„Weldadigheid naar Vermogen." BINNENLAND, als reeds door ons is medegedeeld, werd toen het benoodigde geld om te beginnen bijeengebracht, Wij ver meldden ook reeds dat tnej. Toubaerts f4000 gaf. De quitantie is in haar woning gevonden, ofschoon zij ont kent, dat rij wist voor welk doel het geld gebruikt moest worden. Zij wist niet beter, verklaart ze, of 't was al leen om Krausse in zijn zaken te setten. Wij moeten nog mededeelen, dat Krausse haar twee jaar geleden te Muiderberg had leeren kennen en dat hij vooral sedert de in het Paleis voor Volksvlijt gehouden boekhan deltentoonstelling met zijn vrienden veel bij haar aan huis kwam. Voorts nog, dat gedurende den tijd, dat Krausse heette te Brussel te zijn, Thum de man was, die hem dé aldaar ontvangen brieven kwam brengen. Behalve Thum kwamen ook van Kiemt, Frey en nog een andere vriend van Krausse in de woning aan de Achtergracht. Deze vriend speelt nu een zeer geheimzinnige rol in de koffergeschiedenis, gelijk men uit het vervolg zien zal. Krausse zelf die gelijk wij reeds mededeelden, aan de justitie een vol ledige bekentenis heeft afgelegd verklaart dat mad. Jordeuil wel de gelijk van de zaak wist en dat de valsehe biljetten, in gele enveloppes, daar ten huize door hem en zijn vrienden bezorgd zijn, omdat men meende, dat ze aldaar het veiligst in depót gehouden konden worden. Ma dame de Jordeuil had ze eigenhandig aangenomen en weggesloten in een kast. Hare verklaringen echter en die Van de bij haar inwonende Marie Groenenberg luiden geheel anders, Beide vrouwen beweren voor den rechter-commissaris, dat dezaak|zich aldus heeft toegedragen en nu komt de geheimzinnige vriend ten tooneele. In de dagen van de boekhandels tentoonstelling, zoo beweren zij, bracht Krausse hen in kennis met iemand, die nooit anders den met den naam van „Charles" werd aangeduid. Het was een lang man, van vrij stevigen lichaamsbouw, met zwarten baard en knevel. Hij kwam maar eenmaal in de woning, doch daar buiten heelt Marie Groenenberg hem sedert dien eersten keer nog enkele malen ont moet en gesproken. Deze Charles nu kwam zoo ver klaren de vrouwen j Zaterdag 27 Januari du6 nog vóór het ont dekken van het eerste valsch biljet, wat Maandag daarop geschiedde aan het huis op de Achtergracht aanschellen. Marie Groenenberg stond hem te woord. Hij vertoefde eenige oogenblikken en had een handkof fertje bij zich, dat hij verzocht in de woning een paar uren te Imogen achterlaten, daar hij nog eenige com missies in de stad moest doen. Dit werd bereidwillig toegestaan. Des avonds zou „Charles" den koffer, die gesloten was en bovendien stevig met touw om de handvatsels was dicht gemaakt, weder komen afhalen. „Charles" verscheen echter niet en Marie zette den koffer in haar kast. Zondagsmiddags kwam zij hem toe vallig in de Kalverstraat tegen, en op haar bevreemding dat hij niet ge komen was, zeide hij, dat hij geen tijd had gehad en dat hij ook thans ijlings weder naar Utrecht, zijn woon plaats, terug moest. Hij stelde het meisje voor, dat zij des anderen daags, dus 's Maandags hem het koffertje brengen zou, dan zou hij haar in Utrecht van het station komen halen en zij zouden samen een aangenaam dagje in zijn woonplaats doorbrengen. koffertje naar Utrecht, waar zij tegen 2 uur aankwam. Er was echter geen „Charles" om haar te halen. Zij wachtte een beetje op het perron en zotte, toen het haar begon te vervelen, den koffer in de garderobe neer, waarvoor zij een reyu ontving. Dit, zoo redeneerde zij, zou men ook gedaan hebben (wanneer „Charle3" er wel was geweest, want met zoo'n koffertje bij je, kon je moei lijk uitgaan. Zij vertrok daarop weer naar Amsterdam. Den volgenden dag, dus Dinsdag 30 Januari, kwam er aan de Achtergracht 13 een brief uit Utrecht, en gericht aan Madame de Jordeuil en getee- kend „Charles", waarin deze den vrou wen aanried, in haar eigen belang, het reyu en den brief te verbrandon. Bij de lezing van dien brief kregen do vrouwen argwaan, dat het zaakje niet pluis was. Marie Groenenberg ontstelde hevig, want in deze dagen van aanslagen je kan nooit weten: er had misschien dynamiet in den koffer gezetenEn in de ontsteltenis van het oogenblik verbrandde zij het reru en den brief, zooals „Charles" verlangd had. Dit alles geschiedde Dinsdag. Don derdag daarop verklaarde Krausse aan den rechter-commissaris, dat het valsehe geld aan de Achtergracht ge deponeerd was en in den avond van dien dag wist de heer Batelt van ma dame de Jordeuil de bekentenis te verkrijgen, hoe't met den „koffer van Charles" gegaan was. Het spreekt van zelf, dat hij onmiddellijk naar Utrecht toog en, gelijk wij reeds vermeldden, den koffer in beslag nam. Van „Charles" is aldoor nog maar geen spoor ontdekt. Wij berichtten mede reeds de in hechtenisneming van de beide boven genoemde vrouwen. Marie Groenenberg is Donderdag weder ontslagendaar zij in ieder ge val slechts de overbrengster van den koffer is, waren geen termen haar langer in hechtenis te houden. Gompertz, die zich in de cel in de gevangenis te Amsterdam van het even heeft beroofd, is Woensdag in allen eenvoud, van alle ceremoniën op de Israëlietische begraafplaats alhier begraven. Buste H. M. Koningin Wilhelmina. Bij den heer Jac. Bookmaker, Groote Houtstraat 11 alhier is geë taleerd de buste op levengrootte van H.M. de KoninginWilhelmina, geboet seerd door de artistieke hand van den beeldhouwer H. F. Teixeira de Mattos. Door kunstkenners wordt de buste uit een artistiek oogpunt zeer geroemd. De bustes zijn gegoten in de fabriek van monumentale orna menten van Van Hasselt en Co. te 's Gravenhage. De busten, zooals de geëtaleerde, worden in den handel gebracht voor 40. Wegens plaatsgebrek moest het verslag der vergadering van de afd. Haarlem van de Maatschij. van Bouw kunst tot het volgend nummer blij ven liggen. Afdeeling Werkverschaffing. Van 1 Nov. tot 9 Febr. hebben zich de volgende personen aangemeld 13 voor werkvrouw, 1 voor wasch- vrouw, 2 voor naaister, 2 voor grond werker, 2 voor loopwerk, 1 voor brei werk, 1 voor loopknecht, 2 voor op passer, 3 voor koffiehuisbediende, 1 voor schoenmaker, 3 voor schrijf werk, 1 voor stucadoor, 2 voor koet- i 1A O kleedermaker, 1 voor timmerman, 1 voor sigarenmaker, 1 voor licht werk. Particulieren on werkgevers, die van bovenstaande aanbiedingen ge bruik wonschen te maken, worden beleefd verzocht hunne aanvragen schriftelijk tot het Bestuur te rich ten, bus Doelen of Stadhuis. Inlichtingen-kunnen dagelijks van 9_1 en van 35 uur verkregen wor den bij den administrateur, bureau Doelen. Marktberichten. Graan- en Zaadmarkt gehouden te Hoofddorp Haarlemmermeer 1 Febru ari 1894. Witte tarwe f5.25, a f 5.75, Rogge f4.a 1'4.30, Haver f6.75, a 7.60, Chevaliergerst f5.a f5.20, Winter- gerst f0.a f4.50, Duiven boonen f5.75 a f6.20, Paardenboonen f5.a f5.35, Groene erwten f5.50, a f5.75, Kanariezaad f 6.75 a f7.60, Groene erwten, één weinig kokend 1'6.50. Een stem uit China over Neerbosch. Het Hbld. heeft ontvangen ter plaatsing een schrijven, dat op 1 Januari 1894 uit Ainoy. in.China is afgezonden door den heer John A. Otte, een Nederlander van geboorte, die, op zeer jongen leeftijd met zijn ouders naar [Amerika verhuisd, aldaar in de geneeskunde gepromoveerd is en ongeveer zeven of acht jaar geleden in zijn geboorteland weder eenigen tijd heeft doorgebracht. Naar aanleiding van de aanvallen op den heer Van't Lindenhout, waar van hem in China de tijding gewerd, schreef hij naar vrienden hier te lan de wat zijn ervaring is omtrent Neer bosch en zijn directeur. Na een inleiding, welke wegens de krasse uitdrukkingen van verontwaar diging die er in voorkomen, is weg gevallen, zegt dr. Otte het volgende: „Ik meen buitengewone gelegen heid te hebben gehad om kennis te maken met Van 't Lindenhout en zijn werk, en verklaar zonder aar zelen en openlijk nooit in mijn leven edeler man noch edeler werk ont moet te hebben. Mijn kennismaking met Van't Lin denhout dateert van den zomer van 1886, toen ik met hem reisde door de Vereenigde Staten van Noord- Amerika, gedurende vijf weken over eene uitgestrektheid van ruim 5000 mijlen. In den herfst van hetzelfde jaar ging ik naar Nederland en bracht zes weken in de weesinrichting te Neerbosch door. Later ging ik er nog eenmaal heen om er gedurende verscheidene weken mede de kinderen te verzorgen die door mazelen waren aangetast. Van al de lijders aan deze ziekten die te zarnen in een groot gebouw geïsoleerd waren, stierven er 10 tijdens mijne behandeling, doch het is een feit van beteekenis (indien mijn geheugen mij niet bedriegt) dat s/a van de over ledenen korter dan een jaar in de in richting geweest waren, waaruit blijkt dat de overvloed van voedsel welke ze daar ontvangen, niet lang genoeg door hen genoten was, om vroeger geleden ellende of gebrek te kunnen overwinnen. Ik schreef voor de kin deren voor, wat ze noodig hadden, zonder met de onkosten te rekenen; hetgeen hun steeds gegeven werd. Het is waar dat de privaten niet geheel voldoen aan den eisch van mo- Jc"/xzs/lbo.ifl c 1 oor_ - »w*Ü-» - danige dat een volkomen aanleg van waterleiding tot al te groote kosten zou hebben geleid. Toeh zijn deze privaten beter dan Jik ze in van dergelijke inrichting zag, wier getal niet gering is. Ik heb nooit een vader gezien, die meer droefheid gevoelde bij het sterf bed van een zijner kinderen, dan Van 't Lindenhout, wanneer een der wee zen stierf. Hier verwonderde ik mij gedurig over. Terwijl ik er vertoefde, was er geen sterfbed dat de heer Van 't Lin- danhout niet bijwoonde en trachtte zoo aangenaam als mogelijk was te maken. Een gevangenis bestaat er niet in de inrichting, ofschoon ik somtijds dacht, dat het geen kwade zaak zoude ge weest zijn, om sommige van de oude re jongens er meie te straffen. Nooit zag ik een zindelijke)- inrich ting van Weldadigheid dan de Wees inrichting. Somtijds was het er wat overvol, doch dit kwam omdat Van 't Lindenhout's hart zoo ruim is, on hij moeilijk weigeren kon, op te ne men hen, die gedurig zijn hulp in riepen. Nog iets over het huiselijk leven van Van 't Lindenhoutdit was ge lukkig, eenvoudig en geheel Christe lijk. Toevallig weet ik wat zijne eige ne inkomsten zijn, en waar hij ze ontving en kan op mijn woord van eer verzekeren dat hij alles op eene eerlij ke wijze kreeg, zonder ooit een hal ven cent te hebben genomen die «enigs zins der Weesinrichting toekwam. Buitendien zijn zijne eigen inkomsten zoodanig, dat hij veel ruimer zoude hebben kunnen leven dan hij de:d zijn disch was goed doch eenvoudig, volstrekt niet overdadig; alleen als er gasten kwamen werden er eenige extra voorbereidselen gemaakt, en dat was goed. God zegene Van 't Lindenhout, dien ik als een vader liefheb, en dien ik beschouw als een edel werktuig in Gods hand. John A. OTTE. Am.M. D. Do burgemeester van Leiden. Donderdagochtend i3 half Leiden opgegaan naar het kerkhof aan tde Groenesteeg, ter begrafenis van zijnen burgemeester, den heer De Laat de Kanter. De vereenigingen waarvan de overledene beschermheer is ge weest, waren er met hare rouwende vaandels, en eene lange rij van kran sen bracht zwijgende hulde. Uit de groep van hoogleeraren, raads leden, officieren en nadere bekenden van den gestorvene werden enkele woorden ter uitvaart gesproken. Al lereerst door den heer Juta, die als oudste wethouder de verdiensten van den overledene als hoofd der gemeente herdacht. Vervolgens namens den senaat der universiteit door den rec- tor-magnificus, mr. Fockema Andreae voorts door den kolonel De Goeje, directeur der Kweekschool voor zee vaart door den heer Van Dijk namens het onderwijspersoneel der gemeente; door den oud-wethouder den heer Boolna nog eenige sprekers ten slotte door den praeses van het stu dentenkorps. Hun aller woorden ver zwaarden den indruk van rouw dezer droeve plechtigheid. De oudste zoon van den overledene dankte voor dit eerebetoon aan zijnen vader. Ontsporing. Te 9 uren 15 Donderdagavond ont spoorde een goederentrein op een kruispunt op het stationsemplace ment te Leiden. Drie met hout bela den waggons werden omgeworpen en j;werd da weve rsnerd timende sneltrein naar Hoek van Holland werd tijdig gewaarschuwd; de reizigers moesten «verstappen in een inmiddels voorgebrachten trein op een ander spoor. Twintig minuten gingen daarmee verloren. Hij ksmarine werf. Met alle zekerheid kan de Ami berichten, dat bij de Rij ksmarinewerf te Amsterdam 341 werklieden aan zegging hebben ontvangen, dat zij op den avond van den lOien Maart a.s. zullen worden ontslagen. Brutale oplichting. Een kleinhandelaar, die in de Utrechtschedwarsstraat te Amsterdam een zaakje drijft in visch waren, is op de volgende wijze het slachtoffer ge worden van oplichters. Terwijl de man als naar gewoonte de deur uit was om langs den weg zijn haring, bokking, e. d. aan den man te bren gen, traden twee mannen zijn win keltje binnen en vroegen aan de vrouw die alleen thuis was, of zij voor hen eene spekbokking wilde schoon maken. Onderwijl gingen zij op luidruchtige wijze aan het handelen over een hor loge, dat de een van den ander ten slotte voor een gulden kocht. Toen dit was afgeloopen, vroegen zij aan de vrouw, of zij een- stuk bukskin, dat zij bij zich hadden, wilde koopen zij zouden het goedkoop geven, daar ze op dat oogenblik geld noodig had den. De vrouw had er niet veel ooien naar, doch de brutale snuiters dron gen allengs de kamer achter den win kel binnen, zeiden dat het stuk prach tig was, enz., doch ziende dat de vrouw .niet koopgraag was, vroegen zij haar of zij er dan even ƒ7.50 op wilde voorschieten, zij zouden over een uurtje terugkomen en dan 12,50 teruggeven, het goed bleef zooiangin pand. De vroitw meenenae dat zij op die wijze eene aardige verdienste maakte, gaf ten slotte de ƒ7,50, het bed ra? dat juist door haren man bestemd was om er den volgenden dag voor in te slaan en de „heeren" ver trokken, maar moeten nog terugko men. Toen de winkelier later thui- kwam, en van het geval vernam, wa« hij vrij kwaad, maar bleef hem niet; over dan aangifte te doen bij de po litie. Het stuk achtergelaten bukskin bleek zoo goed als niets waard te zijn, Van een boot geaproagea* Sedert geruimen tijd leefde [de werkman D. F. in oneenigheid met zijn vrouw, die hij zelfs-verweet, dat zij oorzaak was dat hij zijn betrek king aan de stoombootmij. der firma Carsjens was kwijt geraakt. Zij woon den daarom van elkaar gescheiden de vrouw op kamers te Amsterdam Donderdag was de laatste haa ouders, die te Aalsmeer wonen, gaa: bezoeken en tegen donker wacht'/ zij de boot op van Carsjens, welk haar naar Amsterdam zou terug brengen. Pas was zij aan boord gt komen of zij ontdekte daar ook haa: man, wat haar zoo deed ontstellen dat zij in tranen uitbarstte, tot ver wondering der passagiers, die de ooi zaak van haar droefheid niet kenden Intusschen stoomde de boot vooi tot men ter hoogte van Haarlemmei meer eensklaps een gil op het acl terdek hoorde en de ijlings to egt schoten bemanning de ongelukkig echtgenoote in de diepte zag ve dwijnen. Ze had, terwijl haar nr in de kajuit was, een eind aan ha leven gemaakt. Haar echtgenoot bleef kalm t sigaar rooken en antwoordde op vragen der verschrikte reisgenoot gelaten: „Ik kon toch niet meert baar leven."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1894 | | pagina 2