Politiek Overzicht.
GEMENGD NIEUWS.
woning teruggekeerd. Na eerst naar
het krankzinnigengesticht te Dor
drecht vervoerd te zijn, bracht men
haar terug, daar er geen plaats was.
Daarop heeft men haar in een kamer
van het Raadhuis onder bewaking
gesteld, tot men zekerheid had plaats
voor haar in een gesticht te vinden.
Van alle gestichten, waar men in
formeerde, was 't antwoordGeen
Elaats. Daarom is de ongelukkige in
aar woning teruggebracht en haar
echtgenoot als bewaker aangesteld.
Uit 's-Gravemoer (N. - B r.)
meldt men aan de Tel.
Verleden Zondagavond tegen acht
uur ongeveer werd ons anders zoo
stille dorp opgeschrikt door twee
marechaussée's te paard, waarvan er
één op de hoogte van het Schoolplein
twee rustige ingezetenen, die daar
langs kwamen, met zijn sabel bloe
dig verwondde; een hunner, een leer
looier, werd het oor bijna afgehakt,
de andere, een schoenmaker, ontving
een vrij diepe wond op zijn rechter
hand.
Bij onderzoek bleek, dat tot zulk
een optreden niet de minste aanlei
ding gegeven was, en dat de mare
chaussee gehandeld had op het zin
gen van het populaire „Tararaboom-
dijee" door eenige kinderen.
Onzen burgemeester, den heer J.
Loeff, ter assistentie geroepen en die
moeite had het volk kalm te hou
den, opgewonden als dit was door
het gebeurde, werden door gemelden
marechaussée beleedigende uitdruk
kingen toegevoegd, o. a. „Burgemees
ter, je stelt je laag aan om voor dat
gespuis partij te trekken". De mare
chaussee gaf Z. E. A. voordat hij
wegreed, nog een sabelhouw over de
hand, waardoor een vrij diepe wond
veroorzaakt werd.
Naar we vernemen, is van beide
feiten proces-verbaal opgemaakt.
Te betreuren is het vooral in deze
woelige tijden, dat een zoodanig, voor
marechaussée ongeschikt gebleken
persoon niet alleen een smet op net
geheele wapen der marechaussée werpt,
maar ook het prestige van den po
litieman zeer doet verminderen. Ze
ker is het, dat, ware niet door onzen
burgemeester en anderen het volk,
opgewonden ten gevolge der mishan
deling van twee ingezetenen, tegen
gehouden, de marechaussée's de plaats
niet ongedeerd zouden verlaten heb
ben.
Volgens geruchten zouden genoem
de marechaussees, die te Dongen ge
detacheerd, naar de kermis in Kaats
heuvel (Gem. Loon-op-Zand) waren
geweest, op hun tocht zich hebben
schuldig gemaakt aan verschillende
feiten, welke in alle opzichten erger
lijk zijn te noemen. Mogen door een
strenge straf dergelijke handelingen
in 't vervolg voorkomen worden!
zelfden dag Toekoe Oemar te Tjot
Bagaroet beschoten, echter zonder
;evolg.
In den voormiddag van denllden
maakte de kolonel, stations-comman
dant van de maritieme macht te
Atjeh, aan het hoofd van 20 zee-off.
en' 90 mariniers, een militaire wande
ling naar Kaloet.
Het terrein rondom Kaloet wordt
nu opengekapt. De versterking te Tjot
Goeë wordt geschikt gemaakt voor
een bezetting van een geheele com
pagnie infanterie en ook daar wordt
het omringend terrein van houtgewas
gezuiverd. In het blokhuis te Boekit
Tring of Boekit Tiram, dat op een
hoogte van 200 meters gebouwd^ is,
is boven, behalve de noodige infan-
terie-bezetting, geplaatst een luitenant
der artillerie met een sectie artillerie
en een kanon van 12 centimeter.
Koloniën,
KALOET.
De Sum. Ct. ontving uitKota-Radja
telegraphisch de volgende bizonder-
heden omtrent het innemen van
Kaloet
In den vroegen morgen van den
lOden Aug. heeft onze bondgenoot
Toekoe Oemar zonder slag of stoot
Kaloet bij verrassing genomen, zonder
dat daarbij een enkel schot werd ge
lost. De benting werd geheel ledig
door hem bevonden.
In den middag van dien dag werd Ka
loet door een compagnie infanterie van
120 man onder leiding van den linie
commandant, overste Sievers, in bezit
genomen en bezet gehouden. De Ben
ting blijkt zeer sterk te zijn.
Uit wraak over deze verrassing
hebben de Moslims van de kampong
Lamkiri in den namiddag van dien-
BATAVIA, 16—18 Aug.
De plundering van Soengei Padan.
Uit nadere berichten blijkt, dat
het geen Atjehers uit Groot-Atjeh zijn
geweest, die bovengenoemde kampong
Boekit Tiram, geholpen door enkele
Atjehers uit de Serandjajastreek. Dit
gevoelen wordt bevestigd door den
mantri der in- en uitvoerrechten te
Poeloe Kompei en door lieden van
den datoe van Besitang.
Aangaande de expeditie tot tuch
tiging der schuldigen, schrijft de
Deli- Ct.
Het detachement, dat den 3en van
Medan vertrok, maakte op den 4en
in vereeniging met een gewapende
stoombarkas van Hr. Ms. Sindoro een
tocht op de Salahadji-rivier, en ver
brandde de kampong Boekit Tiram,
waarvan een gedeelte vlak op den
oever van de rivier, doch het grootste
gedeelte 40 min. gaans landinwaarts
lagontmoetingen met den vijand,
of liever gezegd met de stroopers uit
die buurt, hadden niet plaats, de be
volking van genoemde kampong was
gevlucht met medeneming van alle
tilbare have. Boekit Tiram was het
broeinest van allerlei boosdoeners en
stroopers, welke daar in de buurt hun
slag slaan.
Dat dit heel gemakkelijk is, kan
men nagaan, wanneer men ter plaatse
is. Misschien is er wel gestroopt op
rekening van de Groot-Atjehers. Van
eenige politieke beteekenis zijn zulke
rooftochten niet. Deze zullen in die
buurten altijd blijven voorkomenden
zijn ook niet te beletten, zonder de
geheele streek van het gespuis dat
daar huist te zuiveren.
Op den 15en werd er een tocht ge
maakt naar de Oud. Boekit Mas. waar
men ook berichten van den vijand
had, welke echter ongegrond bleken
te zijn.
Het nadeel, dat de Atjehers aan
die onderneming direct of indirect
hebben veroorzaakt, is indertijd zeer
overdreven voorgesteld, en er waren
bovendien andere oorzaken in 't spel.
Den 6en werd teruggemarcheerd naar
Boekit-Koeboe en vandaar per Anna
teruggestoomd naar de Aroebaai, en
verder per Goev.-stoomer Pelikaan
naar Belawan, van waar het detache
ment op den Ten per eersten trein
naar Medan vertrok.
Atjehers in den zin die wij er in
dezen tijd onderverstaan, n.l. vijandige
benden, bevinden zich in den Besi-
tang-streek niet.
„Door spionnen werd gemeld, dat
voor een tiental dagen zich te Boe
kit Tiram aan de Kwala Toenkam
een bende van ongeveer 60 gewapende
Atjehers ophield".
Voor een paar dagen schreef de
Datoe van Besitang aan den Datoe van
Lepan, dat volgens door hem ont
vangen berichten van Salahadji, een
bende van ongeveer 50 gewapende
Atjehers Zuidwaarts trekkende was,
en binnen 8 dagen zijne benting te
Besitang zou aanvallen."
„Een paar nachten te voren wer
den op het etablissement der Kon.
Petroleum-Maatsij. door een wacht-
hebbenden oppasser twee verdachte
lieden, met klewangs gewapend, op
gemerkt. Bij de nadering van den op
passer dreigden zij hem te zullen af
maken, indien hij alarm maakte,
waarop zij weder even snel en ge
heimzinnig verdwenen als zij geko
men waren."
Het Heilige Kanon.
Aan de Soer. Ct. schrijft „Bonjour":
Het heilige kanon van Kota-Moe-
sapie is sinds den 25en binnen onze
veste Kota-Radja. Geheel met bloe
men en kransen versierd, ligt het
voorloopig nabij het station, waar
eiken dag tal van Atjehers het komen
bewonderen en aanbidden.
Heden-namiddag, 24 Juli, vertrok
de Tambora van hier met 25 gewa
pende militairen, onder bevel van 1
officier aan boord. Het schijnt, dat
de gezagvoerder om dat militaire ge
leide verzocht heeft.
Of in den vervolge elke kustboot
een detachement meekrijgt, weet ik
niet, maar als het waar is. dan dient
men met spoed uit Nederland een
batajon mariniers te ontbieden, want
op den duur kan Groot-Atjeh de
schepen niet door zijn troepen laten
bewaken. De bataljons zijn toch reeds
al zeer incompleet en de wacht- en
patrouille-diensten daardoor reeds
meer dan zwaar genoeg.
Wat die Atjehsche zeeschuimers
een leelijke streep gehaald hebben
door de zoo hooggeroemde scheep
vaartregeling
Twee dagen later ontving hetzelfde
blad evenwel het volgende schrijven
„Een dag of zes geleden werd een
Chinees in een prauw met koopwaren
voor de monding van de Balbalan-
rivier door een sampan met gewa
pende Atjehers achtervolgd, doch hij
•wist te ontkomen."
De keizer van Oostenrijk is Zaterdag
naar Güns vertrokken, door Kalnoky
vergezeld. Aldaar zijn de keizer van
Duitschland en de koning van Saksen
ook aangekomen.
Uit Güns wordt gemeld, dat in ant
woord op een toespraak van den bis
schop van Zalka de keizer van Oosten
rijk zeide te hopen, dat de geestelijk
heid zou medewerken om de waardig
heid van staat en kerk in eere te
houden en den godsdienstvrede te
bewaren.
In zijn antwoord aan de afgevaar
digden der gemeenteraden wees de
keizer er met nadruk op, dat het hun
plicht was het volk op zijn hoede te
doen zijn tegen woorden van mislei
ding en onvruchtbare beloften, opdat
de eendracht verzekerd zou blijven,
want zoo deze aan het wankelen werd
gebracht, zou het geloof aan de
duurzaamheid van de orde der wette
lijk vastgestelde zaken verzwakken,
waardoor de roeping van den souve-
rein moeilijk zou worden gemaakt.
Het gerucht dat het bezoek aan de
Italiaansche havens behalve door een
Engelsch eskader ook door een Oosten-
rijksch en een Duitsch eskader zou
worden afgelegd, wordt door de Pol.
Correspondenz te Weenen tegenge
sproken.
De Herald verneemt uit Buenos-
AyresVolgens berichten uit Rio de
Janeiro is de toestand er zeer hache
lijk. Peixoto heeft de kust en de
hoofdstad prijs gegeven en zich met
het hem trouw gebleven gedeelte van
het leger naar Santa Anna terugge
trokken. Daar wacht hij den aanval
van de door de schepen van Mello
aan land gezette troepen af. De ver
woestingen, door het bombardement
in de stad aangericht, zijn veel grooter
dan de telegrammen der regeering
aangeven. De vreemde oorlogsschepen
hebben gehandeld tot bescherming
van den eigendom der vreemdelingen.
Het heet nu, dat de provinciën Bahia
en Pernambuco zich bij de omwente
ling hebben aangesloten, en zoo ook
alle forten aan de haven van Rio,
met uitzondering van een.
Ook de haven van Rio Grande (in
Rio Grande) do Sul) bereidt zich op
eenen aanval van de omwentelings-
vloot voor.
Zaterdag duurde het bombardeeren
van Nictheroy en Rio door de op
standelingen met tusschenpoozen
voort, wat door de kanonnen der for
ten werd beantwoord. De opstande
lingen bezaten negen oorlogsschepen
behalve de scheepsmacht van eiland
Cobras.
De braziliaansche Kamers hebben
een adres aangenomen, waarin zij be
tuigen Peixota te zijn toegedaan.
Aan de New-York Herald wordt na
der uit Buenos-Ayres gemeld, dat daar
het gerucht in omloop is, dat het eska
der, door de braziliaansche regeering
uitgezonden, om den opstand in Rio
Grande do Sul te onderdrukken, tegen
de regeering in verzet is gekomen.
De officieren willen alleen aan de
bevelen van Mello gehoorzamen. Pre
sident Peixoto heeft een aantal of-
cieren der landmacht in hechtenis
laten nemen, ten einde te verhinde
ren, dat zij zich bij de opstandelingen
aansluiten.
Drie stoombooten der Braziliaan
sche Lloyd en een bataillon mari
niers hebben zich bij den aan
voerder der opstandelingen Mello
aangesloten. Het gerucht, dat ook
Bahia en Pernambuco de partij der
opstandelingen hebben gekozen, heeft
zich bevestigd. Mello heeft nu 30 oor
logsschepen en handelsvaartuigen te
zijner beschikking.
President Peixoto heeft een mani
fest uitgevaardigd in alle provinciën
der republiek, waarin hij aandringt
op het zenden van troepen, maar geen
enkele provincie heeft aan deze op
roeping gehoor gegeven.
De opstandelingen hebben zich
meester gemaakt van 30 kleine han
delsvaartuigen en beheerschen den
toegang tot de haven van Rio de
Janeiro. Vele personen hebben het
leven verloren bij het bombardement,
waaronder een Italiaansch matroos.
De braziliaanschs regeering heeft voor
den dood van dezen zeeman eene
schadeloosstelling betaald.
Admiraal Mello is voornemens Rio
de Janeiro door uithongering tot ca
pitulatie te dwingen. Een groot aan
tal der opstandelingen werd door het
vuur der forten gedood.
De opstandelingen zijn vast beslo
ten den strijd voort te zetten. Men
vreest, dat ook in het Noorden der
republiek een opstand zal uitbreken.
Op den vernis-dag van den
pas geopenden Brusselschen Salon heb
ben twee geruchtmakende voorvallen
plaats gehad met schilders, die over
de plaatsing hunner stukken niet
tevreden waren. De eene, dezeeschil
der Delsaux, verlangde dat zijn schilde
rij weggenomen zou worden, wat echter
door de commissie geweigerd werd.
Hij sneed daarop het doek uit de lijst,
liet deze hangen en verwijderde zich
met het andere. De ander, de land
schapschilder Léon Dardenne, wilde
eveneens zijn werk terugnemen. Toen.
ook hij een weigering tot antwoord
kreeg, nam hij een verfkwast en pot
en bestreek het geheele doek niet
blauwe verf, waardoor de tentoonstel-
lings-commissie genoodzaakt was zelve
de zoo bedorven schilderij te verwij
deren.
jEenig e^ dagen geleden
reisde Keizerin Friedrichvan Höehst
naar Schwalbach, toen tot haar ver
wondering een werkman, blijkbaar
een metselaar, in zijn werkpak haar
salonrijtuig binnentrad. De eenvou
dige man zag spoedig, dat hij in een
verkeerden wagon was en wilde ijlings,
teruggaan, maar de Keizerin zei hein
dat hij gerust kon binnenkomen en
wees hem een plaats in de coupé
aan. Toen was hij op zijn gemak en
peuzelde smakelijk een grooten ap
pel op, dien hij uit den zak haalde.
De Keizerin had er schik in. Bij het
eerste tusschenstation kwam een in
specteur van politie den „indringer"
hij den kraag pakken om $hem er
uit te smijten en waarschijnlijk pro
ces-verbaal tegen hem op te maken,
maar de Keizerin gelastte hem on
gestoord zijns weegs te laten gaan.
Men herinnert zich, dat
voor enkele dagen de Duitsche keizer
aan eene Berlijnsche roeivereeniging
eenen telegraphischen gelukwensch
gezonden heeft, welke eindigde met
een citaat uit Plutarchusnavigare
necesse setvivere non necesse (te varen
is noodig, te leven is niet noodig),,
eene blague, welke denken doet aan
het La vie sans canotage est une ah-
surdit'e van roeiers. Een Duitsch blad
heeft 's Keizers citaat bij vergissing
aldus afgedruktnavigare necesse est
bibere non necesse te drinken is
niet. noodig), en is daarvoor wegens.
Majesteitsschennis in beslag geno
men. Maar het is een bericht van
een Parijsch blad. N. R. Ct.
Het Nene Wiener T a g e b lat t
verhaalt van een avontuur, dat den
voorzitter van het internationaal tram
wegcongres, Michelet,^aan het Wester
station te Buda-Pest "overkomen is en
veel gelijkenis vertoont met dat van
Pieter Spa bij het kroningsfeest van
Willem II te Amsterdam.
Michelet, die juist een nieuwen
hoed gekocht had, liep aan het sta
tion heen en -weder een vriend op te
wachten. Niet weinig verrast was hij,
toen hij in den zak van zijn overjas
een beurs en een gouden horloge ont
dekte, die hem niet toebehoorden.
Hij wendde zich tot een politie-agent.
doch deze verstond hem niet, daar
Michelet geen Hongaarsch kende.
Juist kwam daar een boertje aanloo-
pen die beweerde, dat Michelet zijn
beurs in de hand had. Gelukkig was
een agent in burgerkleeding pn de
nabijheid, die Michelet verstaan kon.
De noodige uitleggingen werden ge
geven en Michelet vernam nu dat
korten tijd geleden een zakkenroller
gevangen genomen was, die een der-
gelijken hoed droeg als Michelet. Hij
bekende dan ook spoedig Michelet
voor een medelid van een interna
tionale bende aangezien te hebben,
wier leden elkander niet kenden,
doch als onderscheidingsteeken hen
bizonder gevormden hoed droegen.
De hoedenmaker, waar Michelet zich
een nieuw hoofddeksel had aange
schaft, had een 50 van die hoeden
besteld gekregen. Voor de aardigheid
had hij er wat meer vervaardigd en
nu gebeurde het dat Michelet juist
zulk een hoed kocht, ten gevolge
waarvan Schlesinger, de zakkenroller,
hem voor een lid der bende hield.
In het Duitscheleg er neemt
het aantal zelfmoorden toe» Volgens
de Frankf. Zeit. hadden in Pruisische
Saksische en Wurtenburgsche troe
pen (de Beiersche niet meegerekend)
van 1882 tot 1892, 2352 zelfmoorden
der bij de dochters van mevrouw Hoad-Blean dan bij de
vijanden, want Tom, de derde zoon, die geheel ongevoelig
was gebleven voor hunne bekoorlijkheden, en die de meest
haatdragende der broeders was, deed zijn best om de vijand
schap niet te doen verkoelen.
De ongevoelige jongeling had een zonderlinge Mrtation
aangeknoopt met Harriet Fitzjocelyn, die zoo geducht onder
den duim zat. Geminacht door hare moeder, en veronacht
zaamd door haar vader, bracht deze jonge dame uren lang
in de eenzaamheid op Salternes Court- door. Tom, die in een
boom in het park van de Priory een zitplaats tusschen de
takken had vervaardigd, zag het meisje op hare eenzame
wandelingen en had medelijden met haar. In den beginne
was Harriet bevreesd voor het menschelijk wezen, dat daar
uit dien boom op haar neerzag, en vluchtte dan naar een
ander gedeelte van het landgoed.
Zij geraakte eindelijk gewend aan zijn stilzwijgend gezel
schap, cn werd langzamerhand stoutmoediger totdat het ten
laatste eene gewone zaak voor hen was geworden om een
half dozijn woorden te wisselen over het weer of over de
vorderingen der vruchtboomen.
Op zekeren dag vond zij hem zitten op den muur, die de
bezittingen van de Priory en Salternes Court van elkaar
scheidden.
„Goedenmorgenzeide hij.
„Goedenmorgen!" zeide zij.
„Gij hebt er toch niets op tegen, dat ik hier op den
muur zit?"
§£„Dat zou ik toch niet kunnen, die muur is evengoed van u."
„Ja, ziet gij, als gij er tegen hadt, dat ik mijn been hier
over den muur laat hangen, dan zou ik het terugtrekken."
„Dat behoeft gij niet te doen."
„Gij hebt er dus niets tegen, dat ik hier ben?"
„Neen."
„Evenmin als dat ik met u spreek?"
„Ook niet."
„Uwe mama zou er toch wel tegen zijn?"
De arme Harriet werd bleek.
„N n ik weet het niet," stamelde zij.
„Ongetwijfeld stellig. Zij haat ons als vergif. Zij vindt ons
gemeen. Gg ook?"
Door deze onmiddellijke vraag geraakte Harriet in de war.
„O mijnheer St. Rhadegund, wat dwaas!"
„Neen, het is niet dwaas om te zeggen, dat zij ons gemeen
vindt, want dat is een feit gij weet wel, dat zij dat vindt.
Nu is de vraag vindt gij ons ook gemeen? Ik vraag het
omdat als dit zoo is, ik dadelijk van dezen muur klim en
wegga," zeide hij beslist.
Harriet joeg dit vrees aan. Zij had bijna nooit de gelegen
heid gehad met iemand te spreken behalve in het bijzijn
van hare moeder, wanneer zij steeds door een hevige angst
was aangegrepen, dat zij de een of andere domheid zou zeg
gen, waarvoor zij in het publiek werd berispt en welke vrees
haar tong steeds verlamde. Zij verzamelde nu al haar moed
en zeide:
„Natuurlijk vind ik dat niet mijnheer St. Rhadegund."
„Gij vindt ons dus niet gemeen? Wel, ik vind het zelf ook
niet. Mij dunkt, dat wij niet gemeen dat wij over het
algemeen flink zijn. En hoe die troep ongelukkige meisjes
daar meenen hun neus voor ons te moeten ophalen, kan ik
niet begrijpen. Kijk eens naar mijne broeders Dick en Jim.
Hebt gij ooit knapper jongens gezien
„Neen, zij zien er zeer goed uit, dat is zonder twijfel."
„En toch, die twee nuffige meisjes van Hoad-Blean
Hoad-Blean! hebt gij ooit zulk een naam gehoord? die
klinkt niet half zoo goed als de onze! die twee dwaze
meisjes nemen een air aan, alsof zij te goed voor hen zijn!
Hoor eens miss Jocelyn ik verafschuw hen, en als mijne
dwaze broeders niet zoo verstandig worden om die meisjes
geheel uit hunne gedachten te verbannen, dan zal ik het
die nuffen wel eens inpeperen!" en Tom knikte, terwijl
hij zijn voorhoofd veelbeteekenend fronste.
„Maar mijnüeer St. Rhadegund, wat wilt gij dan doen?"
„Dat doet er niet toe. Mijn plan is nog niet geheel vast
gesteld, en ik zou het u anders toch niet mededeelen, omdat
gij eene vriendin zijt van de meisjes, en er dus voor zoudt
zorgen, dat zij op hunne hoede waren. En ik ben niet mijn
heer St. Rhadegund dat is mijn vader. Ik heet alleen
Tom. noem mij dus maar Tom."
„Dat doe ik liever niet."
Wordt vervolgd