Een Engagement.
IIAAIiLEMMEll HALLETJES.
Sen Zaterdagavondpraatje
BINNENLAND.
Letteren en Kunst.
SCHETSJE.
Av.pst.
Met zijne magere, dorre vingers
trommelde hij ongeduldig op de leu
ning van zijn armstoel en trappelde
met den voet, terwijl er in zijne
zwarte, koude oogen een glans van
toornig ongeduld en ontevredenheid
kwam,
Zij stond aan het andere eind van
de tafelrechtop, met doodsbleek ge
zicht. trillende neusvleugels, en terwijl
ze met groote inspanning de tranen
terugdrong, die bij haar opwelden.
Want zij gevoelde, dat hij, de oude
man, hier de sterkste was en dat zij
zou moeten zwichten. Maar zij wilde
zich niet overgevenal hare innerlijke
kracht had zij noodig om te worstelen
tegen den grooten angst, die haar be
kroop, telkens wanneer dat grof-getee-
kende, dat harde gelaat haar aanzag,
en die gebiedende blik haar scheen
neer te buigenafbrokkelde iets van
de macht om weerstand te bieden, die
in haar leefde, maar zwakker en zwak
ker werd.
„Meneer Van Duinen heeft geen
middel van bestaan, Dientje," zei de
vader op een toon van vervelende
leering, sterk in zijn ijzige kalmte
tegenover haar wilde, kokende, on
stuimige opwinding„ik weet niet wat
je met dien jongen voorhebt. Daar is
dus geen sprake van
Een oogenblik voelde zij aandrang
om los te barstenom hem in 't gelaat
te slingeren, dat hij haar geluk ver
moordde door zijne ellendige bereke
ning dat zij hem haatte met al wat er
in haar was en leefde, dat zij weige
ren zou zoolang haar tong kon spre
ken. Maar het geluid van dat trom
melen op de leuning van den arm
stoel maakte haar angstig, en zij
wrong de vuisten in elkaar, terwijl
snikken ontsnapten aan haar mond,
snikken van doffe wanhoop, van
smart over haar zwakzijn; van ver
twijfeling, dat ze niet even kalm en
trotsch en onbuigbaar kon wezen als
die oude man.
En toen kwam het visioen vóór
haar van die groote, helderblauwe,
goedige, vriendelijke, zachte oogen
van zijn oogen, die haar liefkoosden
wanneer hij haar aanzagvan een
zachte, melodieuse stemvan den
weemoed, waarmee hij sprak over
zijn armoede, over 'thopelooze van
hun beider verlangen om met elkaar
de toekomst in te gaan.
En zij kon 'tniet meer tegenhou
den dat al haar worstelen zich oploste
in een kinderlijk gejammer, in een
overgeven van den strijden zij viel
met hare ellebogen op de oude
huishoud tafel neer en haar weekla
gen trilde door het groote, stille,
sombere vertrek.
Vader trommelde nog steeds op de
leuning van zijn stoel. Hij blies zijn
rimpelige wangen eens op en haalde
zijn dun gouden horloge voor den
dag. Blijkbaar had hij verwacht een
scènetje te moeten doormaken. Het
beste was om kalmpjes te beiden,
totdat „de zenuwen" uitgewerkt had
den.
Maar toen 'twat lang duurde, zei
hij met zijn krakende stem, die altijd
in huis het signaal was geweest van
gehoorzamen
„Dientje, als je even bedaard wil
luisteren
Zij klemde de tanden in haarzak
doek, omdat zij niet langer durfde
snikken. En 'tdeed haar in de keel
zóo'n pijn, dat zij dacht te zullen
stikken. Maar het bewustzijn, dat
vader daar vlak bij haar zat, be-
heerschte haar geheel. Ze herinnerde
zich nu zoo scherp die oogenblikken
uit haar vroegste jeugd, wanneer zij
stout was geweest en hij plotseling
achter haar aan kwam, met van die
groote, zware stappen, en hij, zonder
iets te zeggen, haar schouder om
klemde, terwijl de broertjes en zus
jes bevend achteruit kropen en men
een speld had kunnen hooren val
len
„Je weet toch, dat je vader niet
anders dan je bestwil op 't oog heeft,
niet waar?" hernam hij, vreezend dat
het gesprek anders den heelen mid
dag kon duren, „gelooft ge dat
niet, Dientje?"
„Vader," zei zij, en de blauwe oogen
zagen tot hem op met een uitdruk
king van nederig, van slaafsch eer
biedig smeeken de zachte toon, dien
vader had aangenomen, had haar
eensklaps moed gegeven om" vertrou
welijk met hem te wezen; om te ho
pen, dat hij iets gevoelen zou voor
wat er in haar omging, „vader, ik
heb Johan niet lief."
„Nu ja, dat weten wij al," schoot
hij, de oude, weer op zijn harde,
strenge manier uit, „dat weten wij al.
Maar in den tegenwoordigen tijd moet
een mensch practisch zijn, ziet ge!
Practisch, dhar komt het op aan Van
die eeuwige engagementen zou ik in
mijn huis niet willen hebben. Dat
weet je. Je hebt dus te kiezen of te
deelen Of je neef trouwen, een bra
ven, fatsoenlijken jongen, met een
goede zaak en beste vooruitzichten,
of .je weet
melend op de houten leuning, afge- haar bruidegom, opgewonden van
wisseld door klapjes van de dunne,1 punch en pleizier.
platte handen op het vettige, afge- - Eindelijk was eene der nichtjes
sleten hout even naar boven getrippeld om Dientje,
speelde een lachje om vaders de gelukkige bruid, op haar bed een
mond, want hij kende haar en wist, dat j stukje taart en een glaasje lekkere
de overwinning niet moeilijk zou zijn.'punch te brengen-
Zij boog het hoofd en merkte hoej Maar het was eene vruchtelooze
het vlak der tafel scheen te deinen, tocht. Want Dientje was al ingesla-
zoo duizeligwas zij, en het bloed pen, moê als zij was van zoo'n dag
gonsde haar in de ooren als „de zee" i vol emotie!
een schelp. Haar lippen waren
droog en klamhare vingers woelden
in het natte linnen van haar zakdoek,
De pijn in het voorhoofd werd steeds
piekender en pijnlijker; het was of
een band om haar schedel was ge
kneld.
Zij sloot even de oogen en had
eene gewaarwording alsof er iets bij- j
zonders zou gebeuren, iets wonder- i
baars, dat verlossing zou brengen
uit dezen verschrikkelijken toestand.
Maar er gebeurde niets. Alleen
hoorde zij, in haar toestand van doffe
gevoelloosheid en terwijl alle geluiden
vreemd en ver schenen, vader opstaan
uit zijn stoel; nog steeds klonk dat
tikken van vaders vingers in de
ooren, hoe zonderlingZij ging
op eene der groote, lêeren stoelen aan
tafel zitten en legde haar gloeiend
hoofd op hare ijskoude linkerhand,
zonder te weten wat er eigenlijk met
haar voorviel. En zóó zat zij te staren
vóór zich uit, op de rood-witte stre
pen van het vloerkleed, peinzend
zonder gedachten, verloren in een
afstomping, die 't gevolg was van
'tmaandenlang worstelen tegen het
harde, wreede noodlot, dat zij steeds
nader, steeds nader had zien ko
men
Zij wist het. Anders zou zij tante
Leen in de huishouding behulpzaam
moeten gaan zijn; zooveel als „kind
in huis", begrijpt men, want tante
Leen werd iederen dag een dagje
ouder, en eene meid houden, dat kon
bruin niet trekken. Er kwam eene
vermoeidheid over haar, die op hare
slapen en oogleden drukte, een ge
weldig verlangen naar rust, eene kou
de onverschilligheid voor {al wat er
verder met haar zou gebeuren. Zij
zag ze in hare verbeelding naast el
kander staan tante Leen, met hare
karmijnroode wangen en schitteren-
de grijze oogen; beweeglijk, druk.
bedillend, schel-patend, onverbidde
lijk, tante Leen, tegen wie zij al
haar leven slechts antipathie had
gevoeld en bij wie zij nu m huis
zou moeten zijn, onder hare bevelen,
onderworpen als eene dienstbodeen
naast haar, het bolle, bleeke, niets
zeggende gezicht van haar neef Johan,
met de geplakte haren op het lage
voorhoofd, de groote gouden hor
loge-ketting, de glacé-handschoenen
op Zondag; met zijn grinnekend
lachje om alle flauwiteitenneef Jo
han, die haar als klein meisje altijd
op zoo'n akelige manier geplaagd had
met kleine spuitjes, die hij in haar
hals leeggoot, en met geniepige kne
pen in de armen, neef Johan, het
naarste, flauwste, onaangenaamste
wezen, dat zij kende, nü tante Leen.
En over haar de magere, hoekige
figuur van vader, haar aanziend met
dien norschen blik, altijd maar trom-
CXCI.
Kr
Dynamiet
Wat wij hier vertellen, is niet lang
geleden gebeurd in eene groote han
delsstad, gelegen aan eene groote ri
vier, in ons vaderland.
In een sterfhuis werd 's avonds een
kistje gebracht met de schaal en de
gewichten voor het wegen van het
goud en zilver. Eene vrouw kwam
met het kistje voor het bewuste huis.
Eene dienstbode deed haar open.
„Komplement van meneer(de
naam werd niet duidelijk uitgespro
ken, want de dienstbode zou hem dan
wel herkend hebben), en hier is het
kissie," zeide de vrouw, zette het ding
in de gang neer, en was weg.
Eene rilling ging de dienstbode
door de leden. Zij stoof naar de keu
ken, en zei met een doodsbleek ge
zicht tot hare kameraad„O God,
daar is een oud mensch de vrouw
was al oud geworden met een
naar den walkant, en langzaam vie. I
rend, het ondergedompeld in de
ven.
Aan het touwtje hielden zij
kistje vast. Een uur stonden zij zoo. L
Toen, dachten zij, zou het verrader-1
lijke goedje wel nat en niet meer ge-1
vaarlijk zijn geworden. Zij heschen f
het weer op, en nu, altijd nog voor-
zichtig, naar het bureau. Daar zetten I
de braven het voor hunnen superieur I
neer.
Toen het kistje met de neodige I
voorzorgen geopend was, kwamen I
weegschaal en gewichten druipnat I
er uit.
En later herinnerde zij zich, hoe
vreemd 't ook was geweest, dat zij een
poosje later in eens Johan vóór zich
zag staan, met dien afschuwelijken
ylimlach op zijn bolle wangen, die de
landen om haar schouders sloeg en
haar kuste. Want vader had hem
verteld, dat Dientje zijn aanzoek,
recht-oflicieel en braai het eerst tot
vader gericht, met genoegen had aan
genomen.
Hoe vreemd ook, dat er 's avonds
veel licht was aangeweest in de huis
kamer en tante Leen op visite was
gekomenen oom Jan met de meis-
en tante Mietje met haar man
'n heele kamer vol. En hoe er
gezongen was, en punch gedronken,
en hoe zij haar hadden gefeliciteerd
de handen gedrukt en gezoenden
hoe Johan haar telkens had gekust,
waarna dan luid geschater en hand
geklap opging onder den vroolijken
kring.
Maar tegen tien uur had tante
Mietje toch gemerkt, dat „de bruid
een beetje bleek zag". En toen had
den de anderen 't ook gezien.
En vader had gezegd, „het kwam
van de aandoening", en dat ,,'t het
best was, als Dientje maar wat vroeg
rust ging nemen", zoo had hij
gesproken boven zijn spel kaarten,
Toen was zij naar boven gegaan,
en huiverend onder de dekens gekro
pen.
En in haar koortsachtig wakker-
liggen, hoorde zij beneden, in de
huiskamer, nog wel een paar uren
lang het blij geschater der gj
het gejoel van de meisjes en de gro
ve, boerachtige schreeuwstem van
In de vorige Raadsvergadering
kwam het adres waarbij verzocht
wordt om voortaan al de honden te
muilbanden, nog niet ter sprake.
Of Burgemeester en Wethouders
van oordeel waren, dat in dezen win
ter de muilbandkwestie niet aan de
orde is, durf ik niet bevestigen, 'tls
ook wel mogelijk, dat het College nog
niet eenstemmig is over den zin van
het praeadvies. Ik kan mij levendig
voorstellen, dat een gezelschap van
vijf personen het daarover niet zoo
dadelijk eens zal zijn. „Moeten de hon
den gemuilband worden?" is een
vraag, die bij de meeste menschen
(en het is volkomen verklaarbaar)
minder een quaestie is van het ver
stand, dan wel van het gevoel. Wie
niet van honden houdt, zal onver-
schilligweg zeggen„wel jamuil
bandt den heelen troep maar," terwijl
de hondenliefhebber in de eerste op
welling van zijn gemoed, uitroept:
„waarvoor zou het dienen, om de arme
beesten zoo te plagen! Ik mag er
niet van hooren!"
Ja aan den eenen, neen aan den
anderen kant. Ze wegen tegen elkaar
op. Gelukkig is er in zulke gevallen
nog een goede uitweg openmen
raadpleegt een deskundige. En zoo
ben ik dan dezer dagen, verlangend
om wat licht over de quaestie te ver
spreiden, naar den Rijksveearts, den
heer M. J. Hengeveld, gestapt en heb
hem over het vraagstuk, wat men
noemt geïnterviewd.
Laat mij beginnen met te zeggen,
dat de heer Hengeveld van honden
houdt en er zelf een heeft. Yan na
ture zou hij dus onder de anti-muil
bandenaars moeten behooren, Even
wel, dat is het geval niet. „Muilband
ze gerust allemaal," aldus was de con
clusie van des heeren Hengevelds be-
toog, „wat zou er tegen zijn om het
te doen
„Ja maar, 'tis toch immers zoo'n
last voor het dier?"
„In de eerste dagen zeker, maar als
ze er wat aan gewoon raken, merken
ze het ding niet eens meer op."
„Dat wil zeggenals de muilband
goed en geschikt is
„Natuurlijk."
„Dat is nu juist de quaestie. Wan
neer de menschen het er al over eens
konden worden dat honden een muil
band moeten dragen, dan blijft de
vraag over: welke?"
„Mij dunkt, het Rijksmodel. Ik
weet wel, dat dit type voor alle mo
gelijke hondensnoeten, niet precies
j past, maar een opmerkzaam dieren
vriend kan dan door een enkel ijzer
draadje om te buigen, den muilband
pas maken. Wie er bezwaar tegen
zouden kunnen hebben zijn de lief
hebbers van de jacht. Het schijnt dat
een gemuilbande hond niet appor-
teeren kan. Evenwel de verordening
die adressanten willen, is zuiver plaat
selijk. Onder Bloemendaal of Sand-
peort kan dus de jachthond onge
muilband loopen en geen jager ter
wereld zal er over denken, in de kom
van Haarlem te gaan jagen, of het
moest zijn een drijfjacht op de „Phoe
nix" op ratten en muizen.
kissie gekomenze zei wat van
komplement van meneer ik-weet-niet-
wie, en toen gooide ze het kissie zoo
maar in de gang, en als het eens
dynamiet was
De kameraad dacht het ook: het
zou wel dynamiet wezenWat te
doen? Er was niemand verder in
huis. De politie! Ja, de politie. Een
van beiden zou naar de politie gaan.
Maar nieuwe angst! om de deur uit
te kunnen, moest men dat verschrik
kelijk kissie voorbij.Met een vaart was
zij er eindelijk voorbij en de straat op.
Voor den inspecteur op het bureau,
deed de arme bevende het verhaal
,Och, meneer, daar is me zoo'n raar
oud wijf met een kissie gekomen
enz. En als het eens dynamiet was I"
De inspecteur zette een bedenkelijk
gezicht. Het is een booze tijd en men
hoort zooveel van aanslagen „tegens-
woordig". In alle gevallen moest de
zaak onderzocht worden. Twee agen
ten kregen last, met de dienstbode
mee te gaan, en erg voorzichtig te
wezen.
Zij gingen. Zij zouden hun plicht
doen. Zij belden aan. In de gang
hoorden zij iemand zachtjes aanko
men, toen hard loopen, en open ging
de deur. Daar stond het kissieDe
dienstbode was al weg, op een hol.
De agenten stonden in de gang en
keken beurtelings het geheimzinnige
kistje en elkander aan. Het was een
hachelijk geval. Wat zouden zij met
hét ding doen Als zij het eens aan
een stok tusschen zich in lieten han
gen en het zoo meenemen? Neen,
maar dat was gevaarlijk; het zou
zoo dreunen van hun stappen, en dan
kon het wel eens springen. Men kon
nooit weten.
Daar kreeg éen een inval. Had de
ander ook een touwtje? Het moest
lang zijn. Ja een touwtje had hij wel.
Voorzichtig om het kistje gebonden
toen het heel voorzichtig meegenomen
band en hield men er streng de hand
aan, dan zou zelfs de vreeselijke ziekte
van de hondsdolheid, geheel verdwij
nen, omdat die niet zou kunnen wor
den voortgeplant.
Ik dankte den heer Hengeveld voor
de uitvoerige inlichtingen en nam af
scheid. Dat is vast éen deskundige,
dacht ik, maarjwelken moet ik nu nog
hebben?" en ik meende niet beter te
kunnen doen, dan naar een bekend
jager en naar een wielrijder te stap
pen. Want, heeft een jager de last
dat een gemuilbande hond niet ap-
porteeren kan, de wielen van een fiets
maken naar het schijnt, een hond
draaierig en zeeziek. Alzoo is ook de
wielrijder deskundige.
Boek in de eene, potlood in de
andere hand stap ik derhalve naar
een van onze haarlemsche wielren
ners, den heer C. Witteveen, in de
sportwereld bekend onder den naam
van „Kees". De sportwereld houdt
van voornamenPander werd altijd
aangeduid met Klaas, Eden met
Jaap.
„Meneer Witteveen, zou u als wiel
rijder het bizonder aangenaam vinden
wanneer al de haarlemsche honden
voortaan werden gemuilband
De honden in de stad zijn over
het algemeen voor wielrijders niet
lastig. Ze zijn aan de fietsen gewoon
geraakt. Die van buiten in de dorpen
maken het ons veel lastiger."
„Zoodat u het algemeen muilban
den voor de wielrijders niet noodig
vindt
„Neen. Er zijn wielrijders, die zelf
aanleiding geven tot overlast van de
De vondst te Amersfoort.
Een tweetal heeren, onder wie de I
amanuensis van het koninklijk mun-1
ten- en penningen-kabinet, de heer I
J. H. Coronel, bezochten Donderdag!
de gemeente Amersfoort, met het I
doel, de dezer dagen aldaar gevoii-|
den munten te bezichtigen en, zoo I
mogelijk, de voor het kabinet vanl
belang zijnde aan te koopen. De helft I
van de gevonden munten, toebehoo-
rende aan den heer M. en mejuffrouw I
A. E. van der Heijden, kwam, naarl
men mededeelde, ter bezichtiging
in hun bezit, terwijl daarentegen del
vinders, de metselaars Van deWete-l
ring en Elzenaar, niet genegen wer-l
den bevonden, de in hun bezit zijnde!
penningen tot dat doel tijdelijk aftel
staan.
Door de zorgen der directie van|
het koninklijk penningkabinet
door de welwillende medewerking
der vijf eigenaren is de geheele munt-1
vondst, naar nader wordt gemeld.!
behoudens zeer enkele uitzonderin-1
gen voorloopig overgebracht naar I
het koninklijk penningkabinet, oml
aldaar te worden beschreven. De I
resultaten dier studie zullen worden
gepubliceerd, ook met het oog op I
het historisch belang voor de gemeente
Amersfoort.
Het is eene zeer merkwaardige I
vondst van stukken van versehü-1
lende landen en soorten uit de eerste I
helft der zestiende eeuwvooral de I
zeer groote hoeveelheid gouden mun-
ten verdient de aandacht.
Een ongeluk.
Woensdagnamiddag sprong aan den I
overweg van de spoorbaan nabij Ak-
kram een paard, waarop de eigenaar I
zat, over den neergelaten afsluitboom I
toen een aankomende locomotief
reeds zeer nabij was. Door den schok
stortten ruiter en paard tusschen de I
rails. De wachteres vrouw An-1
dreae had genoeg tegenwoordig
heid van geest om haar veilig-sein I
in onveilig te veranderen, de machi- I
nist, die dit dadelijk opmerkte, stopte
terstond en mocht de machine tot
stilstand brengen vóór dat de plaats I
van het ongeluk bereikt was. Het
bleek aan de dadelijk toeschietende I
helpers, dat de heer P. de eige-1
naar en het paard er met lichte I
wonden waren afgekomen. Machinist I
en wachteres verdienen een woord I
van lof voor hun tegenwoordigheid
van geest en oplettendheid.
„Ik heb vaak hooren zeggen, dat
honden dol worden van een muil
band. Is dat waar
„Er zijn menschen die het gelooven.
maar het is een dwaasheid. Van het
dresseeren voor de jacht zou een hond
geen gevaar hebben dol te worden,
evenmin van het inspannende werk om
kunstjes te leeren en wel van het
dragen van een muilkorf? Gekheid.
Het tegendeel is waar. Overal waar
het geregeld dragen van den muil
band wordt voorgeschreven, vermin
dert de hondsdolheid. In 1846 werd
het muilbanden te Berlijn en in 1876
door geheel Duitschland verplicht
gesteld en in Beieren nam een ware
hondsdolheid-epidemie eerst af, toen
men (weliswaar naast een honden
belasting en geneeskundig onder
zoek) het dragen van een muilkorf
in alle gevallen had voorgeschreven.
De „Veterinairrath" (vereeniging
van veeartsen) verklaarde in het jaar
1878, dat voor honden in groote
steden het dragen van een muilkorf
aangewezen (angereigt) is en een
Weener deskundige, Prof. Dr. F. Mül-
ler, betoogt, dat de muilkorf voor
den mensch het beste middel is tot
geruststelling en een beveiliging te
gen den beet in het algemeen.
Victor Galthier, professeur aan de
„école vétérinaire" te Lyon, is van
oordeel, dat het dragen van den
muilband overal waar men er een
gepast gebruik van heeft gemaakt,
een nuttige uitwerking heeft gehad.
„Zelfs wanneer honden buiten zijn
met hun meester, behooren zij te
zijn gemuilband of moeten aan een,
touw of ketting worden gehouden.honden. De een trekt als er een hond
Werden overal de honden gemuil- 'uit speelschheid blaffend op hem
De Académie francaise.
De Académie fran§aise had Don-1
derdag twee leden te kiezen, op de
komt toeschieten, zenuwachtig zijn
voeten van de pedalen, in plaats van
wat harder door te rijdeneen wed
loop houdt de hond toch niet vol.
Anderen hebben de [gewoonte, om
wanneer ze rakelings langs een hond
rijden, hem te tergen door ks.
ks. ks. te roepen. Daar wordt
een hond natuurlijk boos om.
De groote last, die een wielrijder
in de stad rijdende van honden on
dervindt, is dat ze voor zijn fiets
loopen, niet luisteren naar de beien
soms zóo onverhoeds onder zijn voor
wiel komen springen, dat de rijder
een leelijken val kan doen. Maar dat
blijft zoo, of men de honden muil
bandt of niet."
Na mijn dank te hebben uitgespro
ken voor. de ontvangen inlichtingen,
trok ik naar mijn derde en laatste
interview, om te vernemen wat de
opinie was van een jager. De heer C,
Prins Szn., lid van onzen gen:
raad, diende mij hierop van infor
matie en zeide mij, dat hij van een
jagersstandpunt niets kwaads ziet in
het muilbanden van alle honden in
de stad. Men moet evenwel zoodra
de grenzen der gemeente zijn over
schreden, den jachthonden den muil
band kunnen afnemen, want een ge
muilbande jachthond op jacht is een
onding.
Ziehier dan in korte trekken de
meeningen van drie zeer verschillende
categoriën. Misschien kan het den
Raad van eenigen dienst zijn dit te
weten en dit achtbaar College helpen
bij het nemen van een dier wijze be
sluiten, tot het nemen waarvan de
burgerij het geroepen heeft
FIDELIO.