1 Januari 1894. 1 Januari 1894. NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. NIEUWJAAR UIT HAM AR. V A ABONNEMENTSPRIJS: ADVERTENTIËN: HAARLEM'S DAGBLAD Voor Haarlem per 3 maandenf 1,20. Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden 1,G5. Afzonderlijke nummers0,05. Geïllustreerd Zondagsblad, per 3 maanden 0,30. franco per post 0,37J. Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Bureau: Kleine Houtstraat No. 9, Haarlem. Telefoonnummer 122. van 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 Cents. Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Reclames 20 Cents per regel. Abonnementen en Advertentièn worden aangenomen door onze agenten en door alle boekhandelaren en courantiers. Directeur-Uitgever J. C. PEEKEBOOM. Hoofdagenten voor hel Buitenland: Compagnie Générale de Publicilé Etrangére G. L. DAUBE Co., JOHN F. JONESSucc.Parijs 31bts Faubourg Montmartre. 1 Wanneer de klok van middernacht op den 31 sten December heeft gesla pt gen, wanneer wij met vochtige oogen elkander het beste hebben gewenscht in dit jaar, dan is een Nieuwjaar aan- gebroken. Alleen volgens onze jaartelling I Neen, niet alleen in dat opzicht. Ook voor ons gemoed is het of een gansch nieuwe periode is aangebro- ken, of er een tijdperk is afgesloten achter ons. Eiken dag, zoo hoorden wij dezer dagen zeggen, eiken dag is een jaar voorbij, 'tls waar, maar gevoelen wij dat op den laats ten Janu ari, op den laatsten Juli, op den laat- ■Ssten October? Immers neen. Wèl gevoelen wij het op den 31sten December, op den eersten Januari. Die dagen zijn als de mijlpalen in ons leven, waarbij we het niet kunnen laten even stil te staan, het zijn oogenblikken die ons dwingen even naar het verleden te staren en even aan de toekomst te denken. Ge moogt het willen of niet. ge voelt er iets van, ge denkt er aan. En dat is goed ook. We leven zoo rusteloos, zoo gejaagd in onzen tijd. De strijd om het bestaan is zoo moei- t~$ lijk geworden en eischt zoo alle in- spanning van onze krachten, dat een -h oogenblik van verademing heilzaam is en goed. De mensch van dezen tijd is als een schipbreukeling in een lekke boot, waar de golven van alle kanten indringen. Hij moet pompen, pompen, of hij zinkt. Maar zie, een oogenblik bedaart de wind, de zee wordt vlak hij mag even rusten, 'A even adem scheppen. Zijn bijkans uitgeputtkrachten kan hij weer ver garen in de rustpoos, zijn haast uit- 4 gedoofde moed leeft weer op en als straks de wind weer opsteekt en op- nieuw zijn boot dreigt te doen onder- gaan, dan arbeidt hij met nieuwe energie om drijvende te blijven. Sommigen vinden dien terugblik op het verleden, dien blik in de toe komst voor zich niet aangenaam. Ei, v waarom niet? De toekomst is voor f» ons verborgen, maar de herinnering aan wat achter ons ligt is ons ge- f geven. En die herinnering is zoo leerzaam 1 Wie onzer zou durven be weren, dat hij voldaan zal zijn, vol komen voldaan, met precies te doen in het nieuwe jaar zooals hij heeft gehandeld in het oude Allen den ken we het in stilte, al zeggen onze lippen het niet: „dit wil ik anders doen, in dat opzicht wil ik mij ver beteren. Op den weg die achter mij ligt heb ik in het gras gelegen als het tijd was om te werken, den arme ben ik stug voorbijgegaan, bonte ka pelletjes heb ik nagejaagd als er iets beters voor mij te doen was: ik zal trachten dit jaar beter te zijn. Zulke heilzame gedachten brengen èn de Oudejaarsavond en de Nieuw jaarsdag in ons. En al mag het waar zijn, dat onze goede voornemens niet ten volle tot uitvoering zullen ko men licht werkt er iets van na en dat weinige is gewonnen! Op de goede, hartelijke ouderwet- sche manier wenschen wij u, lezers, dan veel heil en zegen in het Nieuwe- jaar. Wij wenschen u voorspoed in uw gezin, in uwe zaken of betrek kingen, vooral ook voorspoed in dat gene zonder hetwelk geluk niet vol komen isvoorspoed in uwe gezond heid. Wij wenschen daaraan evenwel iets toe te voegen en wel eene betuiging van erkentelijkheid voor den steun en de blijken van sympathie, die dit blad en zijne redactie op verschillen de wijze weer van U mochten onder vinden. De positie van eene courant .tegenover hare lezers is eene zeer eigenaardige de meesten onzer lezers zijn ons uit den aard der zaak per soonlijk onbekend en toch wil ons blad een huisvriend zijn van allen, een vriend die dagelijks een uurtje u komt vertellen wat er al belang rijks en wetenswaardigs is geschied in de wijde, wijde wereld Avaarin wij alleen een klein plaatsje innemen en die ons daardoor belang inboezemt. Steeds meer en meer te zijn en te blijven die huisvriend, naar wiens komst men met verlangen uitziet en naar wiens verhalen men gaarne hoort dat zal, wij verzekeren het u, ons streven bij voortduring blijven. Slaan wij een blik op onze gemeente, dan mogen ;wij dankbaar gedenken, dat zij ook dit jaar voor algemeene rampen gespaard is gebleven. Een dreigende ziekte is onze stad voorbij getrokken en ook elders verdwenen. Enkele bekende en geliefde mede burgers hebben ons voor altijd ver laten, maar naast de herinnering van hen mag door ons de blik worden gericht op hen die wij behielden. Voor deze onderneming is het jaar 1894 een belangrijk jaar. Binnen enkele weken hopen wij een nieuw en grooter gebouw te betrekken waar aan beter aan de eischen van den tijd k£n worden voldaan. Wanneer wij, eenmaal daarin gevestigd, aan onze zaken in verschillend opzicht eene belangrijke uitbreiding willen geven, die u ter zijner tijd zal wor den aangekondigd, dan roepen wij ook daarvoor met vertrouwen uwen waardeerden steun in. En hiermede nogmaalsVeel heil en zegen in het Nieuwe jaar DE REDACTIE. De heer Y. Rodenhuis Jr., die zich met Eden en M. Kingma in Hamar traint voor de schaatsen wedstrijden schrijft over hunne omgeving en le venswijze het volgende aan het Hbld. 's Morgens staan wij niet al te vroeg op, zoowat tusschen 8 en 9 uur. Wat zouden wij er ook eerder uit doen. Het is toch vóór dien tijd maar don ker en door den regel te koud om buiten te verkeeren. Om 9 uur ont bijten wij. Zoo'n ontbijt is nogal ste vig en bestaat uit eieren, karbona den, kaviaar en varkensvleesch (hetzij in den vorm van vette karbonaden of dito worst, want men moet hier veel vet gebruiken), zeven, zegge 7 soorten kaas en drie soorten brood, melk, chocolade of koffie. Ga je gang maar. _Na het ontbijt rusten wij uit, wat niet overbodig is, en slijten dan een uurtje in den gezelligen salon. Om 10 uur maken wij ons klaar voor een wandeli.g en doen dan met een onze boodschappen. Meestal ko men wij dan bij den heer Flegstedt terecht, den schaatsenfabrikant, om te slijpen, iets te verhelpen of iets dergelijks. Vroeger konden wij ons moeilijk met dezen man onderhou den, doch thans is er een bijgekomen die beter Engelsch verstaat, zoodat het nu vrij goed gaat. Om kwart voor 11 zijn wij meestal terug. Dan nemen wij onze schaatsen en zorgen dat wij om 11 uur op onze gevleugelde winterwieken staan om pi. m. 5; uur op ons doode gemak wat te rijden. Dan gaan wij weer naar huis, drinken één zegge 1 klein glaasje port en wachten tot een uur op ons diner. Als de deur, die de eetzaal van den salon scheidt, dan opengaat, en het vriendelijke en te vens zoo uitnoodigende var sara god spise van onze „miss" klinkt, stormen wij naar binnen, om de tafel duchtig eer aan te doen. Het middageten is erg eenvoudig doch goed en bestaat hoofdzakelijk uit soep, rundvleesch, iets van het varken of rendierenvleesch, visch en wild. De aardappelen zijn verbazend slecht ieder Hollander vindt bui- tenlandsche aardappels slecht en de groenten zijn erg zeldzaam. In al den tijd dat wij hier geweest zijn, hebben wij eens doperwten, wor telen en snijboonen en 2 keer bloem kool gehad. Het dessert is doodeen voudig. Na het diner rusten wij weer een uur, maken dan een wan delingetje en zorgen dat wij om 3 uur weer op de schaatsen staan, om weer pi. m. I uur te rijden. Nu raken wij hem evenwel beter als 's morgens. Na uur gereden te hebben, komen de jassen uit, en dan gaat het hard, dat durf ik gerust zeggen. Het zal u misschien verwonderen, dat wij zoo weinig op een dag rijden, doch de ondervinding heeft ons ge leerd, dat het meer dan genoeg is. Ons rijden verschilt in elk opzicht met dat in Holland. Wij rijden steeds in stijl, d. w. z. wij hebben steeds de houding alsof wij ons best doen, sterk voorover gebogen. Verder rijden wij niet zooais bij ons heen en weer. Wij hebben slechts een klein elliptisch baantje, dat wij steeds rondrijden. Het meet ruim 400 M. in omtrek. Dit is juist de vorm, welke ook een goede wedstrijdbaan heeft, en het is het beste zich op zulk een baan te oefenen, daar men dan er aan wendt, de hoe' en te nemen, wat op zich zelf erg moeilijk is, vooral wanneer het zoo hard gaat. Verder went men er aan, dat de lui naar je zien, wat in het begin erg zenuwachtig maakt, 's Middags is de baan zoowat voor ons traineurs alleen. Zoodra wij komen en beginnen met ons gangetje te rijden, gaan de an deren wijselijk weg, want het deugt er niet meer en is erg gevaarlijk. Verder went men aan posten, touw en palen, welke ook op een racebaan voorkomen. Het is ia het begin een race-beweging, om tot pl. m. 2 3 M. zoo hard men kan op iets toe te rijden en dan te zwenken. Onwille keurig stopt een nieuweling, die er niet aan gewoon is, hetgeen dikwijls de oorzaak kan zijn dat men verliest. In den regel ligt hier te veel sneeuw om van de eene plaats naar de an dere te rijden. De Noren kennen dat genoegen niet, en daar dat baantje rijden al spoedig begint te vervelen wordt hier veel minder aan schaat senrijden gedaan dan men oppervlak kig zou denken. Sneeuwschoen-loopen is een betere sport in hun oog, en bewonderenswaardig vlug kan ieder met die lange dingen overweg. Ik vind het erg vermoeiend en houd meer van schaatsenrijden. Na deze oefening gaan wij zoo spoedig mogelijk naar huis, waar wij onze kamer lekker warm vinden. Wij wrijven dan onze beenen en rug en wasschen ons, waarna wij ons ver- kleeden. Is dit achter den rug dan gebruiken wij of een paar geklopte eieren met wat port, of wat choco lade en houden ons zoo goed moge lijk bezig, tot het souper klaar is. Wat daarna gebeurt weet men r Het souper is nagenoeg gelijk aan het ontbijt, doch meestal in den re gel wat rijker aan vleesch. Hamar is het gat der gaten, het ligt in het district dat denzelfden naam draagt, aan het Mjosenmeer. Het bestaat hoofdzakelijk uit twee rijen huizen, welke door eenige dwars straten aan elkaar verbonden zijn. De voornaamste straat loopt langs het meer en heeft de meeste winkels. Die zijn niet mooi, behalve de bont winkels. Deze zijn rijk versierd met wolve-, bere-, rendiervellen en allerlei voorwerpen daarvan gemaakt. De tweede straat ligt meer in de hoogte, terwijl de huizen niet zoo ge regeld aan elkaar staan. Bijna alle huizen zijn van hout. Alleen tot een paar voet boven den grond van steen, terwijl bijna alle huizen met roode pannen of lei bedekt zijn. Groote gebouwen zijn hier niet, alleen jde openbare school en de bo- terfabriek zien er iets modern uit. Voor de rest zijn het wat het visch- lievende Nederlandsche volk „'n zood- je" noemt: krotten. Verder hebben wij hier nog eenige wagenfabrieken en sledemakerijen, waarvan die van P. Norseng wel de grootste is. Er is hier een weinig handel met de naburige plaatsen, eveneens legen aan het meer, en die, welke meer landwaarts liggen. En verder zijn er bovengenoemde fabrieken zoo dat Hamars ingezetenen zoowel hun kost verdienen met handel als met nijverheid. De verlichting is hier verbazend slecht. Bij gebrek aan een gasfabriek moet alles hier met petroleum opge helderd worden, en dit gebeurt nog zeer gebrekkig. Hier en daar, bij de gratie Gods, staat een lantaarnpaal met een ouderwetsche lamp er bo ven op. Nu kan men wel begrijpen hoe treurig het er hier 'savonds uitziet; men is genoodzaakt, een eigen lan taarn mee te nemen, en wil dan het ongeluk, dat zoo'n ding door den harden wind uitgaat, dan is men er naar aan toe vanwege de gladheid. Want glad kunnen de straten hier zijn als een versche glijbaan. Hoofdzakelijk meen ik het hierjaan toe te schrijven, dat er hier zoo'n groote massa sleden zijn. Nauwelijks is er voldoende sneeuw gevallen, of al de wagens verdwijnen als door een tooverslag en worden vervangen door groote sleden, welke juist zoolang dienst doen als er sneeuw ligt. Zelfs heb ik een begrafenisstoet per slede gezien. De paarden, welke men hier voor de slede gebruikt, zijn erg klein. Ze zijn niet meer mans dan eene flinke hit. Evenwel zijn ze bizonder vlug en taai, en houden hardloopen lang uit. Van morgen maakten Kingma, Eden, de beide Engelschen, Burton en-Zijers, en ik een tochtje per slede door de bergen in den omtrek. Het weer had ons in den steek gelaten, zoodat wij niet konden rijden. Wij hadden 2 paarden er voor en zaten dus met ons zessen in een grooten bak. Nu waren de bergen wel niet zoo kolossaal hoop, doch er waren er flinke bij. Toch draafden onzepaard- jes lustig door, zonder eenig spoor van vermoeidheid te toonen. Wan neer het de heuvels afging, ging het vliegend hardalleen op de hoeken werd wat gestopt. Hamar en het meer liggen m een soort van kom tusschen de bergen. Voor liefhebbers van jacht- en win terlandschappen is het een goed oord, daar het hier vol wild is. De over kant van het meer is woest en met bossehen bedekt. Dikwijls hoort men de uitdruk king bezigenhet barre Noorden. Dit is wel wat overdreven. Het is hier soms wel bar koud, doch daar went men al spoedig aan, en thans heb ik het beter leeren kennen. Toch kan het hier dikwijls erg spoken. De wind buldert door de bergen over het meer, dat het huis schudt. Sneeuwstormen kunnen, als de wilde jacht ontketend is, zeer erg zij u en lang aanhouden. Toen wij hier kwamen, was het mooi zacht weer en wij konden op Akerviks rijden. Een paar dagen la ter viel er zoo veel sneeuw, dat er voor ons een baan achter het station men de Engelschen, en al heel spoe dig bleek het, dat ze Engelsch wéér hadden mee gebracht. Het begon al lerellendigst te worden. Storm, regen, sneeuw en hagel. Het ijs is totaal bedorven. De Noren zijn er knap in, om de baan weêr goed te krijgen. Zij is nu weer in ordeals het nu maar genoeg vriezen wil, dan komt het staal weer gauw op 'tijs. De lucht ziet er goed uit. Bovendien kan ik het rangeeren der spoorwegen zoo goed hooreneen teekendat den grond hard is. Als het nu maar niet weer te hard gaat, want het is van 't jaar hollen of stilstaan in all opzichten. Hier boven meldde ik ergens, dat de Noren weinig gebruik van hunne schaatsen maakten, doch ik vergeet te vertellen op welke tijden ze het druk doen. In de eerste plaats eiken Zondag, wanneer de natuur het maar eenigszins toelaat. Dan krioelt het meer van menschen. Van hardrijden kan dan geen sprake zijn, want er zouden ongelukken komen. Wonder lijk men ziet dan geen enkele vrouw op schaatsen. Maar als het lichte maan is, niet al te koud en het ijs mooi, dan trekken de Hamarsehe jongelui van beider geslacht naar de baan bij den houtzaagmolen, zooals wij hem noemen," om elkaar daar te ontmoeten. Velen van hen drijven dan niet alleen op hunne ijzers, maar worden terdege ondersteund door Amor's vleugels. Menig jong paartje ziet men daar gezellig zweven, „zacht gedodeind, als gewiegd op de lucht zooals Bogaers gezongen heeft. Ja de groote schoorsteen van den houtzaagmolen zou van veel genot volle oogenblikken, door de jeugd van Hamar op het ijs doorgebracht, kunnen gewagen. VARIA. Klacht van een koopman „Och man, de zaken gaan tegen woordig zoo slecht, dat de koopman, die niet geboren is, waarlijk wel van geluk mag spreken." d ui- De Parijsche voddenraper I11 de Seinestad zijn 40 a 50 zend voddenrapers, die in drie ver schillende klassen zijn in te deelen. De laagste is wel die der „ramas- seurs de nuit", meest arbeiders, die buiten betrekking en wier middelen uitgeput zijn. Zij schaffen zich een zak aan en zoeken uit de vuilnis op goed geluk af wat hun verkoopbaar schijnt. De „ramasseur de nuit" is, zooals zijn naam aanduidt, een nacht vogel. Met den tijd doet hij ervaring op, leert wat de beste vuilnis is m in welke wijken der stad men deze kan halen, wordt dan „chiftonni r van beroep en sluit zich aan een ko lonie dier personen aan. Tot de volgende klasse behoort de „coureur" die reeds meer ervaring be zit dan de vorige, die aan het werk gaat wanneer het hem belieft en g»-en heer en meester duldt. Daarvan be staan er 20,000. De derde klasse be staat uit de „placiers", wier maat schappelijke toestand een geheel an dere is. De placier heeft een patent van de politie en zijn bepaalde wijk, d. i. te zeggen een bepaald aantal huizen in een bepaalde straat, die zijn monopolie uitmaken. Dit gebied kan moest worden, waarna het gekocht en verkocht worden. De prijs duchtig koud werd. Wij oefenen ons; bedraagt 120 tot 150 francs, naar om- dagelijks in een temperatuur van standigheden. 20° C. beneden 0. Eerst leden wij erg van de koude, doch het went. En nadat de ooren van Maarten en mijn duim bevro ren waren, kregen wij weer sneeuw, dooiweer, mist, regen en harden wind. Wij konden toch nog zoo'n beetje voortscharrelen, ofschoon het gebrek kig ging. Spoedig hierop Jvolgde weer koude van 20° C en meer beneden 0. In het laatst van het tijdperk kwa De „placier" is verplicht, om zijn plaats niet te verliezen, dagelijks een ronde te doenhij begeeft zich 's morgens met zijn mand op weg, be zoekt de huizen van zijn gebied, neemt van elk de draagbare vuilnisbakken in ontvangst, gaat er mee op straat en doorwoelt ze, terwijl hij op de vuilniskar wacht. Hij arbeidt steeds met zijn vrouw en kinderen, en vele „placiers" bezit

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1894 | | pagina 9