Letteren en Kunst.
druk heeft gemaakt op mijn gezin en
mij zelf, dat ik er voorloopig van
heb afgezien, om in politieke verga
deringen als spreker op te treden, zij
het mij vergund, bij deze mede te
deelen, dat niet bij mijzelf, maar bij
mijne huisgenooten de wensch is op
gekomen, dat ik het als spreker op
treden in politieke vergaderingen
voorloopig aan anderen zou overlaten,
aan welken wensch ik gemeend heb
te moeten gehoor 'geven, geleid o. a.
door de overweging, dat niet alleen
het gesproken, maar ook het geschre
ven woord een doelmatig wapen kan
zijn in den heerlijken strijd voor de
zaak des volks.
BI ij kens de Woensdag
avond verschenen Staatscourant is de
Haagsche Burgemeester, de heermr.
Roest, als zoodanig herbenoemd, de
beste tegenspraak op de geruchten,
als zou Z. E. G. voornemens zijn ge
weest, zijn ambt neer te leggen en
hij tot commissaris der Koningin in
Overijsel worden benoemd.
Voor de vervulling van dit laatste
ambt, thans opnieuw vacant door de
benoeming van jhr. mr. Van Panhuijs
tot vice-president van den Raad van
State, wordt o. a. genoemdjhr.
derafdeelingen voor zaken die met mr. H. van der Wijck, die, naar men
verschillende rubrieken in verband weet, voornemens zou zijn af te treden
staan. Daarbij komen nog onder-ten- als secretaris-generaal van Koloniën,
toonstellingen van hengsten, stieren, in verband met de benoeming van
melkgevende koeien, pluimgedierte, zijnen broeder tot goeverneur-generaal
van paarden, twee- en vierspannen, van Ned.-Indie. En daar het toch in
harddravers, rij- en springpaarden. éene moeite doorgaat, heeft men den
En het terrein, waarop al die merk- anderen broeder der heeren Van der
waardigheden zijn uitgestald, beslaat Wijck, die secretaris-generaal is van
niet veel meer of minder dan de op- Marine, jhr. H. M. van der Wijck.
pervlakte van de wereldtentoonstel- maar vast bestemd als opvolger van
ling in 1883. wijlen den schout-bij-nacht Jansen in
Wanneer men onder de breede ge- j den Raad van State,
welven van het Rijksmuseum door-j Nu zouden we nog kunnen zeggen,
gaat, langs reuzenbeelden en withou-j wie in de plaats van den secretaris
ten kisten, nonchalant door elkander generaal van Koloniën zal komen,
als bij een verhuizing, dan komt menmaar dat verzwijgen wij.
juist uit op de allee die de tentoon- i| Avondpost.
stelling in twee zij 't ook heel on
gelijke deelen snijdt. Achter die
wethouders van Amsterdam en leden
van Provinciale Staten, voor hare te
genwoordigheid. De burgemeester van
Amsterdam voerde na den heer Bult
man het woord, en wijzende op den
ernst der tijden, deed hij uitkomen,
hoe alleen door samenwerking iets
goeds tot stand te brengen is, blij
kende ook hier weder op deze expo
sitie, waarvan aan het particulier ini
tiatief uitsluitend de eere toekomt.
Na een slotwoord van den heer Vas
Visser, voorzitter van de afdeeling
Amsterdam, nam de eenvoudige plech
tigheid een einde.
Dat de 1 a ndbouwten too li-
stelling een van de belangrijkste is,
zoo niet de belangrijkste, diedeHol-
landsche Maatschappij ooit hield,
daarover zijn bestuurderen evenals
juryleden en inzenders het eens.
De catalogus bijv., bevat behalve
eenige pagina's feestelijkheden, dertien
honderd zeventien nummers, verdeeld
in zeven afdeelingen: akkerbouw, tuin
bouw, bloemkweekerij, zuivelberei
ding, werktuigen en gereedschappen
voor den land-en tuinbouw, kaas- en
boterkleursel, krachtvoedermiddelen,
kunstmeststoffen, waschmiddelen voor
vee, hoefsmeden, en nog andere on
dubbele rij van masten, waaraan kleu
rige vlaggen wapperen, ligt links het
oude bestuurshuisje, een sigarenkiosk
en een groot, vrijwel smakelijk res
taurant, terwijl aan den anderen
kant te midden van kleurige bloem
perken en heesters in de eerste plaats
te voorschijn komt de muziektent,
zoo uitstekend gestoffeerd door het
muziekkorps der dienstdoende schut
terij uit Haarlem. Daartegenover
staat het hoofdgebouw', 't bekende
gebouw der maatschappijen er voor
en er naast en er achter de etalages
der werktuigfabrikanten, gonzende,
rammelende, dreunende, stoomende,
rookende machines, de vlugge, prac-
tische kinderen van nijverheid en
landbouw.
Gedurende de opening
der tentoonstelling van Landbouw te
Amsterdam, trachtten zakkenrollers
hunnen slag te slaan en rolden een
heer zijn gouden horloge. De be
stolene merkte het spoedig op, en
een der bestuursleden waarschuwde
de politie. Deze legde al dadelijk de
hand op twee haar verdacht voorko
mende sujetten, twee jEngelschen.
Deze werden in het Museum onder
zocht, doch er werd niets verdachts
op hen bevonden.
Alleen vond men eene portemon-
naie met weinig geld en een rond-
reisbiljet van Brussel af. De twee per
sonen werden toch naar het hoofd
bureau van politie getransporteerd
om hun signalement te nemen. Zeer
waarschijnlijk is het, dat een derde
medeplichtige er met het horloge is
vandoor gegaan.
Ds. Bax schrijft aan de
Amsterdammer
Naar aanleiding van het gisteren
door u aan het Handelsblad ontleende
bericht, dat het op den 28sten Juli 1.1.
te Roermond gebeurde zulk een in-
Zooals blijkt uit de mede-
deeling van den burgemeester, van
Rotterdam, zijn Donderdag 2 nieuwe
lijders aan cholera asiatica aange
geven. Een daarvan was eene vrouw,
woonachtig in pand No. 25 in de Kip
straat, die reeds Donderdagochtend is
overleden; de andere lijder, een be
woner van pand No. 84 op den Vis-
schersdijk, is naar de barak in Croos-
wijk vervoerd.
In het geheel hebben zich nu, van
het ontstaan der ziekte op 21 Au
gustus af, 36 gevallen van cholera
aldaar voorgedaan, waarvan 19 met
doodelijken affoop, terwijl 2 lijders
hersteld zijn en 15 lijders in behan
deling blijven.
Te Durgerdam is Dinsdag een
jeval van cholera asiatica voorge
komen. Schipper P. Smit, op het
vaartuig Annakomende van Rotter
dam, werd plotseling ongesteld, en
reeds na eenige uren overleed hij.
Woensdag is te Ameide een per
soon aan Aziatische cholera overleden.
Met het oog op de omstandig
heid, dat zich onder de leerlingen der
openbare school te Ameide een geval
van cholera asiatica heeft voorgedaan,
is die school tijdelijk gesloten.
Te Oudshoorn a. d. Rijn
Woensdag opnieuw een cholera-geval
voorgekomen, en wel bij eene 40-jarige
vrouw op de grens tusschen die ge
meente en Woubrugge. De aangetaste
overleed nog denzelfden dag. Er is
thans nog één lijder in behandeling.
Te Meppel kwam Woensdag een
verdacht ziektegeval voor. De lijder,
een boerenarbeider, overleed na één
dag tijds.
Ook te 's-Hertogenbosch hebben
zich in een gezin, aan de Zuid-Wil
lemsvaart wonende, cholera-achtige
verschijnselen voorgedaan. De vrouw
en twee kinderen zijn in het gasthuis
opgenomen, de man en het derde
kind zijn geïnstalleerd in de barak
nabij het station.
Een bacteriologisch onderzoek volgt.
De toestand der lijders is voor het
oogenblik gunstiger.
Het U. D. spreekt het be
richt tegen, dat door de justitie een
onderzoek zou zijn ingesteld naar de
oorzaak van het treurig ongeval, den
heer D., te Groenekan, bij het opstij
gen "van den luchtballon te Utrecht
overkomen.
Alleen heeft het, bij iederen geweld-
dadigen dood gebruikelijke onderzoek
plaats gehad, zonder meer.
Te Middelburg heeft eene
vechtpartij plaats gehad tusschen 3
personen. Een hunner heeft drie ste
ken met een mes gekregen en is in
het gasthuis opgenomen. De wonden
zijn niet gevaarlijk. De dader is be
kend.
De Midd. Crt. meldt, dat
bij gelegenheid der kermis te Eede,
aldaar ernstige ongeregeldheden plaats
vonden, na sluiting der herbergen,
des avonds 11 uur, waarbij de mare-
chaussées het noodig oordeelden, om
op „de menigte" men spreekt van
30 personen te vuren, zonder even
wel iemand te treffen.
Dit maakte de Edenaars woedend
en zeker zouden ernstige ongelukken
plaats gehad hebben, indien de politie
zich niet had teruggetrokken.
Op den weg tusschen Ven-
loo en Straelen is op het Pruisisch
gedeelte het lijk gevonden van een
man, die door een messteek in den
rug vermoord was. Naar loopende
geruchten moet hij gevallen zijn als
slachtoffer van een twist, die, in een
café begonnen, buiten werd voortge
zet. Nadere bijzonderheden ontbre
ken.
Naar de M. C. verneemt is
omtrent den brand op de hofstede
van G. Meulenberg te Ierseke te
melden, dat deze moedwillig is ge
sticht door diens 18-jarigen zoon C.
M. Meulenberg, die, naar men zegt,
de daad reeds moet bekend hebben.
Hij is Woensdagavond naar het huis
van bewaring te Middelburg overge
bracht.
De reden, die hem tot dit feit heeft
gedreven, moet nog onbekend zijn.
Meulenberg moet ook bekend heb
ben den brand, die in Februari plaats
had, gesticht te hebben.
„Wie naar Nederland komt lo. om
Rembrandt te bestudeeren, 2o. om de
„kleine meesters" te leeren kennen,
zal teleurgesteld worden".
Dit schrijft de bekende kunstbe-
oordeelaar Arène Alexandre in het
Fransche dagblad VEclair in een ar
tikel over de Nederlandsche musea.
Wie het Louvre, de musea van
Dresden, Berlijn, München en Cassel
niet kent, zal te Rotterdam, Den
lag en Amsterdam veel kunnen
leeren. Maar wie weet, hoe voortref
felijk Rembrandt, Terborch, Van der
Meer, Ruysdael, Brouwer, Jan Steen
a. te Parijs en in Duitschland ver
tegenwoordigd zijn, vindt op eenige
uitzonderingen na, bijna niet dan
commercieele stukken van deze „klei
nen" onder groote kunstenaars. Zij
vinden, zegt Alexandre, ook veel schil
derijen, die lomp schoongemaakt,
wreven, afgekrapt zijn, van welke het
vernis geheel verdwenen is, terwijl de
verfproppen als vernis geplet zijn. In
één woord, met het oog op den toe
stand der meeste stukken, die de
aandacht waard zijn, kan men zeg
gen, dat de Nederlandsche musea
prachtige tentoonstellingen van doe
ken doodverf (dessous) zijn.
De doeken der „kleine meesters",
die in Nederland te veelvuldig ver
tegenwoordigd zijn, stellen te leur
door eindelooze herhalingen. Wat
Rembrandt betreft, het bewonderens-
„De Staalmeesters" daar
gelaten, gelooft de schrijver niet, dat
hij met zijn „Anatomische les", noch
met de zoogenaamde „Nachtwacht"
bij waarlijk artistieke geesten zulk
een emotie wekt als men steeds be
weert.
Een „éblouissement sans pareil"
noemt de heer Alexandre de werken
van Frans Hals te Haarlem. Men
kan lang er over praten of dit het
laatste woord der kunst is, het laat
ste woord van het schilderij is het
zeker.
Het museum te Rotterdam noemt
de schrijver voortreffelijk en onder
houdend. Met den uitgezochten smaak
waarmede Nederlanders hunne bin
nenhuizen weten in te richten, is het
museum zoo ingericht dat men alles
zonder moeite zien kan. Men neemt
er de overtuiging van mede, dat zoo
lang men in het Louvre geen zeer
kleine lage zalen heeft voor de Hol-
landsche doeken, de Franseken nooit
zullen weten, welke schatten zij be
zitten. Deze waarheid wordt beves
tigd door het Haagsche Mauritshuis.
het type en ideaal van een museum,
daar men er niet te veel behoeft te
zien en geen schilderij behoeft te
zoeken in de hanebalken.
Gemakkelijk op een stoel gezeten,
kan men daar de prachtige Rem-
brandtseen portret van zijn vader
en van zijne moeder en een dat waar
schijnlijk Saskia voorstelt, genieten.
Het zijn drie stukken, die eene be
zichtiging heel wat meer waard zijn,
dan de ten minste 3 maal te veel
beroemde „Anatomische les."
„Alles is voortreffelijk ten toon ge
steld en indien er geen overdaad is
in het onderhoud der schilderijen
zeiven (maar de verantwoordelijke
man is al lang dood) zijn er voor
ons nog uitstekende lessen in Den
Haag te leeren."
Verder wordt gesproken over de
musea te Leiden en het merk
waardige kunstnij verheid-museum te
Haarlem, dat ofschoon zeer beschei
den van afmetingen, vrij volledig en
zeer goed ingericht is en doet betreu
ren dat de vereeniging van kunstnij
verheid in Frankrijk nog zoo weinig
heeft uitgericht.
Onder de „voorbeelden die men niet
volgen moet" wordt allereerst het
museum van Amsterdam genoemd,
met zijn 1700 catalogusnummers. Het
is. afgezien van „De Staalmeesters,,
niet Rembrandt, die er triomfeert,
maar Vermeer van Delft, met fijne
zeer kleine schilderijendan ook
Pieter de Hooghe, met 4 of 5 ver
rukkelijke genre-stukkendan Van
der Helst met zijn groote schilderij
en van corporatiën; Frans Hals met
zijn eigen portret en dat zijner vrouw.
„De Nachtwacht" vindt de heer
Alexandre wordt door zijn roem
zeer zwaar gedrukt. Dit levendige en
schilderachtige tafereel dat z. i. in
Rembrandt's werk slechts een tweede
rangsplaats behoorde in te nemen,
wordt iets fantastisch, iets verwar
rends door de manier waarop er par
tij van getrokken wordt. Men heeft
de zaal als een kapel of als een pa
norama of als alles tegelijk ingericht.
Het doek is in een lijst geplaatst,
met afdeelingen en opschriften en
staat op een soort van platform of
altaar, indien gij wilt. Een groote
tent die tweederden der zaal over
welft, laat den toeschouwer in don
ker, zoodat de schilderij en de af-
schilderaars daarnaast, zich in 't volle
licht bevinden. Dit is het beginsel
van de Bayreuth-voorstellingen op
een museum toegepast."
De heer Alexandre vindt echter
dergelijke optische kunstjes een schil
derijenmuseum onwaardig en gelooft
dat Rembrandt woedend zou worden
als hij zag, welk eene beweging men
maakt van dit schilderij en hoe die
vereering zich uit.
Afzondering is goed, maarte veel
afzondering niet.
Overigens is het museum vrij goed
ingericht. De zalen zijn niet te groot,
en als de indeeling niet al te streng
is, of eigenlijk zelfs niet bestaat, le
vert dit weinig ongerief op, daar de
buitenlandsche scholen er slechts een
zeer beperkte plaats beslaan en juist
ééne galerij zijn samengebracht
„De tegenwoordige Fransche schil
ders zegt schr., zijn vertegenwoor
digd men raadt het nooit door
een „Theodora" van den heer Benja
min Constant. Dat is alles, geloof ik.
Het is intusschen waar dat, met uit
zondering van twee of drie werken
Mesdag en Israëls, ook de Ne
derlandsche hedendaagsche kunst die
zeer eigenaardig is, hier evenmin is
vertegenwoordigd."
De schrijver komt tot de slotsom,
dat indien de Nederlandsche museums
onwaardeerbare bronnen van studie
bieden, zij in geen opzicht met
uitzondering van het museum in Den
Haag een voorbeeld kunnen zijn.
noch van inrichting noch van onder
houd. Men moet dus daar geen weg
wijzingen zoeken voor de verbetering
van het Louvre, al schijnt dit voor
die museums onder te doen door de
verwarring, de onwetendheid en on
verschilligheid die er heerschen.
RECHTSZAKEN.
Voor het Gerechtshof te's-Graven-
hage zijn pleidooien gevoerd in de
zaak van de Noord-en Zuid-Holland-
sche Transport-Verzekering Maat
schappij c. s., appellanten tegen H. B.,
geïntimeerde. Het schip Auroraaan
vankelijk bestemd voor de blokkade-
dienst, daarna [als zeeschip gebruikt
door de Maatschappij „Zeeland" en,
toen deze het niet :meer gebruiken
kon in verband met den ge wijzigden
postdienst, het eigendom geworden
van geïntimeerde, die het liet vertim
meren en voor steenkolentransport
bestemde, was bij de appellanten ver
zekerd voor de reis van Middelburg
naar Shields en verder met steenko
len naar Tonningen, tot een bedrag
van ƒ13.000, Het schip was ook nog
bij andere maatschappijen verzekerd
en daardoor in het geheel tot een
bedrag van ƒ36.000.
Toen nu onderweg de Aurora ave
rij bekwam en op 4 Oct. 1889 zonk,
zoodat de bemanning zich slechts met
levensgevaar kon redden, werden de
verzekeringsmaatschappijen tot beta
ling aangesproken. Deze werden daar
toe bereid bevonden met uitzondering
van de bovengenoemde, appellanten
deze. Deze maakten bezwaar. De
rechtbank te Rotterdam, van de zaak
kennis genomen hebbende, legde aan
eischer, nu geïntimeerde, op het be
wijs van de zeeramp en aan de ge
daagden, nu appellanten, het bewijs
van eigen gebrek aan het schip. De
daarop gehouden enquête en contra
enquête viel ten gunste van geïnti
meerde uit.
In hooger beroep nu vroegen appel
lanten dat geïntimeerde zoude worden
gehoord op vraagpunten omtrent de
bestemming van het schip na aan
komst te Tonningen. Een der getui
gen zou nl. gehoord hebben dat het
schip bestemd was om na aankomst
aldaar tot steenkolenpakhuis te die
nen. Indien bij de vertimmering van
het schip op zoodanige bestemming
was gerekend, dan meende men
kon er geen lading steenkolen mede
worden vervoerd. Op grond dus dat
de vraag omtrent de zeewaardigheid
van het schip, afhankelijk was van
de bestemming waarvoor het ver
bouwd was, vroegen appellanten eene
beslissing op het incident voordat de
zaak ten principale zou worden be
handeld.
haar lieveling niet een onverdeeld genot bleek te zijn.
Den volgenden morgen ontsnapte hij weer aan de waak
zaamheid zijner moeder en vertrok met denzelfden trein zon
der te zeggen waarheen hij ging, Jane zag de wolk op het
gelaat harer moeder en begreep daaruit, dat hij weer was
weggegaan.
Met hare zachte, vriendelijke stem kon deze dochter dingen
zeggen, die anderen niet durfden zeggen.
„Waarom laat gij hem gaan mama?" fluisterde zij. „Gij
moet hem het geld niet geven."
Haar moeder schudde het hoofd.
„Mijn kind, ik durf het hem niet weigeren," zeide zij met
witte lippen.
Jane sprak er verder niet over. Zij las een vrees in het
gelaat harer moeder, die beter was niet uit te spreken in
woorden tenminste nu nog niet.
Twee dagen na Jane's bezoek op de Priory, had Pamela,
die weigerde de familie St. Rhadegund te beoordeelen zooais
Jane, een ontmoeting met haar aartsvijand Dick, welke ont
moeting de verhouding tusschen de beide families nog meer
gespannen dreigde te maken. Zij had eene voorlezing gehou
den in eene bijeenkomst, welke door lady Constantia geleid
in het schoollokaal werd gehouden een klein, steenen
gebouw aan de grens van het kerkhof, op eenige schreden
afstand van het „Gray Horse", een herberg in het dorp van
den tweeden rang. De bijeenkomst was afgeloopen, en de
verschillende moeders waren opgestaan, gereed om te gaan,
maar mochten zich eerst nog verheugen in de meer persoon
lijke raadgevingen en wenken van lady Constantia, wier
oordeel zij over allerlei beuzelachtige huishoudelijke zaken
vroegen, omdat zij wisten, dat haar dit aangenaam was, en
allen gaarne met de aanzienlijke lady op goeden voet wilden
staan. Bij deze gelegenheden was lady Constantia in haar
element, en haar luide, besliste stem weerklonk in het kleine
schoollokaal, welks bedompte atmosfeer Pamela hoofdpijn
deed krijgen. Het meisje kon lady Constantia niet verdragen,
en was niet al te best geluimd, daar deze dame haar had
bevolen op haar te wachten. Ten laatste waagde Pamela het
de deur te openen, en wat buiten te gaan staan, waar zij
met genot, de lucht, geheel opgefrischt door een regentje,
inademde.
Zij wierp een blik naar links, waar de oude „Three Tuns",
een ouderwetsche herberg, op wreedaardige wijze gemoderni
seerd en de boomen van den tuin der pastorie een aardig
landelijk tafereel vormden.
Zij wierp een blik naar rechts, en zie, daar stond hare
kleine merrie Pearl, nog steeds de hare in haar hart, hoewel
zij reeds geruimen tijd geleden aan Hodgkin was verkocht.
Pamela kon nooit een kreet weerhouden wanneer zij Pearl
zag, maar wat was dat? De kleine dogcart, waarvoor de kleine
merrie was gespannen, behoorde stellig niet aan Hodgkin.
Was haar oude lieveling weer in andere handen overgegaan
Terwijl zij dit zichzelf afvroeg, kon zij niet nalaten met
zachte stem te roepen: „Pearl mijn Pearl!" Het dier her
kende haar stem en deed een stap in hare richting. De
eigenaar, wie hij ook was, bevond zich in de herberg.
Weer riep zij zachtjes „Pearl!" en weer kwam de merrie
een stap dichterbij. Daarna sloot zij de deur van de school
achter zich en liep voorzichtig door de modder naar haar
vroegere lieveling. Op dat oogenblik kwam Hodgkin, die in
den slagerswinkel daartegenover inkoopen had gedaan, te
voorschijn, liep de straat over, raakte aan zijn hoed, en zeide
„Uwe kleine merrie is nu in goede handen miss Pamela."
Alvorens zij kon antwoorden, deed de stem van Dick St.
Rhadegund, die met de buffetjuffrouw van het „Gray Horse"
schertste, Pamela ontstellen.
„Gij hebt het dier toch niet verkocht aan die menschen
van de Priory, Hodgkin?" vroeg zij met tragische stem.
„Ja juist, juffrouw. Zij moet ongetwijfeld mijnheer Dick's
aandacht hebben getrokken, want hij kwam mij gisteren
thuis opzoeken, en zeide, „Hodgkin," zeide hij, „ik wil die
kleine merrie van u koopen," zegt hij, „wat moet gij er voor
hebben?" En ik noemde een flinken prijs, daar kunt gij ver
zekerd van zijn, en hij zeide, „Dat is goed!" zonder een
oogenblik te aarzelen. Ik had nu een goeden dag miss, daar
kunt gij zeker van zijn!"
Pamela was evenwel diep bedroefd.
„O, hoe nebt gij dat kunnen doen? Gij hadt er mij eerst
wel over kunnen spreken Hodgkin. Die man heeft een wrok
jegens ons, en ik ben er zeker van, dat hij Pearl gekocht
heeft om ons daardoor te kwellen. O ik weet wel, dat hij
haar slecht zal behandelen!"
(Wordt vervolgd