Letteren en Knnst. K o 1 o n i n, Politiek Overzicht. buitensingel te 's-Gravenhage waren gebracht onder verdachte ziektever schijnselen, is Zondag in die inrich ting een biljet aangeplakt, vermel dende een geval van Aziatische cho lera bij eenen sjouwer daar verpleegd. Maandagochtend werd nog een schipper onder verdachte verschijn selen in de barak opgenomen. Zijn vaartuig is onder toezicht van de politie gesteld. Den zelfden dag zijn er nog twee gevallen bijgekomen. "Te Puttershoek heeft zich Zaterdagavond een geval van ver moedelijk Aziatische cholera voorge daan met doodelijken afloop. De overledene, een jongen van 11 jaa.i. had 's middags onmatig veel appelen gebruikt Zondagavond overleed te Ouwerschie eene vrouw aan aziatische cholera. Eéne lijderes aan die ziekte is her steld. Zondag heeft zich te Delft weder een geval van cholera asiatica voor gedaan, en wel bij de vrouw van eenen tapper op de Beestenmarkt. Te IJselmonde heeft zich een vierde geval van cholera asiatica voorgedaan met doodelijken afloop en wel bij een persoon van 72 jaar. Het verdacht ziektegeval dat zich in het begin der vorige week te Sneek voordeed, is bij onderzoek gebleken geen cholera te zijn. Te Gorinchem heeft zich een tweede geval van Aziatische cholera voorgedaan. Zondagochtend werd de vrouw van schipper Koek, beurtman van Gorcum op Utrecht aangetast en Maandag is zij reeds overleden. De schipper, die met zijn schip in de haven lag, weigerde zijne vrouw in de barak te laten brengen; vandaar dat het besmette vaartuig met de opvarenden naar buiten de stad in de vluchthaven is verwijderd. Te IJselmonde heeft, zich Maan dagmorgen een vijfde geval van cho lera asiatica voorgedaan, namelijk bij eene vrouw aan den Oostdijk. Bij nader onderzoek is gebleken, dat de koopman uit Antwerpen, die zich te Numansdorp bevond, niet aan cholera leed. Hij is reeds hersteld. Zondag is er weder een geval van Aziatische cholera met doodelijken afloop te Leerdam aangegeven. Sedert 10 September waren er geene ge vallen geweest. In het geheel zijn er nu 35 personen aangetast, waarvan er 22 zijn over leden; 9 lijders zijn geheel hersteld en 4 nog onder behandeling. Voor een paar dagen deed zich te Heerde een verdacht ziekte-geval voor bij eene 48-jarige gehuwde vrouw. Uit het bacteriologisch onderzoek, door den geneeskundigen inspecteur uit Utrecht ingesteld, bleek dat de vrouw lijdende was aan cholera nostras. Te Ameide zijn in de laatste 8 dagen geen gevallen van cholera voor gekomen; 5 personen zijn aldaar aan die ziekte overleden; op het oogen- blik is niemand in behandeling. Vlak nabij het station Arnhem liep Zondagavond de snel trein van 6.40 op een rangeertrein. Drie personenwagens van den snel trein vielen om. De passagiers moes ten er uitgetrokken worden, maar niemand had eenig letsel. De trein, die uit Emmerik kwam, was naar Utrecht op weg, maar had nog geen groote vaart. Maandagochtend was de weg weder vrij. Zondagavond werd door de stoomtram van Dieren nabij de Bresdelsche laan onder Velp een in dat dorp thuisbehoorend gepensio neerd militair overreden en op de plek gedood. De machinist zag eene zwarte massa op de rails, remde uit alle macht, maar het was te laat; het on geluk was gebeurd. Willem Degeling, ruim 80 jaren |oud, had Maandagmiddag te Oud-Beierland het ongeluk in de ri- het Spui te vallen. Toen men hem er uit had gehaald was hij reeds overleden. Toen de troebelen ten vorigen jare in het Oldambt uitbraken, werd streng de hand gehouden aan het sluitingsuur der herbergen enz., dat o. a. in de gemeente Beerta op 10 uur is bepaald. De sociëteit „Vrien denkring" aldaar kreeg ook geen verlof langer open te blijven, waarom de leden besloten koninklijke goedkeu ring op de statuten aan te vragen, die verleend is. Nu, oordeelen de leden, behoefden zij zich niet meer te houden aan het voorschrift van den gemeenteraad in zake het sluitings uur. De burgemeester heeft hun echter medegedeeld, dat zij zich wel degelijk aan eene overtreding schuldig maken, wanneer zij na 10 uur in de herberg verblijven en hen gewaarschuwd, dat bij overtreding proces-verbaal zal worden opgemaak. Het desbetreffende artikel in de verordening behelst o. a. de volgende bepaling: ,Het is hun (koffiehuishouders enz.) verboden in dien tusschentijd (van 's avonds 10 tot 's morgens 5 uur) bezoekers in huis te hebben." Betreffende den drievou- digen moord te Marolleput worden nog de volgende bizonderheden mede- Het moet gebleken zijn, dat de vrouw, van wie gezegd werd dat zij in den avond van den moord op den Kruisdijk te Groede, Lampier gezien had, hem ook herkend heeft. Toen Lampier bij de drie vermoorde vrouwen gebracht werd, zeide hij, op het lijk van zijne vrouw wijzende „Dit is Rose, die zal ik laten be graven, maar voor de twee anderen moet de pastoor maar zorgen." Bij het onderzoek van een der kis ten in het huisje maakte hij de opmer king, dat daarin twee rokken ont braken. D e 18-j arige zoon van den landbouwer Meulenberg te Ierseke, die verdacht werd de schuur zijns vaders in brand gestoken te hebben, heeft reeds bekend dit gedaan te hebben. In Februari jl. brandde even eens de schuur van dien landbouwer af, zoodat het best mogelijk is dat hij hieraan ook wel schuld heeft. De uitslag van den wedstrijd die door Wageningen's mannenkoor „Cres cendo" was uitgeschreven, is als volgt 3e Nat. afd. Ie prijs, groote verg. zilv. medaille, „IJsels Mannenkoor". IJselstein; 2e prijs, een groote zilv medaille, „Cecilia inter nos", Am sterdam 3e pr. kl. zilv. med., „Hil- versums Mannenkoor"4e prijs, kl. zilv. med., „Amstels Werkman", Am sterdam. 2e afdeeling. Ie prijs (gr. verg. zilv. med.) niet toegekend, 2e prijs (gr. zilv. med.) Nat. Zangschool, Amster dam. Ie afdeeling. Ie prijs (gouden med., geschenk van de Ver. tot Bevorde ring van het vreemdelingenverkeer) met algemeene stemmen en bij zon deren gelukwensch van de jury toe gewezen aan de mannenzangvereeni- ging „Kunst en Broederschap" van Amsterdam. Eerewedstrijd tusschen de prijswin nende vereenigingen der 3e en le afd. Prijs gr. verg. zilv. med. eveneens met algem. stemmen toegekend aan „Kunst en Broederschap" van Am sterdam. De jury bestond uit de hh. R. Hol, W. Kes, G. A. Heinze, Leon C. Bou- man en Ed. de Hartogh. Ten slotte zong „Kunst en Broe derschap" de Superjlumina Babylonis van Hiller en de Bots in Zee van R. Hol. Na uitvoering daarvan stond de heer Richard Hoi op van de jury tafel om den directeur van de Ver- eeniging den heer Ant. H. Tierie ge luk te wenschen met de voortreffe lijke uitvoering. BATAVIA, 18 Aug. Aan het verslag omtrent de voor naamste gebeurtenissen in het goever- nement Atjeh en Onderhoorigheden, loopende van 19 Juli jl. tot en met den lsten dezer, wordt door de Jav. Ct. het volgende ontleend G r o o t-A t j e h. Van eenig optre den van den vijand tegen onze linie werd niets bemerkt. Nu en dan vielen eenige schoten in het voorterrein, bij eene van welke gelegenheden, toen men aan het kappen was, een Euro- peeseh fuselier liciit en een Inlandsch luselier zwaar gewond werden; de laatste stierf spoedig daarop. Buiten de linie werd de toestand geheel beheerscht door de houding van T. Oemar, die in vereeniging met T. Panglüna Mesdjid Raja de vijande lijke Atjehers uit de IV en VI Moe- kims verdreven en tot de III Moekims Daroeh teruggedrongen hebben. Van dezen veranderden staat van zaken werd den 30sten Juli jl. gebruik ge maakt om door onze troepen op den heuvel Kasoemba 1600 meter bezuiden Ketapan Doea stelling te doen nemen, ten einde de vrije strook van 1000 meter langs de zuidwesterlinie van zee tot aan Ketapan Doea schoon te kappen, waarmede den daarop volgen den dag een begin is gemaakt. In het bivak bekwam de troep des avonds twee lichtgewonden, doch werd den volgenden dag niet meer beschoten; terwijl de gezondheidstoe stand zeer gunstig was te noemen. Den lsten dezer werd door een half eskadron cavalerie, vergezeld door den assistent-resident C. A. Kroe- sen, een marsch gemaakt buiten onze linie van Ketapan Doea over Kasoem ba Djempit naar onze versterking te Pakan Badak en van daar over Lamdjamoe binnen de linie terug; de houding der bevolking was aller- wege gunstig; overal heerschte rust. De civiel en militair goeverneur vertrok den 23sten Juli jl. naar de Noord- en Oostkust om het onderzoek in zake het afioopen van het stoom schip Rajah Kongsee Atjeh persoon lijk te leiden, en keerde den 25sten d. a. v. terug. Op het eiland Weh is niets mel denswaardigs voorgevallen. Onderhoorigheden. Oost kust. In den avond van 20 Juli brak aan boord van het Nederlandsch stoomschip Rajah Kongsee Atjeh op reis tusschen Telok-Semawé en Edi, onder de Atjehsche passagiers een oproer uit, tengevolge waarvan het scheepsvolk aangevallen en gedeelte lijk vermoord werd; daarna werd het schip nabij en even beoosten Dia- mantpunt op den wal gezet en uit geplunderd en verlieten de roovers het schip, behalve geld en goed nog 5 vrouwen en 4 Atjehers, allen pas sagiers, met zich naar het binnenland van Simpang-Olim medevoerende. 24 personen, waaronder de gezagvoerder en de stuurman, werden vermoord en 12 gewond, terwij 18 verdronken door het omkantelen van den sloep waarmede zij zich van het schip wil den verwijderen. Volgens de laatste berichten zijn de medegevoerde Atjehsche passagiers in vrijheid gesteld. Pogingen werden aangewend om de misdadigers uitgeleverd te krijgen. Noordkust. Ook de Maharajad van Telok-Semawé en de vorst van Kerti zonden elk een aantal gewapen de lieden met hetzelfde doel uit. Laatstgenoemde slaagde er door zijne bemiddeling in bedoelde Atjeh sche passagiers te bevrijden. Met den sawahbouw is de nabij Telok-Semawé gelegen staatjes werd voortgegaan. Onze versterking te Segli werd met rust gelaten. Westkust. Te Poela Raja viel niets bijzonders voor. Door T. Tjihik te Melaboeh is te gen de vijandelijke Atjehers opgerukt en is de versterkte pagger, van waar men de schepen in de baai nu en dan beschoot, opgeruimd. Elders ter Westkust was de toe stand gunstig. De weersgesteldheid was koel, nu en dan afgewisseld door hevige weste lijk winden en zware regens, terwijl de lucht meestal bedekt was. Tengevolge van de weersgesteldheid kwamen op de zeeposten vele geval len van koorts voor. In G r o o t-A t j e h was de gezond heidstoestand gunstiger. Het gemiddelde ziektecijfer bedroeg 23 tegen 25 en dat van de berri-berri 11 tegen 10 gedurende den vorigen ver slagtij d. Het sterftecijfer was hooger. KOTTA-RADJA, 16 Aug. Is het reeds pijnlijk, dat wij in Atjeh onze laatste overwinningen aan den steun van Toekoe-Oemar tali auxilio te danken hebben met zon derlinge gevoelens lezen wij nu wat de Atj. Ct. naar aanleiding van de verovering van Kaloet schrijft. Na herinnerd te hebben hoe Toekoe Oe mar in de vorige en deze maand de Moslemin in de IV en VI moekims verslagen, hem stuk voor stuk al zijne werken bewesten die moekims ontnomen, en eindelijk Kaloet ver- meesterd en deze gelijk zijne andere veroveringen aan ons bestuur overge dragen had, zegt het blad: Men staat verstomd bij het zien van de groote resultataten, die T. Oemar binnen korten tijd zonder groote opofferingen heeft gekregen, wanneer men bedenkt wat ons nog kort geleden met groote krachtsin spanning onmogelijk was. Wie her innert zich niet de vreeselijke sensa tie, die zich verleden jaar van ieder meester maakte, toen wij tot tweema len toe bloedig werden teruggewezen van Kaloet. Thans is T. Oemar er als er als het ware ingewandeld. De te genstand, dien hij hier en elders heeft ondervonden, is niet noemens waard. Het schijnt, dat de oorlogs partij alle pit heeft verloren." En dan geeft de Atj. Ct. eene be schrijving van Kaloet welke onze nederlagen voor deze sterkte althans verklaren Kaloet is omgeven ten Noorden, Oosten en Westen door drassig ter rein, voormalige rijstvelden, ten Zui den door suikerriettuinen. De Noorder- Ooster- en Westerface worden voor het gezicht bedekt door chicanes van dadap, waarvan men de dikte veilig op 25 meters mag stellen. Is men dien pagger door, dan ont moet men een sloot of liever slooten, daar zij niet een doorloopend ge heel vormen waarvan die in het Zuiden eene diepte heeft van 2, de anderen 1 meter. De laatste zijn dan ook droog. Die slooten loopen niet in een rech te lijn van den eenen hoek tot den anderen, maar buigen nu en dan zoo danig weg, dat de toegang tot de benting mogelijk is, zonder van brug getjes gebruik te maken: uitgeno men in het Zuiden. Aan de Noorderface moet een in gang bestaan hebben, welke door wolfskuilen en randjoes verdedigd werd. De sporen daarvan zijn nu nog te vinden. Van de vier facen is in het Noorden 5 meter, de andere zijn 2 1 Va meter hoog. Alle facen zijn ongeveer 15 meters lang en 21/, 3 meters dik. Zij vormen een weinig onregelmatigen vierhoek. Die vierhoek is door verschillende traversen in vier zeer ongelijke vakken verdeeld, In elk van die vakken staan een of meer kleine open barakken, die tot woningen en tuighuizen dienden. Die traversen hebben alle de hoogte van de laagste face. Ten Noordwesten bevindt zich een bastilon, met drie kwart meter borstwering, waar wij niets dan een affuit gevonden hebben, ben. De bezetting had daarop behoo- rend lillastuk op haar gemak in vei ligheid gebracht, alvorens de benteng te verlaten. Alleen de toegang aan de Zuider- face verdient als zoodanig bijzonder vermelding. Die toegang is een tame lijk lange, smalle weg, welke eerst met drie hoeken afbuigt naar het Oosten, om dan met een tamelijk scherpe buiging westwaarts te gaan met nog twee stomme hoeken. Alvorens de benteng binnen te tre den heeft men zware bamboezen poorten te passeeren. Die poorten zijn stuk voor stuk verbonden door dikke paggers of chicanes, die telkens uit- loopen naar buiten en 10 a 15 meter bamboedoeri omsluiten, waardoor dus een zijdelingsche aanval op dien toe gang totaal onmogelijk is. Ten westen van den beschreven toegang, juist tegenover de Zuiderface, bevindt zich een kuil, welke men een kleinen vijver zou kunnen noemen. Verder dient nog vermeld, dat de reeds ge noemde sloot om de benteng inden gebogen toegangsweg, de derde van de vierde poort afscheidt, en er dus tus schen beide een brug van twee klap- perstammen ligt. Men is reeds begonnen met het terrein, dat Kaloet van de ceintuur baan scheidt, open te kappen en de benteng zelf te slechten. Zoo ver krijgt men dan in werkelijkheid de duizend meter vrije strook, die tot nu toe feitelijk nooit bestaan heeft, waar door elke onderneming van den kant desvijandB tegen onze linie onmogelijk wordt. Natuurlijk dat men die strook langs de geheele linie zal trachten schoon te krijgen en met het oog op de laatste weken is het niet te be twijfelen of wij daarin zullen slagen. In het engelsche Lagerhuis heeft Buxton bij het debat over de begrooting van uitgaven medegedeeld dat de con ventie betreffende Swarziland nog niet is geteekend, maar dat mocht zij on- onderteekend worden, het niet waar schijnlijk is, dat de inboorlingen van Swaziland door Transvaal anders zul len worden behandeld. Transvaal wordt meer en meer En- jelsch en minder Nederlandsch. Wij hebben geen protectoraat over Swazi land, maar wij hebben moreele ver bintenissen ten opzichte der inlan ders. En bij welke conventie deze verbintenissen in overweging zullen worden genomen, men zal toch altoos zorgen, zoodanige schikkingen te ma ken als noodig worden geacht ter bescherming der inlanders in hetbe- bestuur hunner binnenlandsche aan gelegenheden naar eigene wetten en gebruiken. Hunne gronden en land- bouwrechten zullen worden be schermd. Indien de conventie betref fende Swaziland wordt onderteekend en het is te hopen dat dit ten laatste zal geschieden dan zal de aansluiting der verschillende volks rassen in Zuid-Afrika aanmerkelijk worden bevorderd, de wrijving tus schen Engelschen en Boeren ophou den en de onafhankelijkheid van Swaziland erkend worden in zoodanige geld vandaan had en of hij het met dobbelen had gewonnen, gaf hij kortweg ten antwoord, dat hij zoo gelukkig niet was geweest, en dat een vriend het hem had geleend. Hij ver waardigde zich niet eene nadere verklaring te geven. Den volgenden morgen ging Edward als gewoonlijk met den trein mee, en nu bleef hij tien dagen weg. Uit eenige zinspelingen, die hij zich had laten ontvallen op den laatsten dag, dat hij thuis was, evenals uit het kostuum, dat hij bij die gelegenheid droeg, begreep mevrouw Hoad-Blean, dat hij op een of ander vaartuig was, en nu een zeiltochtje op een jacht zou maken. Het was in het begin van Juni des avonds om een uur of vijf, en Jane was bezig thee te schenken in de zitkamer, toen Pamela, die in de vensterbank zat en op straat kon zien, plotseling opsprong en naar hare moeder snelde, met ontsteltenis op het gelaat. „O mama, daar komt EdwardEn wie denkt gij, dat hij bij zich heeft Die afschuwelijke man, die dezen winter zulk eene moeite heeft gedaan om met Jane kennis te maken de man, die in de kerk komt, om haar daar voortdurend aan te staren." Mevrouw Hoad-Blean en hare oudste dochter zagen elkaar doodelijk ontsteld aan, en mevrouw Hoad-Blean uitte boven dien een kreet, daar de onwelkome bezoeker haar beter be kend was dan aan hare dochter. Zij wist namelijk, dat de rijke Branson, die op een paar mijlen afstand een schoon landgoed bezat, en bij wien somtijds zulke zonderlinge men- schen uit Londen logeerden, dat zijne buren zich aan hen ergerden, een geldwoekeraar was, die in Londen een half dozijn kantoren en een half dozijn geheime kantoren bezat. Haar echtgenoot had haar dit verteld, en hoe weinig ver trouwbaar kapitein Hoad-Bleans kennis over andere zaken ook kon zijn, wat betreft zijne kennis van geldwoekeraars, kon men er verzekerd van zijn, dat zijne inlichtingen juist waren. De arme moeder was wanhopend. Dat de man Edward op de eene of andere wijze in zijne macht had, daarvan was zij verzekerd, en zijn invloed op hem moest ook nog al groot zijn, daar anders haar zoon zulk een berucht persoon niet onder haar dak zou durven brengen. Zij had nog geen besluit genomen wat zij zou doen, of hoe zij hem zou ontvangen toen Edward de voordeur opende, zichzelf en zijn vriend binnenliet, en met gemakkelijke onverschilligheid het ver trek binnentrad. „Zijt gij daar mama!" zeide hij goed geluimd, terwijl hij zijn vriend de kamer binnenduwde. Deze was kort, blond met een tamelijk goed uiterlijk, terwijl zijn gestalte neiging tot gezetheid toonde, en kon ongeveer vijf en veertig jaar zijn. De snit van zijne kleeren en de kleur van zijn das, waren wat te opzichtig om van goeden smaak te getuigen, en hij wekte bij de meisjes minachting op door een diaman ten dasspeld in den vorm van een hoefijzer en een ring met een grooten diamant, te dragen. „Mag ik u mijn vriend mijnheer Branson voorstellen," zeide Edward. Branson maakte met zelfvoldaanheid en een glimlach op het gelaat, eene diepe buiging voor mevrouw Hoad-Blean. en zeide op zeer nederigen toon: „Ik heb reden om te gelooven mevrouw Hoad-Blean, dat gij slechte geruchten over mij hebt gehoord. Ik hoop, dat gij zult ontdekken, dat ik niet zoo slecht ben, als men mij heeft afgeschilderd." „Ik twijfel er geen oogenblik aan," zeide mevrouw Hoad- Blean koel. Edward richtte een waarschuwenden blik op zijne moeder, nam zijn vriend bij den arm, en stelde hem aan zijne zus ters voor. De meisjes waren echter zoo koud als ijs, maar de kleine, blonde man liet zich daardoor niet ontmoedigen. Hij glim lachte voortdurend en had de stoutmoedigheid om tot Jane te zeggen met een triomfantelijk gelaat en een blik van meest beleedigende bewondering: „Dat is een genoegen, miss Blean, waarop ik langen tijd heb gewacht, en dat ik besloten had den een of anderen dag te smaken." Jane keerde hem den rug toe, en begaf zich naar hare moeder. De arme moeder was echter reeds gewaarschuwd. „Beleedig hem niet Jane, doe het niet!" zeide zij mei zachte stem. „Wacht tot ik alles heb gehoord." Wordt vervolgd

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1893 | | pagina 2