NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. lie Jaargang. Donderdag 21 September 1893. No. 3135. ABONNEMENTSPRIJS: ADVERTENTIËN: STADSNIEUWS. BINNENLAND."" FEUILLETON. II lil!F. HAARLEM'S Voor Haarlem per 3 maandenf 1,20. Franco door bet gebeele Rijk, per 3 maanden 1,05. Afzonderlijke nummers0,05. Geïllustreerd Zondagsblad, per 3 maanden 0,30. franco per post 0,37^. Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Bureau: Kleine Houtstraat Ho. 9, Haarlem. Telefoonnummer 122. van i5 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 Cents. Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Reclames 20 Cents per regel. Abonnementen en Advertentièn worden aangenomen door onze agenten en door alle boekhandelaren en courantiers. Directeur-Uitgever J. C. PEEREBOOI. Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangére G. L. DAUBE Co., JOHN F. JONES, SuccParijs 31 bis Faubourg Montmartre. Haarlem20 Sept. 1893. Wij ontvingen bet navolgende schrijven Aan de Redactie van Haar lem's Dagblad. WelEdelGeboren Heer en! Ten gevolge van een kort verblijf in 't buitenland, ben ik eerst beden in de gelegenheid tête reposée" kennis te nemen van bet in uw blad van 15 September jl. gegeven uittrek sel uit mijne op 18 Mei gehouden on langs in bet licht verschenen toe spraak. Voor de waardeering, die mijn be toog in hoofdzaak bij u beeft gevon den, zeg ik u dank. Ik stel bet zeer op prijs, dat gij de aandacht van uwe lezers op bet door mij behandelde on derwerp hebt willen vestigen, want het is mij juist te doen, om tot ge- dacbtenwisseling uit te lokken over bet even moeilijke als urgente vraag stuk der kinderbestraffing. Met verbazing en leedwezen ont waarde ik echter, dat uwe redactie zich bet harnas beeft aangetrokken over twee in mijne rede voorkomende zinsneden, waarbij een afkeurend oor deel wordt uitgesproken over opge smukte verslagen van terechtzittingen en dat zij zelfs daarin eene min of meer verwijderde toespeling meent te zien op een door baar gegeven verslag van een in Augustus jl. voor de recht bank alhier behandelde zaak tegen een jeugdigen bloemendief. Dat uwe redactie daarbij in dwaling verkeert, blijkt op de meest afdoende wijze uit bet feit, dat mijne op 18 Mei uitgesproken rede reeds in Juni ter perse gegaan en afgedrukt is, bet is dus feitelijk onmogelijk, dat daarin toespelingen zouden kunnen voorko men op eerst in Juli of Augustus ge geven verslagen. Maar buitendien zijn, geloof ik, twee feiten aan uwe aandacht ontgaan, lo. dat ik alleen een afkeurend oordeel heb uitgesproken over opgesmukte ver slagen en 2o. dat bij die rede niet de officier van justitie te Haarlem aan het woord was, maar dat de toespraak door mij te Amsterdam is gehouden als voorzitter van het zich over geheel Nederland uitstrekkende Genootschap tot zedelijke verbetering der Gevan genen, ze draagt dus geen locaal, maar een algemeen karakter en nu zal uwe redactie mij zeker niet betwisten, dat op welk hoog standpunt zich ook som mige organen der nederlandsche jour nalistiek mogen bevinden, er ook an dere, en helaas niet weinige, zijn waarin hetzij alleen met het doel om de lectuur voor de lezers smakelijker te maken, hetzij wat erger is met het doel, om bij het volk den eerbied voor de rechterlijke macht te onder mijnen, meestal opgesmukte, dikwerf geheel éénzijdige en soms ook geheel onjuiste verslagen der terechtzittin gen worden gegeven. Op die organen der pers had ik het oog en terwijl ik het over hen uitgesproken afkeu rend oordeel ten volle handhaaf, doet het mij alleen leed, dat de misschien al te beknopte vorm, waarin ik dat oordeel uitsprak uwe redactie, die ik allerminst had bedoeld, tot misvat- tidg aanleiding heeft gegeven.] Met de meeste achting heb ik de eer te zijn Uwe dienstw. Dienaar RETHAAN MACARÉ. Haarlem 19 September 1893. Dat de rede eerst nu het licht heeft gezien vindt zijne verklaring in het feitdat ze deel uitmaakt van het Jaar verslag van het Genootschapin welk verslag ditmaal voor het eerst eene lijst der leden is opgenomenwaarvan de bewerking veel tijd heeft gevorderd. Met genoegen constateeren wij, dat de heer jhr. mr. Rethaan Macaré de door Z.Ë.A. gemaakte opmerking be treffende de courantenverslagen van strafzittingen der' Rechtbank uitslui tend beschouwd wenscht te hebben als gericht tot die bladen, welke daar van opgesmukte relazen plegen op te nemen, terwijl wij dankbaar zijn voor de aangename wijze waarop de heer Macaré over onze verslagen oordeelt. Intusschen zien wij ons gedrongen nog een misverstand uit den weg te ruimen. Het geval van denbloemen- diefstal te Velsen (wij schrijven de qualificatie nogmaals met leedwezen neder) is door ons in geenerlei ver band gebracht met de uitnemende rede, door den heer Macaré op 18 Mei gehouden. Onze bedoeling was eenig en alleen, te doen opmerken dat de haarlemsche pers wanneer zij zaken vermeldt waarin een kind de beklaagde is, dat doet op verschoonende wijze en in dit gevalspeciaal om het licht te laten vallen op de h. i. ongewenschte qua lificatie waarmede de wetgever het feit aanduidt. Wij weten wel, dat de heer Macaré op de vergadering van 18 Mei niet sprak als officier van justitie te Haar lem; doch meenden veilig te mogen aannemen dat de rede voor een deel het gevolg is van de ervaring en de ondervinding door Z.E.A. in die qua- liteit opgedaan. Gaarne eindigen wij deze korte op heldering met den wensch, dat de heer Macaré voldoening zal hebben van zijn edel streven tot verbetering van onze rechtspleging ten aanzien van jeugdige beklaagden. Redactie. De haarlemsche verslaggever van de N. Rott. Crt. heeft aan dit blad een antwoord gezonden op het inge zonden stuk van den heer Eisma, in ons vorig nummer door ons overge nomen. Dat antwoord luidt aldus Mijnheer de Hoofdredacteur. De heer A. W. Eisma te Bolsward, afgetreden voorzitter van den „Ned. Kolf bond", gevoelt zich gegriefd en geblameerd door de verslagen van de op 11 dezer alhier gehouden verga dering van dien bond, en geeft aan zijne verontwaardiging uiting in een ingezonden stuk in uw Eerste Blad A van heden. In dat stuk slaat de heer E. de waarheid brutaalweg in het gelaat. In de eerste plaats, toch, is het artikel, voorkomende in het A. v. d. D. van 15 dezer, geen stuk door het hoofdbestuur aangeboden, doch een voudig eene uiting van den heer Eisma, hoofdbestuurder van den „Ned. Kolfbond". In de tweede plaats is het onwaar, dat de vice-voorzitter bij het begin der vergadering zou hebben medege deeld waarom de voorzitter afwezig was. Om mijn beweren te staven, be roep ik mij op de afgevaardigden en de verslagen, voorkomende in de Opr. Haarl. Cthet Haarlem's Dag blad en de Telegraaf van 13 dezer, van al welke bladen ik niet de eer heb correspondent te zijn. In de derde plaats heeft de heer Eisma zich op den 12en September j verwijderd, niet, zooals hij doet voor tkomen, omdat de partij te laat zou •eindigen, doch omdat hij, volgens zijn 1 beweren, walgde van de Haarlemmers. I Niettegenstaande dit walgen, was de heer Eisma op den loen dezer niet 1 alleen nog te dezer stede, maar zelfs te 11 uur in de sociëteit „Yereeniging", waar hij zoo gegriefd en geblameerd was. Daar niet ik, doch mijn collega van de Opr. Haarl. Ct. heeft geschreven over het niet bedanken voor de gulle ontvangst, kan ik daartoe het zwijgen doen, onder de opmerking nochthans, dat het van iemand die de gast was van de club „Keer niet", en die op zeer nette wijze door haar werdgere- cepieerd, niet zeer netjes is te bewe ren, op zeer gewone wijze te zijn ont vangen. Na nog te hebben vermeld, dat de heer v. Thiel wel degelijk heeft mede gedeeld dat de heer Eisma hem had verzocht de prijzen uit te reiken, wil ik eindigen. De insinuatie, dat „de verslaggever voor zich zelf sprak in de courant"' laat ik, na het boven staande, ter beoordeeling over aan de lezers. Met de meeste hoogachting, mijn heer de hoofdredacteur, blijf ik Uw Haarlemsche correspondent. Naar aanleiding van onze opmer king omtrent het niet houden van eene gemeenteraadsvergadering vóór 22 Sep tember, zijnde de dag waarop dc socië teit „de Kroon" van het gemeente bestuur antwoord verlangde op haar verzoek, stellen wij er prijs op mede te deelen, dat het gemeentebestuur zeer welwillend aan het bestuur der genoemde sociëteit heeft doen weten, dat het nog niet gereed was met zijn advies aan den gemeenteraad, doch dit zoo spoedig mogelijk zou indienen. Sedert zes weken worden te Sloten door het Rijk met de machines en onder toezicht van den heer H. van Breemen Hzn.. vervener alhier, proe ven genomen tot het maken van ge perste turf, die in tijd van nood, met name bij een eventueel beleg van Amsterdam, de steenkool zou kunnen vervangen. Daar dit een zaak is van zeer groot belang, hebben wij naar den uitslag der proefnemingen een onderzoekin- gesteld en vernomen, dat zij als zeer goed geslaagd kunnen worden be schouwd. Daar de proeven zooals wij zeiden loopen over een tijdvak van zes weken, is het resultaat van groote beteekenis. Zooals reeds in eene advertentie is medegedeeld is de vleeschhouwerij van den heer G. S. Weller Jansstraat 47 heropend, nadat de winkel ver bouwd is. Door deze verbouwing is de Jansstraat een haaien winkel rij ker geworden, want zoowel in- als uitwendig ziet deze er zeer netjes uit, en is het meer ouderwetsche front door twee flinke spiegelruiten vervangen. H. M. d e K o n i n g i n-R e g e n -t e s heeft Dinsdagochtend de herkozen en nieuwbenoemde leden der Eerste Kamer beëedigd. De opening der zitting werd door niets bijzonders gekenmerkt. Yan de aanwezige Kamerleden waren slechts drie, de heeren Yalette, Heldt en Pyt- tersen niet in kostuum. In de loges waren vele leden van het corps diplomatique en leden der conferentie voor internationaal pri vaatrecht. De tribunes waren ruim bezet. II. M. de Regentes was in rouw gewaad (zwarte kant) wegens den hofrouw. Zij werd vergezeld door de grootmeesteres baronnes Vanllarden- broek en een hofdame. Toen H. M. de zaal binnentrad groette zij vriendelijk de aanwezigen, in het bijzonder de president van Naamen. De Voorzitter der commissie van ontvangst, de heer Eysinga, ging naast de Regentes. Zittende las H. M. duidelijk de troonrede voor, om vervolgens, na minzame groeten, met haar hofstoet naar het paleis terug te keeren. De optocht had ook ditmaal veel toeschouwers getrokken. Zoowel bij het verlaten als bij den terugkeer stond Koningin Wilhelmina voor het geopende raam en wuifde haar moe der toe. De Regentes werd overal toe gejuicht. Naast de glazen koets reden de buitengewone adjudanten, de gene raals Schneider, Van Helden enAle- wijn, en de kolonels Beyerman, Simon en Jhr. Baud. Dinsdag namiddag te 2 uur droeg prof. Dr. C. P. Tiele het rectoraat der universiteit te Leiden over aan zijn opvolger, Prof. mr. S. J. Fockema Andreae en gaf daarbij een verslag van de lotgevallen der Universiteit in het afgeloopen jaar. Het groot auditorium der Acade mie bevatte een groote menigte van belangstellende toehoorders. Het concours h i p p i q u e, ter gelegenheid van de landbouw tentoonstelling te Amsterdam gehou den,' waarvoor 114 paarden ingeschre ven waren, had Dinsdagmiddag ach ter het tentoonstellings-terrein plaats. De luitslag is als volgt Tweespan paardenaangespannen, gefokt door den inzender. Ie pr. H. F. Bultman, Haarlemmermeer, Au rora en Lady of the lake2e pr. H. v. Wickevoort Crommelin, Berken rode, met Splinter en Pluto; 3e pr. niet toegekendeervolle vermelding S. Kieft, Haarlemmermeer. Tweespan paarden aangespannen Ie pr. A. A. v. d. Berg, Haarlem; 2e pr. G. M. v. d. Kuijlen, Den Haag 3e pr. A. Mulder, 's-Gravenhage4e pr. A. A. v. d. Berg, Haarlem. Vierspan paarden aangespannen le pr. A. Mulder, Den Haag; 2e pr. H. A. Perk, Amsterdam; 3e pr. id. Tandem (aangespannen)le pr. H. 15) Naar het engelsch van! FLORENCE WARDEN. HOOFDSTUK VI. Toen Edward na zijne moeder te hebben gedwongen den onwelkomen gast uit te noodigen om te blijven dineeren, haar alles vertelde, of tenminste zooveel als hij wilde loslaten, vernam zijne moeder, dat zijne verplichtingen tegenover den geldwisselaar zoo groot waren, dat zij om haar zoon te red den zich verplicht gevoelde om beleefd jegens zijn schuld- eischer te zijn, en zij smeekte haar dochters om haar voor beeld te volgen. „Gij weet kinderen," zeide zij, „het is alleen maar voor hedenavond." „Pamela," fluisterde Jane haar zuster in het oor, toen zij zamen de trap afliepen, „wat mama er ook van moge den hen, het is niet voor vanavond alleen." Pamela zag haar zuster met wanhopenden blik aan. „Dat behoeft gij mij niet te zeggen Jane. Hij is er de man niet naar om zich spoedig uit het veld te laten slaan." Dien verderen avond bleek het duidelijk, dat zij gelijk had den. Het was onmogelijk om Branson neer te zetten, als een elastieke pop sprong hij na iederen slag, die hem werd ge geven, weer op, en een koel of onverschülig antwoord scheen hem even aangenaam te zijn als een vriendelijk gezegde. De een na de andere, met uitzondering echter van Jane, voelde den weerzin jegens dien man verdwijnen onder de bekoring van zijne vriendelijkheid, en zijne volharding om zich aange naam voor te doen. Jane echter, die zijn bezoek als eene persoonlijke beleedi- ging beschouwde, bleef koel, en wilde niet naar hem luiste ren ondanks al de geheime bedreigingen van haar broeder. „Gij kunt onze arme mama bang maken Edward," gaf zij koel ten antwoord, toen hij haar naar de piano was gevolgd om haar in scherpe bewoordingen hare onbeleefdheid te ver wijten; „mij kunt gij niet bang maken." „Gij zijt gek!" zeide hij toornig. „Hij heeft een jaarlijksch inkomen van vijftienduizend pond, en koestert groote bewon dering voor u. Als gij verstandig handelt, dan zal hij wel met u huwen." „Ik wil geen echtgenoot onder uwe vrienden hebben, Ed ward," zeide zij kalm. „Onzin! Meisjes zonder geld hebben geen man voor het kiezenzij mogen zich gelukkig genoeg achten als zij gekozen worden. Nooit zal zich weer zulk eene mooie gelegenheid voordoen, en gij zijt twee en twintig jaar, vergeet dat niet." Jane maakte aan dit gesprek een einde door plotseling de piano te verlaten. De tweelingzusjes waren met een spelletje bezig, en zij ging achter hen staan. Tegenover haar zat de slimme Branson in gesprek met Pamela, met wie hij op veel beter voet begon te staan dan met Jane; deze verstond wat zij zeiden. „Geloof mij miss Pamela," waren de woorden, die zij het eerst hoorde, „er bestaat tegenwoordig niets, wat gij u niet met geld kunt verschaffen, mits gij het maar op de goede manier „Dat is onzin!" gaf zij lachend ten antwoord. „Gij kunt bijvoorbeeld met geld geen genegenheid koopen." „Welzeker dat is de gemakkelijkste zaak ter wereld. Gij kunt door vriendelijkheid de genegenheid van ieder aardig meisje winnen, en vriendelijkheid tegenover de meesten barer is, alles voor hen te koopen wat zij willen hebben. Evenals men indirect de hand eener vrouw kan koopen, kan men direct door geld den weg naar haar hart vinden. Ik stel zoo veel vertrouwen in dit beginsel, dat ik van plan ben het in praktijk te brengen." Terwijl hij dit zeide, was er iets in den toon, waarop hij sprak, dat Jane er toe bracht hem tegen haar wil aan te kijken. Zijn blik ontmoette den hare, en hij zag haar door dringend aan met eene uitdrukking van vastberadenheid, die haar angst aanjoeg. Al haar bloed scheen naar haar hoofd te vloeien; zij greep Myrtle stevig vast, daar zij anders ge« vallen zou zijn. „Wat ziet gij bleek Jane!" riep hare moeder uit het andere

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1893 | | pagina 1