HIT STQBKHÏÏIS.
Een Origineel Verhaal.
HAARLEMMER HALLETJES.
ccn.
BINNENLAND.
Een verhaal uit Amerika verteld door
een naneef van Münchhausen.
Jackson Peters leunde achterover
in zijn stoel en blies kringetjes naar
den zolder. Jones," zei hij, „ik wou
je oordeel wel eens vernemen over een
verhaal dat een van mijn kennissen
mij gisteren deed."
„Wel Jackson," zei Jones voorzich
tig-
„Nu dan," ging deze voort, „iemand
vertelde mij dat hij bij een storm
gezien had, dat een strootje dooreen
deur van een duim dik werd heen
gedreven."
„Dat kan nooit gebeurd zijn," zei
Jackson. „Die kennis van je heeft
misbruik gemaakt van je jeugdige on
ervarenheid. Mij zou hij nooit zulk
een tastbaren leugen hebben durven
vertellen. Evenwel kan een storm
groote kracht hebben. Toen ik in
1890 in Kansas woonde had ik een
groote verzameling kippen, maar een
geweldige storm nam ze alle weg,
uitgezonderd een zwarte spaansche
kip, die zich aan een paaltje wist
vast te klemmen. Toen de storm
voorbij was, had de wind al haar
veeren afgewaaid, maar het dier zelf
dank zij de krampachtige wijze waar
op het zich aan het paaltje vastklem
de, niet kunnen meesleepen."
„Ja," zei Jackson, „ik geloof ook dat
die kennis van mij trachtte mij wat
wijs te maken."
„Zonder twijfel, Jackson. In denzelf
den zomer waarin ik aldus mijn kip
pen verloor, had ik nog meer over
last van stormen. Stormkelders zie je,
zijn dingen waar men weinig aan
heeft. De grondmoeielijkheid in die
omstandigheden is dat men zich moet
vasthouden aan een punt. Het is als
of een schip in een storm midden in
den oceaan aan een paal zou worden
vastgebonden, inplaats van voorden
wind af te drijven.
Bij den eersten storm dien ik mee
maakte, ging ik evenals mijn buren,
naar beneden in mijn kelder.Mijn huis
was al heel gauw weggeblazen, maar ik
gevoelde mij veilig in mijn kelder en
kroop in een hoekje. Plotseling woei
ook de kelder weg en rolde om en
om zoodat ik er uit tuimelde.
Met reuzekracht kroop ik tegen
den storm op, om mij te verbergen
in het gat waarin mijn kelder was ge
metseld geweest. Gij kunt u begrijpen
welke gewaarwordingen mij bezielden,
toen ik bemerkte d t zelfs dat gat
door den storm was weggeslagen. Er
bleef mij niets ander over, dan mij vast
te klemmen aan een boom en mijn
beenen te laten fladderen in den wind.
Toen de storm over wa6 had ik bij
kans geen kleeren meer aan het lijf,
alles was op een enkel kleedingstuk
na, weggeblazen.
Bij het eindigen van dezen storm
en terwijl ik rondkeek en hier een hooi
berg zag, die er nooit geweest was, daar
een spoorweglocomotief, die uit de
rails een half uur ver de prairie in
geblazen en zelf3 een hotel van drie
verdiepingen dat uit de naaste stad hier
komen aanwaaien terwijl ik
dat alles zag,besloot ik mijzelf voortaan
voor dergelijke onaangenaamheden te
behoeden. Ik vervaardigde een storm-
huis in den vorm van een kogel, waar
van de deur en de vensters met ijzeren
platen konden worden gesloten. Het
was inwendig niet bijzonder gemak
kelijk maar door elk plekje te benut
tigen, werd het er toch vrij bewoon
baar in. A^n een der kanten maakte
ik een kribbe, die met riemen belet
werd om te kantelen als de bal rolde.
Op een namiddag kwam een gewel
dige storm opzetten. Ik nam mijn
spaansche kip onder den arm en be
gaf mij in mijn stormhuis, dat ik
zorgvuldig sloot. Binnen tien minuten
rolde het voort, eerst langzaam maar
weldra met een vervaarlijke snelheid.
De beweging was niet onaangenaam
maar eenigszins eigenaardig, vooral
wanneer wij een tijdlang op ons hoofd
6tonden. Mijn kip hield zich daar
beter onder dan ik gedacht had.
Na een poosje viel ik in slaap.
Toen ik wakker werd scheen de be
weging zeer gelijkmatig, met nu en
dan een geweldige bons. Ik keek
door een smal reetje naar buiten en
begreep dadelijk wat er de reden van
was.
De storm was nog toegenomen en
wij rolden niet op, maar vlogen bo
ven den grond, nu en dan tegen een
toren of tegen een ander hoog ge
bouw aanbonzende. Naderhand toen
de wind bedaarde,rolden we weer kalm
over een onmetelijke grasvlakte.
Behalve ons stormhuis blies de storm
nog vele andere huizen voort, maar
door hun vierkanten vorm konden
deze mijn record niet houden. Wij
dreven heel genoeglijk de rivier de
Arkansas over, zonder dat een drop
pel water in het stormhuis binnen
drong.
Allengs bedaarde de storm en toen
de wind geheel was gaan liggen,
opende ik de deur en klom met mijn
kip uit het stormhuis. Een voorbij
ganger vertelde mij, dat ik op het
grondgebied der Indianen was, we
waren dus door vijf staten van Noord
Amerika heengerold.
Gelukkig kwam er twee dagen la
ter een andere orkaan, die ons weer
naar huis blies. Toen ik mijn zwarte
kip uit het stormhuis liet, begon zij
dadelijk in den grond te krabbelen
also er niets gebeurd was."
„Hoe hield je het stormhuis stil
bij je boerderij vroeg Jackson
Peters.
„Jackson," zei Jones, „je manie voor
vragen doen komt te laat. Je hadt
die gisteren moeten hebben toen je
kennis je wilde wijsmaken dat hij
stroo door een zwaar meubel had
zien waaien en je toont een gemis
aan begrip van de waarde van histo
rische gegevens, wanneer je na dat
sprookjes verhaal te hebben geslikt
met de onnoozelheid van een twee
jarig kind, onbeteekenende bijzonder
heden verlangt te weten over een een
voudig verhaal uit de prairieën als
het mijne
Mejuffrouw Eline AmandineSillin-
ger was de trotsche eigenares van een
mooi hoofd met kastanjebruin haar,
dat zich bevond boven op een paar
breede schouders welke correspon
deerden met een boezem waarin een
hart klopte, al veertig jaar lang.
Dit is een heel ernstig verhaal.
Eline Amandine woonde op de
Keizersgracht te Amsterdam.
Ze was zeer rijk.
Zij was zeer eenvoudig.
Haar lengte was vijfvoet, drie duim
zonder fransohe hakken.
Maar het meest karakteristieke in
haar was, dat zij een bijzonder origi-
neele vrouw was.
Haar originaliteit was eindeloos.
Haar brein was een en al originaliteit.
Zij begon liet leven als de dochter
van haar vader later werd zij de
vrouw vaneen man.Niet van een vader
want ze hadden geen kinderen er
is ook niets origineels in om kinderen
te hebben.
Vóór ze veertig werd was ze origi
neel verliefd geweest op iemand,
maar hij bemerkte er niets van en
was met een ander getrouwd. En toen
ze veertig was, kreeg ze heel origi
neel, op eens twee aanbidders tegelijk.
Zal ik u even voorstellen?
De heer Van Spronckhuijsen, van
deftige familie maar zonder geld, die
dat van Eline Amandine noodig had
om zijn stand op te houden en de heer
Stomp, die wel geld bezat, maar
het „van" voor zijn naam miste, be
nevens een behoorlijk bijgehouden
stamboom.
Origineel waren ze allebei. Van
Spronckhuijzen omdat hij er een
witte-muizen fokkerij op na hielden
Stomp, omdat hij tooneelstukkjn
schreef.
Eline Amandine kon niet recht met
zichzelve eens worden van wien ze
het meest hield. Wat denk gij lezer?
Van den heer met „van" of van den
tooneelschrijver Ik bedoel van den
tooneelschrij ver of van den heer met
„van".
„Ik wil alleen om mij zelve bemind
worden," dacht zij bij zichzelven,
„Wien zal ik dan trouwen
Toen kwam ze op het denkbeeld
om een proef op hen te nemen. Maar
welke? Natuurlijk een origineele!
vertelde hij dat hij op reis ging, boog
en verdween.
Alzoo de heer Van Spronckhuijsen
af. Voor goed natuurlijk.
De heer Stomp komt op. In het por
taal heeft de heer Van Spronckhuij
sen hem ingelicht.
„Het kan toch niet waar zijn, dat
gij uw geld hebt verloren vraagt hij.
„Helaas ja," schreit Eline Amandine
in diepe wanhoop, „het is zoo."
„Een ouatooneelkunstje,"zegt Stomp
terzijde en in plaats van heen te gaan
van Juli met de keizerin een
tocht maken naar Noorwegen met de
„Hohenzollern"; in het begin van
Aug. zal de keizer den zeilwedstrijd
bij Cowes bijwonen, en in het begin
van September de groote manoeuvres.
Koloaieatie ia Ned.-Indie.
Het bekende betoog van prof. Stok
vis, dat kolonisatie in Ned.-Indië
mits noodige voorzorgsmaatregelen
worden genomen, alleszins mogelijk
ji is, heeft in het Bat. Rbld. ernstige
zooais de „van", biedt hij haar hart j bestrijding gevonden. g
a De schrijver van dat artikel is vaa
en hand aan en houdt "daarbij een
roerende alleenspraak uit een zijner
tooneelstukken.
Hun huwelijk heeft plaats.
Nadat het gesloten was, leefden zij
niet aangenaam met elkander.
Want haar bankier was inderdaad
met haar geld op de loop gegaan.
Zij had de waarheid gesproken.
Heel origineel
Ban Zatsrdagavondpraatje
De politie is er om de orde te
handhaven.
Dat is klaar als een klontje.
Maar wat is orde?
Toch niet alleen, dat de lieve jeugd
niet al te veel de vreedzame burgerij
molesteert en d t ruziemakers worden
uiteengejaagd. Onder de maatschap
pelijke orde behoort ook, dat iemands
bezittingen veilig zijn voor de grijp-
lustige handen van diegenen, die, veel
liever dan hunne vingers te laten
vereelten door eerlijken arbeid, ze
bevlekken met gestolen goed.
In zooverre raakt de taak van de
politie die van de justitie en die twee
lichamen zijn in de meeste gevallen
dan ook zóo nauw aan elkaar ver
bonden, dat het publiek moeilijk kan
onderscheiden waar de taak van de
een ophoudt en waar die van de
ander begint.
De Rijks veld wacht doet ook wel
dienst tot het opsporen van misdrij
ven, maar in hoofdzaak is het toch
de politie die daarmee belast is en
meer in het bizonder de recherche,
een tak van dienst waarvan de be
oefenaars rechercheurs worden ge
noemd.
Rechercher is de fransche term
voor opsporeneen rechercheur is dus
een opspoorder. Vroeger, toen deze
tak van dienst hier nog niet was in
gevoerd, werd als er een diefstal of
diefstalletje (om nu maar van erger
misdrijven niet te gewagen) gepleegd
werd, den agenten van politie aan
gezegd, dat zij goed moesten opletten
of zij den schuldige ook konden ge
waar worden.
Tevens werd aan enkelen hunner
opgedragen nasporingen te doen.
Zij deden zeer stellig daartoe hun|
Mejuffrouw Eline Amandine Sillin-
ger vergoot stroomen van tranen,
toen de heer van Spronckhuijsen
werd aangediend.
„Wat deert u?" vroeg de „van'
met zeer welopgevoede belangstelling,
galanterie met een stamboom."
„O, gilde Eline Amandine, „ik ben
al mijn geld kwijt. Mijn bankier is op
de loop."
De heer Van Spronckhuijsen werd
allerelegantst bleek, zooals dat past
aan een lid van een familie met een
stamboom en, na een woord van be
klag, zoo sierlijk dat zijn oudste voor
vader het niet verbeterd zou hebben,
best, maar niettemin bleef de dader
van menig misdrijf en misdrijfje on
gestraft. Hoe kon het ook andere,
daar de agenten van politie in dien
tijd meer dan genoeg te doen hadden
om behalve het bezetten van de vaste
oosten, nog voor de gewone surveil-
ance te zorgen Hun aantal was zoo
klein dat ieder man voor de behoefte
van den dagelijkschen dienst dubbel
en dwars noodig was en zoo schoot,
ook omdat ,er geregeld aflossing plaats
had en een onderzoek dus herhaal
delijk moest worden afgebroken, me
nig Delangrijk geval er bij in.
Andere groote gemeenten hadden al
lang hun recherche vóór die in 1892
te Haarlem werd in het leven geroe
pen. Wie heeft nooit eens gehoord
of gelezen van Panhorst en Verbeek,
de amsterdamsche rechercheurs, die
jewoonlij k een werkzaam aandeel heb
ben in de opsporing van den bedrij
ver van elk belangrijk misdrijf, dat
de hoofdstad voorvalt? Als een
soort van Siameesche tweeling zijn
hunne namen altijd aan elkaar ver
bonden, zooals ze ook samen uitgaan
op hun zoo nuttige tochten, waarvan
het doel is den argeloozen burgerte
gen de groote jfirma Grij pgraag, Roof-
lust, Steelveel Co. te verdedigen.
Toen onze haarlemsche recherche
werd |in 't leven geroepen, koos men
als rechercheurs een paar handige
ijverige en tevens fatsoenlijke politie
agenten, A. M. Verkerk en M. L.
van Halst. Dat is nu twee jaar
geleden en wanneer op dit oogen-
blik een statistiek werd opgemaakt
van wat zij in die twee jaar al aan
den dag hebben gebracht, dan zou
daarmee een aardig boekdeeltje te vul
len zij n. Ze zien er zoo dood-onschul-
dig uitde lange Van Hulst, die stap
pen doet waartegen zijn kleiöe mak
ker tevergeefs zou trachten te con-
curreeren terwijl zij beiden rondkijken
met een gezicht alsof ze uit potver-
I teren gingen, de oolijkerts!
Zoodra er een misdrijf bekend wordt,
Keizer Wilhelm.
In weerwil van alle tegenspraak
op het bericht van een voorgenomen
bezoek des Keizers in dezen zomer
aan het Nederlandsche Hof wordt
thans uit Kiel aan de Berliner Bor-
senzeitung geschreven, dat Z. M. den
22 Juni zich aldaar aan boord van
het yacht Hohenzollern zal begeven,
om eenige weken op reis te gaan.
„Zijne Majesteit" zoo luidt het
verder „is voornemens, eerst na *r
Nederland te reizen en aldaar ten
Hove een bezoek te brengen. De ge-
heele kapel der 1ste matrozendivisie,
ter sterkte van ruim 50 man, zal
mede op de Hohenzollern worden in
gescheept. Leden dezer kapel, ver
sterkt door met stem begaafde
en zangkundige manschappen van
het keizerlijk yacht Hohenzollern
moeten de Nederlandsche volkslie
deren van Kremser (Liedercyclus
voor mannenkoor, soli en orkest)
vooreerst aan boord, onder leiding
van den koninklijken muziekdiri-
gent PoLt, den Keizer ten gehoore
te brengen, om vervolgens de Koningin
der Nederlanden met eene voordracht
dezer liederen te vereeren. Behalve
aan Den Haag zal ook aan Amster
dam een bezoek des Keizers ten deel
valllen. Na ongeveer eene week ver
blijf in Nederland zal de Hohenzollern
eerst op3toomen naar Cowes, alwaar
de Keizer den zeilwedstrijd wil bij
wonen. Van Cowes gaat de vaart naar
Schotland, waar de Keizer aan de
jacht in het Hoogland zal deelnemen.
Of Schotland het einddoel, der reis
zal zijn, dan wel of er nog naar de
Noordkaap zal worden gevaren, daar
omtrent zijn nog geene definitieve
beslissingen bekend geworden.
Men schrijft echter aan de K'óln.
Ztg. uit Berlijn
Het bericht uit Kiel, volgens het
welk keizer Wilhelm tegen het einde
van Juni een reis naar Nederland
en Engeland zou maken, blijkt on
juist te zijn. De keizer zal waarschijn
lijk in het laatst van Juni den zeil
wedstrijd te Kiel bijwonen, en in het
gevoelen, dat in geheel Insulinde geen
streek is aan te wijzen, waar zulk een
kolonisatie met eenige kans van wel
slagen kan worden ondernomen. Zelfs
al werden de bergstreken gekozen,
waar de temperatuur zoo ontzaglijk
veel verschilt van die der lakten,
dan nog zou de kolonist op den duur
niet tegen het klimaat zijn opgewas
sen. Overal ontbreek de Earopeesche
winterkoude, die het lichaam de veer
kracht geeft, welke onmisbaar is om
de hevige warmte te verdragen.
De Westerling is en blijlt er dan
ook een vreemue plant, wiens leven-
en voortdurende bloei onophoudelijk
zorg- vereischen, en die bij overprik-
keling allicht uitgeput zuilen raken.
Handenarbeid, dagelij ksche, onafge
broken handenarbeid, kan door den
Europeaan niet ongestraft onder de
stralen der Indische zon verrient wor
den. Na eenigenltij i zal hij het met
zijn gezondheid, zoo niet met zijn
leven boeten. De vele Europeanen,
die in de binnenlanden, hoog in het
gebergte somwijlen gevestigd waren;
wier dagelij ksche bezigheden alleen
bestonden in het nagaan onder een
blakerenden zonneschijn van den ar
beid, door hun werkvolk verricht;
die zich dus al heel weinig lichame
lijk vermoeiden, en die toch na eenige
jaren verblijf in die zoo geroemde
streken, naar Europa moesten ver
trekken om herstel te zoeken voor
geschokte gezondheid, zijn de meest
afdoende bewijzen. Enkele voorbeel
den zijn er, dat volbloed Europeanen
jaren, lange jaren zelf3 achtereen, in
het gebergte een ongestoorde gezond
heid hebben mogen genieten, het is
niet voldoende om tegenover zoovele
anderen het bewijs te leveren van
goede vooruitzichten voor een kolo
nisatie.
Sommige voorstanders van koloni
satie hebben getracht aan te toonen,
dat de Europeaan in de bergstreken
van Sumatra zeer goed den landbouw
kan beoefenen en hebben, ten b 3wijze
daarvan, een voorbeeld tot hunne be
schikking. Maar de schrijver van het
bewuste artikel kent de streken, waar
op dat voorbeeld betrekking heeft, en
weet, dat men hier meer te doen
heeft gehad met een proef uit lief
hebberij.
xAls verpoozing van den dienst wijd
den deze personen eenigen tijd aan
het verbouwen van verschillende
groenten, enz. Het was voor hen een
uitspanning, die wellicht niet eens
een enkel uur daags vorderde. En
daar zij een ander levensonderhoud
de opspoorder aan zijn werk.
Maar hoe doet hij dat? „Wel, dood
eenvoudig," zeggen sommigen die er
iets van meenen te weten, „hij loopt
als het een diefstal betreft, de opkoo-
pers en goud- en zilversmeden af om
te vragen: Hebt u ook een broche
zus en zoo of een gouden ring zoo en
zus gekocht?"
Als dat zoó ging, kon het jongste
zoontje van den jongsten politieagent
wel rechercheur wezen, 't Spreekt van
zelf, dat de recherche in geregelde
verbinding blijtt met opkooper3 en
goudsmeden, maar dat is het eenige
en het voornaamste niet wat zij doen.
De moeilijkheid om een goed recher
cheur te zijn zit hierin, dat hij goed
bekend moet zijn met alle verdachte
huizen en menschen, dat hij dus
moet weten waar Jan en Piet samen
plegen te komen en wanneer; boven
dien moet hy op de hoogte zijn van
hun doen en laten, zoowel overdag als
's nachts, moet weten wat zij verdien-
nen en wat zij uitgeven, of zij er
een goed leventje van nemen, dan
wel schulden maken en dat alles moet
worden gedaan met voorzichtigheid
en zonder dengene die wordt nage
gaan, aan de kaak te stellen, want
in_ elk geval is een verdachte nog geen
misdadiger en mag allerminst de po
litie door tactloos optreden, een on
verdienden blaam op iemand werpen.
De rechercheur moet, zal hij goede
diensten kunnen bewijzen, volkomen
op de hoogte zijn van de dieven van
professie die gevangen zitten en van
den dag waarop zij ontslagen worden.
Zoodra zij weer vrij zijn, maken zij
vooral het voorwerp van een strenge
controle uit, want de rechercheur kent
zijn volkje en weet, dat deze en die
onverbetelijke boeven zijn, die van
daag of morgen, misschien na een
korte periode van eerlijken arbeid,
weer aan het stelen zullen gaan.
Maar is de opspoorder van dit alles
dan ook goed op de hoogte, dan heeft
aangegeven, gewoonlijk al vermoeden
op dezen en genen. Hij jheeft Jan een
dag van te voren in den omtrek van
de plaats waar de diefstal is gepleegd,
zien ronddwalen Piet was dezer
dagen heel slecht bij kas de ma
nier waarop het misdrijf is begaan,
doet aan Klaas denken. Fluks wor
den Jan, Piet of Klaas opgespoord,
eerst nagegaan of dadelijk onder
vraagd en meestal hebben de recher
cheurs den schelm wel te pakken.
Ik zou zoo zeggen, dat er dus om
een goed rechercheur te zijn, nog wel
iets meer gedaan moet worden dan
nu en dan eens een praatje maken
met een opkooperl
't Is merkwaardig om te zien hoe
er tegenwoordig haast geen misdrijf
meer ongestraft blijft. In een minimum
van tijd hebben Verkerk en Van Halst
den dader gewoonlijk bij de kladden
en men kan dan ook gerust zeggen
dat zij aan de burgerij uitstekende
diensten bewijzen. Niet alleen omdat
dikwijls de dieven al gepakt zijn
vóór zij het gestolene hebben kun
nen verkoopen, maar ook en vooral
omdat de firma Grijpgraag, Rooflust
Steelveel en Co., wetende dat zij na
gegaan wordt, veel meer opziet tegen
het begaan van een misdrijf dan ze
doen zou wanneer zij niet onder zoo
strenge contróle stond.
In zooverre werkt dus de recher
che uitnemend tot het voor komen van
misdrijven.
Eigenlijk heb ik nog wat vergeten
bij het opnoemen van wat een goed
rechercheur moet weten. Niet alleen
toch moet hij op de hoogte zijn van
de verdachte lieden en van de hui
zen die ze bezoeken, maar ook de
inrichting van die huizen is het voor
hem nuttig te kennen. Dit is een
maand of wat geleden gebleken bij
een grooten diefstal van schoenen.
De recherche kwam een onderzoek
daarnaar instellen in een huis in
(naar ik meen) de Lange Heerenstraat,
hij wanneer er een misdrijf wordt,maar vond er niets, totdat Verkerk
zich herinnerde, dat hij toen hij nog
timmerman was, in ditzelfde huis
een kelder had gezien. Hij zocht
vond heel spoedig den ingang van
den kelder, dien men bedekt 1
en in den kelder lagen onder een
hoop turfmolm de vermiste schoenen.
Het lag in den aard van de za;
dat toen de recherche bleek zoo goed
te werken, den rechercheurs veel werd
opgedragen naar langzamerhand
bleek te veel. Per slot heeft de
bekwaamste rechercheur, al is hij ook
dag en nacht bezig, behoefte aan rast
en daarom is nu onlangs door den
burgemeester in overleg met c
commissaris van politie, opnieuw een
tweetal rechercheurs, aangesteld. J. W.
Misset en J. Jansen. Deze twee zijn
in hooidzaak belast met het toezicht
op de slechte huizen en hunne be
volking en op de handhaving van
de drankwet. Dat dit toezicht niet
overbodig was, is uit de door d
mannen opgemaakte talrijke proces
sen-verbaal al gebleken.
De twee eerstgenoemde rechercheurs
krijgen ƒ50 meer dan hunne kaïne
raden agenten in uniform en ƒ75
voor kleeding. Mettertijd zullen ook
de twee laatstbenoemden die 50 vet-
hooging wel krijgen, maar toch is dat,
dunkt mij, niet heel veel. Sedert de
uitbreiding van het aantal agenten
3de klasse is de promotie gering en
daarom en ook om de betrekking v*
rechercheur een begeerlijke te doen
zijn en blijven, zou het m. i. g
zijn, hen wat hooger te salarieeren,
bijvoorbeeld met ƒ150 meer dan de
agenten 2e kl. in uniform. De go~Jo
diensten die zij bewijzen (mij is ver*
zekerd, dat er sedert de recherche
werking is, in verhouding tot de toe
name der bevolking veel minder dief
stallen voorkomen) zouden deze on
derscheiding volkomen wettigen.
FIDELIO-