BINNENLAND. Wedstrij den. was dan ook niet gevraagd. Op een vraag van den verdediger antwoordt de voorzitter der Sociëteit, dat Vrijdag aan den burgemeester een schrijven is verzonden, mededeelende dat bovengenoemd feest zou worden gegeven en dat dit alleen zon toe gankelijk zijn voor leden en geïntro- dueeer&en. De vijf andere gedaagden leggen dezelfde verklaringen af, als de voor zitter der Sociëteit. Hierna ving het verhoor der ge tuigen aan. Het eerst kwam de ad junct-inspecteur Wolffram voor, die op een vraag van den verdediger of hij weet dat er dien avond in de Vereeniging een feest werd gegeven voor leden en geïntroduceerden, ant woordde dat hem dit niet bekend is. De volgende getuige, de inspecteur van politie Balkestein, antwoordt evenzoo op dezelfde vraag. De derde getuige is de veldwachter Jongepier, die op last van het parket, des Za terdagmiddags naar de Sociëteit is gegaan en daar een entréekaartje heeft gevraagd. Hij ontving dit, maar 's avonds komende werd in de socie- teitszaal eerst zijn naam afgevraagd die werd ingeschreven en hij ontving een introductiebewijs. In de gang ont moette hij den voorzitter die hem vroeg of hij al betaald had. Op zijn ontkennend antwoord zeide de voor zitter, dat het een gulden kostte, dien Jongepier dan ook betaalde. De heer Frits van Haarlem deelt mede, dat de afspraak was met „de Kroon", dat hij uitvoeringen zou geven van Maandag tot Maandag, Toevallig viel het bedoelde jubileum er tusschen. Met de exploitatie had hij niets te maken. De ambtenaar van het O. M., de heer mr. H. J. D. D. Enschedé, her innert zich dat van Haarlem reeds vóór 18S0 geregeld met zijn gezelschap in de Vereeniging optrad. Dit kan, zegt de getuige, wel zijn. Zijn geregelde, degelijke onderneming ving voor tien jaar in „de Kroon" aan, vóór dien tijd was ze van min der beteekenis. De getuige A. H. Koorenblik, die tot 10 Aug. bestuurslid van „de Kroon" is geweest en juist wegens het voorgevallene heeft bedankt, wist tot dien dag van een feest betreffende Van Haarlems tienjarig jubileum niets af. Hierna komen de zeven geïntrodu ceerden. Herman Koster verklaart, dat bij het introduceeren hem geen naam is gevraagd en dat hij ook niet ingeschreven werd. Wel betaalde hij een gulden. De heer Allard Merens deelf mede, dat de voorzitter tot hem zeide: „kaarten kan u in het socie- teitslokaal krijgen, maar u moet daar geen geld neerleggen, dat geelt u mij maar of aan een ander bestuurslid." De getuige Anton Bernhard, be diende van de sociëteit, wordt vooral ondervraagd over de quaestie of ge woonlijk drie dagen van te voren •convocaties voor eene gewone verga dering worden rondgebracht. Deze .termijn is nl. verloopen tusschen het rondbrengen van de briefjes voor de vergadering, waarin het reglement werd veranderd en die vergadering zelf. De ambtenaar van het Openbaar Ministerie mr. Enschedé releveert de historie der zaak. Na de weigering van den burgemeester zocht men een middeltje om de uitvoeringen toch te kunnen laten doorgaan en dat werd •gevonden in de introductie. De regle mentsverandering daartoe noodig is •totaal van onwaarde, omdat Dinsdag en Woensdag de convocatiën zijn rondgebracht en er tusschen Woens dag en Vrijdag slechts éen vrije dag ligt, inplaats van drie. Wat het Bestuur wèl doen mocht, was: introduceeren van vreemdelin gen, niet stadgenooten, en tegen be taling was evenmin geoorloofd. Uit de geheele zaak blijkt kwade trouw en een woord van lof komt toe aan den getuige Koorenblik, die daaraan niet heeft willen mededoen. De eisch is geldboete voor al de beklaagden van 25 elk, benevens de kosten van het geding. De heer Mr. H. Ph. de Kanter begon zijn pleidooi met de verklaring dat het bestuur wel degelijk een rechtsgeleerd advies had ingewonnen en dat hij, spreker, dit had gegeven, waarom hij zich dan ook verantwoor delijk stelde zoowel voor dit advies, als voor de bedriegelijke wijze en de kwade trouw, die de ambtenaar van het O. M. het bestuur ten laste legt. Vervolgens zette hij uiteen, dat, zoo het bestuur had gedaan, zooals dat der „Vereeniging" en in zijn eigen huis geen politie had toegelaten, van een proces-verbaal geen sprake had kunnen wezen. In „de Kroon" toch geschiedde niets wat de politie aan leiding kon geven, een eigen huis, geen herberg of tapperij alzoo, bin nen te treden. Er werd een uitvoering gegeven door het gezelschap van den heer Frits van Haarlem, die dezen zomer de eer had tot tweemaal toe voor H. M. de Koningin op te treden. Alle idee van onbetamelijkheid was daardoor uitgesloten. Ten slotte constateerde spreker, dat art. 115 bis der politieverordening nooit kan slaan op „de Kroon", om dat dit artikel voorkomt onder het hoofdstuk, waarin wordt gehandeld over de herbergen. Sprekers conclusie wasontslag van rechtsvervolging. Uitspraak over 14 dagen. Openbare vergadering van den Ge meenteraad van Bloemendaal op Don derdag den 26sten October des namid dags ten twee ure. 1. Besluit in verband met de Haarlemsche waterleiding. 2. Bepa lingen van het bedrag der borgstelling van den gemeente-ontvanger. 3. Be- ëediging van den gemeente-ontvanger. 4. Nadere wijziging van art. 50 der Algem. Politie-verordening. 5. Vast stelling kohier van schoolgeld. 6. Mededeeling ingekomen stukken. De raad der gemeente Velsen, heeft besloten de gemeente bij de verkiezing van raadsleden in afdeelingen tever- deelen. De onverschilligheid, die hij voort durend aan den dag legde, verliet hem één oogenblik, nl. toen zij, nadat hij eenigen tijd bij het lijk vertoefd had, plaats moest maken voor heete(?) tranen over het verlies van zij n vrouw, die hij altijd „zoo lief had gehad Moest men den verdachte gelooven, dan zou de vrouw zelf zich van het leven beroofd hebben. Al zijn pogen om haar daarvan terug te houden, of, toen zij eenmaal in de sloot lag, haar daaruit te redden, zouden vruch teloos zijn geweest! Men verneemt niet, waarom zij dan juist de sloot, die slechts 20 centi- mers water en voorts modder bevatte (en dus nauwelijks genoeg, om de voeten onder water te kunnen zetten tot dat doel gekozen heeft, en niet de Haarlemmervaart, die zich op ge lijken afstand rechts van den weg bevindtook niet, waarom hij geen hulp heeft ingeroepen bij de naast- bijzijnde boerderij, die toch weinig meer dan 100 meters verwijderd lag; en evenmin, waarom hij, te Halfweg aangekomen, de politie niet met het ongeval in kennis stelde Dat de niet ver van de plaats des onheils verwijderd wonende personen geen enkel hulpgeroep gehoord, en niets van het voorval gemerkt hebben, moet hoogstwaarschijnlijk hieraan worden toegeschreven, dat de vrouw wier lijk gevonden werd, voorover liggende en in den modder vastge drukt of getrapt, onmiddellijk door verstikking den dood gevonden heeft. Zeer is het te hopen, dat bij deze misdaad, waarbij toevalliger wijze de naam „Haarlem" weder genoemd moet worden, de gerechtigheid hare voldoening vinde! De ongelukkige was sedert 4 jaar gehuwd en laat geen kinderen achter. Aldus bericht de Telegraaf in haar laatste nummer. Zou men uit den voorlaatsten volzin haast niet moeten opmaken, dat Haarlem een soort moordhol geworden is en mogen wij wel aan de Redactie van de Telegraaf vragen, hoe het wel staat met de be straffing van den moordenaar van de Prinsengracht De 72-jarige weduwe Aalswijkiste Haarlemmermeer aan^Aziatische cho lera overleden. Dit is aldaar het tweede geval. Onder de gemeente Sloten en vooral in de Luikermeerpolder werd den laat- sten tijd veel geklaagd over wildstroo- penhet is der politie thans gelukt een drietal stroopers te bekeuren. Na 2v maand aan eene artesische put te Hoofddorp (Haarlemmermeer) gewerkt te hebben, heeft men einde lijk moeten besluiten dit werk op te geven. Thans zal vanwege „het Witte Kruis" de proef genomen worden, met het maken van een nortonpomp. Betreffende den moord bij Halfweg meldt men nog, dat twee arbeiders, die op een afstand van pl. m. 300 M. het tooneel der worsteling tus schen man en vrouw gadesloegen, op geen 4 M. afstand de sloot voorbij moesten en ofschoon zij vrouwenrok ken op het water zagen drijven, meen den verstandiger te doen, wegens het verwoede uiterlijk van den bij de sloot staanden kerel, hun weg te vervolgenDe arrestant blijft zijn onschuld nog steeds volhouden. Van particuliere zijde is i Den Haag het telegraphisch be richt ontvangen van het sneuvelen in Atjeh van den len luitenant van het O. I. Leger Weijerman. Hedenmorgen heeft een ernstige brand gewoed in perceel No. 23 aan de Nieuwmarkt te Amsterdam, beneden ingericht tot winkel terwijl de bovenverdiepingen door drie ge zinnen waren bewoond. Het huis is van achter geheel uitgebrand. Per soonlijke ongelukken zijn niet te be treuren. De circa 100 H.A., deel u i t- makende van den polder „Wester koog", bij Oosthuizen, speciaal het gedeelte „De Kleine Koog" genaamd, waar in den nacht van 15 of 16 dezer eene dijkbreuk ontstond, zijn weder van water bevrijd. G. Jansen te Venloo is ge arresteerd om naar Roermond overge bracht te worden, wegens zware mis handeling, gepleegd op J. Hofman te Blerik, waarvan doodelijke afloop te verwachten is. Bij de loting voord enatio- nale militie te Tilburg is men ge stuit op de volgende onregelmatigheid. Toen no. 72 J. A. Clijzen werd afge roepen, .trad een jongen, die latei- bleek A. Dikmans te zijn, vooruiten trok een dienstplichtig nommer. Daarop lootten andere personen en toen A. Dikmans werd opgeroepen, wilde Clijzen loten met de bemerking „Dikmans heeft voor mij geloot, nu zal ik het voor hem doen." Hierop is terstond met loten opgehouden, om de beslissing af te wachten over de vernietiging van de loting van no. 72 tot aan de schorsing. Twee lotelingen hebben terstond bij de Ged. Staten bezwaren ingediend. InU tinge rade el, zoosch rij ft men aan het Hbldkomen in den laatsten tijd allerlei kibbelarijen voor, die de onderlinge goede verstandhou ding bederven. Toen de voorzitter van den ge meenteraad tegen den 23en Augustus jl. een spoedvergadering van dien Raad had belegd om tot de vaststel ling der gemeente-rekening over 1892 te komen, werd ter vergadering over gelegd een schrijven van het lid, den heer M. K. de Jong, te Oldeboorn. die verhinderd was die vergadering bij te wonen, doch betoogde dat hij die spoed-oproeping onwettig achtte, en verder den burgemeester beschul digde, de belangen der gemeente niet te behartigen. De voorzitter las den brief voor, zich voorbehoudende om bij tegenwoordigheid van den heel de Jong op de zaak terug te komen, Eerst Donderdag, den 18en dezer, kon hieraan worden voldaan. Na nogmaals het schrijven van den heer de Jong te hebben voorgelezen, wees de voor zitter, met de gemeentewet in de hand, op het wettige der bijeenroe ping en verdedigde vervolgens krach tig zijn bestuur tegenover den aan val. Niet onduidelijk gaf de voorzitter te kennen, dat hij hier aan een per soonlijke antipathie dacht. De heer de Jong meende hierop niet te mogen zwijgen, gaf den correspondenten van bladen voornamelijk de schuld van hetgeen wereldkundig was geworden (van een openbare vergaderingen meende, wat betreft het al dan niet behartigen der gemeentebelangen, te moeten wijzen op een poging om in dezen choleratijd de kermis te Olde boorn te verlengen, hetgeen niet ge beurd is. Den 18en dezer zou in den Raad tevens de gemeentebegrooting voor 1894 behandeld worden. De heer De Jong wenschte eerst eene commissie tot onderzoek benoemd te zien, waar tegen de voorzitter zich Diet verzette. Er werd over de zaak gestemd, doch de stemmen staakten. Er bleef dus niets over dan de begrooting te laten liggen en over het voorstelal dan niet eerst een commissie van onder zoek, in een volgende vergadering te doen beslissen. Deze werd Maandag gehouden. Met een stem meerderheid werd het voor stel om één commissie te benoemen, aangenomen, de commissie benoemd, en blijft de begrooting dus weer rus ten tot na ingekomen ropport. In deze vergadering deelde cle voor zitter nog mecle, dat er moeielijkheid is met een gemeente-ambtenaar, na melijk den telephoonkantoorhouder te Oldeboorn. Na de herstelling on langs van den toren aldaar, is tevens het uurwerk aan dien toren verbe terd door een te Oldeboorn wonend horloge- en uurwerkmaker. Toen deze zich bij den telephoonkantoorhouder ook horloge- en uurwerkmaker, ver voegde om den juisten tijd te weten, werd opgave daarvan geweigerd voor toen en mogelijk volgende keeren. op grond dat de gemeente door- welke hij is aangesteld hem geen regulateur had verschaft. B. en W. rneenen echter geen uurwerk te be hoeven te geven aan iemand, die in zijn beroep reeds door zoo veel uur werken is omringd. Zoo doet zich dus het wonderlijke feit voor, dat de ge meente-ambtenaar weigert, den hem bekenden juisten tijd op te geven ten dienste der gemeente. Dit, in elk ge val van onwelwillendheid getuigend feit, doet de vraag rijzen, of een ge meente-ambtenaar verplicht is hierin mede te werken. Te Scheveningen heeft zich Maandag een ziektegeval voorgedaan dat door een dokter aldaar als cho lera is geconstateerd, in een huisgezin aan de Heemraadstraat. Een kind is daaraan overleden een tweede kind mede aangetast, schijnt te zullen her stellen. Te Meppel zijn wederom twee gevallen van Aziatische cholera voor gekomen, en wel bij een knaapje van 7 jaar, dat reeds hersteld is, 'en bij eenen arbeider. Te Stettin zijn overleden 7 cho- leralijders, terwijl 6 nieuwe gevallen aangegeven werden; in de omstreken werden 8 personen aangetast, van wie 3 overleden. Te Hadersleben (Slees- wijk) werden 2 matrozen van een Zweedsch schip aangetast. Het Galicische district Stanislaf, waar in de laatste 10 dagen 60 ge vallen van cholera aangegeven wer den, is besmet verklaard. In een verslag van een Egyptisch geneesheer over de cholera te Mekka wordt gezegd, dat de ziekte overge bracht was uit Yemen. De ongeschikt heid der geneesheeren, het ontbreken van hospitalen en graven zij n oorzaken, waardoor de ziekte zich sterk uitbreid de. Volgens officieele opgaven stierven te Muna op een dag 999 ziekendeze berichten zijn niette vertrouwen, daar velen der gestorvenen eenvoudig op bevel der geneesheeren begraven wer den zonder dat van hun overlijden werd kennis gegeven. Men kan het gemiddeld dagelij ksch getal dooden te Muna en te Mekka gerust op 25003000 schatten. Dikwerf bleven de lijken 3 of 4 dagen liggen, zoodat men het in de straten niet uithouden kon, wegenns de.onaangenamen geur. Te Joure is dezer ïdagen bij een* harddraverij een maatregel toegepast die zeer in den smaak van het pu bliek is gevallen en wellicht navol ging vinden zal. Want geklaagd is ei vaak en door velen, dat onze hard draverijen meestal veel te lang du ren. Van 1 uur tot soms half acht op het land te staan en om hei kwartier eenen rit te zien, dit is te veel zelfs voor het taaie geduld van de echte liefhebbers. Duurt hel alleen lang, omdat er vele paarden aan den strijd deelnemen en er vaak amp gereden wordt, men heeft ei vollen vrede mee, maar herhaaldelijk minuten lang te wachten op eenen rit, dat is vervelend. Men wil gaarne geen enkelen rit missen, de paarden kunnen komen, dus men kijkt, kijkten de dieren komen maat niet. En als zij eindelijk komen, is het, ik zal maar zeggenvier tegen één, dat er op den hoorn wordt ge blazen, ten teeken dat de harddra vers moeten terugkeeren op de meet waren zij niet gelijk. Want, men weet het, bij onze harddraverijen op de korte baan is „flying start" gebruike lijk, met vaart gaan de paarden af. Nu is het, als de paarden niet kop pig zijn, voor de pikeurs niet zeer moeilijk gelijkop naar de meet te mennen (op verschil van eene paar- dekoplengte wordt niet gelet), maar en hier zit de knoopde pikeurs wenschen dit meestal niet. In het gezegde de meeste harddraversprij- zen worden vóór de streep gewonnen, ligt een grond van waarheid. De pi; keur is, rijdende naar de meet, bij voorkeur een weinig achter. Zijn paard kan dan met volle vaart inde baan komen, terwijl het andere, oni op de meet gelijk te zijn, moet wor den ingehouden, waardoor het dik wijls in de baan niet dadelijk den goeden loop neemt. Zoo komt het, dat meermalen door pikeurmanoeu vres vier-, vijfmaal opnieuw moet- worden afgegaanwant aan de be paling driemaal mis, stilstaande van „Met -u morgen meegaan?" riep zij uit, alsof zij niet goed had verstaan. „Gaat gij er een gewoonte van maken om jonge mannen te bezoeken wanneer zij ziek zijn?" „Ja mama, tenminste wat hem betreft, want ik heb hem beloofd met hem te zullen trouwen wanneer hij beter is!" „Pamela!" riep de arme Jane verplet uit, terwijl mevrouw Hoad-Blean te zeer geschokt was om een woord te kunnen uitbrengen. Na eene vergeefsche poging om dit te doen, ging zij in een leuningstoel zitten en begon te schreien. Zij had eene ge waarwording alsof de geheele wereld tegen haar samenspande. Aarzelend en berouwvol trad Pamela op haar toe, en uitte -woorden ^an verontschuldiging en lief kozing. Jane sloeg hare armen om haar moeders hals en trachtte haar op zachten toon te overtuigen, dat Pamela niet zoo hardvochtig jegens haar was; het duurde echter geruimen tijd alvorens zij er in slaagde haar tot kalmte te brengen, en toen zij er eindelijk toe was te bewegen zich een nachtkus door haar te laten geven, was het, naar haar gelaat te oordeelen, of zij vreesde, dat de aanraking van Pamela's lippen een litteeken zou nalaten. Dit was niet de laatste beproeving, die Pamela moest door staan, want zij moest onder vier oogen Jane nog eene ver klaring geven van hare handelwijze. Jane was genadig maar toch grievend. „Het is wel wat zonderling, ziet gij, na hetgeen gij mij gezegd hebt betreffende den armen JJim, van wien ik wer kelijk veel hield," zeide zij met bevende stem, „terwijl gij altijd hebt beweerd, dat gij Dick haattet." „Dat is ook zoo," stemde Pamela openhartig toe „ten minste ik dacht, dat het zoo was totdat totdat ik hem vond liggen, en toen toen had ik eene gewaarwording alsof alsof ik niet zou weten wat te doen wanneer hij stierf." „Natuurlijk zoudt gij dat niet hebben geweten evenmin als ik met het bewustzijn, dat onze eigen broeder hem had ver moord. Gij hadt die gewaarwording gehad kunnen hebben, zonder toch veel voor hem te gevoelen," zeide Jane nog twijfelend. Pamela viel haar eenigszins ongeduldig in de rede. „In ieder geval houd ik van hem, zoodat het niet goed van u is om zoo tot mij te spreken. En en mij dunkt na hetgeen mama heeft gezegd zoudt gij beter En zij begon te snikken. Jane nam haar bekoorlijk hoofd teeder tusschen hare handen. „Ja, ja, ik weet het ik had u met rust moeten laten. Nu, ik zal het doen, maar vergeet niet, dat niet alleen vurige karakters zooals het uwe veel gevoel hebben." In den loop van den volgenden morgen, gingen Pamela en Jane samen wandelen; zij sloegen den weg in naar de boer derij, en Jane wachtte buiten, terwijl Pamela naar binnen ging om Dick op te zoeken, die naar omstandigheden vrij goed is. Ongelukkig zagen zij op hun terugreis Jim te paard aankomen, die, zoodra hij hen in het oog kreeg, zijn paard omkeerde en een zijweg insloeg om hen niet te ontmoeten. „Dat is niets," fluisterde Pamela Jane in het oor, „alles zal wel terecht komen." Zy had juist haar verloofde gezien en was opgewekt. Jane die den man harer keuze ook had gezien, maar op minder bevredigende wijze, was niet van dezelfde meening. „Neen neen, dat zal het niet, ik gevoel het!" zeide zij met bevende stem. Zij oordeelden het maar het voorzichtigst om hare moeder niets te zeggen van het bezoek, en tot hare verbazing deed mevrouw Hoad-Blean, die in opgewonden toestand scheen te verkeeren, geen enkele vraag over hare wandeling. Zij scheen den geheelen dag zeer afgetrokken te zijn, beant woordde de tot hare gerichte vragen meest alle verkeerd, en gedroeg zich in het algemeen zoo zonderling, dat het vreese* lijk denkbeeld bij de meisjes opkwam, dat het gebeurde met Edward haar zoodanig had ..aangegrepen, dat hare geestver,- mogens er onder leden. Deze vrees werd nog sterker, toen beide meisjes dien nacht, terwijl allen reeds te bed waren voetstappen hoorden. [Deze bevestiging van haar vermoeden scheen haar zoo vreeselijk toe, dat zij er den volgenden mor gen elkaar niet over durfden spreken. Jane was bezig aan een tafellaken te naaien, terwijl Pamela hare jongere zusjes hielp bij het instudeeren van een lM toen zij een luid gebel en een kort krachtig kloppen hoorden dat de komst van lady Constantia aankondigde. Wordt vervolgd

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1893 | | pagina 2