HAARLEMMER HALLETJES. BINNENLAND. door A. PRBLL Zend eenen Duitscher naar de een zame, koude Noordpool, in de geest- doodende bedrijvigheid der groote ste den van Amerika, in de stille wou den van den Indischen Archipel hij zal zich inburgeren, in de gebrui ken der vreemden volken zich inle ven, doch de vaderlandsche zeden en gebruiken steeds in eere houden. Zij leven voort in zijne herinnering, zijn moedertje heeft hem ze ingeprent, toen hij nog zat op haren schoot en met ingehouden adem luisterdenaar de wonderbare sprookjes en kinder lijk vrome verhaaltjes. Men zal zeggenalle duitsche huismoeders zijn vroom, zoolang zij kinderen hebben op te voeden,dikwijls ook nog daarna. Onze moderne inzich ten bezitten gelukkig nog niet dien in vloed op het hart eener moeder, dat zij twijfel vermogen te zaaien daar, waar geloof, verbonden met de beko ring van vrome phantasie, noodig is. En al zoude het zelfs eenmaal zoo ver komen, dat de vrouw trad in de voetsporen dier mannen, bij wie iedere vonk van geloof is gedoofd, zoo zou zij het toch niet over het hart kunnen krijgen, te breken met de herinnering aan êên schoon, vroom gebruik, dat in het volksleven is ge worteld sedert de dagen, dat heilige, voor het geloof ijverende mannen den bijl legden aan de wortels der eiken, onder welke onze voorvaderen hunnen goden offerden de herin nering aan het vieren van het Kerst feest. Zoo lang er pijnboomen zullen groeien in het duitsche woud en duit sche klanken daar zullen weerklin ken, zal in de kinderlijke phantasie het kindeke Christus zweven over de phantasie gemakkelijk ineendenne- Zijn sigaren-etui sneed hij van den dragen. Dat zei de schoolmeester al, deze contracten met den Staat in ge- boom veranderen kon. De geschenken kerstboom af en liet haar in den zak; toen hij nog op mijn schedel timmerde, heime vergadering te bespreken. Zulke voor de kameraden, die hem met glijden met de woorden: „dank je'„Wat 'n flinke kop, wat 'n knappe zaken zijn teer en worden door den Sinterklaas hadden bedacht, moest wel, ouwe jongen. Als ze van 't jaar kop," heeft die altijd gezegd, als hij greep der openbaarheid licht ge- hij nog koopen bij den Chinees en alle cantines opdoeken, beloof ik je me eens frisch de ooren wiesch. Ik broken. Alleen spijt het mij dat ik verder eenige verbodene nattigheden, met den volgenden Sinterklaas ook ben dien braven man grooten dank de argumenten niet heb gehoord die want slappe thee met smeerproppen 2) wat." schuldig. Maar kom, geef me toch den Raad er toe brachten zich'on- is nu juist niet het ideaal van genot De andere gast, eeu halfbloed, die een kleine hartsterking." voorwaardelijk te onderwerpen aan voor een Indisch sergeant. Een uur van de europeesche zeden en gebrui-| Mpna bracht het bekende platte de beslissing van den Minister, ongeveer mocht hij zich aan zijne ken slechts zooveel wist, als hij van'fleschje en de Duitscher stak in zij- Dit is een punt van groot o-ewicht, droomerij en hebben overgegeven, toen zijne kameraads had gehoord, zei ine vreugde den kerstboom nogmaals Immers, ontstaat er geschil tusschen hij door eenen soldaat erop attent hoofdschuddend tot den Duitscher: aan, wiens licht den trouwhartigen Amsterdam en Haarlem over' de werd gemaakt, dat de voorhoede, be- „Je bent een rare vent, daar hang je j kameraad bestraalde. Lang duurde quaestie der hoofdbuizen, dan is de staande uit eenen korporaal en twee nu bananen en sigaren aan 'n tjemara. in tusschen de heerlijkheid niet, want Minister scheidsrechter en besluit hij minderen, zich verdekt opstelde. Ter- Domme jongens, die jongens in Euro- stond sloot hij met zijne manschap- pa, als ze gelooven, dat er bananen pen in den looppas op, en zag op groeien aan een tjemara!" eenen afstand van ongeveer 1000 „Ja, ja, je hebt volkomen gelijk," Meter een aantal Atjineezen die zich spotte de fourier, ,,'n dom volk, die op een smal voetpad tusschen rijst- Europeanen; ze moesten zulke klip- velden bewogen in de richting van steenen4)tot voorvaders hebben, als Boekit Seboen. Bij zijnen aankomst jij er een bent, dan zouden ze wel in Kotta-Kadjah rapporteerde hij verstandiger en mooier worden/ het de sergeant van de wacht verscheen ten nadeele van Haarlem, dan heeft met een vreeselijk dienstgezicht en Haarlem zijn besluit na te leven, op bracht het bevel van den kapitein boete van ƒ5000 voor eiken dagver- „allelichten uit!" Daarna dronk hij zuim. in haast een groot glas punch en Misschien zal zich een dergelijk verdween even snel als hij gekomen verschil niet voordoen. De debatten was. De Duitscher blies de kaarsen over de onteigening in de Kamer ge uit van zijn boompje, sneed de vruch-; houden, stemden anders tot voor- ten en sigaren eraf en gaf het boornp- zichtigheidenkele speechen van voorgevallene, deed daarna De onderofficier was namelijk, ge- je den fourier mede, die het in de amsterdamsche Kamerleden deden op den „passer" zijne inkoopen, lijk alle halfbloeds, zeer ijdel en ver-j keuken gebruikte om koffie te koken-j inderdaad aan chicane denken, bestaande uit een paar stearine morste zijn gage aan eau-de-ColognejDen volgenden morgen namelijk was! Maar al dreigt van die zijde geen tjemara als ontwijding van zijn al-' lerheiligste kazerne, 'te beschouwen, waskaarsen, sigaren-étui's, eene pijp en haarolie. met bij behoorenden tabakszak en Gedurende dit gesprek was buiten twee flesschen punch, en nam, nadat een echt tropisch onweder losgebars- hij de benoodigde vivres uit het ma- ten. Het bliksemde en donderde on- gazijn in ontvangst had genomen, ophoudelijk en de regen viel, als uitjen den bezitter in Z. M.snuifdoos té den terugweg aan. De marsch was bakken van den hemel gegoten. Juist ^stoppen, niet zoo gemoedelijk als 's morgens, schoot weder een schelle bliksemstraal Voortdurend bespiedden zijn oogen de neder, eerst volgde een doffe knal, hooge allen-allen; daarin kon zich de en daarna een schrikkelijke donder- vijand ongezien op eenige schreden glag. De drie onderofficieren keken afstands verbergen. Bliksemsnel vlo- elkander aan en de Duitscher vroeg gen de bajonetten in de richting van „Was het eerste slag geen schot?" een boschje, waaruit het geluid voort- Nauwelijks had hij uitgesproken, of kwam, veroorzaakt door een ver-'daar bromde het weder: dat was ze- schrikt opvliegenden vogel; ieder ker een schot. De Duitscher sprong oogenblik verwachtte men het dreu- op en ijlde naar de deur. De fourier nen der donderbussen, waarop ge- j daarentegen bleef rustig zitten, strekte woonlijk de schelle roep van „Allah de beenen uit en zei„zoo'n kaffer il Allah!" en een aanval met denschiet zeker op vleermuizen en denkt, klewang volgt. Het bleef stil, druk-'dat het Atjineezen zijn." Op hetzelfde kend stil, tot aan de aankomst in1 oogenblik schetterde tusschen de don- het compagnies-inspectie en de ka- gevaar, van Bloemendaal kan dit pitein zou niet geaarzeld hebben, den I misschien wel komen. Er staat de benting. De commandant, kapi-1 derslagen door het alarmsignaal. De tein Ich, nam het rapport vanDuitscher greep geweer en patroon kruinen en zullen het overvloeiende j den sergeant schijnbaar onverschillig j tasch, terwijl zijne kameraden inden kinderhart de woorden ontstroomen:in ontvangst, waarop de laatste zich looppas hunne wapens gingen halen Christus is geboren. En hoe worden naar zijn kamer begaf en zijn in-jen sprong met groote sprongen op de allen weder kinderen op dezen dag Ikoopen, door den kapitein en de ser- j borstwering Men denke slechts aan dien kou- geanten onopgemerkt, in veiligheid Daar stonden al eenige soldaten, den winterdag, toen op franschen j bracht. Het is namelijk ten strengste die op goed geluk in de duisternis grond het duitsche rijk werd hersteld, j verboden, spiritualiën in eene kazerne Daar zaten zij neder, de ruwe Ger- j binnen te smokkelen, doch hier be- maansche krijgers op de met bloed ge- j trof het slechts wat onschuldige punch, drenkte velden en staarden met voch-j waarvan het genot zelfs vrouwen en tig oog naar het denneboompje, aan;kinderen niet is ontzegd. De fourier welks takken lichtjes glansden, zoo-C. zou dan ook zeker zeggen„Dat als er eens hadden gelicht aan de is geen drank voor onderofficieren van kribbe van Hem, die der wereld den Z. M. élite-corps." Hij stond namelijk vrede bracht. Vergeten waren gedu-izeer op de etiquette en dronk voor rende vele uren de gruwzame indruk-middags in de cantine alleen jenever ken der slagvelden en velen van hen, en 's avonds uitsluitend cognac, die het geloof aan eene goddelijke In de kamer des onderofficiers zat macht hadden verloren, gevoeldenMona, zijn huishoudster, een inlandsch toen eene heilige ontroering. I meisje uit eenen kampong! bij Ma- Evenzoo ging het eenen Duitscher,lang, dat hij eens uit een Bandjir 3) wien in 'tjaar 187..., als sergeant vanhad gered en dat hem aanhing als een detachement in Boekit Seboen,leen kind. Zij was bezig de goud- eene gevaarlijke buitenpost der ver- j draden van een chevron los te tornen dedigingslinie op Atjeh aangewezen j die aan den kerstboom het klater- San ZaterdagaYondpraatje. was. Paschen en Pinksteren had hij reeds achter de palissade beleefd, ge vierd had hij de feestdagen niet want eieren waren met Paschen niet te verkrijgen, behalve looden, die de Atjineezen vrijgevig de benting in zonden, pinksterbloemen van dezelfde kwaliteit hadden zij met Pinksteren gestuurd. Op den tweeden Pinkster dag was hij met verscheidene koelies en enkele vrouwen, onder begeleiding eener patrouille, uitgetrokken om in het struikgewas wat moesgroenten voor de dunne Sajoor 1) te zoeken een handvol hadden zij medegebracht, maar ook twee gewonden. In eene vrome stemming was hij toen niet gekomen, integendeel hij had ge scholden en gevloekt op de slechte verpleging, op de Atjineezen, op alles en nog wat. Op kerstdag, ja reeds dagen te vo ren was het geheel anders. Zijne stemming was zoo zonnig, als zij ooit in onbezorgde dagen geweest was. De dienst was niet zoo zwaar meer, daar twee sergeanten ter ver vanging van ziek geworden kamera den waren aangekomen en de Atji neezen hadden sinds eenige dagen de bezetting der benting met rust gela ten. In den vroolijksten luim mar cheerde hij met eene patrouille, die schoten, zoodra buiten de palissaden een schot flikkerde. Gelijktijdig met den onderofficieren waren ook de ka pitein en de luitenant aangekomen, en de eerste, een buitengewoon koel bloedig man, kommandeerde: „Op houden met vuren I" 't Was te don ker om zelfs op weinige passen af stands een voorwerp duidelijk te kun nen onderscheiden. Op bevel van den kapitein liet toen een onderofficier van de artillerie een vuurpijl op. Deze suisde over het voorliggende terrein en verlichtte het voor een kort oogenblik, voldoende, om eene bende Atjineezen te ontdek ken, die tegen de borstwering opruk te. Op hetzelfde oogenblik reeds knal den kort na elkander twee salvo's, goud moesten vervangendit had die met gillend geschreeuw en onre- haar de sergeant opgedragen. Bij zijne binnenkomst stond ze op,' zette rijst en visch op tafel, trok hem de laarzen uit en wreef daarna 't geweer en ledergoed af; hierop maakte ze weer gouddraad. Nadat de sergeant gegeten had, zette hij den tjemaraboom op de tafel, sneed de stearinekaarsen aan stukken en bevestigde ze aan de takken. Daarna hing hij er bananen, manilla sigaren, alsook de geschenken voor gelmatig geweervuur beantwoord wer den. De kogels sloegen in de borst wering of vlogen over de hoofden der manschappen heen, één scheen ech ter getroffen te hebben, want er werd iemand op eene draagbaar gelegd en weggedragen. „De fourier heeft 'n kogel in z'n kop gekregen" hoorde de Duitscher mompelen;het werd hem wee te moede. Weer siste oen vuurpijl omhoog. Geen vijand was er meer te ziende zijne kameraden aan en versierdeoverrompeling was mislukt en zoo ten slotte het boompje met gouddraad en kleine stukjes watten, die hij van den ziekenoppasser had gekregen. Mona begreep van die voorbereiding nietszij schudde voortdurend het hoofd en mompelde: „astag&h, asta- gah!". Zij vroeg dan ook aan den onderofficier, wien ter eere de boom versierd werd. De gevraagde was, als vele onderofficieren, niet zeer bijbel vast, maar hij wist genoeg om het natuurkind een begrip van het kerst feest te geven. dwaas waren de Atjineezen niet op de bezette borstwering storm te loo- pen. Een uur lang evenwel bleven de manschappen nog in den stroo menden regen staan, toen weerklonk het „ingerukt, marsch!" De wachten werden verdubbeld en de overgeblevenen zochten hunne stroozakken weer op. Ook de Duitscher ging naar zijn kamer. Het was daar stil. Mona had de kaarsen aan den kerstboom uitge blazen en hurkte, betel kauwend, in eenen hoek. De sergeant stak een Ten ^slotte geloofde zij hem ook, toen hij zei: ,,'t staat in den Koran". Het woord „bijbel" zou zij toch niet!klein petroleumlampje aan en trok begrepen hebben. Toen de kerstboomde natte uniform uit. Daarop zette hij in vollen boomwollen sneeuwdos j zich voor den kerstboom neder, in i praalde, stak de onderofficier de kaar- droeve gedachten verzonken. Die arme tot eskorte van een vivres-transport sen aan. Dit was voor de kameraden J fourier, die goede kerel I Nog voor een diende, naar Kotta-Radjah. 't Was j het teeken binnen te komen. Het1 uur had hij daar in den luierstoel ge- een snikheete dag. Niet het minste J duurde dan ook niet lang, of het'zeten en nu lag hij stom en koud in 't hospitaal. Onwillekeurig zong hij koeltje drong door het struikgewas. bruine hoofd van den fourier ver- Herhaaldelijk nam hij zijne muts toonde zich in de deuropening. „Mag ik binnenkomen?" vroeg hij. Er waren slechts twee gasten, de derde had de wacht. zacht voor zich„Ich hatt' einen Ka meraden De tranen kwamen hem in de oogenhij was trouwens een Duitscher en een weinig sentimenteel. af en wischte zich het voorhoofd. Daarbij moest hij onwillekeurig lachen. Hij dacht terug aan den 24en December, tien jaren geleden. Toen had een sneeuwstorm zijn vaderlijkw stadje bijna begraven en de peperno- j ruikt hier ten minste niet naar koffie.1 stem zei: „Oude jongen, ik heb straks ten wilden niet gaar worden, omdat Ik zei straks al tegen M.pa6 op, deeen halven borrel laten staan en dien de sneeuw den schoorsteen had ver- j „Mof" trakteert op smeerproppen en heb ik zeer noodig." De Duitscher stopt. Hij dacht aan de duchtige j koffiePunch, punch Wie ter we-1 draaide zich, als door eene tarentella oorvijg, eene onzachte vermaning zijns j reld drinkt nu punch bij zoo'n hitte gestoken, om en zag den fourier staan, broeders, om niet van den kerstboom j Dat tuig lijmt iemand den keel toe. wiens lachend gezicht door een in de zorgvuldig bewaakte feestkamer Kom, Monahaal me een slok brandy breeden band omgeven was. „Kerel", te snoepen, zoolang nog de uitdeeling uit den kelder. stamelde hij, „ben je dan niet dood niet had plaats gehad. Hij lachte ver- Mona begaf zich naar de kleeren-„Nog nooit geweest," lachte de an- genoegd, want hij had reeds een kerst- kist en haalde eene platte flesch te dere, „ik heb een steen tegen mijn voorschijn, die de fourier met eenen kop gekregen, die door een kogel liefdevollen blik in ontvangst nam. getroffen was, anders niet. Mijn I hoofd kan zulke bagatellen wel ver- „Wat ben ik blij," zei de fourier enPlotseling voelde hij eene hand zwaar haalde den neus behagelijk op, „het op den schouder en eene bekende CLXXXIII. De getrouwe lezers van de versla gen van den gemeenteraad zullen wellicht hebben opgezien, toen zij in het verslag van de voorlaatste zitting lazen, dat de Gemeente Haarlem met den Staat overeenkomsten had aange gaan betrefiënde de belangen die de ge meente Amsterdam en Bloemendaal hebben bij het tot stand komen eener waterleiding voor Haarlem. Men zou dan ook, zoo oppervlakkig beschouwd, meenen dat de Staat hierin niets had te doen, dan de benoodigde gronden te onteigenen en dat verdere contrac ten tusschen de gemeenten zeiven zouden moeten worden gepasseerd. De oplossing van dit raadsel is ge makkelijk gegeven. Toen het wets ontwerp tot onteigening van duin- gronden voor de haarlemsche water leiding in de Tweede Kamer werd behandeld, werd vooral door am sterdamsche leden gewezen op het ontbreken van de zekerheid, dat Amsterdam na afloop van het hier omtrent bestaande contract (ik meen in 1901 of 1902) de hoofdbuizen van de amsterdamsche leiding zou mogen blijven hebben in Haarlems grond gebied. Men scheen te meenen dat Haarlems gemeentebestuur, zoodra het een eigen waterleiding had ver kregen en dus de amsterdamsche niet meer behoefde, er behagen zou scheppen om Amsterdam door het bevel om de hoofdbuizen op te breken, zooal niet van water berooven, dan toch door gedwongen verlegging der hoofdbuizen op enorme kosten jagen, zou Een meening die, naar mij dunkt, weinig verwachting aan den dag legde van het gezond verstand en den bil lijkheidszin van Haarlems gemeente bestuur van 1902. Aan den anderen kant hadden Bloemendaals grondeigenaars en ge meentebestuur een somber tafreel op gehangen van de groote wateront trekking aan die gemeente, welke van de Haarlemsche leiding het gevolg zou zijn. De Minister deelde die bezwaren niet, maar wilde blijkbaar conflict vermijden. Althans hij droeg aan Haarlems gemeentebestuur op, om aan de bezwaren bovengenoemd tege moet te komen door contracten met de beide gemeenten. Dit gemeente bestuur voldeed aan dat verlangen, maar slaagde daar niet in. Wilde men op deze manier trachten de Haar lemsche Duinwaterleiding toch nog onmogelijk te maken? Zoo ja dan is het plan niet gelukt, want de Minis ter richtte een brief tot den Commis saris der Koningin in Noordholland, waarin ZE. verklaarde, dat in deze omstandigheden de Staat ten behoeve van de gemeenten Amsterdam en Bloemendaal de bedoelde contracten sluit met de gemeente Haarlem. En daar nu deze contracten, zooals ze door den Minister voorgesteld en door den Raad aangenomen zij n gelijkluidend zijn aan die welke de gemeente Haarlem zelve aan deze bei de gemeenten had voorgelegd, mag men zeggen dat de Minister inziende het goed recht en de goede bedoelin; het contract betreffende die gemeente o. a., dat wanneer Bloemendaal bewijzen kan, dat de haarlemsche wa terleiding water aan haar onttrekt, de gemeente Haarlem verplicht is tot uitdieping van welputten en tot gratis levering van water uit stand pijpen, wat een dure historie worden kan. Hoe zal Bloemendaal dit moeten aantoonen. Als deze gemeente reden meent te hebben tot klagen, zal (al thans zoo stel ik mij dat voor) de Minister iemand zenden om de klacht tq onderzoeken. Valt dit onderzoek ten gunste van Bloemendaal uit dan zal de Minister Haarlem tot de boven omschreven kostbare maatregelen verplichten en de gemeente, bij niet- uitvoering daarvan, een boete ver beuren van ƒ2000 daags. In alle gevallen is het de Minister die beslist en aan wiens uitspraak zich de gemeente Haarlem heeft te onderwerpen. Nu zou dat geen be zwaar wezen, zoo de tegenwoordige Minister aan het roer bleef. Van hem is klaarblijkelijk een welwillende in terpretatie te verwachten. Maar, ge lijk ieder weet, ministers zitten nim mer zeer vast op hun zetel en de mogelijkheid is gansch niet uitge sloten dat een volgend Minister van Binnenl. Zaken in principe tegen de Haarlemsche Waterleiding is gekant. Of dttn de scheidsrechterlijke macht, niet aan den persoon maar aan het ambt toegekend, voor Haarlem niet noodlottig kan wezen, zal dan nog moeten blijken. Evenwel, wij hebben de uitspraak van den Raad. Van de dertig aanwe zige leden stemde slechts een tegen negen en twintig zagen dus in des Ministers groote macht geen bezwaar. Dit doet mij veronderstellen dat mijne opmerking wat al te zwartgallig is getint en zoo iemand die het beter weet dan ik (ik herzeg, dat ik de de batten niet heb gehoord) mij en wel licht anderen van onzen vrees wil bevrijden, dan zal hij ons daarmee zeer zeker verplichten. FIDELIO. boom staan in zijne kamer, wel geene naar hars riekende naaldboom, doch eenen slankeu Tj emara,d ien een weinig l) Eene soort soept -) Gebakken ba/nanen, 3) Overstrooming 4) Scheldnaam voor halfbloed. Eon echte lamme. Onder de westelijke viaduct aan de De Ruyterkade te Amsterdam zit een man, wiens beide beenen verlamd zijn, lucifers te verkoopenzijn kruk ken staan gedurende zijn „werkzaam heid" naast hem. Ook dezer dagen zat de man daar weer, evenals gewoonlijk, ieder voor bijganger een doosje lucifers aan biedend. Omstreeks elf uur, zoo ver haalt de AmstCt. kwamen eenige jongens voorbij, waarvan de een den lamme zoo'n beetje scheen te kennen. Deze vertelde zijn makkers dat de man volstrekt Diet lam was, doch zich alleen maar zoo hield, wat dezen echter niet wilden gelooven. „Nou willen jelui dan eens zien, dat ie nog harder kan loopen dan wij De jongens vonden dat natuurlijk wel aardig ja dat wilden ze wel eens zien. „Nou, dan zal ik een doosje lucifers koopen, en als-ie dan met mij bezig is, gaat één van jelui met zijn kruk ken op den loop." Zoo gezegd zoo gedaan. Terwijl de man zijn doosje lucifers verkocht, ging een ander er mei de krukken van door. Zoodra de lamme dit zag, pakte hij vlug zijn doosjes lucifers bij elkaar en teentoen gebeurde van Haarlem, de gemeenten Amster-'het wonderbaarlijke. Zonder massage, dam en Bloemendaal noodzaakt de be- j zonder Sequah-olie zelfs, was de doelde contracten te aanvaarden. lamme eensklaps genezenhij sprong Voor Haarlem is het gelukkig dat;, op en liep uit alle macht de jongens de Minister aldus hare belangen na, zonder ze echter te kunnen in- voorstaat en verdedigt. Haarlem deed halen. Op het Damrak wierpen de wat het kon om de beide opponee- jongens de krukken wegde „lamme" rende gemeenten voor de toekomst te raapte ze op en wandelde met de secureeren en nu zij hun verzet daar-beide stokken onder den arm kalm mee nog niet opgaven, was deze-verder. krachtige greep noodzakelijk. J Dat de personen, die van het geval Ik wil gaarne gelooven, dat degetuige waren hartelijk lachten, is voorzichtigheid het noodig maakte,wel te begrijpen, evenals dat een o»d

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1893 | | pagina 6