar begaafden jongeling en zy werden da delyk getrouwd. Wanneer deze geschiedenis in Qwang Tung thans verteld wordt, zeggen de vertellers erby, dat Soo Yew slim was dat hy zyn dochter Saen had be volen met een doek over het gelaat voor het venster te gaan zitten, opdat Hong Ting Qaong haar zou stelen. De vioe-admiraaal P. ten Bosch, adjudant in buitengewonen dienst van H. M. de Koningin, heeft de op dracht gekregen om onze Koningin-Re« gentes te Rome te vertegenwoordigen htj gelegenheid van de zilveren bruiloft van den Koning en de Koningin van Italië, en wordt daarby belast met het overbrengen van eenen brief van geluk wenschiDg van Hare Majegteiten, om dien aan Koning Humbert te overhandigen, Mr. De Koek, griffier der Staten van Utrecht, is Donderdagnacht door een beroerte getroffen en overleden. De directie voor Nederland der Amerikaansche verzekeringmaatschap pij «Equitable,* verzoekt te melden, dat het bericht der «New York Herald", als zouden «Equitable" en eenige groote financiert eene nieuwe Panama-maat- schappij willen vormeo, geheel verzon nen is. Reeds te kwart vóór tienen Vrydagraorgen reden de Koninginnen in een open rytuig uit om een bezoek te brengen aan «Artis". BIjjkbaar wenschte men Koningin Wilhelmina dit genoegen te gunnen, om haar, gunstiger dan Zon dag by het officieele bezoek kan geschie den, ODzen dierentuin te laten bezichti gen. Vandaar dat deze uitgang niet in het officieele programma was opgenomen en do ontvangst in „Artis" dan ook niet van praal vergezeld ging. De directeur, dr, Kerberten de bestnursleden, de heeren jhr. Dedel en Blaauw, ontvingen Hare Majesteiten en leidden h*ar rond. Zij hadden drnk werk om alle vragen van de kleine Koningin te beantwoorden, die vooral veel sympathie bleek te gevoe len voor do zebras. Niet vermoedende dat deze mooi geteekende dieren van een zoo ontembaar karakter zijn, gaf zij den wensch t« kennen er een te bezitten. Ingelicht omtrent den aard der dieren, zeide zy toch wel kans te zien ze aan zich te doea gewennen en hechten. Na ruim een nur in «Artis" te hebben doorgebracht, reed Koningin Wilhelmina terug naar het paleis en zette de Regen tes met klein gevolg den tocht voort naar het Burgerziekenhuis. Aldaar ont vangen door den voorzitter van het be stuur dea A. C. Wertheim, stelde deze aan Hare Majesteit voor den directeur Stephan en de doctoren Reddingius en Schilfgaarde, do dames Coenen, Hooyer directrice en onder-directrices. De Regentes zeide dit bezoek aan de Berns-stichting met groote lief-Je te breDgen, en met veel belangstelling be zichtigde zij dan ook de inrichting in hare verschillende afdeelingen. Freule Van Ittersum droeg de RegeDtes een mandje met bloemen na, waaruit Hare Majesteit, dezen en geuen aan het ziek bed toesprekende, aan allen een tuiltje in de hand gaf. Maar er waren er, met name op de zalen der lagere klassen, zoove len die eene bloem uit de koninklyke hand wenschten te ontvangen, dat de voorraad uitgeput geraakte. Toen kon de bouquet dienst doen, die aan Hare Majesteit by den ingang van bet gebouw door het zoontje van dr. Stephan was aangeboden, zoodat weldra mets dan het omhulsel overbleef. Beter bestemming kon aan de bloemen moeilijk gegeven worden, dan om er de zieken mede te verblyden. Van het Burgerziekenhuis ging het naar het Sint-Elisabethsgasthuis, een grootsche stichting aan den Buitensin gel. Door den president regent den heer E. Straeter, den rector den heer Van Berkel, de regentes mevr. VanWaayen burg en de directrice zuster Alphonsine ontvangen, sprak eerstgenoemde Hare Majesteit toe. De jonge dames Van Waay nburg en Hanlo boden bloemen aan. Rondgeleid o. a. ook door den ar caitect van het gebonw, den heer Bleys, bleek de hooge bezoekster ook hier zeer verrast door de fraaie inrichting, en be zocht zy ook hier de ziekenzalen, overal eene bloem in de hand der iyders en lijderessen achterlatende. Zoo bezigde H. M. ook thans de te harer huldiging bestemde ruikers om er de patiënten mee te verblyden. Een treflenden aanblik gaf het, toea H. M do zaal der reconvales centen binnentrad en allen van de zit plaatsen oprezende hooge bezoekster met een stille buiging begroetende. Een der jongste der herstellende zieken sprak Hare Majesteit uit aller naam in dicht maat toe. Na ten slotte ook de kapel te hebben bezichtigd, nam Hare Majesteit met eenige hartelijke woorden afscheid van de bestuurders en pleegzusters, die in haar geestelijk gewaad een zoo eigen aardig cachet verleenen aan de inrichtiug. Te 1 uur weder aan het paleis afge stapt, kwamen reeds te kwart vóór twee de rytuigen opnieuw voor, om den voor gesobreven tocht te maken door de Jo- denbreestraat, Uilenburgerstraten enz, Naar men verneemt, is Don derdag de instructie geopend in zake de aanvaring op den Amstel, waarbij vier personen het leven verloren. Tot dusver zyn geene verdere bizonderheden aan het licht gekomen, dan dat beide par tyen in den koers onzeker waren. Woensdag nacht ontstond te Zwijndrecht in het voor 8 weken uit gebrande en sedert onbewoonde pand van den heer A. Nieuwstad een hevige uit slaande brand. Daar het water zeer laag was kon de onmiddellijk toegesnelde brand weer in den beginne niet veel nitrichten; toch slaagde zij er in de belendende wo ningen te behouden. Het slot van het brandspuithuisje, nau welijks 20 Meter van den brand verwy- derd, was blijkbaar opzettelijk onbruik baar gemaakt, zoodat er alle grond be staat om dezen brand aan kwaadwillig heid toe te schrijven. 60 punten rog, 8 heilbotten en een par tijtje leng. Drimmelen, sch. C. Zwanenburg met 100 kabelj. 1300 sohelv. Ulbo, sch. S. de Raiter met 200 schelv., 20 leng, 50 kabelj., 20 ben rog eo vleet. Toekomst, sch. J. v. d. Hoek met 150 kabelj. 200 schelv., 40 punten rog. Pionier, sch. de Valk met 120 kabelj., 200 schelv., 20 punten rog. Eendraoht. sch. Ad. v. d. Steen, met 40 kabelj., 1000 schelv. Bastiana Huïberdina, sch. v. d. Steen 100 kabelj., 800 schelv. Secunda, sch. L. Sluimer met 100 schelv,, 10 punten rog. Luctor et Eraergo. sch. J. v. d. Steen 150 kabelj,, 900 schelv. Lekkerkerk, sch. A. Koster met 200 kabelj., 300 schelv., 30 punten rog. Johannes Cornelis, sch. J. Noordzy met 100 kabelj., 500 schelv. Voorwaarts, sch. Papenveld met 50 kabelj., 200 schelv., 27 stuks bot en een weinig rog en vleet en leng. Amsterdam, sch. C. Breggeman met 100 kabelj., 400 schelv., 18 stuks bot en 80 punten rog. Burgemeester de Jongh, sch. Brender met 100 kabelj., 800 schelv., 118 stuks bot. Zee- en landbouw, sch. Hollaar met 60 kabelj., 200 schelv. Pryren: lev. kabelj. van 65 oent tot f 1, doode van 45 tot 60 ct., schelv. van f 13.50 tot 127.50. rog f3.50 tot f6.10 per punt, heilbot van f3 tot f 16.50, naar kwaliteit en grootte alsmede naar den dag van aanvoer. De schokkers vingen redelyk schol, terwijl de visschery op tong zich op het oogenblik niet ongunstig laat aanzien. over Hollanders Uit Ruiger Drachmae's Reisebilleder. Dagt i Holland door A. VAN DBR VOORT Az*. V ISSCHERIJ. IJ a u i d e n. Van de beugvisBchery kwamen van 10 tot 14 April binnen Onderneming, schipper C. v. <3. Steen met 220 levende, 40 doode kabeljauwen, 400 schelviBschen, 40 punten rog, een partytje leng. Cornelia, sch. G. Hordijk met 40 kabelj., 1000 schelv. Eersteling, sch. Barendrecht met 150 levende, 20 (doode kabelj., 800 schelv., II. Den Raag16 Febr, Drie vernuftige zakeö, huis, vryheid en kunst. Wij kwamen in Holland uit het duitsche ryk. De huizen zijn daar niet zoo eigenaardig. De vrijheid nu daarover zullen we maar niet spreken en de schilderkunst och daarover ook niet. Alles sterft er of verstijft eronder de ijzeren staatkunde en de jongste uit slag van die staatkunde is voor onze hol- landsche vrienden het voorwerp van ge moedelijke verbazing en medelijden. Onder spoorgerinkel en sabelgekletter zijn wy te Osnabrtck uitgestapt in het duister van den nacht. De doitsche offi cieren verdwijnen. Een groote kazerne slokt hen op. Wij nemen een billet naar Amsterdam. By het krieken van den morgen ryden we over hollands vlakke velden. In de coupée zyn een Hollander en een paar Duitschers. De laatstcn heb ben op vreemden bodem een gescbikte gelegenheid tot een laid gemor over den druk in het groote Vaderland. Gedurende de geheele reis ontvangen wy bewijzen van hun ontevredenheid. Germania vergt al te veel van hare zonen en thans zyn er geen zege-bulletins meer om de mager heid te bedekken. Die arme Duitschers waar zy ook in eenig land voor of ach teruitgaan, vindt men hen als vlijtige praatgrage en innerlijk moedelooze men- scheD. Geld moeten zy verdienen want de tyden zyn zwaar, de waren slecht en de zaken gaan slap. De Hollander zit in zyn overjas, groot en bree i, rustig en goedmoedig een beetje sluw, een weinig ongemanierd, maar zeer beminnenswaardig in zijn kracht. Hy voelt zich zoo veilig. Men kan hem aan zien voor koopman, boer of sehipper; éen van drieën is hy zeker als hij niet wellicht deze drie waardigheden in zyn persoon vereenigt. En in alle drie dezer hoedanigheden doet hij zyn afstamming van de democratische voorouders eer aan, voorouders, die aan de hevigste reactie in Europa de spits boden en die byna ge durende een geheele eeuw goed en bloed opofferden, om te geraken tot burgelyke, sociale en religieuse vryheid. Het is zeer aangenaam om op een frisBchen morgen by een opwekkend licht in een liefelyk landschap zulk een man te kunnen gadeslaan. Hy is met groote en breede trekken uit zyn volk gesne den, en dat volk is rijk en trotsch. Het heeft gealreden tegen Alva en tegen Lo- dewyk XIV, het heeft de beste zeelui onder zyne zonen, en zyn boerenstand ia do welvarendste en meest beschaafde van Europa. Het land verdient vrij te zijn, want het zal zyn vrijheden zoowel tegen innerlyke als regen buitenlandsche vy- anden verdedigen. De Hollander ziet glimlaohend over het vredige landschap, dat zelfs in de zen tyd van het jaar, goud in den schoot schijnt te hebben. Hij vraagt ons naar onze politiek, 1) De keaze der beelden in den inhoud blyven geheel voor rekening van den sohryver. waar hy niet goed nit wys worden kan Wy geven met bescheidenheid antwoon dat de hoofdzaak by deze politiek is, da niemand den verwarden toestand begrij pen,noch hem verbeteren kaD, niemand hoe gaarne hy dit toch zoude wiileB, dat onz grondbezitters eigenlyk ons zullon redder van de anarchie maar dat hun zoo we de moed als de anarchie ontbreekt dat het hoofdbestanddeel van onze doo het volk gekozen representanten aan he buitenland wil geven een voorbeeld het vermogen van ons kleine land to zelfregeeriog, maar dat die zelfde ve tegeuwoordiging in de residentie slecht ontmoet onverschilligheid of nog ergei dat tnsechen de regeering ©d het volk zich een kunstmatige kloof heelt vormd zooals er steeds een bestaat tas schen het volk en de kunot en dat slechts een koene onaf hankelijke koopmansstand zïo als de hollandsche de hoop mag voeden de crisis tot een goed einde te brengen, namelyk door den boeren stand ta leeren begrypen on te waardee ren en door de kunst aan zich te ver plichten en te verbinden. Hier knikt onze hollander en stoo een voor den vreemdeling on mogelij] keelgeluid uit. «Zeer goed," zegt h| «maar ik zal u vertellen wat er van de zaak is. Onze groote kooplui hebben patriciersbloed in da aderen en d cratie in het hartmaar dit is echter nog niet genoeg. Het groote gebrek ten uwent is de, in verhouding tot de o 'erige deelen des lands al te groote hoofdstad, waarin alles is opeengehoopt. De ko ninklyke familie, de ambtenaarswereld de handel, de volksvertegenwoordiginj en de universiteit. Wy hebben Amster dam en onze andere groote handelssteden met hun ouden trots en oude privilegieCn Zoolang men een kening heeft behoor men hem goed te behandelen. Wij hebben onzen koning een allerliefste stad f geven, daar heeft hy zyn ministerie zyn ambtenaren om zich heen. Maar stad den Haag is en blyft tod slechts Europa's grootste dorp. De handel de geschiedenis, de rijkdom, de univer siteiten en het grootste deel der kuos zyn, zoo als natuurlijk is over het lao verspreid over de volkryke, levendig stedendit is de oorzaak van onz grootheid, onze trotschheid, ons zelfgevoe als een land, in welks historie ieder afzonderlyke stad zyn eigen lauwere heeft verworven allen genieten zo vai en staan ze borg voor onze vrijheid, da is de lucht, die schippers, boeren burgerlui inademen, waar zy zich ooi bevinden mogen. Wy voelen ons in werkelijkheid nof thans republikeinen en wy zouden eet hartig woordje meepraten als een enkel kaste, 't mooht die van den adel of di der geleerden zyn, in ernst er aan gin denken om te gaan «ceutraliseeren" behoeve van een enkele parlementair! party." En de Hollander, die zonder zalvinj heelt gepreekt over dezen text, zeer n& tuurlyk en met een glimpje van go luim, met een schelmsch lachen van d< grauwe oogen, wordt nu eerst rech vroohjk. Hy vertelt van zyn goeden oudei koning, die nu op ziju ouden dag aoj een joug meisje gehuwd heeft en vooi wien hij het beste hoopt. En de Hollan der lacht, zulk een recht goedmoedigeo, beminnenswaardige lach, als op de oadt schilderijen, waar men zich zoo hartelyl verkneukelen kon over een ondeugend* grapen de twee Duitschers kraipei in hun hoek en denken over hun «Hel dengreis" die geen veilof kan krygei om het leven zoo licht op te nemen o te woBen in zoo'n prettig dorp met eei vischvijver om het paleis, met glinete rende vensterruiten en byna geen solaa ten. Ea wy beide DeQen kyken uit di coupée ea zien hel groen, keurig, reii gewasschen ea nieuwgeatreken laud ooi voorbyglyden als een enorm vloerkleed waarop steden zijn geschilderd met mooi kerktorens, kanalen, landwegen afgeze met boomen, villa's en boerenhoeven, at beiderswoningen, dennenbosschen, heide velden en weiden, weiden, weiden, weiden Keurig, liefelyk, netjes en schilderachtig Daar komen dezelfde beelden terug, oo( eens en nog eens. Nu kennen wij byna van buiten. Daar is een klein land huis, de zetel van een koopman, die ziel uit de «zaken" teruggetrokken heeft, di hy hier te lande of in Indië had. Aller liefst' Lichtroods muren, glinsterend vensterramen, leien dak, een tuin met kleinen gegraven vyver en met bloembe< den waaruit in het voorjaar, zoodra be weer zulks maar even toe laat, eenig honderden hyacinthen, tulpen en crocus sen zullen te voorschijn komen. Na lig de sluimerende tuin in een 2achte scha duw, terwyl het huis straalt in der zoom glans. Dat is een formeele Pieter de Hoog roep ik. Myn reisgezel ziet my verwen derd aan. Kent gy den man, die daal woont? vraagt hy. Ik leg hem uit, da het de naam van een hollandscheu schil der is, dien wij nu spoedig nader sullet leeren kennen. Op dezelfde wyze,;kr|jgei wy een Hobbema te zien: de buitenzyd van een boerendorp. Enkele groote boo men, armelui's woningen, met het dal ter aarde hangend, een hooge hooischel tusschen vier lange pales, licht enecba duw tusschen de donkere stammen groote witte wolken op ultramaiin Nu komt Paulus Potter. Op een licht ■onnige weide, tusschen wilgenboom^

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1893 | | pagina 6