HAARLEMMER HALLETJES.
BINNENLAND.
door
A. PRBLL
Zend eenen Duitscher naar de een
zame, koude Noordpool, in de geest-
doodende bedrijvigheid der groote ste
den van Amerika, in de stille wou
den van den Indischen Archipel
hij zal zich inburgeren, in de gebrui
ken der vreemden volken zich inle
ven, doch de vaderlandsche zeden en
gebruiken steeds in eere houden. Zij
leven voort in zijne herinnering, zijn
moedertje heeft hem ze ingeprent,
toen hij nog zat op haren schoot en
met ingehouden adem luisterdenaar
de wonderbare sprookjes en kinder
lijk vrome verhaaltjes.
Men zal zeggenalle duitsche
huismoeders zijn vroom, zoolang zij
kinderen hebben op te voeden,dikwijls
ook nog daarna. Onze moderne inzich
ten bezitten gelukkig nog niet dien in
vloed op het hart eener moeder, dat
zij twijfel vermogen te zaaien daar,
waar geloof, verbonden met de beko
ring van vrome phantasie, noodig is.
En al zoude het zelfs eenmaal zoo
ver komen, dat de vrouw trad in de
voetsporen dier mannen, bij wie
iedere vonk van geloof is gedoofd,
zoo zou zij het toch niet over het hart
kunnen krijgen, te breken met de
herinnering aan êên schoon, vroom
gebruik, dat in het volksleven is ge
worteld sedert de dagen, dat heilige,
voor het geloof ijverende mannen
den bijl legden aan de wortels der
eiken, onder welke onze voorvaderen
hunnen goden offerden de herin
nering aan het vieren van het Kerst
feest. Zoo lang er pijnboomen zullen
groeien in het duitsche woud en duit
sche klanken daar zullen weerklin
ken, zal in de kinderlijke phantasie
het kindeke Christus zweven over de
phantasie gemakkelijk ineendenne- Zijn sigaren-etui sneed hij van den dragen. Dat zei de schoolmeester al, deze contracten met den Staat in ge-
boom veranderen kon. De geschenken kerstboom af en liet haar in den zak; toen hij nog op mijn schedel timmerde, heime vergadering te bespreken. Zulke
voor de kameraden, die hem met glijden met de woorden: „dank je'„Wat 'n flinke kop, wat 'n knappe zaken zijn teer en worden door den
Sinterklaas hadden bedacht, moest wel, ouwe jongen. Als ze van 't jaar kop," heeft die altijd gezegd, als hij greep der openbaarheid licht ge-
hij nog koopen bij den Chinees en alle cantines opdoeken, beloof ik je me eens frisch de ooren wiesch. Ik broken. Alleen spijt het mij dat ik
verder eenige verbodene nattigheden, met den volgenden Sinterklaas ook ben dien braven man grooten dank de argumenten niet heb gehoord die
want slappe thee met smeerproppen 2) wat." schuldig. Maar kom, geef me toch den Raad er toe brachten zich'on-
is nu juist niet het ideaal van genot De andere gast, eeu halfbloed, die een kleine hartsterking." voorwaardelijk te onderwerpen aan
voor een Indisch sergeant. Een uur van de europeesche zeden en gebrui-| Mpna bracht het bekende platte de beslissing van den Minister,
ongeveer mocht hij zich aan zijne ken slechts zooveel wist, als hij van'fleschje en de Duitscher stak in zij- Dit is een punt van groot o-ewicht,
droomerij en hebben overgegeven, toen zijne kameraads had gehoord, zei ine vreugde den kerstboom nogmaals Immers, ontstaat er geschil tusschen
hij door eenen soldaat erop attent hoofdschuddend tot den Duitscher: aan, wiens licht den trouwhartigen Amsterdam en Haarlem over' de
werd gemaakt, dat de voorhoede, be- „Je bent een rare vent, daar hang je j kameraad bestraalde. Lang duurde quaestie der hoofdbuizen, dan is de
staande uit eenen korporaal en twee nu bananen en sigaren aan 'n tjemara. in tusschen de heerlijkheid niet, want Minister scheidsrechter en besluit hij
minderen, zich verdekt opstelde. Ter- Domme jongens, die jongens in Euro-
stond sloot hij met zijne manschap- pa, als ze gelooven, dat er bananen
pen in den looppas op, en zag op groeien aan een tjemara!"
eenen afstand van ongeveer 1000 „Ja, ja, je hebt volkomen gelijk,"
Meter een aantal Atjineezen die zich spotte de fourier, ,,'n dom volk, die
op een smal voetpad tusschen rijst- Europeanen; ze moesten zulke klip-
velden bewogen in de richting van steenen4)tot voorvaders hebben, als
Boekit Seboen. Bij zijnen aankomst jij er een bent, dan zouden ze wel
in Kotta-Kadjah rapporteerde hij verstandiger en mooier worden/
het
de sergeant van de wacht verscheen ten nadeele van Haarlem, dan heeft
met een vreeselijk dienstgezicht en Haarlem zijn besluit na te leven, op
bracht het bevel van den kapitein boete van ƒ5000 voor eiken dagver-
„allelichten uit!" Daarna dronk hij zuim.
in haast een groot glas punch en Misschien zal zich een dergelijk
verdween even snel als hij gekomen verschil niet voordoen. De debatten
was. De Duitscher blies de kaarsen over de onteigening in de Kamer ge
uit van zijn boompje, sneed de vruch-; houden, stemden anders tot voor-
ten en sigaren eraf en gaf het boornp- zichtigheidenkele speechen van
voorgevallene, deed daarna De onderofficier was namelijk, ge- je den fourier mede, die het in de amsterdamsche Kamerleden deden
op den „passer" zijne inkoopen, lijk alle halfbloeds, zeer ijdel en ver-j keuken gebruikte om koffie te koken-j inderdaad aan chicane denken,
bestaande uit een paar stearine morste zijn gage aan eau-de-ColognejDen volgenden morgen namelijk was! Maar al dreigt van die zijde geen
tjemara als ontwijding van zijn al-'
lerheiligste kazerne, 'te beschouwen,
waskaarsen, sigaren-étui's, eene pijp en haarolie.
met bij behoorenden tabakszak en Gedurende dit gesprek was buiten
twee flesschen punch, en nam, nadat een echt tropisch onweder losgebars-
hij de benoodigde vivres uit het ma- ten. Het bliksemde en donderde on-
gazijn in ontvangst had genomen, ophoudelijk en de regen viel, als uitjen den bezitter in Z. M.snuifdoos té
den terugweg aan. De marsch was bakken van den hemel gegoten. Juist ^stoppen,
niet zoo gemoedelijk als 's morgens, schoot weder een schelle bliksemstraal
Voortdurend bespiedden zijn oogen de neder, eerst volgde een doffe knal,
hooge allen-allen; daarin kon zich de en daarna een schrikkelijke donder-
vijand ongezien op eenige schreden glag. De drie onderofficieren keken
afstands verbergen. Bliksemsnel vlo- elkander aan en de Duitscher vroeg
gen de bajonetten in de richting van „Was het eerste slag geen schot?"
een boschje, waaruit het geluid voort- Nauwelijks had hij uitgesproken, of
kwam, veroorzaakt door een ver-'daar bromde het weder: dat was ze-
schrikt opvliegenden vogel; ieder ker een schot. De Duitscher sprong
oogenblik verwachtte men het dreu- op en ijlde naar de deur. De fourier
nen der donderbussen, waarop ge- j daarentegen bleef rustig zitten, strekte
woonlijk de schelle roep van „Allah de beenen uit en zei„zoo'n kaffer
il Allah!" en een aanval met denschiet zeker op vleermuizen en denkt,
klewang volgt. Het bleef stil, druk-'dat het Atjineezen zijn." Op hetzelfde
kend stil, tot aan de aankomst in1 oogenblik schetterde tusschen de don-
het compagnies-inspectie en de ka- gevaar, van Bloemendaal kan dit
pitein zou niet geaarzeld hebben, den I misschien wel komen. Er staat
de benting. De commandant, kapi-1 derslagen door het alarmsignaal. De
tein Ich, nam het rapport vanDuitscher greep geweer en patroon
kruinen en zullen het overvloeiende j den sergeant schijnbaar onverschillig j tasch, terwijl zijne kameraden inden
kinderhart de woorden ontstroomen:in ontvangst, waarop de laatste zich looppas hunne wapens gingen halen
Christus is geboren. En hoe worden naar zijn kamer begaf en zijn in-jen sprong met groote sprongen op de
allen weder kinderen op dezen dag Ikoopen, door den kapitein en de ser- j borstwering
Men denke slechts aan dien kou- geanten onopgemerkt, in veiligheid Daar stonden al eenige soldaten,
den winterdag, toen op franschen j bracht. Het is namelijk ten strengste die op goed geluk in de duisternis
grond het duitsche rijk werd hersteld, j verboden, spiritualiën in eene kazerne
Daar zaten zij neder, de ruwe Ger- j binnen te smokkelen, doch hier be-
maansche krijgers op de met bloed ge- j trof het slechts wat onschuldige punch,
drenkte velden en staarden met voch-j waarvan het genot zelfs vrouwen en
tig oog naar het denneboompje, aan;kinderen niet is ontzegd. De fourier
welks takken lichtjes glansden, zoo-C. zou dan ook zeker zeggen„Dat
als er eens hadden gelicht aan de is geen drank voor onderofficieren van
kribbe van Hem, die der wereld den Z. M. élite-corps." Hij stond namelijk
vrede bracht. Vergeten waren gedu-izeer op de etiquette en dronk voor
rende vele uren de gruwzame indruk-middags in de cantine alleen jenever
ken der slagvelden en velen van hen, en 's avonds uitsluitend cognac,
die het geloof aan eene goddelijke In de kamer des onderofficiers zat
macht hadden verloren, gevoeldenMona, zijn huishoudster, een inlandsch
toen eene heilige ontroering. I meisje uit eenen kampong! bij Ma-
Evenzoo ging het eenen Duitscher,lang, dat hij eens uit een Bandjir 3)
wien in 'tjaar 187..., als sergeant vanhad gered en dat hem aanhing als
een detachement in Boekit Seboen,leen kind. Zij was bezig de goud-
eene gevaarlijke buitenpost der ver- j draden van een chevron los te tornen
dedigingslinie op Atjeh aangewezen j die aan den kerstboom het klater-
San ZaterdagaYondpraatje.
was. Paschen en Pinksteren had hij
reeds achter de palissade beleefd, ge
vierd had hij de feestdagen niet
want eieren waren met Paschen niet
te verkrijgen, behalve looden, die de
Atjineezen vrijgevig de benting in
zonden, pinksterbloemen van dezelfde
kwaliteit hadden zij met Pinksteren
gestuurd. Op den tweeden Pinkster
dag was hij met verscheidene koelies
en enkele vrouwen, onder begeleiding
eener patrouille, uitgetrokken om in
het struikgewas wat moesgroenten
voor de dunne Sajoor 1) te zoeken
een handvol hadden zij medegebracht,
maar ook twee gewonden. In eene
vrome stemming was hij toen niet
gekomen, integendeel hij had ge
scholden en gevloekt op de slechte
verpleging, op de Atjineezen, op alles
en nog wat.
Op kerstdag, ja reeds dagen te vo
ren was het geheel anders. Zijne
stemming was zoo zonnig, als zij
ooit in onbezorgde dagen geweest
was. De dienst was niet zoo zwaar
meer, daar twee sergeanten ter ver
vanging van ziek geworden kamera
den waren aangekomen en de Atji
neezen hadden sinds eenige dagen de
bezetting der benting met rust gela
ten. In den vroolijksten luim mar
cheerde hij met eene patrouille, die
schoten, zoodra buiten de palissaden
een schot flikkerde. Gelijktijdig met
den onderofficieren waren ook de ka
pitein en de luitenant aangekomen,
en de eerste, een buitengewoon koel
bloedig man, kommandeerde: „Op
houden met vuren I" 't Was te don
ker om zelfs op weinige passen af
stands een voorwerp duidelijk te kun
nen onderscheiden.
Op bevel van den kapitein liet toen
een onderofficier van de artillerie een
vuurpijl op. Deze suisde over het
voorliggende terrein en verlichtte het
voor een kort oogenblik, voldoende,
om eene bende Atjineezen te ontdek
ken, die tegen de borstwering opruk
te. Op hetzelfde oogenblik reeds knal
den kort na elkander twee salvo's,
goud moesten vervangendit had die met gillend geschreeuw en onre-
haar de sergeant opgedragen.
Bij zijne binnenkomst stond ze op,'
zette rijst en visch op tafel, trok
hem de laarzen uit en wreef daarna
't geweer en ledergoed af; hierop
maakte ze weer gouddraad.
Nadat de sergeant gegeten had,
zette hij den tjemaraboom op de tafel,
sneed de stearinekaarsen aan stukken
en bevestigde ze aan de takken.
Daarna hing hij er bananen, manilla
sigaren, alsook de geschenken voor
gelmatig geweervuur beantwoord wer
den. De kogels sloegen in de borst
wering of vlogen over de hoofden der
manschappen heen, één scheen ech
ter getroffen te hebben, want er werd
iemand op eene draagbaar gelegd en
weggedragen. „De fourier heeft 'n
kogel in z'n kop gekregen" hoorde
de Duitscher mompelen;het werd hem
wee te moede.
Weer siste oen vuurpijl omhoog.
Geen vijand was er meer te ziende
zijne kameraden aan en versierdeoverrompeling was mislukt en zoo
ten slotte het boompje met gouddraad
en kleine stukjes watten, die hij van
den ziekenoppasser had gekregen.
Mona begreep van die voorbereiding
nietszij schudde voortdurend het
hoofd en mompelde: „astag&h, asta-
gah!". Zij vroeg dan ook aan den
onderofficier, wien ter eere de boom
versierd werd. De gevraagde was, als
vele onderofficieren, niet zeer bijbel
vast, maar hij wist genoeg om het
natuurkind een begrip van het kerst
feest te geven.
dwaas waren de Atjineezen niet op
de bezette borstwering storm te loo-
pen.
Een uur lang evenwel bleven de
manschappen nog in den stroo
menden regen staan, toen weerklonk
het „ingerukt, marsch!"
De wachten werden verdubbeld en
de overgeblevenen zochten hunne
stroozakken weer op.
Ook de Duitscher ging naar zijn
kamer. Het was daar stil. Mona had
de kaarsen aan den kerstboom uitge
blazen en hurkte, betel kauwend, in
eenen hoek. De sergeant stak een
Ten ^slotte geloofde zij hem ook,
toen hij zei: ,,'t staat in den Koran".
Het woord „bijbel" zou zij toch niet!klein petroleumlampje aan en trok
begrepen hebben. Toen de kerstboomde natte uniform uit. Daarop zette hij
in vollen boomwollen sneeuwdos j zich voor den kerstboom neder, in
i praalde, stak de onderofficier de kaar- droeve gedachten verzonken. Die arme
tot eskorte van een vivres-transport sen aan. Dit was voor de kameraden J fourier, die goede kerel I Nog voor een
diende, naar Kotta-Radjah. 't Was j het teeken binnen te komen. Het1 uur had hij daar in den luierstoel ge-
een snikheete dag. Niet het minste J duurde dan ook niet lang, of het'zeten en nu lag hij stom en koud in
't hospitaal. Onwillekeurig zong hij
koeltje drong door het struikgewas. bruine hoofd van den fourier ver-
Herhaaldelijk nam hij zijne muts toonde zich in de deuropening.
„Mag ik binnenkomen?" vroeg hij.
Er waren slechts twee gasten, de
derde had de wacht.
zacht voor zich„Ich hatt' einen Ka
meraden De tranen kwamen hem
in de oogenhij was trouwens een
Duitscher en een weinig sentimenteel.
af en wischte zich het voorhoofd.
Daarbij moest hij onwillekeurig
lachen. Hij dacht terug aan den 24en
December, tien jaren geleden. Toen
had een sneeuwstorm zijn vaderlijkw
stadje bijna begraven en de peperno- j ruikt hier ten minste niet naar koffie.1 stem zei: „Oude jongen, ik heb straks
ten wilden niet gaar worden, omdat Ik zei straks al tegen M.pa6 op, deeen halven borrel laten staan en dien
de sneeuw den schoorsteen had ver- j „Mof" trakteert op smeerproppen en heb ik zeer noodig." De Duitscher
stopt. Hij dacht aan de duchtige j koffiePunch, punch Wie ter we-1 draaide zich, als door eene tarentella
oorvijg, eene onzachte vermaning zijns j reld drinkt nu punch bij zoo'n hitte gestoken, om en zag den fourier staan,
broeders, om niet van den kerstboom j Dat tuig lijmt iemand den keel toe. wiens lachend gezicht door een
in de zorgvuldig bewaakte feestkamer Kom, Monahaal me een slok brandy breeden band omgeven was. „Kerel",
te snoepen, zoolang nog de uitdeeling uit den kelder. stamelde hij, „ben je dan niet dood
niet had plaats gehad. Hij lachte ver- Mona begaf zich naar de kleeren-„Nog nooit geweest," lachte de an-
genoegd, want hij had reeds een kerst- kist en haalde eene platte flesch te dere, „ik heb een steen tegen mijn
voorschijn, die de fourier met eenen kop gekregen, die door een kogel
liefdevollen blik in ontvangst nam. getroffen was, anders niet. Mijn
I hoofd kan zulke bagatellen wel ver-
„Wat ben ik blij," zei de fourier enPlotseling voelde hij eene hand zwaar
haalde den neus behagelijk op, „het op den schouder en eene bekende
CLXXXIII.
De getrouwe lezers van de versla
gen van den gemeenteraad zullen
wellicht hebben opgezien, toen zij in
het verslag van de voorlaatste zitting
lazen, dat de Gemeente Haarlem met
den Staat overeenkomsten had aange
gaan betrefiënde de belangen die de ge
meente Amsterdam en Bloemendaal
hebben bij het tot stand komen eener
waterleiding voor Haarlem. Men zou
dan ook, zoo oppervlakkig beschouwd,
meenen dat de Staat hierin niets had
te doen, dan de benoodigde gronden
te onteigenen en dat verdere contrac
ten tusschen de gemeenten zeiven
zouden moeten worden gepasseerd.
De oplossing van dit raadsel is ge
makkelijk gegeven. Toen het wets
ontwerp tot onteigening van duin-
gronden voor de haarlemsche water
leiding in de Tweede Kamer werd
behandeld, werd vooral door am
sterdamsche leden gewezen op het
ontbreken van de zekerheid, dat
Amsterdam na afloop van het hier
omtrent bestaande contract (ik meen
in 1901 of 1902) de hoofdbuizen van
de amsterdamsche leiding zou mogen
blijven hebben in Haarlems grond
gebied. Men scheen te meenen dat
Haarlems gemeentebestuur, zoodra
het een eigen waterleiding had ver
kregen en dus de amsterdamsche
niet meer behoefde, er behagen
zou scheppen om Amsterdam door
het bevel om de hoofdbuizen op te
breken, zooal niet van water berooven,
dan toch door gedwongen verlegging
der hoofdbuizen op enorme kosten
jagen, zou
Een meening die, naar mij dunkt,
weinig verwachting aan den dag legde
van het gezond verstand en den bil
lijkheidszin van Haarlems gemeente
bestuur van 1902.
Aan den anderen kant hadden
Bloemendaals grondeigenaars en ge
meentebestuur een somber tafreel op
gehangen van de groote wateront
trekking aan die gemeente, welke van
de Haarlemsche leiding het gevolg
zou zijn.
De Minister deelde die bezwaren
niet, maar wilde blijkbaar conflict
vermijden. Althans hij droeg aan
Haarlems gemeentebestuur op, om
aan de bezwaren bovengenoemd tege
moet te komen door contracten met
de beide gemeenten. Dit gemeente
bestuur voldeed aan dat verlangen,
maar slaagde daar niet in. Wilde men
op deze manier trachten de Haar
lemsche Duinwaterleiding toch nog
onmogelijk te maken? Zoo ja dan is
het plan niet gelukt, want de Minis
ter richtte een brief tot den Commis
saris der Koningin in Noordholland,
waarin ZE. verklaarde, dat in deze
omstandigheden de Staat ten behoeve
van de gemeenten Amsterdam en
Bloemendaal de bedoelde contracten
sluit met de gemeente Haarlem. En
daar nu deze contracten, zooals ze
door den Minister voorgesteld en
door den Raad aangenomen zij n
gelijkluidend zijn aan die welke de
gemeente Haarlem zelve aan deze bei
de gemeenten had voorgelegd, mag
men zeggen dat de Minister inziende
het goed recht en de goede bedoelin;
het contract betreffende die gemeente
o. a., dat wanneer Bloemendaal
bewijzen kan, dat de haarlemsche wa
terleiding water aan haar onttrekt,
de gemeente Haarlem verplicht is
tot uitdieping van welputten en tot
gratis levering van water uit stand
pijpen, wat een dure historie worden
kan.
Hoe zal Bloemendaal dit moeten
aantoonen. Als deze gemeente reden
meent te hebben tot klagen, zal (al
thans zoo stel ik mij dat voor) de
Minister iemand zenden om de klacht
tq onderzoeken. Valt dit onderzoek
ten gunste van Bloemendaal uit dan
zal de Minister Haarlem tot de boven
omschreven kostbare maatregelen
verplichten en de gemeente, bij niet-
uitvoering daarvan, een boete ver
beuren van ƒ2000 daags.
In alle gevallen is het de Minister
die beslist en aan wiens uitspraak
zich de gemeente Haarlem heeft te
onderwerpen. Nu zou dat geen be
zwaar wezen, zoo de tegenwoordige
Minister aan het roer bleef. Van hem
is klaarblijkelijk een welwillende in
terpretatie te verwachten. Maar, ge
lijk ieder weet, ministers zitten nim
mer zeer vast op hun zetel en de
mogelijkheid is gansch niet uitge
sloten dat een volgend Minister van
Binnenl. Zaken in principe tegen de
Haarlemsche Waterleiding is gekant.
Of dttn de scheidsrechterlijke macht,
niet aan den persoon maar aan het
ambt toegekend, voor Haarlem niet
noodlottig kan wezen, zal dan nog
moeten blijken.
Evenwel, wij hebben de uitspraak
van den Raad. Van de dertig aanwe
zige leden stemde slechts een tegen
negen en twintig zagen dus in des
Ministers groote macht geen bezwaar.
Dit doet mij veronderstellen dat mijne
opmerking wat al te zwartgallig is
getint en zoo iemand die het beter
weet dan ik (ik herzeg, dat ik de de
batten niet heb gehoord) mij en wel
licht anderen van onzen vrees wil
bevrijden, dan zal hij ons daarmee
zeer zeker verplichten.
FIDELIO.
boom staan in zijne kamer, wel geene
naar hars riekende naaldboom, doch
eenen slankeu Tj emara,d ien een weinig
l) Eene soort soept
-) Gebakken ba/nanen,
3) Overstrooming
4) Scheldnaam voor halfbloed.
Eon echte lamme.
Onder de westelijke viaduct aan de
De Ruyterkade te Amsterdam zit een
man, wiens beide beenen verlamd
zijn, lucifers te verkoopenzijn kruk
ken staan gedurende zijn „werkzaam
heid" naast hem.
Ook dezer dagen zat de man daar
weer, evenals gewoonlijk, ieder voor
bijganger een doosje lucifers aan
biedend. Omstreeks elf uur, zoo ver
haalt de AmstCt. kwamen eenige
jongens voorbij, waarvan de een den
lamme zoo'n beetje scheen te kennen.
Deze vertelde zijn makkers dat de
man volstrekt Diet lam was, doch
zich alleen maar zoo hield, wat dezen
echter niet wilden gelooven.
„Nou willen jelui dan eens zien,
dat ie nog harder kan loopen dan
wij
De jongens vonden dat natuurlijk
wel aardig ja dat wilden ze wel eens
zien.
„Nou, dan zal ik een doosje lucifers
koopen, en als-ie dan met mij bezig
is, gaat één van jelui met zijn kruk
ken op den loop."
Zoo gezegd zoo gedaan. Terwijl de
man zijn doosje lucifers verkocht,
ging een ander er mei de krukken
van door. Zoodra de lamme dit zag,
pakte hij vlug zijn doosjes lucifers
bij elkaar en teentoen gebeurde
van Haarlem, de gemeenten Amster-'het wonderbaarlijke. Zonder massage,
dam en Bloemendaal noodzaakt de be- j zonder Sequah-olie zelfs, was de
doelde contracten te aanvaarden. lamme eensklaps genezenhij sprong
Voor Haarlem is het gelukkig dat;, op en liep uit alle macht de jongens
de Minister aldus hare belangen na, zonder ze echter te kunnen in-
voorstaat en verdedigt. Haarlem deed halen. Op het Damrak wierpen de
wat het kon om de beide opponee- jongens de krukken wegde „lamme"
rende gemeenten voor de toekomst te raapte ze op en wandelde met de
secureeren en nu zij hun verzet daar-beide stokken onder den arm kalm
mee nog niet opgaven, was deze-verder.
krachtige greep noodzakelijk. J Dat de personen, die van het geval
Ik wil gaarne gelooven, dat degetuige waren hartelijk lachten, is
voorzichtigheid het noodig maakte,wel te begrijpen, evenals dat een o»d