NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
jle Jaargang.
Woensdag 28 Februari 1894.
No. 3269
ABONNEMENTSPRIJS:
ADVERTENTIËN:
STADSNIEUWS.
HAARLEM'S DAGBLAD
Voor Haarlem per 3 maandenf 1,20.
Franco door het geheele Rgk, per 3 maanden 1,65.
Afzonderlijke nummers0,05.
Geïllustreerd Zondagsblad, per 3 maanden 0,30.
franco per post 0,37J.
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Bureau: Kleine Houtstraat 14, Haarlem. Telefoonnummer 122.
van 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 Cents.
Groote letters naar plaatsruimte.
Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Reclames 20 Cents per regel.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door
onze agenten en door alle boekhandelaren en courantiers.
Directeur-Uitgever J. C. PEEREBOOM.
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. DAUBE dr CoJOHN F. JONESSucc.Parijs dlbis Faubourg Montmartre.
Haarlem, 27 Februari 1894.
Slöj d-onderwij s
gMet 1 Mei zal aan de school der
Doopsgezinden in de Ripperdas tra a l
alhier het slöjd-onderwijs worden in
gevoerd. Het hoofd der school, de heer
W. Swart die voor dit onderricht is
gediplomeerd, is hiermede belast.
Deze school is de tweede in ons
land, waar het slöjd-onder wijs zal
worden gegeven.
Nijverheid.
Het alhier gevestigde departement
van de Mij. tot Bevord. v. Nijverheid
vergaderde Maandagavond onder voor
zitterschap van den heer mr. Joh.
Enschedé Jr.
Door het Bestuur werd medege
deeld, dat het zal overleggen of ten
gevolge van de wetswijziging der Mij.,
verandering van het huishoudelijk
reglement van het departement noo-
dig is. Voorts, dat de Commissie be
last met het opmaken van ontwerp
statuten en reglement voor een Ar
beidsraad met haar werk is gereed
gekomen en Exx. van dat ontwerp
zijn rondgezonden aan de besturen
der verschillende vereenigingen welke
in Maart zullen vergaderen om een
en andei; vast te stellen en den Ar
beidsraad op te richten.
Voorstellen voor de algemeene ver
gadering kwamen niet in. Aan de
orde kwam daarop de bespreking van
het praeadvies door Directeuren der
Maatschappij gegeven op de ontwerp-
wet op de octrooien, welke bespreking
door enkele leden was verlangd.
Dit praeadvies luidde gunstig vóór
de wederinvoering eener octrooiwet.
De heer H. W. E. Struve, inspec
teur van den Arbeid, juicht dit praead
vies toe. Naar aanleiding van art. V
van het ontwerp betoogt hij de nood
zakelijkheid, om aan den eenen kant
den uitvinder beschermende, aan den
anderen kant niet aan het algemeen
belang te kort te doen. Spreker zou
willen bepaald zien, dat 8 jaar na
de verleening van het octrooi, ook
anderen van de uitvinding zullen
kunnen profiteeren.
De heer Enschedé doet opmerken,
dat men zich kan plaatsen op vier
derlei standpunt. Het eerste isIs
een octrooiwet voor den vooruitgang
van het algemeene weten van belang
Hiervan heeft spreker zich geen
rekenschap kunnen geven. Hij gelooft
niet, dat de vooruitgang van de we
tenschap beheerscht wordt door de
aanwezigheid van een octrooiwet.
Zonder octrooi is ieder fabrikant er
toch op uit, steeds zijn fabrikaat te
verbeteren, om beter waar te kunnen
leveren dan zijne concurrentendan
gaan dus de verbeteringen langzaam
en geleidelijk, dagelijks voort. .Met
een octrooiwet gaan we hier en daar
met een schok naar boven.
Het tweede standpunt is of een
octrooiwet voor de nederlandsche nij
verheid nuttig is. Spreker heeft hoo-
ren beweren, dat onze industrie juist
veel profiteert doordat zij het nieuwste
dat in het buitenland is uitgevonden
en waarvoor daar octrooi is verkregen,
kan maken en exploiteeren.
Hadden we in Nederland een oc
trooiwet, dan zou dat natuurfijk niet
meer gaan.
Het derde standpunt isof het
van belang is voor den uitvinder?
Maar zonder octrooien worden er im-
mèrs ook wel uitvindingen gedaan.
En krijgt een uitvinder geen loon
voor zijn arbeid dan moet hij maar
wat anders doen dan uitvinden.
Het vierde standpunt is dat van
professor Huet, die meent dat wij
een octrooiwet moeten hebben, om
dat die in alle landen van Europa
bestaat. Dit vindt spreker voor ons
geen argument.
De heer J. H. Krelage evenwel be
toogt, dat voor hem dit vierde stand
punt het belangrijkste is. Is het wer
kelijk waar, dat het de nederland-
sehe industrie zou schaden wanneer
Nederland alleen geen octrooiwet
heeft, dan zou spreker zeggen wel
nu dan, maak er dan maar een,
maar zoo zacht mogelijk Dit stand
punt begrijpt spreker zich zeer goed.
Vroeger heeft Nederland zich om
dezelfde reden ook wel aangesloten
bij de phylloxera-conventie, hoewel
iedereen overtuigd was van den onzin
van dien wet.
Overigens is spreker niet voor een
octrooiwet, waarbij hij deze vergelijkt
met de wet op het auteursrecht, die
niet is in het algemeen belang.
Hierna nam de heer Struve op
nieuw het woord en legde uitvoerig
zijne meening over de principieele
quaestie „octrooiwetjofniet?"bloot,
waarbij hij zich als overtuigd voor
stander van zulk een wet deed ken
nen.
Een besluit werd wegens de gerin
ge opkomst der leden niet genomen.
Aan Directeuren zal worden gemeld,
dat het Departement de zaak heeft
behandeld.
Erratum.
De personeele kegelwedstrijd, uit
geschreven door de kegelclub „Hard
gaat ie" alhier duurt evenals de wed
strijd-vrije baan tot en met 8 April
a. s.
Dat wij in ons bericht over den
wedstrijd van Zaterdag j.l. abusief
vermeldden, dat de personeele wed-'
strijd tot en met 8 Maart duurde,
vindt zijn oorzaak in een drukfout
in het reglement van den wedstrijd.
Neerboseli. Wat nu?
Nadat Van Deth en Van Houten
in hunne eerste brochure en vooral
Van Deth in zijn tweede geschrift, de
natie hadden doen ontstellen over de
gruwelen die te Neerbosch zouden zijn
en worden gepleegd, is het bezadigde
en toch onomwonden rapport van de
Commissie van onderzoek verschenen
en heeft de gemoederen weer wat tot
rust gebracht.
Althans wij voor ons stellen vol
komen vertrouwen in dat rapport.
Wantrouwen en verdachtmaking zijn
in onzen tijd helaas aan de orde van
den dag en er zijn menschen, die
maar niet schijnen te kunnen geloo-
ven. dat iemand iets goeds doet om
dat het goed is, zonder bijbedoelin
gen. Dit wantrouwen zal ook der
Commissie niet bespaard worden,
maar vele weidenkenden in den lande
zullen, met ons, haar dank weten
voor den moeilijken en langdurigen
arbeid dien zij zich heeft getroost om
het nederlandsche volk, dat zijne wee
zen daar deed en doet verplegen, de
waarheid te zeggen over Neerbosch.
In welk licht nu de heer Van
Deth met zijne laatste brochure komt
te staan, zullen wij niet uitvoerig na
gaan. Dat hij met opzet en tegen beter
weten in aan den heer Van't Linden-
hout en zijn gezin, dingen heeft aan
gewreven, waarvoor geen spoor van
bewijs gevonden is kunnen worden,
willen wij niet veronderstellen. Veel
eer komt het ons voor, dat hij, te
gretig naar gegevens zoekende, alles
heeft aangenomen,watmenhem gelief
de te brengen, rijp en groen, en dat
hij daarna dit hutspotje] van onwaar
heid, halve waarheid en heele waar
heid heeft laten koken op het heete
vuur zijner fantasie.
Over die fantasie volge hier een klein
staaltje, dat, hoe onbeduidend op zich
zelf, toch een typisch voorbeeld is van
de wijze waarop de heer Van Deth in
zich opneemt en verwerkt. De ar
beider Vreeken vertelde in de bekende
vergadering te Hoofddorp, dat toen
hij zijne kleinkinderen had terugge
haald van Neerbosch zij zoo zwak
waren dat ze niets konden verdragen
dan éen lepel melk op drie lepels
water. In de vergadering in Felix
Favore deed de heer Van Deth dit
verhaal, maar sprak van een lepel
melk op zeven lepels water.
Natuurlijk kreeg het geval hierdoor
nog schriller kleur.
En toch heeft Van Deth met zijn
trompetgeschal iets goeds gewrocht.
Het behoeft niemand te beleedigen
wanneer wij veronderstellen, dat zon
der zijn opzienbarend optreden Neer
bosch nog zou zijn en blijven, zooals
het in de laatste jaren geweest is.
Het is volkomen verklaarbaar, dat
hij die aan het hoofd staat van een
groote inrichting, allengs niet meer
ziet wat er aan ontbreekt, omdat hij
er aan gewoon is geraakt. Die gebre
ken aan den dag te hebben gebracht,
is de onbetwistbare verdienste van
Van Deth.
Immers uit het rapport van de
Commissie is, op welk een bezadig-
den toon het ook geschreven was,
duidelijk gebleken dat er aan de
inrichting nogal wat haperde. Wij
hebben gelezen, hoe wonderlijk
de boekhoudingdie basis voor
al van een groote zaak, was ingericht,
het is zonneklaar, dat er in het re
glement verbeteringen behooren te
worden aangebracht, dat de inrich
ting van de slaapzalen te wenschen
overlaat, dat het toezicht onvoldoen
de is, dat er vaak gestraft wordt
door ondergeschikten, buiten den
directeur om, dat de geneeskundige
dienst behoort te worden gereorga
niseerd, zóo dat de geneesheer meer
geregeld toezicht houden en zijn bij
zondere aandacht aan de te Neerbosch
veel voorkomende longtering wijden
zal en dat er meer contróle zal zijn
over de inrichting door een bestuur,
dat niet maar in naam bestuur uit
oefent.
Wij weten dus nu, wat er aan de
inrichting ontbreekt. In het rapport
staat te lezen, dat de boekhouding
reeds verbeterd is en meer waarbor
gen aanbiedt van een juist overzicht.
Maar hoe zal het nu gaan met de
overige wijzigingen die de Commissie
noodig aeüt? Zal de heer Van 't
Lindenhout, nu hij er [op gewezen
is, alles wat onvoldoende is van ston
de af aan, gaan verbeteren. Wij wil
len het gaarne aannemen, maar heb
ben daarvan nergens de zekerheid ge
kregen.
Wat nu?
De geschiedenis is nu zoó: bro
chure van Houten en van Deth,
tweede brochure van van Deth, rap
port der Commissiemaar hier
mee is de zaak nog niet volledig.
Wat wij nü nog zouden willen zien,
dat is een geschrift van den heer
Van 't Lindenhout zelf, een rapport
van wat door hem is gedaan, om te
verbeteren wat onvoldoende en ver
keerd was te Neerbosch. Natuurlijk
kan hij dat nu nog niet geven. Voor
vele der noodzakelijke hervormingen
is tijd noodig. Maar zal de reeks van
geschriften over de weesinrichting te
Neerbosch gesloten kunnen worden,
dan kan dat alleen geschieden door
een rapport van den Directeur zel£
dat verschijnt bijvoorbeeld over een
jaar en waarin hij aan het neder
landsche volk mededeelt wat er door
hem gedaan is nadat de Commissie
hem heeft doen zien, wat er aan zijn
gesticht ontbrak.
Zulk een mededeeling, desnoods be
vestigd door de onderteekening van
eenige leden der Commissie, zal het
vertrouwen herstellen in de wees
inrichting te Neerbosch, een vertrou
wen dat nu bij velen meer of minder
is geschokt.
Zulk een ruiterlijke verklaring is
de heer Van 't Lindenhout aan zich-
zelven en aan zijne inrichting ver
plicht
Er is nog een punt van beteekenis
en dat wij niet dan met leedwezen
ter sprake brengen. Het geldt name
lijk de positie van mevrouw Van ft
Lindenhout tot de inrichting.
In deze teere quaestie schrijven wij
slechts de woorden van het rapport
af. Wij lezen daarin
„De straffen die aan de meisjes
„worden opgelegd, zijn over het alge-
„meen van zachteren aard. Intusschen
„kan niet geloochend worden, dat de
„echtgenoote van den directeur meer-
„malen gestraft heeft op eene wijze,
„die de goedkeuring der Commissie
„niet wegdraagt.
Elders leest men
„Afkeurenswaardig dunkt het de
„comm. evenzeer dat de echtgenoote
„van den directeur, soms meisjes
„en dat niet alleen bij zeer ernstige
„overtredingen met een stok ette
lijke slagen op den rug geeft.
terwijl de commissie ten slotte haar
oordeel over de echtgenoote van den
directeur aldus samenvat:
„Zulk een aangenamen indruk als
„de directeur had zijne echtgenoote
„op vele weezen en voornamelijk op
„meisjes, die veel met haar in aanra
king waren geweest, niet achterge
laten. Ofschoon wij alle reden hebben
„voor de onderstelling dat het toezicht
op de gewone huishouding aan hare
handen uitnemend is toevertrouwd,
„meenen wij_ dat het gemis van eigen
schappen die sommigen vrouwen als
aangeboren zijn, haar voor den dage-